Tag Archives: doping

Guus van Holland kan eindelijk ontspannen lachen

8 feb

Guus was aanwezig bij de opening van De Derde Helft bij RCL (27 nov. – 2019). Daar zag hij voor het eerst in zijn leven ‘live’ een potje walking football. Het plezier viel hem op, de humor, maar ook de energie die erin werd gestoken. Contacten werden uitgewisseld, lijntjes werden gelegd, en het wachten is nu op het officiële debuut van Guus. Guus debuteerde op woensdag 5 februari als gastspreker bij RCL. Dit deed hij vanuit het project De Derde Helft, waarbij activiteiten voor en door ouderen worden georganiseerd in de ‘kantine’. Gewoon praten over zijn carrière als sportjournalist. Anekdotes vertellen.

En anekdotes, die heeft Guus genoeg. Anekdotes over Louis van Gaal, het Ajax van ’95, de Tour de France, Joop Zoetemelk, het journalistieke vak, en het gereformeerde Bennekom. Guus debuteert vandaag officieel op de website van OldStars.nl, en doet exclusief voor OldStars zijn verhaal! 

Geboorteplaats Bennekom, een gereformeerd dorp
‘Ik ben geboren in Bennekom, een christelijk dorp vlakbij Ede. Ik ben ook christelijk opgevoed, gereformeerd. Het mooie was: mijn vader heeft me het christendom min of meer proberen bij te brengen, dus zat ik zondagochtend als kind in de kerk, maar met diezelfde vader fietste ik na de kerk naar de Wageningse Berg, om samen naar Wageningen te kijken. Voetbal kijken op zondag hoorde in Bennekom eigenlijk niet. Toen ik elf/twaalf was heb ik het christelijk geloof wat achter me gelaten. Ik heb nog wel op een christelijk lyceum gezeten, maar dat heb ik ook niet afgemaakt. Daar ging het er erg streng aan toe. Veel over de Bijbel, en heel streng over allerlei dingen. Ik ben blij dat ik daar niet gebleven ben, kon blijven eigenlijk.’

‘Op een gegeven moment heb je geen zin meer om op zondagochtend naar de kerk te gaan. Dan blijf je liever liggen, slaap je liever uit. Mijn ouders besloten toen, met moeite, laat hem maar liggen.’

Invloed van gereformeerd Bennekom op leven
‘Mijn christelijke achtergrond in mijn jeugd heeft toch wel enige invloed gehad op mij denk ik. Ik heb er wel een beetje last van gekregen, in de vorm van een achtervolgingswaan. Ik weet niet precies of het daardoor komt, maar het zou goed kunnen. Als je dit niet doet dan werd je gestraft: een schuldgevoel aanpraten. Als je iets raars deed dan kwamen de ouderlingen aan de deur. En in Bennekom wist meteen het hele dorp het als je op zondag niet in de kerk verscheen. Heel streng was het. Als je dit niet doet, dan kom je niet in de hemel.’

Van gereformeerd naar boeddhist
‘Ik ben er erg gevoelig voor geworden, denk ik. Nu probeer ik boeddhist te worden. Maar ik moet oppassen dat ik niet achter een goeroe aan ga lopen. Je bent er hier veel vrijer in. Het is niet zo dat je ergens voor gestraft wordt. Bij het boeddhisme kan je zelf vrijheid vinden. In plaats van dit mag niet en dit mag wel. Wat is die term ook alweer? Dogma’s. Dogma’s van zo moet het en zo moet het niet. Die kennen ze niet in het boeddhisme. Het is heel moeilijk om zo te leven, maar het bevalt me veel beter dan dat wat ik als kind heb meegemaakt.’

Vrijheidsgevoel
‘Méér vrijheidsgevoel, dat heb ik altijd wel gehad in mijn leven. Ook in mijn voetbaltijd (vv Bennekom 1, red.) Ik had als jongen een baard en heel lang haar, dan word je al gauw als een soort hippie gezien. Ik was erg opstandig tegenover trainers. Ik was wel altijd heel trouw aanwezig, misschien wel meer dan de andere spelers, maar als trainers zeiden je moet dit doen, je moet dat doen, dan dacht ik, waar is dat voor nodig? Maar dat heb ik altijd wel een beetje gehad hoor. Heb altijd wel mijn eigen koers gekozen. Mijn eigen weg.’

‘Toen de eerste sponsor zich aandiende, kreeg je trainingspakken van de sponsor met de naam van de sponsor erop. Toen zei ik, dat doe ik niet. ‘Ja,maar dan krijg je ervoor betaald.’ Nee, dat doe ik niet. Principieel was dat. Ik heb dat altijd wel een beetje in me gehad, mijn eigen weg willen kiezen. In de journalistiek heb ik dat kunnen uitbouwen , of eigenlijk kunnen volhouden. Ik schrijf wat ik zelf wil of vind. Als dan een boze voorzitter op me af kwam, of een boze sponsor, of de Ajax-voorzitter, en vroeg wat heb je nou weer gedaan? Dan zei ik: ik heb niks met je te maken, ik zie een wedstrijd en ik schrijf op wat ik zie. Die vrijheidsdrang, of onafhankelijkheidsdrang, heb ik altijd wel een beetje gehad. Ik wil niet met handen en voeten gebonden zijn aan wie dan ook.’

Begin van carrière
‘In het begin van mijn carrière was dat soms wel moeilijk, omdat dan een chef boven je staat. In de eerste jaren mocht ik naar de Tour de France toe. Toen zei mijn chef: nou, ik weet niet of je daar nog een keer naar toe moet. Ik had zoiets van, wat zullen we nu krijgen, waarom niet?! Mijn chef was heel zwart/wit. Ik schreef niet zoals hij dat wilde. En toen gingen anderen erover stemmen. En die zeiden: nee, dat moet hij zelf weten. Dat was het moment dat ik het zat was om iets voor een ander te doen. Dat werd me ook wel meegegeven. Je moet het op je eigen manier doen. Na twee maanden vroegen mensen me: wat ben jij aan het doen? Ik was compleet veranderd volgens hen. Maar ik was gewoon op mijn eigen manier gaan schrijven, en dat werd erg gewaardeerd, al weet ik niet of mijn chef het waardeerde. Maar gelukkig heb ik het de rest van mijn carrière vol kunnen houden.’

Boze brief van directie Coca Cola Nederland
‘Ik had die vrijheid nodig om gewoon stukken te kunnen tikken. Bijvoorbeeld toen ik in de Tour de France was. Die wielrenners kregen eerst altijd een flesje Perrier, bronwater met prik. En ineens moesten ze Cola gaan drinken, omdat die firma een nieuwe grote sponsor was geworden. Bepaalde wielrenners zeiden toen: ik moet die troep niet. En flikkerden dat blikje weg. Ik schreef dan op dat die wielrenners dat zeiden en deden. En dan schreef ik een beetje ongenuanceerd op dat ze ook gelijk hadden. Waarop dan een brief op hoge poten van de directie van Coca Cola Nederland naar mijn hoofdredacteur werd geschreven, van: dat kan allemaal niet hè?! Ik stond er zelf achter van wat ik schreef. Waarop mijn hoofdredacteur zei, dat regelen we allemaal wel, joh. Die vrijheid van hem had ik nodig. Al had ik het achteraf gezien wel wat genuanceerder kunnen opschrijven.’

Guus Kuiper

Guus bij het shirt van Hennie Kuiper in diens museum

Niet doen wat moet/hoort
‘Ik zet me af tegen mensen die ‘meedoen met wat er moet.’ Zo van: als ik niet schrijf wat een voetballer, wielrenner, voorzitter van Ajax of Feyenoord wil, dan kom ik er niet in. Maar ik dacht: ach, dan kom ik er maar niet meer in. Ik heb vaak genoeg beleefd dat ik door dat onafhankelijkheidsgevoel in voetbalstadions ben geweigerd. Het is ook heel moeilijk, een tweestrijd. Omdat je toch voor je krant een stuk moet schrijven, maar je tegelijkertijd onafhankelijk wilt blijven. Veel mensen vonden mijn stukken ook niet leuk. Ze hebben liever dat je positief bent over dingen, maar ik probeerde toch kritisch te blijven.’

Verstandhouding met Louis van Gaal
‘Zoals ik al zei, met die kritische houding maak je niet alleen maar vrienden. Ik heb ook weleens problemen met Louis van Gaal gehad. Na een Europa-Cupwedstrijd, Ajax verloor toen met 3-0, tegen Parma geloof ik. De thuiswedstrijd wonnen ze toen wel. Die week erop, kon ik hem interviewen. Ik was de eerste die een interview met hem kreeg. Als je met 3-0 verliest, uit bij Parma, dan is dat als Ajax zijnde natuurlijk… Van Gaal zei: ja maar heb je gezien hoe ze voetbalden? Ik zei, ja, maar, nou en? Dan doe jij dat toch ook. Ze verdedigden meer, gingen dan counteren, en kwamen er zo snel uit. Die Italianen hadden toen een fantastische voetballer, Zola, en nog een Colombiaan, Asprilla, die heel snel was. Ze kwamen eruit en scoorden drie keer.’

‘Ik zei: dan doe je dat ook, dan ga je toch ook verdedigend spelen en dan erover heen. Ik snap best dat je aanvallend wilt voetballen, maar dat is soms ook naïef. En toen zei hij heel eerlijk: ja, maar dat kan ik hier niet verkopen. Wij kunnen niet in de Meer verdedigend gaan spelen. Dat pikt het publiek niet. Met Louis kon je een prima gesprek voeren. Gewoon discussiëren. In persconferenties moest je er niet tegenin gaan, want dan werd hij hels. Maar één op één kon je prima met hem praten.’

‘Van Gaal wilde altijd dat wanneer ik het had opgeschreven, dat hij het eerst kon lezen voor de publicatie. Hij had toen eigenlijk maar een paar veranderingen. Overal waar ‘ik’ stond, moest ‘wij’ worden. Dat hij niet die mening had, maar de hele club.’

Europa-Cup finale van ’95
Toen ze ooit een keer de finale wonnen, Ajax, in ’95. Toen deed mijn favoriete speler bij Milan niet mee, Savicevic. Ik zat op de perstribune, toen kwam Tom Egbers, van de NOS kwam naar me toe, hij zei: Savicevic doet niet mee. Oké, dan ga ik weer naar huis, zei ik, en stond op om weg te lopen…’

‘Ajax won toen, door een puntertje van Kluivert. Maar AC Milan had net zo goed 4-0 kunnen winnen. Van der Sar haalde prachtige ballen eruit. Om onverklaarbare redenen, hij was gewoon een erg goede keeper. Tweede helft puntertje van Kluivert en daar bleef het bij. Na afloop vroeg ik van Gaal tijdens de persconferentie of het nog uitmaakte of Savicevic niet mee deed bij Milan. Toen zei hij, wij praten niet over één speler. Ik heb toen geschreven dat Ajax niet zijn beste spel had, en dat het niet de beste wedstrijd was, trouwens van beiden. Het was gewoon saai.’

‘Ik weet nog wel, op de heenweg mocht ik niet mee in het vliegtuig van Ajax, want ik was niet pro Ajax. Dat was een vlucht met de spelers, sponsors, zo’n 25 journalisten en het bestuur. Van Gaal had toen geregeld dat ik niet in dat vliegtuig zat, omdat ik te negatief was over Ajax. Vond hij. Terwijl ik het hele jaar overal mee naar toe was geweest. Ineens moest ik toen in een ander vliegtuig naar Wenen, met verslaggevers die nog nooit bij Ajax waren geweest, laat staan bij een voetbalwedstrijd.’

‘Uiteindelijk mocht ik bij de terugreis wel mee. Dat beschouwde ik als een soort overwinning. Er kwamen toen op de terugvlucht bestuursleden van Ajax naar me toe. Die hun excuses aan mij gingen aanbieden omdat ik niet mee mocht in het vliegtuig. Het is een voorbeeld, vooral vanuit Van Gaal: als je niet voor ons bent dan ben je tegen ons. Terwijl ik gewoon opschrijf wat ik zie.’

Niet door van Gaal in keurslijf te krijgen
‘Ik heb weleens gehoord dat Piet Schrijvers, die werd trainer bij FC Wageningen – een jaartje of halfjaartje heeft dat geduurd – dat alle auto’s van de spelers met hun neus dezelfde kant op moesten staan. Hebben ze in Wageningen gezegd: wat is dit dan, ga jij maar weg. Dat is het idee, dat alle journalisten, volgens Van Gaal, maar voor Ajax moeten zijn. Ik kan me voorstellen dat Van Gaal dat wil. Dat Ajax dat wil. Maar mij krijg je niet in dat keurslijf. Daar ben ik wel tevreden over, dat ze me niet in het keurslijf krijgen. En dat je toch iemand bent waar ze op letten.’

‘Lange tijd later, toen ik al lang niet meer met voetbal bezig was, kwam ik van Gaal nog eens tegen. Liep ik met Louis de trap af. Hij zei: ha Guus, lang niet gezien. Ik zei ja klopt, ik ben tegenwoordig ook coach. Toen was ik chef geworden. Hij was heel vriendelijk. Toen behoorde ik niet meer tot de mensen die hij moest sturen. Het zijn ook best prettige mensen, ook van Gaal, maar vanuit hun functie moeten ze zorgen dat iedereen op hun hand is. Echte vriendschappen heb ik niet opgebouwd in de voetbalwereld.’

kati en Guus

Guus met Katarina Witt

Joop Zoetemelk
‘Ik heb meer met wielrenners banden opgebouwd dan met voetballers. Dat is toch een ander soort mensen. Die renners hebben me wel echt echt belogen. Omdat ze doping gebruikten, en over winnen en verliezen onderhandelden, en dat niet durfden te zeggen. Als ik Joop Zoetemelk tegenkom, dan zegt hij, hé Mark, omdat hij niet meer weet hoe ik heet. Maar met al die mensen kan ik nu heel goed opschieten. Al heb ik toen altijd heel kritisch over wielrennen geschreven en soms ook echt botste met dezelfde mensen.’

‘Die topsportwereld, concurrent van elkaar zijn, ervoer ik ook in de competitie tussen de kranten. Zeker de Telegraaf en de rest. Als zij iets weten, willen ze dat als enige of als eerste weten. Mij interesseert dat niet. Ik schrijf liever een verhaal met nuance erin. Als iemand doping gebruikt als topsporter, dan ben ik niet geïnteresseerd in dat die topsporter dat doet, maar wel in waarom hij of zij dat doet. Die topsporters die staan altijd onder zo’n enorme druk, dat kunnen mensen zich niet voorstellen. Ik heb daar altijd kritisch naar gekeken.’

Terug naar de jeugd in Bennekom
‘Het kritisch naar sport kijken is denk ik ook ontstaan in dat dorp, in Bennekom. Sport was iets heidens in die tijd. Dat je niet mag voetballen op zondag. Misschien heb ik daardoor altijd het idee gehad kritisch naar sport te kijken. Niet naar bewegen. Kijk, bewegen is bewegen. Maar topsport is anders. Ik weet intussen uit ervaring dat topsport niet zo gezond is. Kijk, je kan een gouden medaille halen, of drie, en dan op een gegeven moment op je 35ste ben je klaar. Of je lichaam is kapot, of je bent klaar. Dat sterke verlangen naar iets wat het hoogst haalbare is. Het kost alleen maar pijn, topsport. Je bent alleen maar aan het trainen, en aan het strijden, en alles er voor laten. En dan lukt het niet. En dan ben je op je 35ste klaar en dan moet je stoppen, waar heb je het dan voor gedaan. Of je bent op je 20ste klaar door een blessure. Wat doe je dan, als je daarvoor alles ervoor hebt moeten laten?’

Guus zijn kritische houding richting topsport is opmerkelijk te noemen, vanaf de buitenkant. Omdat hij er zelf altijd over heeft geschreven. Bepaalde zaken in het leven van Guus hebben hem gevormd en doen relativeren. Zijn gereformeerde achtergrond is al genoemd, maar zijn scheiding, twee burn-outs en zijn ernstig ziekbed hebben hier ook zeker invloed op gehad.

‘Ik heb problemen gehad na een relatie die uitging. Toen werd ik redelijk depressief. Je kan dan een uitweg zoeken in drank en drugs. Ik zocht mijn uitweg vooral in boeddhisme. Dat boeddhisme heb ik daarna lang losgelaten en me bijna obsessief op mijn journalistieke werk gestort tot ik alles weer op de rails had. Vlak voor mijn pensioen kwam het boeddhisme weer op mijn pad. Het begon weer te kriebelen. Toch dat verlangen naar een kerk, wel zonder een god, maar toch een bepaalde zoektocht. Een zoektocht met vrijheid, zoals dat in het boeddhisme kan. In die zoektocht zit ik nog steeds.’

OldStars walking football spreekt me veel meer aan dan topsport
‘Ik had een probleem op het eind van mijn carrière, dat ik mijn hele leven over sport had geschreven. Mijn probleem vond ik toch wel, dat ik zo geobsedeerd was door strijd en competitie. Dat ik dat altijd mooi vond. Hoe mensen elkaar verrot schoppen. Dat voelde niet lekker. Je kan beter vriendelijk met elkaar omgaan. Kijk naar walking football. Wat mensen mij vertellen. We gaan anderhalf uur spelen, en dan lekker een kopje koffie met elkaar drinken. Of je nou gewonnen hebt of verloren, dat maakt dan niet meer uit. Dat is veel leuker toch, en past veel meer bij mij, en bij de boeddhistische leer, de dharma.’

Op Guus zijn manier met pensioen  
‘Zeven of acht jaar geleden merkte ik dat ik uitgeblust begon te raken. Zeker van de competitie om goede stukken te schrijven. Kreeg last van mijn hart, hartkloppingen enz. Ik werd zelfs aan mijn hart geopereerd. Toen ik thuiskwam van m’n vakantie in Egypte, heb ik toen onmiddellijk een berichtje gestuurd van: ik ben klaar, ik kom niet meer. Ik weet nog wel dat de toenmalige, nieuwe hoofdredacteur eens tegen me zei: ja maar Cruijff heeft wat geschreven, jij moet daarover een stuk schrijven. Toen zei ik: nou, ik doe het niet. Ja maar het moet. Ik doe het toch niet. En ik was niet bang. Ik zei: ik doe het niet. Iedereen zei: jij moet het doen. Ik zei: ik doe het niet. Anderen waren wel bang en gingen dan ineens schrijven. Ik bleef onafhankelijk. Ze wilden me toch niet kwijt. Toen ben ik gestopt, met pensioen gegaan.’

Daar komt ineens die jongen uit het eerste van Bennekom terug die weigert in het trainingspak van de sponsor te lopen. Die zijn eigen koers vaart. Die op zoek is naar antwoorden op het leven, naar zichzelf, naar rust. Inzichten probeert te vinden in het boeddhisme op vragen als waarom hij op deze aarde is. Bepaalde zaken een plaats kunnen te geven. Het wegzetten van een verlangen, misschien wel naar een verlangen naar erkenning en waardering. Wat ontbrak in de calvinistische gereformeerde jeugd.

OldStars lijkt niet bij toeval op het pad van Guus van Holland te zijn gekomen. Ontspanning, lachen, ouwehoeren, liefde voor het spelletje, voetbalanekdotes delen van vroeger, en gewoon met een bakje koffie in de kantine praten over alles wat een mens bezighoudt. Dat is wat OldStars kenmerkt. Weet Guus nu ook.

Guus wil zelf nog het OldStars walking football toernooi noemen bij RCL Leiderdorp: 8 mei, waarbij veel teams (24?) kunnen meedoen en er geld wordt opgehaald voor KIKA in de strijd tegen kanker. Meer informatie volgt hierover.

Het OldStars team wenst Guus een mooi debuut en een ontspannende OldStarscarrière. Met dezelfde ontspannen glimlach die hij tijdens dit interview geregeld liet zien! 

Het gaat mij bij sport niet alleen om winnen

11 jan

Deze wens voor 2018 schreef ik voor Sportknowhowxl.nl

Wat mijn sporthart in 2018 begeert is vooral sportiviteit. Op alle fronten, zowel bij amateurs, recreanten, jeugd en professionals. Minder agressie op en rond de velden, op wegen, banen en in zalen. Hopelijk gaat samen spelen en strijden boven winnen. Meer waardering voor de tegenstander zonder wie je jouw geliefde sport niet kunt bedrijven. Meer aandacht voor de verliezer, minder opwinding over de winnaar.

Vooral de media kunnen daarin het voorbeeld geven. Niet winnaars tot helden bombarderen, maar in nuance het wedstrijdverloop verslaan. Helden zijn mensen die in oorlogen hebben gevochten. Helden zijn geen sportlieden, hoe fel ze ook hebben gestreden om het beste uit zichzelf te halen. De media hebben daarin een opvoedende taak. Wanneer in het strijdperk de grenzen van sportiviteit en respect worden overschreden kan dat overslaan op de toeschouwers, wier zintuigen neigen naar vechtlust.

Ook de invloed van commercie dient met grote argwaan te worden gevolgd, vooral door de media. Het kapitaal mag sportprestaties niet beïnvloeden. Chauvinisme en doping kunnen eveneens bijdragen tot onsportief gedrag en overdreven concurrentiedrift. Niet alleen de prestaties van de ‘onzen’ (dorpsgenoten, landgenoten en familieleden) verdienen respect en aandacht. Buitenlanders en vreemden mogen niet vijandig worden bejegend. Te vaak hoor en lees ik: die Russen, die Chinezen, die Italianen en die Belgen. Alsof het een oorlog is die dient uitgevochten te worden tussen ‘wij en zij’. Russen zijn ook mensen. Ook zij hebben begeerten, net als ‘wij’.

Partijdigheid zit in de mens, beter willen zijn dan de ander is nauwelijks uit te bannen. Terwijl zij tegelijkertijd vijandigheid veroorzaakt: het vernederen van de ander ten gunste van je zelf. Kijk ons eens. Wat is daar zo goed aan? Hopelijk zullen veel mensen het WK voetbal in Rusland volgen, hoe omstreden het toernooi in dat land ook is. Nu Nederland niet meedoet, kunnen we met gepaste afstand de deelnemende ploegen volgen en hun spel aanvaarden – hoe weinig oranje patronen er ook in voorkomen.

Persoonlijk geniet ik van sport zonder nationalisme. Als Tom Dumoulin mooi en hard fietst zal ik daar evenveel van genieten als van de Italiaan Vincenzo Nibali. Ik kijk uit naar de wielerwedstrijden zoals de Giro, de Tour, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix en Milaan-Sanremo. Zoals ik uitkijk naar het WK voetbal, de beslissende wedstrijden van de Champions League en de Winterspelen met hopelijk spannende wedstrijden tussen Nederlanders, Russen en Noren. Spannend moet het wat mij betreft zijn, ongeacht de afkomst van de deelnemers. Daarom volg ik ook golf, met eigenlijk vooral Engelse, Spaanse, Ierse en Amerikaanse uitblinkers.

Mijn voornemen is na mijn prostaatoperatie weer zelf te kunnen sporten: hardlopen, fietsen en golfen. Want eigenlijk is dat toch het leukste: zelf sporten en proberen voldaan te presteren. Om na afloop na te genieten van een drankje en nababbel. Ik hoef niet te winnen, ik wil geen druk (zeker niet van buitenstaanders, zoals media), ik wil plezier. Spelen, het liefst samen spelen en niet concurreren ten koste van mijn gezondheid, zoals ik steeds meer sporters zie doen. Wedstrijdsport mag niet te veel aandacht krijgen. Het gaat niet alleen om winnen, ook niet in 2018.

Guus van Holland (69) is een vooraanstaande (gepensioneerde) Nederlandse sportjournalist. Hij werkte tientallen jaren voor de Volkskrant (van 1976 tot 1988) en NRC Handelsblad (van 1988 tot 2011), voor deze laatste krant ook als chef-sport (van 2000 tot 2005). Hij versloeg vele malen de Tour de France, alle wielerklassiekers, het WK voetbal, Champions-Leaguefinales en Winterspelen, en schreef over diverse sporten alsmede over doping, sportpsychologie en andere sportwetenschappelijke onderwerpen.

Zie voor meer wensen&voornemens: http://www.sportknowhowxl.nl/achtergronden/wensen–voornemens-2018

Doping, nationalisme, begeerte én de macht van geld

27 nov

Het heeft er alle schijn van dat de strijd tegen doping verhardt. Er lijkt voor sporters die ‘verboden middelen’ gebruiken geen ontkomen meer aan. De overkoepelende instantie, het Internationaal Olympisch Comité IOC, heeft zich met de steun van het Wereld Anti-Doping Agentschap WADA, voorgenomen hardere methoden aan te wenden ten einde de sport te zuiveren.

Of ze de strijd zal winnen, is zeer de vraag. Doping is van alle tijden, net als de begeerte om goud en eeuwige glorie te bereiken. Altijd zullen mensen, mogelijk aangestuurd door bonden en landen, op zoek zijn naar het hoogste doel. Wie niet wint, is geen held en zal geen plaats krijgen in de Hall of Fame.

Tekening Wren McDonald (NYTimes)

Tekening Wren McDonald (NY Times)

Na de ogenschijnlijke overmeestering van de rottende wielersport, met als grootste vangst zevenvoudig winnaar van de Tour de France Lance Armstrong, volgde de atletiek. Na doortastend onderzoek door de Duitse televisiezender ARD is gebleken dat het Russische ministerie van Sport en de geheime dienst gebruik van doping heeft gestimuleerd. Journalist Hajo Seppelt kreeg tijdens zijn speurtocht medewerking van een oud-werknemer van de Russische dopingautoriteit en diens vrouw, een oud-atlete. Zij meldden zich in 2013 weliswaar bij WADA, maar meenden na een gesprek geen gehoor te vinden bij de functionarissen van het dopingagentschap en klopten daarom vervolgens via een informant aan bij Seppelt en zijn dopingredactie die eerder met succes doping in de Duitse wielersport hielp blootleggen.

hajo-seppelt_ptg2015_soendergaard_500x320

Hajo Seppelt tijdens Play the Game (Foto Thomas Sondergaard)

Het mag geen verbazing wekken als binnenkort meer atleten worden beschuldigd. Verdachtmakingen zijn van alle dag, zeker waar het grensoverschrijdende prestaties betreft. Los daarvan kan politiek een belangrijke rol spelen. Nationalistische motieven om in de sportwereld aanzien te verwerven kennen we nog uit de tijd van de Koude Oorlog en zijn langzaam maar zeker en duidelijk waarneembaar overgenomen door kleinere landen. Wie scoort in de sport telt mee in de grote wereld. Ook Nederland loopt onmiskenbaar mee in deze optocht van hongerigen: winnen – daar gaat het om; medailles – zoveel mogelijk. Meer evenementen ook, in de veronderstelling daarmee het aanzien van het land te kunnen verhogen. Een beetje van wat Rusland (of eerder de DDR, China en de VS) wordt verweten.

Thomas Bach

IOC-voorzitter Thomas Bach

In dat licht moet ook het plan van IOC-voorzitter Thomas Bach worden gezien. De Duitser zei medio oktober dat het IOC in de toekomst dopingcontroles onafhankelijk van sportbonden (en landen) wil laten uitvoeren. Alsof toen al duidelijk was dat het laboratorium van Moskou zich niet aan de regels hield. Opmerkelijk genoeg werd dat idee van Bach in geen enkele krant serieus genomen – hooguit een berichtje van tien regels onderin de sportpagina. Nu de beerput is opengegaan haasten media zich de opgelaaide antidopingstrijd in pagina vullende grote letters te publiceren.

Herman Ram, directeur van de Nederlandse Dopingautoriteit, refereerde eraan tijdens zijn betoog op het congres Play the Game, vorige maand in Aarhus (Denemarken). Het congres dat is bedoeld om kritische journalistiek en onderzoek naar fraude in sport een podium te geven.

Ram noemde het bericht van Bach zelfs revolutionair. ‘Voor sporters dreigender. Mogelijk zal dat de strijd tegen doping nog verder vooruit helpen. Het beeld bestaat nu dat de antidopinggemeenschap een monster is. Maar er werken nog geen 2.500 man. Dat is piepklein in de grote sportwereld.’ Hij gaf aan dat naar schatting 1.750 ‘intentional’ (moedwillige) sporters worden betrapt. Slechts 1% van de controles die worden uitgevoerd. Bij 750 sporters werden vorig jaar verdachte bloed- en urinewaarden waargenomen. Het bewijs dat ze doping gebruikten was niet te leveren. En dan waren er nog de sporen her en der van cannabis of voedingssupplementen die niet als stimulerend middel worden ervaren.

Ram: ‘Wist u dat nu al voor in totaal 300 miljoen dollar aan controles wordt uitgegeven? Ter vergelijking: Lance Armstrong vergaarde in zijn carrière 150 miljoen dollar. Laten we dus in vredesnaam niet doen alsof antidoping een groot, machtig, overgefinancierd orgaan is, dat overal zijn tentakels heeft. We zijn een piepkleine niche binnen een sportwereld waarin miljarden omgaan.’

Wat te doen tegen zoveel onsportiviteit, zoveel fraude, zoveel begeerte om ten koste van alles de beste te zijn? Ram verweerde zich tegen de criticasters die menen dat zijn bureau en WADA te weinig doen, te weinig succes behalen. WADA wordt een tandeloze organisatie genoemd. Hypocriet zelfs. Tja.

Om duidelijk te maken hoe ingewikkeld de strijd is, refereerde Ram aan het onderzoek van de Nederlandse Doping Autoriteit, naar aanleiding van doping bij de Nederlandse wielerploeg Rabo. Daaruit bleek dat er drie groepen waren: 1.renners die geen zin meer hadden in paranoïa; 2.renners die middelen gebruikten die niet op te sporen zijn en 3.renners die zeiden: ‘ik zal altijd gebruiken als ik daar voordeel bij denk te hebben’. Dat type zal dus blijven zoeken naar mogelijkheden en beschikbaarheid, ook als dat meer risico’s of andere nadelen met zich meebrengt.

Michael Rasmussen

Ex-wielrenner Michael Rasmussen

In Aarhus luisterde ex-Raborenner Michael Rasmussen (hij werd in 2007 uit de Tour de France gezet) in de zaal onverstoorbaar mee. De Deen had eerder tijdens het congres luid en duidelijk gezegd dat hij te allen tijde weer doping (epo, bloedtransfusies, groeihormonen) zou gebruiken als hij opnieuw ging wielrennen. Groep 3 dus.

Dat is het beeld wat Ram en andere dopingbestrijders voor zich zien. Maling aan de spelregels! Onverschilligheid in combinatie met ongeneerde begeerte naar het veronderstelde ultieme geluk. Of het nu individuelen zijn die bij hun honger naar triomf, aandacht en geld alle regels negeren of bonden en naties (overheden en gezagsdragers) die in hun begeerte naar imago en macht manipuleren. Het is eenvoudigweg vals spel. Begrijpelijk is dat arme kinderen en in getto’s verpieterende jongens en meisjes alles in het werk willen stellen om materiële rijkdom te verwerven, zoals hun helden dat (met of zonder doping en fraude) doen. Hoe vertel je kinderen dat doping (of omkoping) niet eerlijk is? Het gaat toch om winnen? Maar…

De Canadese jurist Dick Pound (IOC-lid, oprichter en oud-directeur van WADA) waarschuwde in Aarhus dat topsport steeds meer in handen komt van criminelen. ‘Het probleem rond doping is groter dan mensen weten, zelfs vrezen. We hebben het over vals spelen in de sport, waar het om sportiviteit en integriteit gaat. Er gaat steeds meer geld om in sport, het prijzengeld schiet omhoog, de salarissen en premies stijgen, er is groei van criminalisering, van handelaren die rijk willen worden van de sport.’

En hij wees naar de journalisten: ‘Er is werk te doen, sport is van iedereen, maar die mag niet in handen vallen van handelsgeesten, criminelen en machtswellustelingen zoals politici.’ Om na afloop de Duitse journalist Hajo Seppelt als een welkome bondgenoot in zijn armen te sluiten.

Pound, Ram en vele anderen op Play the Game zagen opnieuw in dat de sport de verkeerde kant op gaat. Vandaar ook sinds eind jaren negentig het Deense initiatief voor dit congres. Eerst waren het wielrenners, nu zijn het atleten, straks golfers, zwemmers, schaatsers, basketballers, honkballers, boksers en zeker voetballers (overvloedig, dus ook schadelijk gebruik van pijnstillers) die de grenzen (afspraken) van sportiviteit hebben overschreden.

Hoe verder?

WADA kan de strijd niet (alleen) aan. Het agentschap wil hulp, niet alleen van doortastende journalisten, onderzoekers en wetenschappers, maar ook van de sportbonden en van de politiek. De jacht gaat voort, zeker als het aan de instanties ligt die integriteit en sportiviteit willen bevorderen. Eerlijkheid en transparantie kunnen veel bijdragen. Een beetje minder begeerte naar titels en medailles ook. Maar hoe krijg je dat voor elkaar zolang mensen, naties, politieke systemen en machthebbers elkaar blijven bestrijden?

Usain Bolt

Hardloper Usain Bolt

Meer geld zou een oplossing kunnen zijn om de strijd tegen doping met meer optimisme te kunnen voortzetten. Maar de overkoepelende sportorganisaties IOC, FIFA, UEFA, IAAF, FINA en kleinere bonden blijven onverstoorbaar steeds winstgevender contracten afsluiten met grote sponsoren, multinationals en televisiemaatschappijen. Hardloper Usain Bolt verdient bijvoorbeeld bijna 20 miljoen(!) dollar per jaar. Sponsoren investeren liever in sporters en sportorganisaties dan in bestrijding van het kwaad. De wortel van alle kwaad is geldzucht, wordt wel gezegd. Mogelijk dat het kwaad ook kan worden uitgeroeid door geld. Wat WADA en andere antidoping-instanties ook ondernemen, zonder meer geld en meer bevoegdheden zijn ze kansloos. Tandeloos.

Dit artikel is gepubliceerd in NLcoach 5, december 2015

WADA, een muis die brult

27 okt

Vanzelfsprekend is in Aarhus tijdens het congres Play the Game, dat deze week voor de negende keer wordt gehouden, doping een van de belangrijkste thema’s. Naast corruptie op het sportveld en in de bestuurskamers, en naast match fixing, machtsmisbruik en andere vormen van overschrijdingen van regels en ethiek. Herman Ram mocht als directeur van de Nederlandse Dopingautoriteit zitting nemen in een sessie met Dick Pound, voormalig directeur van het werelddopingagentschap WADA. Vorderingen in de strijd tegen doping worden zeker gemaakt, wilde Ram laten weten, in tegenstelling tot wat hier en daar vooral door wetenschappers wordt beweerd.

Herman Ram (foto Thomas Søndergaard/Play the Game) Herman Ram (foto Thomas Sondergaard/Play the Game)

Stuck in the mud or going fast forward, zo noemde Ram zijn presentatie. Liefst 1216 pagina’s regelgeving telt de antidoping-code van WADA. Meer regels zijn er niet nodig, zo goed zit de internationaal gebundelde strijd tegen sporters die door middel van doping vals spelen écht wel in elkaar, probeerde Ram zijn gehoor gerust te stellen. Het is meer de vraag hoe effectief de antidopingstrijd is. Dat moet gemeten worden. En hoe ontmoedigend werkt het antidopingbeleid? Nog meer geld? Er wordt nu al voor in totaal 300 miljoen dollar aan controles uitgegeven. Ter vergelijking: Lance Armstrong vergaarde in zijn carrière 150 miljoen dollar. Daarmee wil Ram aangeven dat je de strijd tegen doping wel in perspectief moet blijven zien. ,,Laten we in vredesnaam niet doen alsof antidoping een grootmachtig, overgefinancierd orgaan is, dat overal zijn tentakels heeft. Welnee, we zijn een piepkleine niche binnen een enorme sportwereld waarin miljarden omgaan.”

Nog meer testen? Ram verwees naar de statistieken, dat er naar schatting 1.750 ‘intentional’ sporters worden betrapt op doping, slechts 1% van het aantal controles dat wordt uitgevoerd. Veel overtreders komen er dus mee weg. Harde cijfers over hoeveel dope er echt wordt gebruikt en wat de reële pakkans is, ontbreken. Ram: ,,In Nederland hebben we de afgelopen jaren enig prevalentie onderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat het gebruikspercentage onder Nederlandse topsporters 4.2% is – dat is de beste wetenschappelijke schatting die we op dit moment kunnen geven. Dat is dus vier keer zoveel dan wij ‘vangen’. Het is dus absoluut duidelijk dat een aantal sporters er onbestraft mee weg komt. Is dat vreemd? Dan vraag ik: heb je enig idee van het percentage van het aantal inbraken dat wordt opgelost? Dat is hoger dan 1% maar ook extreem laag.”

Het is nog niet bekend hoeveel sporters precies gebruiken en hoeveel er uiteindelijk betrapt worden. Er is dus nog veel werk te verrichten, aldus Ram. ,,Probleem daarbij is dat je er niet komt door steeds zwaardere maatregelen te nemen, door steeds meer sporters in een biologisch paspoort te stoppen en nog meer data te verzamelen. Daar is gewoon een grens aan, alleen al financieel. Het moet dus op een andere manier en dan kom ik op een volgende vraag: schrikken we af? Die vraag is cruciaal want al die controles moeten er ook toe leiden dat mensen besluiten níet te gebruiken. Dan hoeft het ook helemaal niet erg te zijn als controles maar 1% betrapten opleveren, want die andere 99% hebben ook hun effect.”

In Nederland is onderzoek gedaan naar het afschrikwekkende werking van dopingcontroles, zeker bij wielrenners. Ram: ,,Globaal kun je drie groepen onderscheiden: renners die er zo nerveus van worden dat ze zeiden: ‘Ik slik niet meer, ik had voortdurend het gevoel dat ik tegen de lamp ging lopen. Ik kan daar niet tegen en ben gestopt’. Anderen zeiden: ‘Ik liet me vertellen wat opspoorbaar was en gebruikte wat niet opspoorbaar was. Of ik gebruikte zo weinig dat ik niet gepakt kon worden.’ En dan had je nog het type diehard dat zegt: ‘Ik zal altijd blijven gebruiken als ik daar voordeel bij denk te hebben’. Dat type zal dus altijd blijven zoeken naar mogelijkheden en beschikbaarheid, ook als dat meer risico’s of andere nadelen met zich mee brengt. Dat is het beeld dat globaal naar voren kwam, maar dat ik niet in cijfers kan vatten, want die informatie is er niet.”

En dan is er volgen Ram nog het fenomeen ‘verdacht’. Bij 750 sporters werden vorig jaar verdachte bloed- en urinewaarden waargenomen. Het bewijs dat ze doping gebruikten was niet te leveren. En dan waren er nog de sporen her en der van cannabis of voedingssupplementen, die niet als stimulerend middel worden ervaren. En toevallige sporen in urine en bloed. “Domheid is geen overtreding.” Vandaar zijn roep om nog meer onderzoek.

Dick Pound (Foto Thomas Søndergaard/Play the Game) Dick Pound (Foto Thomas Søndergaard/Play the Game)

Pound stelde zich in zijn eigen voordracht als vanouds weer streng op, zoals de 73-jarige Canadese jurist en lid van het IOC die al sinds hij aan de basis (in 1999) stond van het WADA, gewend is te doen. Hij noemt overtreders van de dopingregels net niet crimineel, al brandt deze kwalificatie hem op zijn lippen. Ook nu weer benadrukte hij dat “het probleem rond doping groter is dan mensen weten, ja, zelfs vrezen. We hebben het wel over vals spelen in sport, waar het om sportiviteit en integriteit gaat. Er gaat steeds meer geld om in sport, het prijzengeld gaat steeds meer omhoog, er is een groei van criminalisering, van criminele organisaties, van handelaren. Daarom moet deze strijd serieus genomen blijven worden.”

Zo serieus dat het IOC van plan is in de toekomst dopingcontroles onafhankelijk van sportbonden te laten uitvoeren. Het WADA moet de verantwoordelijkheid krijgen voor het alle tests wereldwijd. IOC-voorzitter Thomas Bach liet dat vorige week na afloop van een IOC-congres in Lausanne tot verrassing van betrokkenen, zoals Ram, weten. “In het kader van de geloofwaardigheid van de sport en de bescherming van zuivere atleten zou dat een grote stap voorwaarts betekenen”, aldus Bach. Tot dusverre wordt een deel van de dopingcontroles uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van sportbonden en organisatoren van sportwedstrijden.

Ram: ,,Dat noem ik een revolutie in de dopingbestrijding. In de media is dat nieuws in niet meer dan een paar regels in de kortkolom gepubliceerd. Terwijl het groot nieuws is. Het zal nog wel even duren. Maar het betekent wel dat de respectieve internationale sportfederaties zich dan verder kunnen richten op andere zaken. Dat kan ook in de financiële middelen schelen.” De strijd wordt heftiger, gaf Ram na afloop van zijn voordracht toe. “Misschien voor de sporters dreigender. Mogelijk zal dat de strijd tegen doping nog verder vooruit helpen. Het beeld bestaat nu dat de antidopinggemeenschap een monster is. Er werken nog geen 2.500 man. Dat is piepklein in de grote sportwereld. Ik reken de controleurs niet mee, de vrijwilligers en onbetaalde functionarissen.”

Ram in zijn toelichting op zijn voordracht: ,,Iedereen roept zo makkelijk dat het allemaal niets is, dat het anders moet, maar niemand die de moeite neemt naar de feiten te kijken en al helemaal niemand komt met een behoorlijk alternatief. Dus wilde ik duidelijk maken waar we na vijftien jaar wereldwijd antidopingbeleid, want zolang bestaat WADA, nu eigenlijk staan. En dan is mijn conclusie dat we met relatief beperkte middelen ten aanzien van het probleem waartegen we geacht worden iets te doen, best veel bereikt hebben. We gaan eerder snel vooruit dan dat we in de modder zijn blijven steken.”

Of het niet een idee is om sporters die ‘clean’ hebben gewonnen een extra prijs te geven, werd vanuit de zaal door een vertegenwoordiger van een cricketbond geopperd. Meteen na afloop zeggen: ‘ik ben clean’. Leuk, maar….. Pound: “Het is jammer dat het begrip klokkenluider zo’n negatieve klank heeft gekregen. Het is juist positief dat sporters hun ervaringen met doping delen. Dat helpt de sport vooruit.”

Dit is de eerste aflevering van een serie over het Play the Game Congres in het Deense Aarhus, waar Sport&Strategie deze week exclusief verslag van doet. Tijdens dit congres komen alle grote thema’s uit de sport als doping, bestuur en management en matchfixing voorbij. Meer informatie over dit congres op PlaytheGame.org

Peter Sagan en de opluchting in de wielerwereld

30 sep
Wereldkampioen Peter Sagan omringd door zijn twee enige Slowaakse ploeggenoten en zijn vriendin Katarina

Wereldkampioen Peter Sagan omringd door zijn twee enige Slowaakse ploeggenoten (zijn broer Juraj en Michael Kolar) en zijn vriendin Katarina Smolkova

Getuige de verslagen en analyses van het afgelopen wereldkampioenschap op de weg in het Amerikaanse Richmond hebben de wielerjournalisten hun arbeidsvreugde teruggevonden. Hun stemming heeft dezelfde blije kleur als die van de mensen die door de jaren heen de wielersport door dik en dun hebben gevolgd. Zie de reacties op de sociale media. Wielrennen gaat weer over wielrennen. De koers is weer de koers.

Ik heb het begrip doping nog niet gelezen. Evenmin het begrip omkoping, dat nooit valt uit te sluiten in een commerciële topsport waar meer belangen het  wedstrijdverloop en de uitslag kunnen beïnvloeden. De wereldkampioen bij de profs, de Slowaak Peter Sagan, krijgt overal lof toegezwaaid. Alleen al door zijn indrukwekkende ‘panache’, die op de laatste klim begon, in elke volgende bocht door zijn stuurmanskunst meer allure kreeg en resulteerde in een niet eens uitbundige finish. En dan zijn verrassende politieke statement, dat de vluchtelingencrisis en het drama in Syrië serieus genomen moeten worden. Hij sprak zijn hoop uit dat de wereld ten goede verandert, dat mensen elkaar niet vijandig moeten bejegenen. Het leven is daarvoor te waardevol. Zoiets wilde hij benadrukken.

Het is weer eens wat anders dan zegevierende sporters en scorende voetballers geprogrammeerd en met tegenzin hun clichématige succesverhaal horen stamelen en pruttelen. Sagans verklaring klonk spontaan, als een sporter die weet dat sport kan bijdragen tot verbroedering. Een goedlachse jonge man (25), die beseft dat hij op een podium staat en daar de wereld kan vertellen wie hij is en hoe hij denkt. De ene keer met een kwinkslag, de andere keer met een serieuze blik. Hoe slecht hij zich ook in het Engels kan uitdrukken, hij zegt wat hij zeggen wil.

Her en der is geschreven dat een wereldkampioen als Peter Sagan een zegen voor de wielersport is. Een renner die het publiek niet alleen hoogwaardige sport biedt, maar ook vermaak. Juist na alle chaos en rumoer, veroorzaakt door dopingonthullingen en -bekentenissen, werd nog niet zo lang geleden de banvloek over de wielersport uitgesproken. Sponsors trokken hun handen af van de wielersport om niet vereenzelvigd te worden met aanstootgevende uitstraling. In veel mediakringen (onder leiding van angstige hoofdredacteuren) werd zelfs aangedrongen de wielersport met nog meer scepsis te benaderen, of dan toch zeker zuiniger met positieve beoordelingen om te gaan. In navolging van de Duitse televisiezender ARD viel hier en daar nota bene het woord Boycot.

De wielersport was verrot. Dat ook andere sporten (zoals vooral voetbal) bloot staan aan ‘verrotting’, veroorzaakt door commercie, spelverruwing, grenzenloze begeerte en andere ‘hogere’ belangen, heeft zelden geleid tot soortgelijke scepsis. De voetbalstadions lopen nog steeds vol, de media-aandacht wordt eerder groter dan kleiner. Terwijl toch van een structurele ontmanteling van sportiviteit, eerlijke uitgangspunten en gelijkwaardige strijd kan worden gesproken.

Of de wielersport gezond is en op sportieve gronden wordt bedreven, is niet duidelijk. De kans dat binnenkort weer een al jaren durend etterend kwaadaardig gezwel wordt ontdekt, is niet uit te sluiten. Waar aan het einde van de wedstrijd triomf en eeuwige glorie (en materiële rijkdom) wachten, ligt immers het kwaad op de loer. Ook Peter Sagan is een mens die aan verleidingen bloot staat, hoe zeer zijn oproep tot meer menselijkheid en vrede ook gemeend is.

Getuige de reacties en commentaren in zowel traditionele als sociale media heeft de wielersport zich ontdaan van het kwaad. In Duitsland en Nederland doet de aanwas van winnaars, talent en aansprekende renners het enthousiasme nog meer toenemen. De Nederlandse supporters hebben weer favorieten om te bewonderen en te koesteren. Na de massale verering van het nieuwe fenomeen Tom Dumoulin in de Ronde van Spanje, volgde de verwachting (ook in de media) dat een Nederlandse renner voor het eerst na 30 jaar (Joop Zoetemelk in 1985) wereldkampioen kon worden.

Als antwoord lieten de Nederlandse renners zich gedurende de zes uur lange race in Richmond onophoudelijk van hun meest aanvallende kant zien. Kijk, hier zijn we dan, de favorieten! Overmoed en naïviteit, gevoed door hoop. Zowel in de Nederlandse ploeg als in de huiskamers en op de perstribune en commentaarposities. Alsof aanvallen in een wielerkoers de beste verdediging is. Vraag het Sagan, die zich tot twee kilometer voor de eindstreep anoniem ophield tussen zijn twee (!) volslagen onbekende Slowaakse ploegmaten en met één ultieme aanval de Nederlanders bedankte voor hun slopende, onbezonnen sleepwerk.

Maar Nederland sprak een woordje mee. Daar ging het om, bij de wielervolgers. Op het beeldscherm was de toonaangevende kleur oranje. De Nederlandse bondscoach Johan Lammerts was dus trots. En de Nederlandse wielerliefhebbers en journalisten met hem. De hoop, waarop sport is gegrondvest, giert weer door de wielersport in het algemeen en door de Nederlandse wielersport in het bijzonder. Het was de toon die niet alleen de Nederlandse media zetten, maar ook de buitenlandse. Waarschijnlijk was het eerder de opluchting dat wielrennen niet langer verrot is, maar weer leeft.

We hoeven het even niet meer over doping en andere vormen van vals spel te hebben. Zonder vooroordeel naar sport kijken, zonder scepsis, zonder argwaan, zonder een bittere nasmaak, zonder insinuaties, zonder kritische en suggestieve tonen in de media en zonder zuinige complimenten. Is dat wat we willen? Is dat wat sponsors willen? Is dat waar sport voor bedoeld is? Gezonde sport in een verziekte samenleving, dat zou mooi zijn.

Deze column is gepubliceerd op de website http://www.sportenstrategie.nl

Dafne Schippers: hoogste vorm van uitmuntendheid

29 aug

dafne

Kijken naar de wereldkampioenschappen atletiek is kijken naar de hoogste vormen van uitmuntendheid. Jonge mannen en vrouwen die laten zien hoe mooi, sterk en snel hun lijf is geworden door zich dagelijks buitensporige fysieke en mentale inspanningen te getroosten. Kijk eens hoe voortreffelijk ze zijn, nog beter dan anderen, nog sterker en sneller. Nog mooier. Alsof excellentie bijdraagt tot voortdurend, oneindig geluk. Soms lijkt het zo.

Deze overpeinzing kwam bij mij op toen ik Dafne Schippers naar de wereldtitel op de 200 meter zag snellen. Een blond godenkind op lange, fraai en gespierd gestileerde benen, die hemel en aarde bewoog om toe te kunnen treden tot het domein van uitverkorenen. Bijna niemand (in binnen- en buitenland) die haar uitzonderlijke bewegingen volgde, kon gevoelens van bewondering én verwondering onderdrukken. Dit was bijzonder. Dit was nog niet vertoond. Woorden schoten te kort. Verslaggevers, commentatoren en analisten troefden elkaar af in krankzinnige superlatieven. Emoties doen rare dingen met mensen.

Ik voelde tranen opkomen. Waarom? Was het mijn vereenzelviging met haar bijzondere triomf? Wilde ik zelf ook zo winnen, van wie dan ook? Altijd, elke dag, van iedereen die me voor de voeten loopt. Was het haar onderkoelde, nog niet begrepen succes dat mij raakte? Of was het de manier waarop haar familie Dafne omhelsde? Emoties zijn moeilijk te doorgronden.

Nee, niet omdat Dafne een Nederlandse is. Ik voelde ook tranen bij demonstraties van een uitzonderlijk talent als Michael Jordan, toen ik hem begin jaren negentig in Chicago van nabij zag springen, dribbelen en scoren. Bij Tiger Woods op de Masters tien jaar geleden, bij Pelé toen ik hem op het WK van 1958 op de televisie zag schitteren, bij Greg LeMond in de afsluitende tijdrit van de Tour van 1989 in Parijs, en bij anderen. Ik raakte geëmotioneerd toen ik deze mensen zag excelleren en op hun eigen wijze daarvan zag genieten. Ik noem het gemakshalve identificatie. De vereenzelviging met mensen die een excellente prestatie neerzetten – en nauwelijks beseffen welke momenten van geluk ze mensen bieden.

Jarenlang heb ik mij proberen af te wenden van emoties zodra een sportprestatie mij in het hart of in de onderbuik raakte. Soms tevergeefs. Afweer was mijn beste wapen, met cynisme als het gemakkelijkste afweermechanisme. Of was het een zelfverheffingsmotief?

Ik was journalist, verslaggever, analist. Mij was door ervaren collega’s en chefs gemaand professioneel afstand te bewaren, mij te beperkten tot feiten en liefst argwaan te tonen bij alles wat op overschrijdende prestatiedrang wees. Topsporters zijn uitslovers. Topsporters dien je te wantrouwen, ze zijn te allen tijde bereid om te frauderen, grenzen te overschrijden, zeg maar zich altijd te bedienen van illegale middelen zoals doping. Een journalist hoort argwanend zijn, was mij op het hart gedrukt. Ook een sportjournalist. Overal afstand en afweer. Maar ik heb altijd diep van binnen gevoeld dat een sportjournalist ook emoties kan (of moet) overbrengen. Liefst zijn eigen emotie.

Het was een worsteling tussen mijn romantische inslag en mijn (geconditioneerde) wantrouwen jegens de begerige sportmens. Mijn strijd is nog niet voorbij. Ik besef terdege dat sportmensen bereid zijn voorbij grenzen (afspraken) te gaan zodra eeuwige glorie in het verschiet ligt. Ik probeer mee te voelen. En ik probeer ook mee te voelen met de sportmensen als ze verdacht worden gemaakt zodra ze excelleren. Dafne Schippers krijgt nu in de buitenlandse pers over zich heen wat andere buitenlandse winnaars over zich heen kregen (en nog steeds krijgen) van de Nederlandse pers. Een blonde Nederlandse die zwarte concurrenten de baas is. Hoe zouden de Nederlandse media hebben gereageerd als Dafne een Duitse, Amerikaanse of Russische was geweest? Wat niet van ons is, is verdacht. Wat wel van ons is, sluiten we beschermend en liefdevol in onze armen.

Hoewel een mannetje op mijn schouder me voortdurend influistert dat wat ik in de sportarena zie niet deugt, voelde ik mijn hartslag versnellen en zei ik tegen mezelf: ‘Dit is bijzonder, dit heb ik nog nooit gezien, dit zijn mensen die mij opwinden, dit raakt mij en schakelt gelukkig even mijn scepsis uit.’

De voetbalwereld is verdorven, vooral door de ongelijke verdeling van geld, door verregaande spelverruwing, commercialisering, verdwijnende binding met club en supporters en jacht op het grote geld. De wielersport is zo ondoorgrondelijk geworden door verkapte doping, onderlinge afspraken en belangenverstrengelingen. Atletiek, met al haar onderdelen, is als sport geen haar beter. En toch is er hoop. Dat de meeste atleten hun kracht, snelheid en gedrevenheid putten uit natuurlijke middelen, althans middelen die niet verboden zijn. Dat altijd wel ergens in de wereld een natuurtalent opstaat, dat op basis van eigen middelen en sportiviteit anderen de baas is.

Atletiektoernooien die tot de verbeelding spreken, zijn er heel weinig. Eens in de twee jaar wereldkampioenschappen, eens in de vier jaar Olympische Spelen, tussendoor wat wedstrijden her en der, waar dan zonder media-aandacht ook grote prestaties worden neergezet. Van verzadiging is bij atletiek niet gauw sprake. Atleten kunnen zich in betrekkelijke rust voorbereiden op een belangrijk toernooi. Pieken op het juiste moment. Met explosieve aandacht tot gevolg. De media putten zich dan na een lange periode van stilte en afstand niet alleen uit in superlatieven, radeloos zoeken ze naar verklaringen.

Dafne weet nog niet wat over haar heen zal komen. Hier wordt ze al de Sportvrouw van het Jaar genoemd, daar wordt ze al benoemd tot Sportambassadrice van Nederland, dan weer wordt ze De Held van de Eeuw, dan weer dient ze een koninklijke onderscheiding te krijgen of staat nóg een multinational klaar om zich van haar mooie gezichtje te bedienen ter verspreiding van een commerciële boodschap. Want op de Olympische Spelen wordt ze definitief onze held, ons affiche, ons product. Dat heet investeren – of domweg uitbuiting.

Dafne Schippers wordt bestempeld als een nuchtere vrouw, omdat ze als atlete misleidende aandacht naast zich neer kan leggen. Vandaar ook haar zeldzame prestaties. Ik hoop dat ze kan blijven wie ze is. Gewoon een leuke vrouw die vreselijk hard kan lopen. Ik hoop dat iedereen van haar afblijft. Niks held, niks bovennatuurlijk. Gewoon een mooi mens.

Ze weet nog niet wat ze ons allemaal aandoet. Het besef komt met de jaren. Laat haar met rust, geef haar de vrijheid – daarin gedijt ze het meest. Ook natuurtalenten hebben recht op privacy. Haar managers bezweren dat Dafne zich niet gek laat maken. Dat is eerder gezegd, over nóg grotere talenten.

Deze column is gepubliceerd op http://www.sportenstrategie.nl/

Dopingbestrijding weggegooid geld

7 nov

Wanneer dopingtesten zo weinig resultaat hebben als nu, dan dient er meer en intensiever gecontroleerd te worden. Met die strijdkreet probeerde Dick Pound, IOC-lid en voormalig directeur van het Internationale dopingagentschap WADA, vorige week de toon te zetten tijdens de sportconferentie Play the Game in Aarhus, Denemarken. Niet alleen sportbonden maar vooral overheden moeten zich meer inzetten in de ‘oorlog tegen doping.’ Zo begon de Canadees de openingssessie van de vierdaagse bijeenkomst, waarbij ruim driehonderd wetenschappers, sportleiders en onderzoeksjournalisten uit de hele wereld aanwezig waren.
William_Bock
Pounds oproep kreeg bijval van Bill Bock (zie foto), de openbare aanklager van het Amerikaanse dopingagentschap USADA die Lance Armstrong op de knieën kreeg. Het duo vond elkaar in de beschuldiging aan sportbonden in het algemeen en de internationale wielerunie in het bijzonder dat ze te weinig initiatief nemen. Meer inzet, nog meer geld, nog meer controles is hun credo. Dat er ‘veel te weinig’ sporters worden ‘gepakt’ schreeuwt om een strengere aanpak.

Zowel Pound als Bock toonde zich een ware ‘crimefighter’. Sporters die dope gebruiken zijn misdadigers, zo klonk uit hun tirades. Bock glom nog van zijn geslaagde jacht op Armstrong, een jaar geleden. ,,Denk nog eens aan hoe renners als Floyd Landis en Tyler Hamilton als gevolg van het regime van Armstrong in een hotelkamer in de Pyreneneeën de dood in de ogen zagen door riskante bloedtransfusies.’’ Zo hield hij zijn gehoor voor. En: ,,Denk aan al die Nederlandse renners die dood in hun bed zijn gevonden.’’

Zo zoog Bock in zijn gezwollen tirade als een geboren demagoog uit zijn dikke duim – want dat is nooit gebeurd. Herman Ram, directeur van de Nederlandse Doping Autoriteit gaf na afloop toe dat Bock onzin uitkraamde, althans is dat nooit aangetoond. Maar hij hield zich tijdens de forumdiscussie op de vlakte.

De Duitse dopingonderzoeker van de Gutenberg Universiteit in Mainz, Perikles Simon, en de Amerikaanse leider van de internationale sportersbelangenorganisatie UNI, Walter Palmer, legden aan de hand van statistieken uit dat in het huidige onderzoeksysteem de kans op positieve gevallen vrijwel nihil is en zal blijven: een handvol positieve testen (vooral cannabis nota bene) per jaar op tienduizenden controles, die nota bene duizend dollar per bloedtest en 300 dollar per urinetest kosten. ,,Nog meer controles, nog meer geld is zinloos’’, verklaarde Simon. ,,Als we eindelijk in een laboratorium dichtbij het opsporen van een nieuw product zijn, is er al weer een nieuw product in omloop. De controles tijdens wedstrijden blijken ook nog vier keer zo effectief als controles buiten de wedstrijden. Waarom dan nog out-of-competition controles? Ze werken niet.’’

Er wordt per jaar ruim 300 miljoen dollar uitgetrokken voor dopingcontroles door WADA, wist Simon. ,,Weggegooid geld.’’

Maar Pound en Bock waren in de discussie niet te vermurwen. ,,Dus u wilt dat we stoppen met dopingtesten’’, beet Bock Palmer toe. En Pound: ,,Iedereen wil de straf reduceren. Waarom? De nieuwe, strengere WADA-code is al ontworpen, maar wordt helaas pas in 2015 bekrachtigd’’, zei Pound. ,,De sportbonden nemen hun verantwoordelijkheid niet. Ze ontkennen doping. Klokkenluiders als Landis en Hamilton worden door de bestuurders van de wielerunie nota bene als ‘klootzakken’, verraders dus, neergezet. In de teamsporten wordt helemaal geen actie ondernomen. Uit angst voor imagoverlies.’’

Bock: ,,Dankzij Pound is WADA gekomen, dankzij Pound zijn misdadigers als Armstrong gepakt. Hoe kunnen kinderen aan sport denken zonder dat ze aan chemische steun denken? Alleen strengere straffen en intensiever jagen op dopers heeft zin.’’

Herman Ram van de Nederlandse Doping Autoriteit probeerde in zijn betoog nuance aan te brengen. ,,Waarom wordt doping genomen? Hoe ontstaat een dopingsysteem? Er moet ook naar sociologische achtergronden worden gezocht en naar de criminaliteit van de handelaren.” Hij wees op de diversiteit in culturen en landen. De organisatie van Play the Game hoopte dat Ram uitleg zou geven over het recente Nederlandse onderzoek waarin veel wielrenners werden verhoord en schuld bekenden. Ram zei later: ,,Ik kan niets vertellen omdat het onderzoek nog niet is afgerond.’’

Gerhard Treutlein Gerhard Treutlein

In een andere (doping)sessie van de conferentie in Aarhus kwamen vooral veel Duitse onderzoekers aan het woord. Professor Gerhard Treutlein van de Universiteit van Heidelberg (Zentrum für Dopingprevention) wees op het Duitse dopingprobleem dat al sinds de Tweede Wereldoorlog heerst en vooral door de rivaliteit tussen Oost- en West-Duitsland in omvang toenam. How the west answered to the East German doping practice: ,,Nadat de DDR door het IOC als olympisch lid werd toegelaten, wilde de Bondsrepubliek dat hun sporters sterker en sneller werden. Anabolen werden met medeweten, of zelfs advies van de overheid en artsen aan atleten en wielrenners toegediend. Iedereen in West-Duitsland wilde dat de Bondsrepubliek meer medailles behaalde dan de DDR. De politiek, de artsen, de onderzoekers, de media, het publiek, iedereen. De sporters werden onder grote druk gezet’’
doping
Treutlein toonde een schema van een olympische sporter, een amateurwielrenner. Daarop stonden de aanbevolen doses van middelen als anabolen, testosteron en zo meer. ,,Bij West-Duitse zwemmers werd lucht via de anus ingepompt om sneller te zijn. Wie weigerde of er over sprak kreeg 50.000 mark boete van de bond.’’

De Duitse onderzoeker wees op het gevaar van opgeblazen rivaliteit tussen landen. ,,Rivaliteit zet sportmensen aan tot ongeoorloofde middelen. Nationalisme en zelfs chauvinisme kan gevaarlijk zijn.’’

De Duitse olympische pistoolschutter Marcel Goelde, nu onderzoeker aan de Universiteit van Münster memoreerde aan de onmenselijkheid van out-of-competition-controles. ,,Ik moest omringd door vier mannen in een potje plassen en ze keken allemaal of mijn plas wel uit mijn penis kwam. Tijdens mijn onderzoek onder sporters vertelde een atlete dat ze bij het plassen een spiegel onder haar onderlichaam moest houden zodat de controleur kon zien of ze niet manipuleerde. Sportmensen zijn ook mensen en geen potentiële misdadigers, maar zo worden ze steeds meer behandeld.’’

De organisatoren van Play the Game willen vooral uiteenzettingen en discussies over misstanden in de topsport. Van matchfixing tot seksuele intimidaties, van fraude en corrupties bij sportbonden, van commercialisering tot racisme en homofobie. Van malversaties bij verkiezingen tot transparantie bij toekenning van titeltoernooien.

Play the Game, dat wordt ondersteund door het Deense Instituut voor Sportstudies, wil dat topsport op een eerlijke manier wordt bedreven. Dick Pound kreeg daarom de Play the Game Award, omdat hij het WADA heeft opgezet om doping te bestrijden. Niet iedereen kon zich vinden in deze keuze. Daarvoor is Pound te veel een crimefighter. Topsporters zijn mensen, en geen potentiële misdadigers. Aldus sportersvakbondsman Walter Palmer.

Play the Game: http://www.playthegame.org/home.html.

Was ik maar geen wielrenner geworden

7 nov

Uit november 2012:

Stel: ik ben beroepswielrenner. Ik verdien geld met zo hard mogelijk fietsen. Ik fiets elke dag, in een wedstrijd over tweehonderd kilometer dan wel in een oefenrit over minimaal honderd kilometer. Ik probeer zo gezond mogelijk te leven, te eten en te drinken om zo hard mogelijk te kunnen fietsen. En als ik te vermoeid ben, rust ik, of laat ik me masseren. Wordt mij geen tijd gegund om te rusten, omdat mijn werkgever eist dat ik een wedstrijd rijd om zijn naam uit te dragen en ik mijn werknemerspositie veilig moet stellen, dan eet en drink ik iets extra’s, zoiets als voedingssupplementen, min of meer onschadelijke middeltjes. Zolang ik er niet te veel van neem. Want te veel is te veel mijn jongen, zei mijn moeder altijd

Omdat ik beroepswielrenner ben, moet ik mij manifesteren als een wielrenner met talent, een wielrenner die zo nu en dan een wedstrijd wint of op z’n minst een collega van dezelfde firma helpt te winnen. Ik heb maximaal vijftien jaar om te tonen dat ik het verdien geld te krijgen voor mijn fietskwaliteiten. Als het goed gaat, verdien ik goud, als het slecht gaat, moet ik een ander vak kiezen. Ik train hard, want ik fiets graag, sta graag in de belangstelling en wil graag winnen. Geen dag is zo mooi als de dag waarop ik word gezoend door twee meisjes met gebruinde benen onder hun opwaaiende zomerjurk.

Mijn vrouw zit dan thuis voor de televisie met onze kinderen te glunderen wanneer ik mijn droom beleef, na jaren trainen, fietsen en zo gezond mogelijk leven. Ze ziet niet dat ik in mijn euforie bij een van de meisjes een hand op haar billen heb gelegd. Als ze het had gezien, zou ze het mij niet kwalijk hebben genomen. Ze gunt mij deze schat waarnaar ik na een lange, zware tocht heb gezocht. Naar Paulo Coelho’s De Alchemist zou ze zeggen: ,,Dat is goed. Je hart leeft. Blijf luisteren naar wat het te zeggen heeft.”

Zo is onze relatie, ze kent mijn drijfveer, mijn eeuwige zoektocht naar de schat, mijn droomleven – vaak wars van realiteitszin. Ze schudt me wel eens wakker. Wanneer ik in mijn zoektocht te snel ga, geen geduld heb om te laten komen wat zal komen, krachten wil aanboren die er van nature niet zijn, dan grijpt ze in. Pas op: ‘You can’t get always what you want. ‘ Pas op, bedoelde ze, begeerte doet lijden. Geen gevaarlijke stimulerende middelen die van mij een ander mens maken, wil ze. Ze heeft me echt wel zien jojoën met pilletjes en ampulletjes, ze heeft injectienaalden gezien, doosjes met tabletjes, bloed in de wc. Ze heeft me aangehoord als ik vertelde over middelen waarover in de wielerwereld werd gesproken. Ze hoorde mijn dilemma aan en begreep het. Ze zou me nooit veroordelen als ik daarover een beslissing nam die ik later zou betreuren. Als ik maar gezond bleef. Het was mijn beslissing, mijn verantwoordelijkheid. Ik wist wat goed was, voor mij, voor haar en ons gezin.

Mijn vrouw had eens in een interview met de ex-vriendin van Marco Pantani, de Deense Christina Jonsson, gelezen dat zij zijn arm had vastgehouden terwijl hij er een injectienaald in stak. Liefde, noemde ex-wielrenner Peter Winnen dat. Zover gaat liefde. Dat zou mijn vrouw nooit doen, zo blind is haar liefde voor mij niet. Gelukkig maar, zij probeert mij als een permanent wankelmoedige man overeind te houden in deze wereld. Maar weet zij wat wielrenner zijn is, wat het betekent te moeten presteren, ook omdat de supporters, de radio, de televisie en de firma dat willen? Ja, zij weet wat het is, zij kent mij, zij weet dat ik dromen vervuld wil zien – en dromen van anderen wil vervullen. Ter meerdere eer en glorie van mijzelf. Aandacht, daar verlang ik naar. Altijd. Anders besta ik niet. Ze weet dat ik een man ben als alle mannen – ik moet scoren én winnen. Dat heeft mijn vader mij geleerd.

En toen las ze dat Lance Armstrong werd beschuldigd van jarenlang dopegebruik, dat mensen om hem heen het altijd geweten zouden hebben, dat de ene na de andere renner nu opbiechtte dat hij (weleens) ‘dope’ had genomen en dat daardoor nu ook mijn ploeg onder verdenking staat. Ze belde me in het trainingskamp in Spanje en vroeg hoe ik me voelde. Ik zei dat ik me onzeker voelde, omdat ze ook mij zouden kunnen verdenken. Ze vroeg me of ik zeker wist dat ze me niet konden vangen op het bezit of gebruik van zoiets als doping. Ze wilde weten wat zij zelf kon vertellen bij een eventueel politieverhoor of bezoek van de opsporingsbrigade. Zou ze mogen zeggen waarover onze gesprekken gingen, over mijn dilemma’s, mijn dromen, mijn jojoën met pillen? Ze zei dat ze zeker haar verhoorders zou vragen of zij ook hadden nagedacht over hun eigen beroep, over hun dilemma’s, gezinsleven, drijfveren, ambities, prestatiedrift en hun dromen – en of zij ook Paulo Coelho hadden gelezen.

Geen dag kon zo slecht zijn als toen mijn naam in een krant verscheen, omdat ik verdacht werd omdat ik werd genoemd in een of ander omvangrijk dossier. Andere kranten namen het bericht over, radio- en televisieprogramma’s ook en wilden mijn reactie. Ze vroegen allemaal: ,,Is het waar dat je doping hebt gebruikt? Zo ja, waarom heb je dan altijd gelogen?”

Ik was aangeschoten wild. Ik stond te beven, ik dook diep weg onder dekens, omdat ik me moest verantwoorden. Ik werd door die premiejagers van journalisten die alleen maar met hun ego bezig zijn, als een misdadiger neergezet – nog voordat wie dan ook iets had kunnen bewijzen. Alsof ik een moord had gepleegd en dus een jarenlange gevangenisstraf te midden van gangsters diende te ondergaan. Wat moest ik zeggen? Ik wist het echt niet. Alles wat ik zou zeggen, zou worden uitgelegd als een leugen.

Ik kreeg mijn zoontje en dochtertje aan de telefoon. ,,Papa, ze zeggen dat jij een grote leugenaar bent.” Aldus mijn zoontje van zes. Wie? ,,Nou, de meester op school en mijn vriendjes. Ze pesten me. Waarom dan? Ik begrijp er niks van. Ik mag niet meer met mijn vriendjes spelen van hun ouders. ” Waarom dan? ,,Ze zeggen dat je doping hebt gebruikt. En dat mag niet, zeggen ze.” Wie zegt dat? ,,Iedereen, want het staat in de krant, en ik zag je foto in het journaal. En iedereen vertelde dat het waar was. Pap, ik moet huilen, pap. Je bent toch kampioen geweest, je hebt toch gewonnen.”

Ik probeerde hem te troosten. ,,Wat is dat, doping, pap? Mama zegt dat ze zeggen dat je medicijnen hebt gebruikt die niet mogen. Waarom mogen die dan niet? Ik moet toch ook een medicijn van de dokter nemen als ik beter wil worden?” Ik kon het hem niet uitleggen. Mijn dochter van acht was boos op me. ,,Ze zeggen dat je een verrader bent. Dat stond in de krant, stommerd, stomme papa.”

Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik hoorde haar huilen. Om haar gerust te stellen zei ik dat ik die mensen van de krant en de televisie wel zou aanpakken, omdat ze leugens vertellen over haar papa. Toen zei ze: ,,Je was toch ook kampioen geworden als je geen medicijnen had genomen.”

Het werd een moeilijk gesprek. Ik kon haar nauwelijks geruststellen. ,,Ik hou van je pap. Dat snappen ze niet. Dat ga ik ook tegen mijn vriendinnetjes zeggen. Dat ze leugenaars zijn. Dat die krant die ze lezen een stomme, waardeloze krant is. Je bent toch geen moordenaar.”

Ik hield van mijn kinderen.

Mijn vrouw nam de telefoon van mijn kinderen over: ,,Die kranten, radio en televisie willen alleen maar scoren. Ze denken niet na voordat ze iemand, mensen, beschuldigen. Als ze maar verkopen, als er maar gekeken wordt naar hun programma’s. Iedereen kickt op die stomme programma’s en die stomme kranten. Sensatie, dat is wat wordt verkocht. Mensen moeten kunnen likkebaarden. Toen je kampioen werd en die zware Touretappe won, stond iedereen te juichen. Je was de grootste held. En nu zeggen ze dat jij waarschijnlijk ook… Lieve Guus, wat weet ik niet? We hebben het er toch over gehad?”

Ik schrok. Wat had ik gedaan? Wat had ik verzwegen? Ik had inderdaad bepaalde medicijnen genomen. Maar de dokter van de ploeg heeft me bijna wekelijks getest, bloedwaarden en meer. Niks aan de hand. Ik was gezond. Gelukkig wel, anders was ik meteen met wielrennen gestopt. Ik had wel gehoord dat andere renners middelen namen die misschien beter en gevaarlijker waren. Maar ik had me niet aan verboden middelen vergrepen, ik had de spelregels niet overtreden. Nu word ik beschuldigd, ten onrechte. Hoe kan ik ooit weer door het leven gaan als een sportieve wielrenner? Als een normaal mens. Hoe kunnen mijn vrouw en kinderen verder leven als gezin, zonder te worden nagewezen? Waarom moest ik verdacht worden gemaakt? Omdat andere wielrenners dingen hebben gedaan die niet mochten?

Ik was benieuwd of die krant, en die radio- en tv-programma’s die me nu beschuldigden, ooit zulke grote verhalen over mij zullen schrijven als bewezen is dat ze mij ten onrechte hebben beschuldigd. Nee, natuurlijk niet. Ik wist het zeker. Dat zullen ze nooit doen. Want daar scoren ze niet mee. Dan zouden ze hun fout toegeven. Hypocriete lui. Wat is het nut om mijn naam door het slijk te halen?

Omdat ik een beroepswielrenner was, besefte ik. Beroepswielrenners zijn per definitie verdacht. Wie als wielrenner verdacht is, gaat door het leven als crimineel. Die heeft de samenleving bevlekt. Foei!

Ik zat daar op mijn hotelkamer in Spanje en dacht: ik ben gek geworden, ik heb weliswaar nagedacht, ik heb gewikt, gewogen en gejojood, maar ik heb me waarschijnlijk toch gek laten maken, door mijn prestatiedrift, mijn wens om grenzen te overschrijden, mijn grenzenloze begeerte (veroorzaakt door wat?), ik heb me gek laten maken door mensen die prestaties van mij verlangen, mijn vrienden, mijn familie, mijn supporters, de ongeduldige, hijgerige journalisten, mijn sponsors, mijn landgenoten die opgejaagd door de media wilden dat ik eindelijk de Tour zou winnen. Ze zullen straks aan mijn deur staan, de vertegenwoordigers van de macht en van de ethische schoonheids- en gezondheidscommissie die mij willen straffen. Ik hoop maar niet dat ze me mee zullen nemen, geslagen in handboeien. Dat heb ik zien gebeuren in Italië en Frankrijk. Ik zie het al voor me: journalisten met camera’s, fotografen die een shot van me willen als ik word afgevoerd, om voor veel geld aan de kranten te verkopen. Sensatie!

De wereld is gek geworden. Alleen het woord doping al. Ik heb honderden kilometers getraind, in de bergen, op het vlakke in de wind en de regen, ik heb dagenlang in windtunnels getraind, ik heb aan krachttraining gedaan, ik heb snelle pakken geprobeerd, een snellere lichtere fiets van bijzonder materiaal, ik heb mijn pedaalslag versneld, ik ben wekelijks naar een sportpsycholoog geweest. Om nóg beter te worden, zoals de meeste mensen altijd beter willen worden. Willen we niet allemaal de beste worden, perfect zijn? Maar zodra het woord medicijnen valt, slaat iedereen door. Doping, stimulerende middelen en methoden, mensen weten niet eens wat het is, sterker: waar het over gaat.

Ik had het kunnen weten: wielrenners zijn verdacht. Stel: ik ben beroepsschrijver. Ik doe alles om aandacht te trekken. Morgen staat de politie voor mijn deur. Op verzoek toon ik de inhoud van mijn koelkast, mijn boekenkast, mijn medicijnkastje, mijn boekhouding, mijn emails, de foto’s van maîtresses, mijn pornosites, mijn vibrators,  mijn alcoholvoorraad, mijn waterpijpen en mijn geslachtsdeel. Maar als ik mee naar het bureau zou moeten, zou ik weigeren en roepen: Fuck you all. Als beroepswielrenner zou ik dat niet durven. Ze zouden me meteen straffen, me liefst isoleren in een inrichting, als een gestoorde gek.

Daarom ben ik nooit beroepswielrenner geworden.

Mijn column uit november 2012 in de Standaard (België) en herplaatst in De Muur 39 – 2013 (‘Blijf met met je rotpoten van ons rotwielrennen af’)

rotwielrennen

De fascinatie voor de ondoorgrondelijke wielersport

15 okt

Hoewel ik Lance Armstrong als wielerverslaggever niet of nauwelijks van nabij heb meegemaakt, heeft hij me altijd gefascineerd. Ik was wielerverslaggever vóór het epo-tijdperk. Al zullen in mijn laatste jaren als wielerverslaggever renners (Indurain, veel Spanjaarden en Italianen, Russen, Duitsers en vooral het oprukkende Amerikaanse peloton cowboys, de ploegen van 7-Eleven en Motorola, en natuurlijk ook Nederlanders) vast al bezig zijn geweest. Zo bleek later. Ik heb in al die jaren (vanaf 1976 tot begin jaren negentig volgde ik onder meer 16 keer de Tour) wel wat gezien en gemerkt wat ‘vreemd’ was of naar overtreding van de spelregels riekte (omkoping, combine, doping), maar ik kon nooit doordringen tot de ‘vuile waarheid’. Ik moest verder, verslag doen van alweer de volgende etappe en wedstrijd, van hotel naar hotel reizen, met de karavaan mee, op weg naar de volgende winnaars en verliezers.

Die keren dat ik op onderzoek uitging of mijn sterke vermoedens beschreef in krantenartikelen van De Volkskrant en NRC Handelsblad leidden zelden tot prettige situaties. Het is geen excuus, ik deed wat binnen mijn mogelijkheden lag. Deed ik mijn werk niet goed genoeg? Wie bepaalt dat? Ja, ik werd bang als betrokkenen mij bedreigden. Maar ik deed mijn werk, dag en nacht, obsessief. Peter Post heeft me eens brandbommen in de tuin toegezegd als ik nog iets zou schrijven over zijn verdachte methoden. Nog los van zijn onbeheerste schreeuwpartijen door de telefoon. De Belgische ploegleider Walter Godefroot onderbrak in Parijs-Nice een interview met het Belgische talent Daniel Willems toen ik over ‘soigneren‘ begon, hij wist toch hoe ,,Nederlandse journalisten altijd overal iets achter zochten, jullie zijn negatief”. De ploegleiders Fred Debruyne en Jan Raas hebben mij de hotelkamer afgeschopt toen ik een renner aan een infuus (glucose? so what?) zag liggen. Gerrie Knetemann heeft me bij de keel gegrepen. Soigneur Ruud Bakker(een reus van een vent)  heeft me uitgescholden alsof ik een crimineel was, omdat ik de wielersport (Raleigh, later Panasonic) kapot maakte. De voorzitter van Nederlandse wielrenunie ontzegde me de toegang tot de jaarvergadering vanwege een stuk over doping bij Nederlandse ploegen.

Ik schreef een stuk in NRC over Steven Rooks na zijn bergritzege waarin ik mijn sterke vermoeden uitsprak over zijn merkwaardige vormcurves en zijn vreemde geneeskundige consults (Zwitserse kruiden, arnica, osteopathie, antidepressiva….). De hoofdredacteur kwam de volgende dag bij mijn chef om opheldering vragen. Hoe ik dit durfde te schrijven. Hein Verbruggen belde me op Kerstavond, om me uit te schelden omdat ik tégen hem was en niet wilde begrijpen dat doping echt niet voorkwam – omdat het niet hielp (het lijkt de hypocriete voetbalwereld wel, het wordt niet gebruikt omdat het niet helpt….tja). Kort daarvoor had PDM-renner Peter Stevenhaagen me in een interview verteld dat hij met nog een paar ploeggenoten had meegedaan aan een test bij de psycholoog-fysioloog prof. Joop Hueting in Brussel om te onderzoeken in hoeverre bepaalde middelen ‘werkten’. Verbruggen destijds bestuurslid van de Nederlandse wielrenunie was laaiend, ik had dat niet (in De Volkskrant) mogen publiceren.

Jan Gisbers probeerde me in de Tirreno-Adriatico met zijn auto van de weg te rijden. Ik was getuige van de PDM-affaire (intralipid) in de Tour. Ik zag vermagerde, zieke wielrenners door het hotel in Quimper schuifelen (Erik Breukink, Nico Verhoeven, Sean Kelly, Jean-Paul van Poppel, Raul Alcala, Martin Earley, de Duitsers Uwe Ampler en Uwe Raab) die meer dood dan levend waren. Ploegleider Gisbers en dokter Wim Sanders werden door ons scherp ondervraagd in dat hotel. Wij (Dick Wittenberg en ik, beiden van NRC) hebben de hele nacht gewaakt rond en in het hotel en tot in de vroeg ochtend geschreven, zonder te slapen. Voorpaginastukken werden het. De waarheid? Het ging over bedorven gehaktsaus en nog meer van die verzinsels.  De waarheid? Lees ‘Sultans of Swing‘ van Bart Jungmann en Fred Segaar. Jaren later.

De affaires rond Gert-Jan Theunisse staan nog diep in mijn geheugen gegrift. De verhouding testosteron-épitestosteron was bij hem nogal scheef en wisselde voortdurend én dus verdacht. Het zou om een natuurlijke afwijking gaan. Er bleken meer sportmensen met zo’n ‘natuurlijke afwijking’: veel tennissers en zwemmers, volleyballers, handballers, atleten,  en vooral voetballers. Nooit meer iets over ‘die anderen’ gelezen. Ik ging met NRC-wetenschapsredacteur Wim Köhler naar professor Thijssen, een endocrinoloog (hormoondeskundige) in Utrecht. Er kwamen rechtszaken. Uit onderzoek van Thijssen met dopingdeskundige Douwe de Boer werd duidelijk dat Theunisse een ‘onnatuurlijke’ afwijking had. Doping dus, testosteron( Andriol), cortisonen. Lees hier een interview uit 2001 met Thijssen in de Volkskrant over het destijds  als mysterieus aangeduide geval Theunisse: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/583623/2001/06/23/Tussen-argwaan-en-wijsheid.dhtml

Later zou Thijssen als getuige-deskundige worden gevraagd in een dopingrechtszaak tegen Frank de Boer, destijds voetballer bij Barcelona. Pep Guardiola, de latere zo bewierookte trainer van Barcelona werd in die periode als speler bij het Italiaanse Brescia tweemaal ‘betrapt’ op gebruik van nandrolon, een spierversterkend middel.  Ook de in Italië spelende Jaap Stam (Lazio), Edgar Davids (Juventus), de Portugees Fernando Couto (Lazio) en een achttal spelers van Juventus werden ‘betrapt’, enkelen werden voorlopig geschorst maar uiteindelijk vrijgesproken. Guardiola werd eerst vier maanden geschorst, maar ging na hoger beroep ook vrij uit. De onderzoeksmethoden van het Italiaans Olympisch Comité (CONI) zouden onder meer onbetrouwbaar zijn. Frank de Boer werd vrijgesproken van gebruik van nandrolon. Bewust gebruik was niet bewezen. Het was waarschijnlijk het gevolg van (vervuilde) voedingssupplementen.

Ik heb het er nog weleens met (mijn tegenwoordige vriend) Peter Winnen over gehad, over hoe het vroeger in ‘onze tijd’ ging. Toen ik hem eens vroeg wanneer hij was begonnen met roken, lachte hij: ,,Ik heb altijd gerookt, maar als jullie in de hotelkamer kwamen, werd eerst de rook weg gewapperd en werden de ramen geopend, de pillen werden in het nachtkastje opgeborgen, de prullenbakken werd geleegd.”  Wij (Peter, zijn vrouw Yvonne en ik) lachten ons rot. Jan Raas vertelde in een jolige bui dat hij zijn urine eens over de handen van een dopingcontroleur had verspreid. ,,Hier, houd dat flesje vast, jij met je dopingcontrole.” En hij piste over zijn handen. Zo intimideerde hij de naïeve, bedeesde controleur. ,,Bij mij doping? Ik gebruik niks. Wegwezen! Ik ben beroepsrenner, ik bepaal zelf wat ik doe met mijn lijf. Net als kunstschilders, schrijvers, bankdirecteuren en journalisten.”

Overigens, misschien ben ik niet tegen doping (mijn standpunten wijzigden voortdurend, voortschrijdend inzicht noemt men dat)? Doping is sowieso van alle tijden, de Grieken deden het al met magische kruiden en oliën. Niemand die er aanstoot aannam. De bedenker en eerste organisator van de Tour Henri Desgrange was er nooit op tegen. Hij wilde vooral veel heroïek (bloed, zweet en tranen), op welke manier dan ook verworven. Want dat wilden de toeschouwers en lezer van zijn krant L’Equipe en L’Auto. Zijn assistent en opvolger Jacques Goddet begon te twijfelen. Waarom het in de jaren zestig na de dood van Tom Simpson is verboden, laat zich raden. Doping schond het imago van de wielersport, dat vooral vonden de sponsoren. Alweer die commercie: geld. De sponsoren wilden geen doden. En de wielersport is nu eenmaal slechts afhankelijk van de commercie en de media, al sinds het bestaan van de beroepswielersport, meer dan honderd jaar terug . Nu weer, nog steeds, de wielersport had de Amerikaanse sponsoren en media (televisie) nodig. Zo vond Hein Verbruggen eind jaren tachtig, vandaar zijn drang tot mondialisering. Verbruggen komt uit de marketingwereld, vandaar.

Ik was geen oorlogsverslaggever of onderzoeksjournalist. Ik volgde mijn favoriete sport wel kritisch. Ik heb altijd genoten (naïef en dom?) van Eddy Merckx, Bernard Hinault, Laurent Fignon, Greg LeMond, Pedro Delgado, Stephen Roche, Jan Raas, Roger De Vlaeminck, Johan van der Velde, Peter Winnen, Moreno Argentin, Claudio Chiappucci, Gianni Bugno (ik hield en houd van Italianen) , Miguel Indurain, Frank Vandenbroucke en die fantastische Francesco Moser. Dat ze (mogelijk) slikten, spoten en zoals Moser (Checco) als eerste door professor Francesco Conconi (de leermeester van de omstreden Michele Ferrari en Luigi Cecchini) ) werd geprepareerd met de voorloper van bloeddoping, dat was meegenomen. Anders had ik mogelijk niet van deze bijzondere atleten kunnen genieten. Ik heb nergens spijt van.

Sport is en blijft sport, en altijd met doping. Dat halen we nooit meer weg. Corruptie zit in de mens, die nu eenmaal altijd meer en hoger wil, en alleen maar nog beter wil worden en daarvoor alle middelen wil aangrijpen – ook verboden middelen. Sportiviteit is er alleen nog op zaterdagmorgen bij de hockeyveteranen, hoewel?

Mensen laten zich nu eenmaal betoveren en verblinden door topatleten, supermensen, mensen als Lance, door mensen die zij in hun eigen ellendige gewoonheid, saaiheid en geestelijke armoe, een goddelijke status toedichten. De voortdurende en toenemende (?) aanbidding van mensen die boven ons uitstijgen wat betreft talent en uitstraling, zegt meer over ons dan over supertalenten. Verering van mensen die meer kunnen dan wij ooit zullen kunnen,  is niet alleen eng, maar kan vooral gevaarlijk zijn. Mensen, zoals topsporters, die meer willen bereiken dan binnen hun mogelijkheden ligt, zijn ook riskant bezig. Ze verliezen zichzelf en kennen zichzelf niet meer. Topsport maakt meer kapot dan je (ons?) lief is.

Dat perfectionisme van Lance bijvoorbeeld was niet alleen overweldigend, maar ook eng.  Ik heb hem nauwelijks meegemaakt, zoals ik al schreef.  Maar toch. Ik mocht hem niet zo als mens, vooral sinds ik hem acht jaar geleden in een hotelkamer op een Amerikaanse tv-zender (public television) in een interview van een uur hoorde antwoorden op de vraag ‘waarom ga je niet golfen of kaarten?’  Lance: ,,Ik doe niet mee aan dingen en vooral niet aan sporten waarvan ik niet zeker weet dat ik win’’. Die blik in zijn ogen! Die angstaanjagend killersblik. Echte topsporters zijn killers, maar dit…. Alsof hij de zeer strenge interviewer na afloop ging vermoorden. Kil. Ik werd bang van hem, zo had ik nog nooit iemand uit zijn ogen zien kijken (ja, in een thriller op tv of zoals Anthony Hopkins als Hannibal Lecter in The silence of the lambs). En dan die lichaamstaal IK BEN ONOVERWINNELIJK. IK BEHEERS MIJN WERELD. Mijn vrouw, die meekeek, zei nog:  ,,Die man is gek.’’

Een volgende vraag was: ,,Zijn er mensen die met een man als jij, een bloedfanatieke winnaar, nog kunnen samenleven?” De glimlach op Lance’s gezicht werd een satanische grijns: ,,Natuurlijk, ik ben heel gelukkig met mijn familie.’’  Weer dat IK. En zij? Waren zij gelukkig met hem? De volgende vraag: ,,Waarom moet je alles winnen?’’ Lance: ,,Ik haat verliezen. Vooral sinds mijn ziekte wil ik nooit meer een loser zijn. Ik zal nooit meer verliezen. Dat weet ik zeker.’’ Toen maakte mijn angst voor die man plaats voor begrip, medeleven, zelfs een beetje medelijden.

In mijn selectieve herinnering weet ik nog dat de interviewer besloot met ,,Ik hoop dat je nog veel zult winnen, Lance.’’ Waarop Lance zei: ,,Ik zal je niet teleurstellen.’’ Dat ge-ik, ikke, ik, I, I, I, Me, Me (een uur lang) wees volgens mij op een ziekelijke afwijking… Het ging alleen maar over Us and Them. Megalomanie? Die man leefde (leeft) volgens mij in een kooi, een gekooid mens, dat als een getergde leeuw heen en weer raast. Wat een woede moet in dat lijf zitten.

Ik hoop dat hij nu zijn rust vindt, nu (bijna?) alles voorbij is. Hopelijk geeft hij de strijd met zichzelf en tegen de (hem vijandige) wereld op. Leugendetector? Kom op, Lance, doe jezelf een plezier, gun je zelf een rustig leven zonder strijd. Winnen is voor mij toegeven dat je kwetsbaar bent en nooit volmaakt kan en zal zijn. Blind streven naar perfectionisme is voor onvolgroeide, misschien verstoorde geesten.

%d bloggers liken dit: