Tag Archives: Greg LeMond

Passie pensioneert nooit

21 okt

Interview met mij op de website Passie pensioneert nooit

Wat is mijn grootste passie?

Ik schrijf graag over wat mijn hart me vertelt. Ik golf omdat ik plezier beleef aan speelse uitdagingen. Ik doe aan hardlopen (van tien kilometer tot halve marathons) en racefietsen om mijn lichaam te testen. En ik mediteer veel, vrijwel dagelijks twintig minuten, omdat ik me daar comfortabel bij voel en het mij verrijkt.

Wat is mijn idee van ultiem geluk?
Het ultieme geluk heb ik nooit ervaren. Wel momenten van euforie als ik liefde en vriendelijkheid ervoer óf (in triviale zin) als ik had ‘gescoord’. Maar het blijven momenten waarnaar ik zo min mogelijk probeer te streven: het is zoals het is, soms dient zich geluk aan, vaak niet. Let it be.

Wat is mijn grootste angst?
Niet meer (h)erkend te worden als mens, vergeten en overgeslagen te worden, en dat ik anderen niet meer (her)ken. En als ik niets meer kan delen met anderen.

Waar houd ik het meest van in mijn werk?
Ik ben 68 jaar en sinds vijf jaar gepensioneerd, dus heb ik geen werk meer. Ik schrijf vooral omdat ik het graag doe en omdat ik er waardering voor krijg. Toch overkomt mij soms het gevoel dat ik weer werk, als ik iets doe (schrijf) wat een ander van mij verlangt: ‘Want je kunt het zo goed!’ Een valkuil.

Wat is mijn minst aantrekkelijke eigenschap?
Ongeduld, plotselinge (niet meteen verklaarbare) woede, te veel aandacht vragen en te veel (willen) praten, vertellen en schrijven. Vroeger was dat over anderen oordelen, liefst veroordelen. Moraliseren ook. Dat probeer ik af te leren, sinds ik mij bezighoud met boeddhisme en mediteer: wees vriendelijk voor jezelf als ook voor alle andere levende wezens; moge alle levende wezens gelukkig zijn en vrij zijn van lijden – net als ik.

Wat is mijn grootste valkuil?
Spontaan en gretig te veel ‘werk’ aannemen, anderen plezieren en mijn mogelijkheden overschatten. En dan écht depressief te worden, omdat ik ‘het allemaal’ niet aan kan.

Wanneer zou ik liegen?
Als ik bang ben anderen te kwetsen.

Welk rolmodel heeft de grootste invloed op mij gehad? 
Jim Morrison vroeger, en Neil Young. Later Leonard Cohen, vooral zijn door boeddhisme (hij vertoefde enige tijd in een klooster) geïnspireerde teksten. En zeker mijn boeddhistische leraar Sakyong Mipham en (via zijn boeken en geschriften) zijn overleden vader Chögyam Trungpa, beiden van de (Tibetaans) boeddhistische traditie Shambhala – een sociale zienswijze en beleving met boeddhistische uitgangspunten.

Waar houd ik het minst van in mijn werk?
Doen wat een ander (de baas, opdrachtgever) van me verlangt/eist.

Waar en wanneer was ik het meest gelukkig met mijn werk?
Bij grote internationale sportevenementen, zoals de Tour de France en wanneer ik met grote sportmensen sprak zoals basketballer Michael Jordan, basketbalcoach Phil Jackson, de wielrenners Bernard Hinault, Greg LeMond, Francesco Moser en Jan Raas, skiër Alberto Tomba, kunstrijdster Katarina Witt en de voetballers Sir Stanley Matthews, Gianni Rivera, Eusebio en Alfredo Di Stéfano. Schrijven over wat ik erbij voelde, als dat mocht. Naarmate mijn leeftijd vorderde voelde ik mij gelukkiger worden zodra ik eigenzinnig durfde te schrijven over mijn passie en mijn compassie met anderen. Langzaam maar zeker vond ik de stijl die mij past. Toen kreeg ik ook steeds meer waardering, zonder dat het mijn bedoeling was. Het kwam (en komt) steeds meer uit mijn hart, mijn eigen gevoel.

Wat zegt de uitspraak ‘Passie Pensioneert Nooit’ mij?
Dat je altijd naar je hart (je gevoel dus) moet blijven luisteren, wat anderen ook zeggen en hoe anderen er ook over oordelen. Passie is het mooiste wat er is. Als je  je lichaam voelt tintelen, van je voeten tot je kruin, dan leeft er iets, dan leef ik. Het wordt een probleem zodra je hart zwijgt of wordt geblokkeerd.

Wat zou ik aan mezelf willen veranderen?
Meer genieten van het moment, meer geduld, minder aandacht vragen, minder in een slachtofferrol kruipen, me minder door anderen (hun gedrag, houding en oordeel) laten leiden. Dit ben ik, ik voel wat ik voel, wat jij voelt is jouw gevoel. Leven en laten leven. Zo zou ik het liefst willen leven. Maar vooral wil ik vriendelijk zijn voor mezelf: kwetsbaar, ongeduldig, slachtoffer, boos, verdrietig, depressief – het mag allemaal.

Welk beroep zou ik hebben in een volgend leven?
Monnik (voor zover dat een beroep is) of onderzoeker.

Wat is mijn grootste professionele prestatie?
Zestien keer de Tour de France verslaan als verslaggever met (in vergelijking met nu) zeer beperkte communicatiemogelijkheden en veel logistieke problemen. Ik heb zeker meer prestaties geleverd. Wereldkampioenschappen voetbal, wielrennen, judo, ijshockey, skiën. Een stuk of tien Champions League-finales. Vier Olympische Winterspelen. Twee keer The Masters in Augusta, twee keer de Ryder Cup. Interviews met Michael Jordan in Chicago en andere internationale fenomenen als Franz Beckenbauer, Vinnie Jones, Stanley Matthews, Roberto Baggio, Vladislav Tretjak, Alberto Tomba, Sepp Blatter, Jacques Rogge, Prins De Mérode, Prins Albert; reportages in mijn favoriete land Italië. In de Verenigde Staten over de Amerikaanse sportcultuur. In bijna alle landen van de wereld en vooral reportages in Liverpool met nabestaanden van stadionrampen en hun hulpverleners.

vakantie-lucertola-2013-019

Lucertola in Le Marche

Wat is de plek waar ik de beste ideeën krijg, in mijn stad?
Thuis, op de bank, boeken lezend én als ik mediteer thuis op mijn kussen of in het boeddhistisch centrum. Dan wel in mijn huisje op de Veluwe, of daarbuiten, alleen met mezelf in de natuur. Ik houd niet van de stad. Ik ben een plattelandsjongen. Ik bivakkeer het liefst in de reuk van de natuur, met geluiden van dieren, van koeien tot kippen en vogels met rondom rustige, vriendelijke mensen die je nog groeten. Daar durf ik mijn hart het meest te openen. Ver van de drukte, van opdringerige, gejaagde en gestreste mensen, ver van schreeuwerds en mensen met een grote mond, ver van cynisme, ver van de massa, zoals ik die jarenlang in volle, mijn gemoedsrust bedreigende stadions heb geduld. Jarenlang was ik gefascineerd door het immense geluid in bomvolle stadions, ik raakte er door bedwelmd en schreef verdoofd door het lawaai dat mensen maakten rondom voetbalwedstrijden, totdat ik besefte dat ik diep van binnen gewoon bang was in en rond zo’n kolkend stadion. Ik hoop nooit meer een vol stadion te betreden en mij in grote massa’s te begeven. Mijn stad bestaat niet, alleen mijn dorp en mijn buitenhuisje in de natuur. Daar krijg ik de beste ideeën, daar ben ik op mijn gemak.

Wat is mijn favoriete plek om te eten en te drinken, in mijn stad?
Heb ik niet, liefst drink en eet ik thuis. Een favoriet restaurant heb ik niet, alleen in restaurants in Italië met Italianen en mijn gezin.

Wie is mijn grootste fan/sponsor/partner in crime?
Mijn vrouw Maddy, die mij aanzet iets te doen wat ik nog niet heb aangedurfd (bijvoorbeeld over iets en iemand schrijven) en die mij ook aan de grond houdt als ik eufoor dreig te worden. Daarnaast vind ik het heel waardevol als mijn pleegzoon Robin mij complimenteert: ‘Goed gedaan, pa.’ Dan ervaar ik een groot moment van geluk. Heerlijk om me even in te wentelen.

Met wie zou ik in de toekomst graag willen werken?
Met mijn boeddhistische leraar Sakyong Mipham, als inspiratiebron.

Naar welk project, in de nabije toekomst, kijk ik uit?
Een boek schrijven over mijn zoektocht naar de zin van leven, mijn manier van beleven en overleven én welke talrijke inspiratiebronnen ik daarvoor heb geraadpleegd en nog steeds raadpleeg. Van lsd en andere hallucinerende en opwekkende middelen via sportbeoefening, -beleving, -studie en -beschrijving, alle vormen van psychotherapie en spirituele ervaringen tot boeddhistische cursussen en trainingen. Met de slotzin: ik ben dan toch uiteindelijk onwetend. Omdat niet-weten waarschijnlijk toch de essentie van mijn bestaan is.

Welk rolmodel zou ik graag willen ontmoeten en spreken?
Basketbalcoach en in mijn beleving meest erudiete en dus beste sportcoach aller tijden, Phil Jackson, zen-boeddhist, overlever en geduldige leermeester van sportmensen met een super-ego zoals Michael Jordan, Shaquille O’Neal, Dennis Rodman en Kobe Bryant.

Ga ik pensioneren van dit werk en leven waar ik van houd? 
Who knows where the time goes.

Dafne Schippers: hoogste vorm van uitmuntendheid

29 aug

dafne

Kijken naar de wereldkampioenschappen atletiek is kijken naar de hoogste vormen van uitmuntendheid. Jonge mannen en vrouwen die laten zien hoe mooi, sterk en snel hun lijf is geworden door zich dagelijks buitensporige fysieke en mentale inspanningen te getroosten. Kijk eens hoe voortreffelijk ze zijn, nog beter dan anderen, nog sterker en sneller. Nog mooier. Alsof excellentie bijdraagt tot voortdurend, oneindig geluk. Soms lijkt het zo.

Deze overpeinzing kwam bij mij op toen ik Dafne Schippers naar de wereldtitel op de 200 meter zag snellen. Een blond godenkind op lange, fraai en gespierd gestileerde benen, die hemel en aarde bewoog om toe te kunnen treden tot het domein van uitverkorenen. Bijna niemand (in binnen- en buitenland) die haar uitzonderlijke bewegingen volgde, kon gevoelens van bewondering én verwondering onderdrukken. Dit was bijzonder. Dit was nog niet vertoond. Woorden schoten te kort. Verslaggevers, commentatoren en analisten troefden elkaar af in krankzinnige superlatieven. Emoties doen rare dingen met mensen.

Ik voelde tranen opkomen. Waarom? Was het mijn vereenzelviging met haar bijzondere triomf? Wilde ik zelf ook zo winnen, van wie dan ook? Altijd, elke dag, van iedereen die me voor de voeten loopt. Was het haar onderkoelde, nog niet begrepen succes dat mij raakte? Of was het de manier waarop haar familie Dafne omhelsde? Emoties zijn moeilijk te doorgronden.

Nee, niet omdat Dafne een Nederlandse is. Ik voelde ook tranen bij demonstraties van een uitzonderlijk talent als Michael Jordan, toen ik hem begin jaren negentig in Chicago van nabij zag springen, dribbelen en scoren. Bij Tiger Woods op de Masters tien jaar geleden, bij Pelé toen ik hem op het WK van 1958 op de televisie zag schitteren, bij Greg LeMond in de afsluitende tijdrit van de Tour van 1989 in Parijs, en bij anderen. Ik raakte geëmotioneerd toen ik deze mensen zag excelleren en op hun eigen wijze daarvan zag genieten. Ik noem het gemakshalve identificatie. De vereenzelviging met mensen die een excellente prestatie neerzetten – en nauwelijks beseffen welke momenten van geluk ze mensen bieden.

Jarenlang heb ik mij proberen af te wenden van emoties zodra een sportprestatie mij in het hart of in de onderbuik raakte. Soms tevergeefs. Afweer was mijn beste wapen, met cynisme als het gemakkelijkste afweermechanisme. Of was het een zelfverheffingsmotief?

Ik was journalist, verslaggever, analist. Mij was door ervaren collega’s en chefs gemaand professioneel afstand te bewaren, mij te beperkten tot feiten en liefst argwaan te tonen bij alles wat op overschrijdende prestatiedrang wees. Topsporters zijn uitslovers. Topsporters dien je te wantrouwen, ze zijn te allen tijde bereid om te frauderen, grenzen te overschrijden, zeg maar zich altijd te bedienen van illegale middelen zoals doping. Een journalist hoort argwanend zijn, was mij op het hart gedrukt. Ook een sportjournalist. Overal afstand en afweer. Maar ik heb altijd diep van binnen gevoeld dat een sportjournalist ook emoties kan (of moet) overbrengen. Liefst zijn eigen emotie.

Het was een worsteling tussen mijn romantische inslag en mijn (geconditioneerde) wantrouwen jegens de begerige sportmens. Mijn strijd is nog niet voorbij. Ik besef terdege dat sportmensen bereid zijn voorbij grenzen (afspraken) te gaan zodra eeuwige glorie in het verschiet ligt. Ik probeer mee te voelen. En ik probeer ook mee te voelen met de sportmensen als ze verdacht worden gemaakt zodra ze excelleren. Dafne Schippers krijgt nu in de buitenlandse pers over zich heen wat andere buitenlandse winnaars over zich heen kregen (en nog steeds krijgen) van de Nederlandse pers. Een blonde Nederlandse die zwarte concurrenten de baas is. Hoe zouden de Nederlandse media hebben gereageerd als Dafne een Duitse, Amerikaanse of Russische was geweest? Wat niet van ons is, is verdacht. Wat wel van ons is, sluiten we beschermend en liefdevol in onze armen.

Hoewel een mannetje op mijn schouder me voortdurend influistert dat wat ik in de sportarena zie niet deugt, voelde ik mijn hartslag versnellen en zei ik tegen mezelf: ‘Dit is bijzonder, dit heb ik nog nooit gezien, dit zijn mensen die mij opwinden, dit raakt mij en schakelt gelukkig even mijn scepsis uit.’

De voetbalwereld is verdorven, vooral door de ongelijke verdeling van geld, door verregaande spelverruwing, commercialisering, verdwijnende binding met club en supporters en jacht op het grote geld. De wielersport is zo ondoorgrondelijk geworden door verkapte doping, onderlinge afspraken en belangenverstrengelingen. Atletiek, met al haar onderdelen, is als sport geen haar beter. En toch is er hoop. Dat de meeste atleten hun kracht, snelheid en gedrevenheid putten uit natuurlijke middelen, althans middelen die niet verboden zijn. Dat altijd wel ergens in de wereld een natuurtalent opstaat, dat op basis van eigen middelen en sportiviteit anderen de baas is.

Atletiektoernooien die tot de verbeelding spreken, zijn er heel weinig. Eens in de twee jaar wereldkampioenschappen, eens in de vier jaar Olympische Spelen, tussendoor wat wedstrijden her en der, waar dan zonder media-aandacht ook grote prestaties worden neergezet. Van verzadiging is bij atletiek niet gauw sprake. Atleten kunnen zich in betrekkelijke rust voorbereiden op een belangrijk toernooi. Pieken op het juiste moment. Met explosieve aandacht tot gevolg. De media putten zich dan na een lange periode van stilte en afstand niet alleen uit in superlatieven, radeloos zoeken ze naar verklaringen.

Dafne weet nog niet wat over haar heen zal komen. Hier wordt ze al de Sportvrouw van het Jaar genoemd, daar wordt ze al benoemd tot Sportambassadrice van Nederland, dan weer wordt ze De Held van de Eeuw, dan weer dient ze een koninklijke onderscheiding te krijgen of staat nóg een multinational klaar om zich van haar mooie gezichtje te bedienen ter verspreiding van een commerciële boodschap. Want op de Olympische Spelen wordt ze definitief onze held, ons affiche, ons product. Dat heet investeren – of domweg uitbuiting.

Dafne Schippers wordt bestempeld als een nuchtere vrouw, omdat ze als atlete misleidende aandacht naast zich neer kan leggen. Vandaar ook haar zeldzame prestaties. Ik hoop dat ze kan blijven wie ze is. Gewoon een leuke vrouw die vreselijk hard kan lopen. Ik hoop dat iedereen van haar afblijft. Niks held, niks bovennatuurlijk. Gewoon een mooi mens.

Ze weet nog niet wat ze ons allemaal aandoet. Het besef komt met de jaren. Laat haar met rust, geef haar de vrijheid – daarin gedijt ze het meest. Ook natuurtalenten hebben recht op privacy. Haar managers bezweren dat Dafne zich niet gek laat maken. Dat is eerder gezegd, over nóg grotere talenten.

Deze column is gepubliceerd op http://www.sportenstrategie.nl/

%d bloggers liken dit: