Archief | Machtsmisbruik RSS feed for this section

Organisator Winterspelen Vancouver beschuldigd van geweld en seksueel misbruik van schoolkinderen

5 dec

furlong
John Furlong, de gedreven, immer stralende, nu 63-jarige voorzitter van het organisatiecomité van de Winterspelen 2010 in Vancouver, heeft iets uit te leggen. Vooral aan veel kinderen die hem in het verleden als sportleraar hebben meegemaakt. De onafhankelijke Canadese journaliste Laura Robinson ontdekte na grondig onderzoek dat Furlong jarenlang (eind jaren zestig, begin jaren zeventig) kinderen van de oorspronkelijke Canadese bevolking (First Nations, Indianen dus) heeft geslagen en seksueel misbruikt – ten einde de kinderen (de blanke) mores te leren.

Robinson, een gelauwerd onderzoeksjournaliste, publiceerde haar eerste verhaal over het wangedrag van Furlong in september 2012 in Georgia Straight, een weekblad in Vancouver. http://www.straight.com/news/john-furlong-biography-omits-secret-past-burns-lake. Ze voerde daarin een groot aantal getuigen op. Bovendien had zij ontdekt dat Furlong heeft gesjoemeld met data over zijn afkomst (Ierland) en zijn emigratie naar Canada. Furlong ontkent en wordt daarin gesteund door de belangrijkste Canadese sportorganisaties, die geen reden zien om aan de integriteit van de eminente voorzitter van Vancouver 2010 te twijfelen en niet hun eigen beoordeling en bewondering ten aanzien van Furlong aan een nader onderzoek te onderwerpen.

De Canadese sportautoriteiten slaan zich liever op de borst over de organisatie van de Winterspelen in Vancouver en prijzen vooral Furlong om zijn bevlogenheid, zoals hij die in zijn autobiografie Patriot Hearts uitvoerig en met veel egostrelingen beschrijft. Furlong is niet voor niets voor zijn werk als organisator veelvuldig onderscheiden: Officer of the Order of Canada (May 6, 2010), Order of British Columbia (2010), Olympic Order (2010), Paralympic Order (2010). Hij maakt in zijn boek nog eens duidelijk hoe hij de First Nations (de oorspronkelijke bewoners) bij de Spelen heeft betrokken en als sportleraar op een katholieke kostschool goed missiewerk heeft verricht.

Robinson kwam er achter dat Furlong al vijf jaar eerder in Canada werkzaam was dan hij in zijn boek aangaf. Eén van de vele leugens, aldus Robinson. Hij noemde nergens de naam van de school waar hij in Canada gedurende die periode werkzaam was geweest. Ze werd vervolgens getipt door een vertegenwoordiger van de First Nations, waarna zij haar onderzoek begon en steeds meer wrange details over Furlongs verleden in Ierland en als sportleraar in Canada vond. Onderzoek van Robinson leerde dat hij op Prince George College het sportprogramma leidde. Op de Facebookpagina van de school vond zij oud-leerlingen waarop zij samen met Furlong stonden.

De Indiaanse kinderen die werden verplicht naar de katholieke missionarissenschool te komen verklaarden tegenover Robinson dat zij van school wegliepen, omdat zij mishandeld werden. De politie (Royal Mounted Canadian Police) had ze teruggebracht, waarna zij vervolgens door Furlong (lichamelijk) gestraft werden omdat ze tegen de politie hadden gelogen over mishandeling op school. Volgens Furlongs autobiografie speelde de Ier in zowel het nationale Ierse handbal- als basketbalteam, speelde tegelijkertijd Gaelic football voor Dublin en was hij coach van het nationale Ierse vrouwenbasketbalteam. En dat allemaal toen hij 23 jaar oud was? Onmogelijk, meent Robinson met overtuiging.

Furlong probeerde eerst Georgia Straight aan te klagen. Maar zag daar uiteindelijk vanaf. Nu jaagt hij op Robinson zelf en daagt hij haar voor de rechtbank. http://www2.macleans.ca/2013/02/16/the-woman-behind-an-olympic-war-2/. Robinson (een oud-amateurwielrenster http://www1.uwindsor.ca/womensstudies/system/files/Laura_Robinson_Biography.pdf), die artikelen en boeken heeft geschreven onder andere over vrouwen en seksualiteit in de sport, over seksueel misbruik bij jongens in ijshockey (Crossing the line) en over racisme in basketbal, heeft voldoende belastende verklaringen in handen om Furlongs wangedrag te verduidelijken. Maar zij vreest de macht van de Canadese sportautoriteiten (zoals Own the Podium http://ownthepodium.org/Resources.aspx?lang=en-CA, het belangrijkste sportorgaan) en het Canadees Olympische Comité die geen oog hebben voor de trauma’s van een groot aantal ex-leerlingen van de katholieke school in Prince George en Burns Lake, waarop Furlong les gaf.

Drie ex-leerlingen hebben (tevergeefs) een aanklacht ingediend bij de politie, wegens seksueel misbruik van Furlong. Acht ex-leerlingen hebben een getekende verklaring afgegeven waarin zij hun vroegere sportleraar betichten van fysiek en verbaal geweld. Zoals jongens bij het ijshockey keihard met de stick op de rug slaan, kinderen bij de haren slepen, in het gezicht slaan, lijfstraffen, kinderen uitschelden voor ‘lazy indians’. Een groot aantal andere ex-leerlingen hebben anonieme verklaringen gegeven, anoniem mede omdat zij ondanks jarenlange psychotherapie nog altijd bevreesd zijn voor de machtige hand van Furlong.

Een paar weken geleden deed Robinson haar relaas in Aarhus tijdens Play the Game, een tweejaarlijks congres waarin de wantoestanden in de sportwereld (zoals matchfixing, gesjoemel met dopingregels door autoriteiten en controleurs, bevoogding en onderdrukking van topsporters, corruptie en omkoping bij IOC- en FIFA-officials rond de biddings en de organisatie van mega-evenementen, zoals Olympische Spelen en WK voetbal) werden belicht door wetenschappers en onderzoeksjournalisten (300 uit de hele wereld). Een dag voor haar presentatie probeerde een advocatenkantoor namens Furlong Robinson ervan te weerhouden de geschiedenis van de organisator van de Winterspelen weer te geven. De organisatie van Play the Game werd gedreigd met een rechtszaak als zij Robinson haar presentatie liet geven.

Jens sejer
Jens Sejer Andersen, de directeur van het congres, reageerde laconiek door terug te mailen dat de censuur in Denemarken al 150 jaar is afgeschaft. De dreigementen van de Canadese juristen haalden de Canadese media. Furlong mocht voor tv-camera’s zeggen dat hij door de verhalen van Robinson ,,door een hel is gegaan”. Hij ontkent alles. Robinson beschikt over tal van verklaringen die zij graag voor de rechtbank wil toelichten.

Intussen kan zij haar werk als freelance-journaliste niet uitvoeren, hangende de rechtszaak tegen haar. Zij kan als freelancer niet steunen op een journalistenverzekering. Robinson heeft daarom een fonds opgericht waarop sympathisanten een donatie kunnen geven. The Laura Robinson Defense Fund. http://www.huffingtonpost.ca/2013/12/03/laura-robinson-funding_n_4379938.html

Robinson attaqueerde in Aarhus nogmaals de Canadese sportorganisaties die zij verwijt achter deze man te blijven staan, of domweg erover te zwijgen, terwijl er tientallen mensen van First Nations met verbaal, lichamelijk en seksueel geweld zijn bejegend door Furlong. Ook de Canadese politie-autoriteiten (Royal Mounted Canadian Police) krijgen ervan langs omdat zij de aanklachten jegens de oud-sportleraar niet serieus hebben genomen, en nu zelfs de kant van Furlong kiezen.

Robinson_Laura2
Laura Robinson staat niet alleen in haar jacht op Furlong, omdat zij zich gesteund weet door vertegenwoordigers van de Indianen en door veel collega’s en vrienden van Play the Game. Maar zij ziet zich geconfronteerd met de allure en de macht van een nationale held, een man die in zijn almacht is gaan geloven. Een man die van zijn omgeving, de mensen die overtuigd zijn van zijn integriteit en in zijn licht hebben mogen meeschitteren, niet van zijn voetstuk mag vallen.

Zie verder: http://www.laurarobinsondefensefund.org

En: http://nebula.wsimg.com/a0050421df07e4dafd74d19f97bae74b?AccessKeyId=90D3837150F7A72C70F2&disposition=0&alloworigin=1

Wat is dit voor waanzin

22 jun

Hoe doe je verslag van de waanzin van de Tour? Meegaan met de journalistieke mores of je afvragen waarom dit gebeurt met mensen? Dilemma’s van een Tourverslaggever.

Tour zwaar
Gefascineerd door zoveel ellende, onrecht en mensenschennis keek ik toe hoe de Zwitser Uli Sutter besmeurd met stof, modder en bloed in 1979 na een Tour-etappe over het middenterrein van de wielerbaan van Roubaix slofte. Zijn fiets achter zich aan slepend. Hij zocht. Nee, hij zocht niet. Hij was verdoofd en verdwaasd, hij doolde.

Op zijn shirt was nog net te zien tot welke ploeg hij behoorde: TI-Raleigh. Hij was de kopman, nota bene, van dit alom bewonderde team onder leiding van de beste zakenman onder de ploegleiders, Peter Post. Mijn afschuw sloeg om in woede. Dat wielrenners zichzelf dit aandoen. Dat wielrenners zich als reclamezuilen laten gebruiken door organisatoren als Jacques Goddet en Félix Lévitan. Beulen zijn het, die directeuren!

Ik wilde naar huis, weg van dit mensonterende circus. Op weg naar Brussel, waar na een eerste voor een debutant wereldschokkende Tourweek mijn vriendin op mij zou wachten, schold ik mijn collega’s de huid vol. Wat is dit voor waanzin? Willen mensen dit zien? Schrijven jullie hier over? Zonder een vorm van mededogen? Zonder kritiek op de organisatie voor wie slechts één belang telt: commercie? Hun evenement moet verkocht worden, ongekende kijkcijfers scoren, hun kranten moeten abonnees werven.

Waar zijn jullie principes, mannen, of doen we blindelings mee met dit populisme?

Was ik naïef, een romanticus die veronderstelt dat de sportwereld een symbool is van de integere wellust, van een eerlijke competitie en van het gezonde leven – vrij van zonden? Ja, ik was nog naïef. Dit hoort erbij, dit is de Tour de France, dit is de wielersport. Dit is wat de mensen willen.

Tom Simpson wordt tevergeefs gereanimeerd
Tom Simpson wordt tevergeefs gereanimeerd

Er zou mij nog veel meer wachten. Sportmensen die zich (bewust of onbewust) te gronde richten, in de hoop onschendbaar, onsterfelijk of heilig te worden. Jaren later leerde ik dat het bereiken van de top van Alpe d’Huez of nog beter de Mont Ventoux, waarop de Engelse beroepswielrenner Tom Simpson zijn leven verloor door te veel opwekkende middelen en overdreven ambitie, mensen een gevoel van superioriteit geeft. Mensen, vooral topsporters, gaan door het stof om zichzelf te bewijzen. Waarom begreep ik dat in 1979 nog niet? Hoewel ik al aanvoelde dat iets niet deugde aan de offers die Sutter en de zijnen brachten.

Eerder tijdens mijn eerste Tour de France zag ik Jacques (Jaak) Verbrugge voor de start van een Alpen-etappe. Zijn ogen stonden flauw, zijn gezicht was bleek. Hij was al dagen aan de diarree. Op de top van de eerste col besloten we hem op te wachten. Maar hij kwam maar niet. Een paar haarspeldbochten lager zagen we hem in de berm zitten, broek naar beneden, omringd door nieuwsgierige mensen. Hij klom weer op de fiets en zette zijn lijdensweg voort. Toen hij bij ons aankwam, stapte hij af, liet zich tegen onze auto vallen en begon te vloeken, te slaan en te huilen. Hij stonk als een mestkar. Van zijn fiets dropen dikke bruine druppels. Opgeven? ,,Nooit, godver.” Hij wilde de eindstreep halen, die achter twee andere cols, de Galibier en Alpe d’Huez lag.

Ten einde raad stapte hij besmeurd met zijn eigen vuil in een ambulance. Hij huilde. Ze hadden hem wat druppeltjes opium kunnen geven, een paar maar om de ergste buikloop te stoppen. Ze hadden hem een pilletje kunnen geven. Ze hadden hem een nachtje aan het infuus met een of ander wondermiddel kunnen leggen. Doping doet overleven, doping doet wonderen, doping maakt van mensen helden.

Mijn ervaren collega’s namen foto’s en noteerden wat hij zei. Ik deed niks, ik stond er bij, vertwijfeld, en vroeg me af of deze wielrenner niet meer verdiende dan platte, meedogenloze onderzoeksjournalistiek. Compassie of zo. Niet jagen op primeurs of het sensationele verhaal willen schrijven over een mens dat naar de klote gaat of nota bene doping heeft gebruikt. Gewoon: helpen – en niet scoren. Donder op met de journalistieke mores, voelde ik diep in mijn hart. Gewoon: afvragen waarom dit gebeurt met mensen.

Ik ging de volgende jaren op zoek naar het hoe en waarom van deze commerciële hellevaart. Ik raakte verward, zag hoe renners, ploegleiders en soigneurs met een wijde boog om mij heenliepen, zich furieus afwendden als ik te dichtbij kwam en te veel vragen stelde. Hoe ze heimelijk probeerden succes te behalen, door middel van omkoping, ongekende medicaties en andere malversaties. Ze hielden me voor de gek.

Ik werd overtuigd door de visie van de grondlegger van de olympische gedachte, Pierre de Coubertin, dat sportbeoefening slechts op twee manieren kon worden verstoord. Door het consumeren van ‘onnatuurlijke’ middelen om beter en sterker te worden of door te veel trainen. Een uurtje per dag was prima, maar een sportman die dag in dag uit vele uren per dag trainde, was volgens De Coubertin een bedrieger. Waar ligt dus de norm?

Ik probeerde hen te begrijpen. Ik had hen de hemel in geprezen, omdat ik hen mocht als mens, omdat ik hen vertrouwde. Ik werd uitgenodigd op hun partijtjes, werd er onthaald op loftuitingen en zei op mijn beurt dat zij ‘geweldig’ waren. Wat doe je als je je ex-vrouw die je bedrogen heeft, op een feest zoent en en passant toefluistert dat je haar faux-pas wel begrijpt? Je bent wel bedrogen!

Op de ploegpresentatie van Panasonic in Brussel had Peter Post besloten mij als kritische verslaggever mild te stemmen door mij de hoofdprijs van de tombola te gunnen. Maar er ging iets mis met het opzetje, waardoor de prijs naar een vreemde ging. Post was laaiend op mij omdat zijn Japanse sponsor de fout had ontdekt. Toen ik er (en nog meer louche zaken) over schreef, beloofde hij brandbommen in mijn voortuin. Zo ben ik (en mijn gezin) vaker geïntimideerd door ploegleiders en renners omdat mijn berichtgeving slecht was gevallen.

Ze lachen nu verontschuldigend, omdat ik het wel begrijp. Ja, vast wel. Weet je nog, leuke tijd was het, toen je me nog geloofde? Alsof dat afdoende is. Johan van der Velde maakte als een der weinigen excuses, nadat hij uit de gevangenis was ontslagen. Hij zei dat hij niet anders kon dan mij voorliegen, anders had hij zijn status verloren. De anderen slaan mij nog steeds op de schouder en zeggen dat ,,we altijd vrienden zijn gebleven”. Hoezo, altijd?

Ik begrijp hen. Het zijn mensen. Ook ik raakte verstrikt in mijn ambitie. Erbij horen voelde gemakkelijker en leidde mogelijk tot meer informatie dan op afstand volgen, kritiek leveren, speculeren en renners veroordelen om hun beroepsopvatting. Ik wist niets, had alleen een sterk vermoeden. Zodra ik op onderzoek uitging werd mij hardhandig de toegang ontzegd, omdat ik mij als een verrader gedroeg.

In 1989 zag ik in Corvara Erik Breukink aan het infuus liggen na een bergetappe in de Giro d’Italia. Op de laatste klim van de dag, de Campolongo, had hij de aansluiting met Laurent Fignon verloren door een ‘hongerklop’. Hij verloor zes minuten op de latere Franse eindwinnaar.  Na afloop van de rampzalige Dolomietenetappe werd ik ’s avonds van de kamer geschopt. Ik vroeg niet verder, hoewel ik het tafereel verdacht vond. Gewoon: suppletie, glucose, testosteron, epo, bloedtransformatie… Toch?

De betrokkenen gaven geen antwoord. Waarom ook? Ga een beetje vertellen dat je doping gebruikt of een koers hebt verkocht. Kom op zeg! Het was hun verantwoordelijkheid, hun leven, hun beroep. Inderdaad, het was/is niet mijn leven. Sport wordt zodra het amusement/commercie is grenzeloos. Wie wil scoren gaat over grenzen. Om met Johan van der Velde te spreken: ,,Als je hun niet flikt, flikken ze jou. Je moet meedoen, anders verlies je.’’

Erik Breukink in de PDM-camper nadat hij in de Tour heeft opgegeven./Erik Breukink in de PDM-camper nadat hij in de Tour heeft opgegeven. 16-07-1991
Erik Breukink in de PDM-camper nadat hij in de Tour heeft opgegeven. 16-07-1991

In mijn geheugen gegrift staan de taferelen die zich in de Tour van 1991 rond de renners van de PDM-ploeg afspeelden. Een voor een daalden ’s avonds de renners van de hoteltrap af, meer dood dan levend. Wij keken toe en zagen Erik Breukink, Sean Kelly, Jean-Paul van Poppel, Uwe Raab, Falk Boden en alle andere renners lijkbleek, rillend, breekbaar, zwijgend als zombies voorbijgaan. Mijn Duitse collega Klaus Angerman van het ZDF had eerder zijn landgenoot Falk Boden (net als Raab en Angermann ex-DDR) al gezien en mompelde dat Boden op sterven lag. Hun ploegleider Jan Gisbers en hun ploegarts Wim Sanders vertelden iets over bedorven gehaktsaus. We gingen op onderzoek uit, maar werden voorgelogen en geïntimideerd.

Was het experiment mislukt met de hele PDM-ploeg mislukt? Ploegleider Gisbers wist dat zonder medische experimenten succes niet haalbaar was. Want iedereen experimenteerde. Dit experiment mislukte, omdat er fouten met medicaties (herstelmiddel intralipid) waren gemaakt.

Gisbers verzweeg de waarheid, zoals Peter Post en al die andere ploegleiders, soigneurs en artsen. Ze verzwegen hun waarheid, hun ambitie, hun manier van bestaan. Stel eens voor dat ze niets hadden verzwegen, dat ze alles hadden verteld – hoe de koers echt was verlopen, wie wie had omgekocht, wat ze slikten of inspoten.

Vanaf mijn eerste kennismaking met de Tour de France, einde jaren zeventig, besef ik dat de professionele wielersport niet anders is dan het leven. Mensen doen alles om succesvol te zijn. Topsport is niet meer dan een afleiding van het werkelijke leven. Wie geen vrede heeft met zijn leven zoekt afleiding, meer en nog meer.

Topsport zou door perfecte mensen beoefend moeten worden, is een oprukkende mening. Alsof er ooit een perfecte mens zal bestaan. Een robot misschien?

Topsporters worden als heiligen, afgoden beschouwd. Er mag geen smet aan kleven. Ze moeten supergezond zijn. Zodra ze zich als mensen gedragen, worden ze veroordeeld. Wie een kampioen wordt of domweg de Tour wint, wordt geëerd als de perfecte mens. Wie op slinkse manier succes afdwingt, wordt verbannen naar de galg.

Ik ben sinds mijn eerste Tour de France niet langer naïef. Ik probeer te begrijpen dat mensen door het slijk willen gaan om te worden gewaardeerd. Dat doping of domweg stimulerende middelen daartoe worden aangewend, is menselijk. Topsport en vooral de Tour de France verdwazen. Zonder excessen, zoals omkoping en doping, is er geen opwinding. Sex, drugs and rock ‘n’ roll. Ik wil geen wielrennen zonder verbazing. Ik wil emoties.

Vals spelen doen we allemaal weleens als we de weg kwijt zijn.

Dit artikel stond in de NRC-bijlage van 22 juni 2013 ‘100x Tour de France: Helden en bedriegers’, met verder bijdragen van Peter Ouwerkerk, Wilfried de Jong, Peter Winnen, Hugo Camps, Steven Derix, Dolf de Groot, Peter Vermaas en Derk Walters