Tag Archives: Liverpool

‘Die dag drong het tot mij door dat voetbal waanzin is’

10 mei
Neal Scirea

Liverpool-aanvoerder Phil Neal (links), de Zwitserse scheidsrechter André Daina (midden) en Juventus-aanvoerder Gaetano Scirea (rechts) vóór de aftrap van de Europa-Cupfinale van 1985.

Dit telefonische interview had ik voor NRC Handelsblad tien jaar na het Heizeldrama met de Liverpool-aanvoerder van destijds, Phil Neal. Een dag later nam ik ruim acht maanden van rust, afstand en bezinning die me kort daarvoor door mijn huisarts was voorgeschreven.

Op woensdagavond 29 mei 1985 vonden 39 voetbalsupporters bij de Europa-Cupfinale tussen Juventus en Liverpool de dood. Dronken Engelsen vertrapten de Italiaanse fans in vak Z. Phil Neal was aanvoerder van Liverpool. Hij moest zijn verslagen spelers zeggen dat ze ondanks de doden moesten voetballen. ‘Iedereen is gestraft, maar niet de man die het stadion heeft uitgekozen.’

29 mei 1995. Vandaag brengt Phil Neal een bos bloemen mee voor zijn vrouw en vanavond gaat hij met haar in hun favoriete restaurant in Liverpool eten. Zoals elk jaar op 29 mei, wanneer de Neals hun trouwdag gedenken. Zoals elk jaar zullen ze vanavond terugdenken aan die woensdagavond 29 mei in 1985. ‘Soms heb ik er maanden lang niet aan gedacht. Gewoon omdat ik geen tijd heb, omdat het leven maar doorgaat, omdat ik mijn werk heb en omdat voetbal alles doet vergeten. Maar op mijn trouwdag dringt het altijd weer tot me door. Die avond in Brussel heeft mij getekend. Die avond is tot mij doorgedrongen wat voor een waanzin voetbal veroorzaakt, dat voetbal waanzin is.’

Phil Neal was op die avond, tijdens de avond van de finale van de Europa Cup tussen Liverpool en Juventus, rechtsback en aanvoerder van de Engelse kampioen. Al jaren was hij aanvoerder van het beste Europese elftal van de jaren tachtig. Voor de vijfde maal zou hij die avond een Europa-Cup-finale spelen. Een mijlpaal waar de toen 34-jarige Neal naar uitzag omdat weinig andere voetballers hem dat in Europa zouden kunnen nazeggen. Het werd een zwarte avond: ‘Ik kan me niet herinneren dat ik in de wedstrijd een bal heb geraakt.’

Het is eigenlijk geen avond om te gedenken, vindt Neal. ‘Niet voor Liverpool. Omdat Liverpool-fans een fout hebben gemaakt. Omdat er alleen Juventus-fans zijn gestorven, en dat was de schuld van dronken Liverpool-fans. Aan zulke fouten wordt men in Liverpool niet graag herinnerd. Wij waren niet de slachtoffers, maar de Italianen. Nu u er naar vraagt, begint mijn hoofd weer te tollen. Nu word ik weer kwaad, zoals ik jarenlang kwaad geweest ben, midden in de nacht, kwaad op iedereen. Alleen maar omdat er nog iemand rondloopt die dàt stadion heeft uitgekozen om er een Europa-Cupfinale te spelen. Het is een schande, dat die man, die instantie, de UEFA of wie dan ook dat heeft kunnen doen en nooit schuld heeft bekend.’

Neal hakkelt een beetje aan de telefoon, hij zoekt naar de juiste woorden. ‘Ergens in mijn hoofd is een helse jacht gaande. Ik weet die spanning weg te drukken, maar als mij er naar gevraagd wordt begint het weer te spoken. Een rechter heeft Liverpool-fans gestraft, een officier van de Belgische politie en de secretaris van de Belgische bond. Liverpool is geschorst, alle Engelse clubs zijn verbannen. Maar wie heeft het lef gehad dat stadion te kiezen, dat atletiekstadion wat geen voetbalstadion was, wat gewoon een ruïne was? Er is één man van de UEFA, de secretaris, Bangerter, die een lichte straf heeft gehad. Maar hij kan toch nooit de verantwoordelijke man zijn geweest. Zo is de voetbalwereld. De fans krijgen altijd de schuld. Maar dat soort mannen loopt lachend het stadion uit.’

Tien weken geleden werd Neal ontslagen als manager van Coventry City. Het was een vervelende dag, het regende en zijn vrouw was ziek. Maar het nerveuze voetballeven kan hem niet meer verontrusten. Nadat hij in december 1985, een half jaar na het Heizeldrama werd afgedankt als voetballer bij Liverpool, was hij zesenhalf jaar speler-manager bij Bolton Wanderers. Het was een leuke tijd: in de derde divisie, geen spanning, tussen leuke mensen. Hij heeft een zoon, die in het tweede elftal van Liverpool speelt. ‘Ik ben trots op hem. Want hij is ontdekt en een paar jaar geleden naar Liverpool gehaald door Kenny Dalglish. En als ik Kenny zie, denk ik aan Heizel. Kenny wist als enige speler op die avond in Brussel dat hij de volgende dag de nieuwe manager van Liverpool zou worden. Van het nieuwe Liverpool. Kenny is door een hel gegaan. Kenny, die nooit iets zegt, die nooit zijn gevoel toont, Kenny die nu met Blackburn Rovers kampioen is geworden, Kenny is een diep teleurgesteld mens. Maar hij wil nooit dat het om hem gaat. It’s always the lads.’

Dalglish verlaat Heizel

Kenny Dalglish verlaat het veld van Heizel

Wie het echte voetballeven wil doorgronden, zegt Neal, moet Dalglish aan het praten krijgen. ‘In 1971 was hij als speler van Celtic getuige van de dood van 66 supporters in het Ibrox Park in Glasgow, in 1985 was hij als speler van Liverpool getuige van 39 doden in het Heizelstadion en in 1989 was hij als speler-manager van Liverpool getuige van 96 doden in het Hillsboroughstadion van Sheffield. Ik heb zelden meegemaakt dat iemand zo betrokken is bij de opvang van de Liverpool-supporters na Hillsborough als Kenny. Kenny stapte een paar jaar later plotseling op als manager. Niemand heeft geweten waarom. Hij had last van zijn hart, van hyperventilatie, van spanning, werd gezegd. Maar Kenny is wel terug in het voetbal. Ik denk dat ik weet waarom.’

Phil Neal schreef in 1986 het boek Life at the Kop, waarin hij vertelt hoe hij elf jaar lang heeft gevoetbald onder het immense lawaai van de supporters op de Kop-tribune van Anfield. Wie zijn boek heeft gelezen, wie ooit onder de poort van het Liverpool-stadion is doorgelopen, waarboven in gietijzeren letters staat geschreven You’ll Never Walk Alone, wie de marmeren gedenksteen ernaast heeft gezien ter nagedachtenis aan het Hillsboroughdrama, die begrijpt dat er maar één club is waar voetbal meer dan sport is.

Neal wil het indringende relaas van Heizel dat hij in zijn boek deed, liever niet herhalen. ‘Lees het nog maar eens. Ik wil er liever niet aan herinnerd worden. De wedstrijd was trouwens een farce. Vanaf het moment dat we wisten dat de wedstrijd door zou gaan, wisten we dat maar één ploeg kon winnen. Maar ik kan het nooit bewijzen. Toen Whelan in de eerste helft duidelijk onderuit gehaald werd in het strafschopgebied, wilde scheidsrechter Daina niets van een strafschop weten. Maar toen Gillespie vijf meter buiten het strafschopgebied Boniek neerlegde, gaf de scheidsrechter een penalty, waaruit Platini het enige doelpunt zou maken.’

Neal weet niet wie de beslissing heeft genomen de wedstrijd door te laten gaan. Dat Daina vond dat de finale beter gespeeld kon worden, omdat anders de situatie nog meer uit de hand zou lopen, vindt hij een begrijpelijke beslissing. ‘Een waanzinnige beslissing weliswaar, maar er was geen alternatief. Toen ik als aanvoerder uit de kleedkamer werd geroepen om het besluit van de UEFA over het doorgaan van de wedstrijd te horen, was ik verbijsterd. Maar ik wist dat er geen uitweg was, hoewel er al zo’n dertig doden waren gevallen. Ik kwam terug in de kleedkamer, waar alle spelers met hun hoofd in hun handen hingen. Ze wisten het, ze wisten alleen nog niet wie er dood waren, Italianen of Liverpoolfans. Ik zag Sammy Lee zitten, een echte Liverpool-jongen die jarenlang zelf op de Kop had gestaan. Hij huilde, hij schaamde zich voor wat Liverpool overkwam. Niemand wilde voetballen, niemand wilde nog het veld op. Ze zaten daar en ze zeiden niets, Sammy huilde en Kenny keek uit het raam van de kleedkamer, waar hij kon zien hoe brancards af en aan werden gedragen. Kenny zweeg, zoals iedereen.’

Juventus-aanvoerder Gaetano Scirea en Phil Neal werden gevraagd naar de omroepkamer te komen om een tekst voor te lezen. Neal: “Onderweg begreep ik dat de Juventus-spelers wilden dat de wedstrijd werd afgelast. Ik liep de tribune op en werd geraakt door allerlei voorwerpen die Italiaanse fans naar mijn hoofd gooiden. Ik werd bespuwd, er werd geschreeuwd. Ik verstond het niet, maar ik begreep het wel. Nooit heb ik me zo ellendig gevoeld. Ik had het gedaan, ik had Juventus-fans vermoord, ik was er een van Liverpool.”

Toen Neal voor de microfoon stond, keek hij op en zag aan de overkant wat er van vak Z was overgebleven. ‘Een slagveld. Het was oorlog. Een man duwde mij een papier in de hand en zei dat ik dat moest voorlezen. Ik las dat de wedstrijd zou doorgaan en dat wanneer na vijf minuten de toeschouwers nog steeds niet rustig waren geworden, de scheidsrechter de wedstrijd zou staken. Ik zei tegen de man dat ik dit nooit van mijn leven zou voorlezen, ik wilde mijn eigen woorden kiezen. Ik weet niet meer wat ik heb gezegd, maar het was een algemene oproep tot gezondheid en kalmte. Wat moest ik anders zeggen?’

Dat Platini juichte nadat hij de strafschop had benut en dat Juventus een ereronde maakte met de beker, wordt jaren na het Heizeldrama nog een schande genoemd. Neal vindt het ‘geen teken van een heldere geest’. Maar wat moest Platini anders? De beker weigeren? ‘Weglopen en tegen de UEFA zeggen: fuck you? Iedereen die in die waanzin iets moest doen, deed vreemd. Niemand kon je die dag iets verwijten. Alleen die man die het in zijn hoofd had gehaald dat stadion aan te wijzen. Die man moet worden opgespoord. UEFA-voorzitter Jacques George? Ik weet het niet.’

De 64-jarige Joe Fagan was in Brussel voor de laatste maal manager van Liverpool. De volgende dag zou hij worden opgevolgd door Dalglish. Neal ondersteunde de huilende man bij aankomst op Speke Airport in Liverpool. ‘Hij had de Europa Cup nog eenmaal naar Liverpool willen brengen. Maar het mocht niet. Teleurgesteld keerde hij terug. Teleurgesteld in voetbal, teleurgesteld in zijn Liverpool-fans. Zes weken lang heb ik met niemand buiten mijn familie gesproken. Mijn vrouw nam de telefoon op. Ik heb zes weken lang slecht geslapen. In de kranten las ik dat Grobbelaar en ik met voetbal waren gestopt. Dat kon niet: ik ben geen vluchter. Later begreep ik dat Bruce dat verhaal had verkocht. Ik was niet eens kwaad op hem. Ik wilde nog één ding: de klap verwerken en weer kampioen worden met Liverpool.’

Maar Neal kwam weinig meer aan spelen toe. De nieuwe speler-manager Kenny Dalglish ontnam hem zijn aanvoerdersband en stelde hem nauwelijks meer op. ‘Ik was 34, ik voelde dat mijn tijd was gekomen. Ik nam het Kenny niet kwalijk. Kenny moest het beste elftal opstellen. De verkilling had toegeslagen. Een mens als Kenny moest als manager zakelijk zijn. In december 1985 ben ik gestopt. Ik kreeg een afscheidswedstrijd, wat vage toezeggingen en een vrije transfer. De voorzitter durfde me niet in mijn ogen te kijken. Toen Liverpool in mei weer kampioen werd, stuurde Kenny mij de kampioensmedaille. Omdat ik veertien wedstrijden had gespeeld, ik had er recht op.’

Phil Neal (44) wordt zelden gevraagd naar zijn ervaringen. Dezer dagen wel, in praatprogramma’s van de BBC-radio bijvoorbeeld. Maar het liefst verdringt hij zijn herinneringen. ‘Ik heb een videotheek met banden van alle belangrijke wedstrijden van Liverpool. Ook de finale van 1985. Ik heb er nooit naar gekeken. Ik zal er ook nooit naar kijken. Ik zou me weer schamen, ik zou weer verdriet hebben, ik zou kwaad worden. Ik wil van voetbal genieten, ik wil er geen verdriet van hebben. Ik weet nu dat we in een wereld vol waanzin leven. Morgen stort misschien een stadion in. En overmorgen voetballen ze overal weer verder. Zo denken wij in Liverpool. Ik kom uit Northampton, maar ik ben in Liverpool blijven wonen. Niet bij de mensen die Liverpool regeren, alleen dicht bij de fans die Liverpool in hun hart dragen.’

Zonder verlangen naar voetbal is er leegte

10 mrt

FC Twente
Mijn gedachten gaan dezer dagen uit naar de aanhangers van FC Twente. Die duizenden die hun club al jarenlang op elk moment van de dag met hart en ziel volgen. Ze kunnen niet zonder. Hun leven wordt gestuurd door het wel en wee van FC Twente. Hoe straks verder wanneer wordt besloten dat de club failliet wordt verklaard en als profclub ophoudt te bestaan? Waarmee moeten al die duizenden dan hun leven vullen? Of rest in hun bestaan slechts leegte?

Oeverloos wordt in media gediscussieerd over de schuldvraag. Wie heeft de populaire club, die ook buiten Enschede en omgeving sympathie wekte, naar de rand van de dreigend diepe afgrond geduwd? Bestuursleden, commissarissen en andere belanghebbenden worden overladen met beschuldigingen. Eerzucht, megalomanie, blinde hartstocht, grenzeloze begeerte en andere verdwazingen worden losjes uit de mouw geschud door commentatoren en analisten, wier onafhankelijk denkvermogen kennelijk ook is aangetast door het voetbalvirus. Om nog te zwijgen over de barbaarse verwensingen die op sociale media en andere fora de ronde doen.

Verontwaardiging en woede vermengen zich. Maar weinigen zeggen of schrijven dat de voetballiefhebbers, voetbalcommentatoren en andere van voetbal afhankelijke mensen dit ogenschijnlijk levensbedreigende probleem zelf mede hebben gecreëerd – of op z’n minst in stand houden. Voetbal wordt opgeblazen tot buitensporige, nauwelijks nog te bevatten proporties. Steeds meer aandacht, televisiezendtijd, publicaties, verslagen, analyses, interviews en praatprogramma’s die aan voetbal gerelateerd zijn. Eerst zelf behoeftes creëren, dan anderen (bijvoorbeeld bestuurders) verwijten maken dat ‘het’ uit de hand is gelopen.

Zelfreflectie is in de voetbalwereld aan weinigen besteed. Bestuurders proberen amechtig regels te vinden die de stormen tot bedaren kunnen brengen, maar lopen vaak in de val van egostrelingen, zeker zodra ze een bal zien. Treffend, hoewel al menigmaal eerder verkondigd, was het interview in de Volkskrant (6 februari 2016) met Klaas Vos, predikant, voetballiefhebber en sinds zijn jeugd supporter van Ajax: ‘Hevig, met Krankheit zum Tode’. ‘Soms denk ik’, zegt Vos, ‘wat hebben de mensen nog naast dat voetbal? Niks. Dat is eng. Net als het eng is als mensen de hele week alleen kerk, kerk, kerk hebben. Dat wordt ook van niemand gevraagd. Neem eens een break in de tijd, door even op te houden. Neem ruimte voor de leegte.’

Klaas Vos (Foto BNDeStem)

Klaas Vos (Foto BNDeStem)

Dominee Vos gaat verder: ‘Diehards zijn bij wijze van spreken bereid hun leven te geven. Voetbal of de oorlog rond voetbal, heeft sterk religieuze trekken, maar de relativering is weg. Dat is jammer. In alle nuchterheid probeer ik in mijn gemeenschap ook te relativeren. Ik zeg weleens: je moet minder geloven, want fanatisme is het grootste gevaar. De kerk moet ook de plek zijn om te ‘ontgeloven’.’

Voetbal in het bijzonder en sport in het algemeen staan symbool voor verlangen. In Filosofie Magazine (4 maart 2016) zegt de Fransman Bernard Stiegler, veertig jaar geleden gewapend overvaller van banken, nu dankzij obsessieve studie van Kant, Marx, Plato etc.  tijdens zijn vijfjarig verblijf in de gevangenis filosoof: ‘Zonder verlangen verdwijnt het gevoel te bestaan.’ Hij vindt dat ‘we onszelf zijn kwijtgeraakt’.‘Als de mens alleen nog maar wil wat de markt hem laat willen, leidt dat tot een uitputting van zijn verlangen.’

bernard-stiegler
Authenticiteit verdwijnt, zo bedoelt Stiegler, we willen alleen nog wat ons wordt voorgeschoteld, op televisie, op internet en door de marketingmensen en overheid aangepraat. Krijgen we dat niet, dan worden we boos, geven we elkaar liefst anderen daarvan de schuld. Zo vul ik aan. Er ontstaat leegte. Zonder verlangen is er leegte. Zonder voetbal dreigt leegte. Zonder FC Twente, Feyenoord, Ajax, PSV, Barcelona, Manchester United, Celtic, Liverpool, Borussia Dortmund, Schalke, Napoli en al die andere populaire voetbalclubs (vooral de laatste zes worden niet voor niets volksclubs genoemd) zijn massa’s mensen bang in een diep leeg ravijn te storten.

Je zult maar niets anders hebben dan voetbal. Geen werk dan wel zeer saai werk, een steeds meer teruglopende uitkering, een slecht huwelijk, geen vrouw, geen woning, geen luxe, slechte gezondheid en meer van die ellende. Voetbal biedt afleiding en opwinding, liefst met lotgenoten, zoveel mogelijk. Liefst ben je in een stadion waarvan de club altijd wint. Dan kun je het leven vieren, met zoveel mogelijk anderen, thuis, in de kroeg, de volgende dagen op je werk. En als je club niet wint, dan kun je kankeren en schelden, liefst op die voetballers en trainers die niet aan je verlangens voldoen dan wel op die bestuursleden die ‘verkeerde’ beslissingen hebben genomen. Lekker boos worden en dat afreageren – als het even kan op anderen.

ShanksBill Shankly, de legendarische succesvolle Schotse manager van Liverpool in de jaren zeventig, zei het al: ‘Some people believe football is a matter of life and death, I am very disappointed with that attitude. I can assure you it is much, much important than that.

Mijn gedachten gaan dus uit naar die duizenden aanhangers van FC Twente die mogelijk straks niet meer naar de Grolsch Veste (de sfeervolle ‘kerk’ die tot stand is gebracht nota bene dankzij de geldschieters, die gaandeweg de pedalen kwijtraakten) kunnen om hun club in de hoogste klasse van het Nederlands voetbal toe te schreeuwen. Wat dan? Naar Heracles, maar dat is toch de ‘vijand’? Televisie kijken naar de de steeds rijker wordende clubs die nog wel mogen meedoen in de strijd om de hoogste titels en het meeste geld? Hartveroverend, spannend. Maar je zit liever met je vrienden in het stadion, 30.000 man sterk – heerlijk toch! En als dat niet meer kan, ja, dan is er leegte. Heel veel leegte.

rangers-fans-image-1-406704986
Dat hoeft niet. Zo blijkt in Glasgow. Daar werd een nog grotere club, Glasgow Rangers, in juni 2012 failliet verklaard. De 140 jaar oude club (54 keer kampioen van Schotland – een wereldrecord – en éénmaal winnaar Europa Cup 2) kampte met een schuldenlast van 68 miljoen euro. Nooit meer The Firm, de locale derby tegen Celtic, de aartsrivaal, nooit meer naar Ibrox dat 51.000 zitplaatsen telt. Er werd een nieuwe club opgericht Rangers FC, maar die werd wel drie divisies teruggezet. De club werd achtereenvolgens kampioen van de Third Division en de League One, maar na twee jaar had ook de nieuwe club weer financiële problemen. De club werd gered en staat nu bovenaan in het Championship, de tweede divisie. Volgend jaar dus weer in de hoogste klasse. En: binnenkort in de halve finale van de Schotse beker tegen … Celtic!

Over clubtrouw gesproken. De eerste wedstrijd van Rangers FC in de vierde divisie trok 49.000 toeschouwers. Gemiddeld trekt de club uit Glasgow dit seizoen ook 49.000 toeschouwers, dus is Ibrox altijd bijna vol. Het aantal seizoenkaarthouders bedraagt dit seizoen 36.000. Vorige week trok Rangers in de thuiswedstrijd tegen Falkirk 46.980 toeschouwers.

Er is dus hoop voor de aanhangers van FC Twente. Inderdaad, voorlopig geen kans meer op de landstitel (zoals in 2010), voorlopig geen sterren meer om te bewonderen en geen opwindende wedstrijden tegen Ajax, PSV, Feyenoord of Heracles. Maar clubtrouw, de club volgen in goede en slechte tijden, kan lonend zijn én vooral verbroederend. De vraag is of ze met z’n allen het geduld kunnen opbrengen hun club vanuit de onderste regionen terug omhoog te stuwen. Het is veel gevraagd, in deze tijden van instant-bevrediging, maar het voorbeeld van Rangers in Glasgow kan gevolgd worden. Liever geen leegte. Dan maar verlangen naar voetbal. Zolang het bestaat.

Dit artikel is gepubliceerd op http://www.SportenStrategie.nl

Hoe komen topvoetballers de winter door?

14 jan

De liefhebbers van Nederlands voetbal kijken vast en zeker reikhalzend uit naar komend weekeinde (15 tot en met 17 januari). Dan kunnen zij ijs en weder dienende weer de gang naar het stadion maken en toegeven aan hun verslaving. Hun favoriete teams zijn dan teruggekeerd uit verre, doorgaans zonnige en aangenamer oorden, mogelijk uitgerust en opgeladen met nieuw elan ten einde de competitie succesvol af te ronden en de supporters waar voor hun geld te geven. Het optimisme van spelers, trainers en bestuurders weerklinkt in veel media, overgebracht door specialistische verslaggevers die niets mag ontgaan wat zich in den verre onder de zon afspeelt. Zonder voetbal is geen sportpagina compleet.

Vooral niet stil zitten, is het motto. Wel in beweging blijven en oefenwedstrijden blijven spelen, tegen welke tegenstanders dan ook. Wie als voetballer rondom de feestdagen niet voldoende beweegt en zich laat verleiden door Kerstversnaperingen, riskeert een achterstand op voetballers die wel bewegen en zich ver van huis aan het regime van de trainer moeten blijven onderwerpen. Het heeft veel weg van kuddegedrag. Zeker als men waarneemt dat zelfs amateurclubs naar een zonnig en ver trainingskamp reizen om spieren op spanning te houden en zo nodig de teamgeest te vergroten.

De trainer van de Belgische eersteklasser Westerlo, Bob Peeters, houdt er een aparte mening op na. Zijn team staat laatste in de hoogste klasse van België en beschikt mede daarom over beperkte financiële middelen. Een reis naar het zonnige zuiden kost veel geld. Maar nu de winter mee valt heeft hij een trainingskamp (stil zitten is immers riskant) belegd in eigen land, Knokke. ,,Het vergt wel iets meer mentale weerbaarheid van mijn spelers, maar ze worden er mentaal sterker van. Als je altijd maar gepamperd wordt, ben je misschien niet bereid om te vechten tot de laatste snik. Om toch een een beetje een vakantiegevoel te creëren zijn we naar zee getrokken. Als je even weg bent van je normale habitat kun je je batterijen sneller opladen. En het is goed als teambuilding.’’

In (financiële) nood word je creatief. Het zou andere trainers en hun clubmanagers aan het denken kunnen zetten, zeker in deze tijden van dreigende financiële armoede in steeds groter wordende delen van de voetbalwereld. Maar nee, de clubs blijven geld uitgeven, niet alleen aan spelers, maar ook aan trainingsreisjes, die wel of niet bekostigd worden door suikerooms van vreemde signatuur. Wat is er mis met thuisblijven, een paar weken rust, gewoon als topsporter doorleven? Of missen topvoetballers de discipline om zich te onthouden van gezondheidschadelijke praktijken. Moeten ze ver van huis en haard gestuurd worden om in zowel fysieke als psychische conditie te blijven, moeten ze ver van hun veilige en vooral warme thuisomgeving verblijven om saamhorigheidsgevoel met hun teamgenoten te vergroten? Waarschijnlijk wel. Laat ik het maar bedenkelijk noemen. Van een topsporter verwacht je meer, maar misschien is dat een gedateerde opvatting.

Hoe anders is de houding die in Engeland van een voetballer wordt gevraagd. Als alle andere voetballers in het aan het klimaat onderhevige West-Europa naar het warme zuiden worden gestuurd (of in zaalcompetities moeten schitteren), dienen zij op z’n minst drie keer per week op te draven voor een competitie- of bekerwedstrijd. Het is niet zo zeer de wil van de supporters, hoe graag ze ook dagelijks naar voetbal kijken, maar van de sponsors, met name van de televisiemaatschappijen (zoals Sky) die miljoenen betalen aan voetbalclubs om aan hun verlangens tegemoet te komen. Hoe meer wedstrijden, hoe meer kijkers, hoe meer goals en opwinding hoe meer tv-kijkers.

Wie geld wil verdienen moet voetballen. Wie als club aan de top wil meedoen, of zich wil handhaven, houdt zijn hand op. Wie wil dat zijn land (Engeland, maar ook Duitsland, Spanje, Italië en Nederland) aan de top meedraait, dient geld te krijgen om te investeren in nieuwe spelers en trainers, ten einde mee te kunnen doen in de ratrace om de gunst van de liefhebber. Langzaam dringt het besef door in Engeland dat het immens, intensieve competitierooster tot slachtoffers leidt. Niet alleen de liefhebber raakt verzadigd. De voetballer en de trainer (en de clubs) kunnen niet meer aan de grenzeloze verwachting voldoen. Liefhebbers tonen geen maat meer in hun honger naar voetbal, of welke reden dan ook. Sponsors en televisiemaatschappijen evenmin. Scoren is de maat zonder grenzen.

Tradities, zoals in Engeland waar de Kerstperiode tot het ultieme moment van voetbalprestaties is verheven, verliezen hun menselijke waarde. Louis van Gaal staat onder druk bij Manchester United omdat hij de club niet het aanzien kan geven waar supporters maar vooral de geldschieters (zoals Adidas) recht op menen te hebben. Weer geld, weer een investering, weer een aanval van media die zich laten voeden door het volk – dan wel het volk voeden.

Arsène Wenger zit al decennia vast in het zadel bij Arsenal, maar ook hij vraagt zich ondanks zijn (al aangetoonde) kwaliteiten als trainer met zowel psychologische als fysiologische inzichten waar het mis gaat. De Duitser Jürgen Klopp geldt als een van de meest vooruitstrevende trainers in de voetbalwereld, maar sinds zijn overstap van Borussia Dortmund vorige maand naar Liverpool wordt hij geconfronteerd met tal van blessures bij zijn nieuwe werkgever, ooit een grootmacht in Europa.

Volgens de Nederlandse bewegingswetenschapper Raymond Verheijen (hij werkte veel samen met Guus Hiddink, en was werkzaam bij onder andere Chelsea, Barcelona, Zenit St. Petersburg, Manchester City en Wales) ligt de oorzaak van het toenemende aantal blessures bij Liverpool bij het aanvallende spel dat Klopp, net als bij Borussia, propageert. Van spelers wordt plotseling te veel gevraagd, op trainingen en in wedstrijden. Het zijn inzichten die er toe doen. Verheijen is een voorstander van doseringen, belasten en ontlasten, spanning en ontspanning. Opvallend is dat in een statistiek van clubs in de Premier League het net gepromoveerde Bournemouth lijstaanvoerder is met de meeste blessures. Een team dat zich manhaftig probeert te handhaven. Maar kennelijk wordt er te veel van de spelers gevraagd.

In Engeland beginnen mensen zich zorgen te maken over de invloed van het geld. Supporters kunnen nauwelijks nog een entreekaart betalen, blijven thuis om zich te abonneren op een televisiezender wat ook steeds duurder wordt. En: spelers raken geblesseerd door overbelasting. Ook een signaal voor supporters die elke dag voetballers in actie verwachten. José Mourinho, zojuist ontslagen als coach van Chelsea, verwees naar zijn Portugese landgenoten die nooit meer naar een stadion gaan omdat ze het niet meer kunnen betalen. Tegelijkertijd verwees hij naar zijn eigen inbreng: ,,Als ik niet win, op welke manier dan ook, verliest mijn club supporters.’’

Het dilemma: gaan we naar Zuid-Europa om te herstellen en op te laden voor een nieuwe uitdaging of blijven we (traditioneel) doorspelen omdat de de sponsors en de supporters dat willen? Hebben voetballers nog rechten? Of: wie er voor kiest om profvoetballer te worden moet weten waaraan hij begint.
Deze column is verschenen op de website van http://www.sportenstrategie.nl

Michel Platini was eens Le Champion des Champions

8 okt

Dit portret verscheen zaterdag 3 oktober in NRC Handelsblad

Door Guus van Holland en Peter Vermaas
‘Michel Platini beweegt als schaatser op het ijs. Met het toppunt van elegantie verplaatst hij zich over het veld, de bal vormt voor hem geen enkel probleem. Met de borst vooruit en het hoofd omhoog beschermt hij door een lichte buiging de bal. Alles wat hij doet schijnt hem gemakkelijk en eenvoudig af te gaan.’

Het is de opmaat voor een hagiografisch boekje uit 1978: Michel Platini, Le Champion des Champions, met veel foto’s en korte teksten. Het werd uitgegeven naar aanleiding van de uitverkiezing door sportdagblad l’Equipe van de nauwelijks 23-jarige speler tot Frans sportman van het jaar in 1977. De tekst is van Roger Piantoni, de Franse oud-international (hij werd op het WK van 1958 met Frankrijk derde), die net als Platini bij FC Nancy debuteerde.

Platini werd eind jaren zeventig een grote toekomst voorspeld, en niet alleen door Piantoni. In het boekje staan indrukwekkende foto’s van zijn alom geprezen balvoering en van trainingen waarin hij langdurig oefent op vrije trappen, met poppen als muur. De Fransen, wier bewondering voor artistieke voetballers (Kopa, Piantoni, Platini, Tigana, Six, Giresse, Rocheteau, Henry, Cantona, Zidane) altijd de boventoon voert, raakten verblind door Platini’s présence.

Verblind zijn ze nog steeds. ‘Le Roi Michel’ is soeverein en onaantastbaar. Nog voor hij zichzelf deze week had kunnen verweren tegen beschuldigingen van corruptie in de zaak tegen Sepp Blatter en andere FIFA-bestuurders, trokken media en politiek in eigen land een haast onneembare verdedigingsmuur op.

Niet veel grote spelers slaagden erin om na hun actieve carrière een bijna even gloedrijk bestaan op te bouwen als bestuurder. Platini, sinds 2007 voorzitter van de Europese voetbalfederatie UEFA en nu de belangrijkste kandidaat om Blatter op te volgen bij de FIFA, lukte dat wel. Maar ‘gemakkelijk en eenvoudig’, om met Piantoni te spreken, is het niet meer. Blatter, die hij vorig jaar weigerde te steunen voor een nieuwe termijn, dreigt hem mee te slepen in zijn val.

Jaren trokken ze samen op: Blatter is voor Platini „bij toerbeurt bondgenoot, mentor, rivaal en voortaan beste vijand” resumeerde Le Monde onlangs. De voormalige Franse bondscoach, drievoudig Europees voetballer van het jaar en tweevoudig beste voetballer aller tijden, moet zich bij de Zwitserse justitie verantwoorden voor een bedrag van 1,8 miljoen euro dat de FIFA in 2011 naar hem overmaakte. Was dat fraude? Steekpenningen? Volgens Platini zelf ging het louter om een vergoeding voor zijn rol als technisch adviseur van Blatter, tussen 1999 en 2002.

Platini is „rustig” onder de aantijgingen, zei de chef sport van de Franse publieke radio, Jacques Vendroux, over zijn vriend als ware hij zijn woordvoerder. „Hij weet vanaf de dag dat hij Blatter opriep om zich terug te trekken als kandidaat dat hij, tussen aanhalingstekens, in een oorlog verzeild zou raken. Dat is heel moeilijk voor Michel”, aldus zijn analyse op France Info. En de twee miljoen? „Neem van mij aan dat hij geen nieuw zwembad of een badkamer heeft laten bouwen, geen nieuwe auto heeft gekocht of reizen heeft gemaakt”, zei Vendroux op tv-zender TF1. „Het gaat om kosten die te maken hadden met voetbalmissies.”

Zelfs de Franse politiek nam het meteen voor hem op. „We hebben geluk dat we iemand als Michel Platini hebben”, verklaarde premier Manuel Valls prompt na de eerste berichten uit Zwitserland. „Hij is een groot sportman geweest en is een groot sportbestuurder. Ik heb volledig vertrouwen in hem.”

Het was Platini die het een paar maanden eerder voor Valls had moeten opnemen toen de premier, groot fan van Barcelona, voor veel geld een regeringsvliegtuig naar de finale van de Champions League in Berlijn had genomen en daardoor in problemen kwam. Volgens Platini waren er in de aanloop naar het EK van volgend jaar belangrijke sportzaken te bespreken. Valls aanwezigheid was gewenst.

Het tekent Platini’s lenigheid en aanhoudende kwaliteiten als tacticus. Net zo makkelijk als op het veld bewoog en de regie op het veld in handen hield, lijkt hij zich nu in de duistere gangen van de macht van het mondiale voetbal een weg te vinden. In de politiek, in de media en onder voetbalbestuurders heeft hij op de juiste plaatsen steunpilaren die altijd weer van pas kunnen komen.

Politici, van links en van rechts, willen met hem gezien worden. Oud-president Nicolas Sarkozy zette zijn vriend zelfs in om de Franse economie aan te zwengelen, onthulden journalisten van France Football in 2013. In ruil voor investeringen zou hij Qatar beloofd hebben zijn vriend voor het WK 2022 te laten stemmen. Platini heeft erkend dat er bij zijn omstreden stem voor de Golfstaat „politieke druk” was, maar hij staat nog achter zijn keuze. Dat zijn zoon drie maanden na de stemming een baan kreeg in de Golfstaat, heeft volgens hem geen enkele relatie. Maar de affaire was het eerste echte vlekje op de loopbaan van Platini als bestuurder.

De kleinzoon van een na de Eerste Wereldoorlog uit Italië naar Frankrijk uitgeweken metselaar begon, nadat hij werd afgewezen bij Metz, zijn profcarrière bij FC Nancy, de club waar vader Aldo ook had gespeeld. Daarna volgden St. Etienne en Juventus.

Onder zijn leiding regen deze clubs nationale titels aaneen. De ‘aanvallende middenvelder’ of ‘binnenspeler’ dicteerde het spel, geregisseerd à la Johan Cruijff met weidse gebaren en luide aanwijzingen: bal aan een touwtje, wijzen en schreeuwen, om dan een meedogenloze pass te geven. Vaak scoorde hij zelf, alsof het normaal was – achteloos, bijvoorbeeld uit een vrije trap.

Zoals in 1984, toen Frankrijk Europees kampioen werd door in de finale met 2-0 te winnen van Spanje. De eerste goal was een vrije trap van Platini, Bruno Bellone maakte de tweede, maar aanvoerder Platini werd topscorer van het toernooi met negen doelpunten.

platini zwemt
Platini maakte Frankrijk Europees kampioen, op zijn manier, techniek parend aan inzicht – dominerend en regisserend. Het elftal speelde aan de hand van Platini. Zelfs coach Michel Hidalgo moest zijn oren laten hangen naar de ideeën van Platini. Trots, blij en met zichzelf ingenomen kreeg hij als aanvoerder de trofee.

De Franse voetballiefhebber, maar eigenlijk iedereen die voor het onmetelijke Franse chauvinisme vatbaar was, was in de ban van Michel Platini. Oud-ploeggenoten zoals Didier Six en Jean Tigana hebben wel gezegd dat Platini zichzelf onschendbaar ging voelen.

„Michel had gouden voeten, daar kon hij alles mee. Hij was aimabel, maar hij wilde toch te graag dominant zijn”, zei Six, toen hij in zijn nadagen voor Stuttgart speelde, in het Duitse blad Kicker. „Hij had het talent om te genieten van wie hij was en wat hij bij mensen bereikte. Hij straalde uit dat hij aantrekkelijk was. Een mooie man, die mooi voetbalde en mooi scoorde. Alles was mooi aan hem.”

Zijn achilleshiel als speler zou het Heizeldrama worden. In de aanloop van de Europa Cup-finale van Juventus tegen Liverpool in 1985 vielen in het gedrang en de gevechten op de tribunes van het stadion in Brussel 39 Italiaanse doden. Het was een macabere voorstelling waarin Platini geen aangename rol in speelde. Dankzij een discutabele strafschop werd Juventus winnaar. Platini nam de penalty en benutte hem. Hij juichte. Na afloop van de wedstrijd maakte Juventus een ereronde door het stadion dat in een slagveld was veranderd.

„Het was geen teken van een heldere geest”, zei Phil Neal, destijds aanvoerder van Liverpool, tien jaar later in een interview met deze krant. „Maar wat moest Platini anders? De beker weigeren? Iedereen die in die waanzin iets moest doen, deed vreemd. Niemand kon je die dag iets verwijten.” (http://www.nrc.nl/handelsblad/van/1995/mei/29/die-dag-drong-het-tot-mij-door-dat-voetbal-waanzin-7269118). Zo vond ook Platini later in zijn antwoord op het drama. „Het hoofd stond stil, ik moest scoren. Waarom? Ik weet het niet.” Nooit meer wilde hij naar het stadion terug.

Twee jaar na ‘Heizel’ stopte Platini als voetballer. Hij was 32, en „moe, doodmoe van voetbal en de verplichtingen”. Ruim een jaar later werd hij bondscoach van Frankrijk. Hoewel Frankrijk onder zijn leiding zeer succesvol en vrijwel onoverwinnelijk was, werd de favoriete nationale Franse ploeg op het EK van 1992 vroegtijdig uitgeschakeld. Platini nam ontslag. Intussen leidde hij, op aangeven van de Franse president Mitterrand, de succesvolle lobby om het WK van 1998 naar Frankrijk te halen.

Het waren deze eerste stappen in de nieuwe wereld van het voetbalbestuur, die tot zijn samenwerking met Blatter bij de FIFA zouden leiden. Daar is hij veranderd. „Wat Michel als speler en trainer weigerde, heeft hij geaccepteerd als bestuurder: zich geduldig tonen, luisteren”, zei vriend en journalist Gérard Ernault onlangs in Le Monde. „Michel heeft begrepen dat bij hem een dimensie van reflectie, van compromis ontbrak: alles wat hij op school niet geleerd had.”

Die kwaliteiten zal hij nog hard nodig hebben. Michel Platini kent de schoonheid van voetbal. En getuige het Heizeldrama heeft hij een killersinstinct. Scoren vanuit kansloze positie is hem als geen ander toevertrouwd. Kan iemand hem nog ten val brengen?

Chilenen en hun aanhang stelen mijn voetbalhart

19 jun

chili_fans_92
Dit is de vierde aflevering in de serie Wereldbekerbrieven over spelers, scheidsrechters, coaches en supporters (mensen die zich op het WK onderscheiden door sportief maar ook door onsportief gedrag). De Belgische sociaal betrokken voetbaljournalist Raf Willems en ik voeren een briefwisseling voor de website De Aanvoerders. (www.deaanvoerders.nl)

Goede vriend Raf,
Veel dank voor je portret van Mario Balotelli. Nu eens niet kortzichtig neergezet als een donkere duivel, maar – zoals ik zelf al eens meermalen heb geprobeerd – psychologisch geanalyseerd door de Engelse biograaf en historicus John Foot. Met verwijzing naar de Italiaanse radicale psychiater en neuroloog wijlen Franco Basaglia (1924-1980). Zoals het hoort: diepgang. Op zoek naar de kern.

Foot (hoogleraar moderne Italiaanse geschiedenis in Bristol) schreef trouwens in 2011 een fenomenaal boek over het Italiaanse wielrennen Pedalare. Pedalare. A History of Italian Cycling. En Calcio. A History of Italian Football. Zoals je al schreef in je brief over Balotelli. Zijn boek over Basaglia en diens radicale visies en experimenten verschijnt trouwens dit jaar in het Engels en Italiaans. Maar dat terzijde, vriend Raf. (http://www.anxiety2014.org/programme/visual-arts/acting-out-the-institution-denied-professor-john-foot-on-franco-basaglia)

‘Basaglia zou van Balotelli houden en hem het vertrouwen geven’, citeer ik Foot. Nog mooier: ‘Voor hem (Basaglia) stond de mens centraal en hij zocht de oorzaak van de waanzin eerder in zieke sociale relaties dan in hersenbeperkingen.’ Zo treffend, zo ontroerend. Ik wou dat meer voetbalvolgers, en vooral de supporters met hun primaire kwalificaties en verwijten en de opportunistische voetbalcommentatoren zo konden oordelen over het buitensporig gedrag van voetballers in het bijzonder en topsporters in het algemeen.

Dat brengt me bij het gedrag van supporters, Raf. Altijd een dankbaar doelwit voor cameralieden. Hoe doller, hoe mooier. Doorgaans worden de supporters van Oranje het meest in beeld gebracht. Hoe gekker, hoe meer in beeld.

Supporters, mensen die door dik en dun hun elftal volgen en aanmoedigen, moet je als Aanvoerders bestempelen. Ze kunnen de dans op het veld bespelen. Wanneer ze blijven zingen en bij voortduring positieve kreten slaken, stuurt dat het gemoed van de spelers, als een lange peptalk – pepsong eigenlijk.

In Britse stadions voel je dat het best. Met de supporters van Liverpool en jouw geliefde Celtic als meest treffende voorbeelden. Op Anfield Road en op Celtic Park (liever: Paradise) lopen dan de rillingen over je rug en al je ledematen, zo heb ik meermalen ervaren. Je zintuigen kunnen het nauwelijks aan, met tranen in je ogen tot prettig gevolg.

Aan deze supporters dacht ik toen ik de Chileense fans zag maar vooral massaal hoorde zingen en schreeuwen. Zoals ze samen met de Chileense spelers uitzinnig van liefde voor het vaderland en hun voetbal tekeer gingen. Zelden heb ik een voetbalelftal zo vocaal ondersteund gehoord als voor en tijdens de wedstrijden van Chili. Of het moet, excuus beste Celtic-fan, inderdaad op Celtic Park zijn geweest, als You’ll never walk alone door de arena galmde.

Kijk en hoor hoe de Chilenen blijven doorzingen. Hartstocht, noemen ze dat. Positieve agressie. Zo agressief als ze het voor het duel met Spanje het stadion bestormden, nota bene via het heilige domein van de pers, omdat ze te lang voor de poorten moesten wachten om toegang te krijgen. De vurige wil om bij hun helden te zijn, bang het volkslied te moeten missen, bang de helden in de steek te laten. Aanvoerders dus. Met hun hele ziel en zaligheid. En het hielp. Chili overliep de oude meesters van tiki-taka met uitzonderlijke furie.

Zo steelt Chili mijn voetbalhart: kracht, snelheid, techniek, aanvalslust en wilskracht. Zo steelt het Chileense elftal het hart van de aanhang op de tribune. Zo moet er gevoetbald worden, Raf. Altijd.

Hier de vertaalde tekst van het Chileense volkslied, het Himno Nacional. Zo mooi, zo treffend. Zou je dat niet samen met mij willen zingen, Raf, uit volle borst?

Chili met je blauwe lucht
pure winden die over je waaien
en je veld versierd met bloemen
is een mooie kopie van eden
majestueuze met sneeuw bedekte bergen
die door god als een geschenk zijn gegeven
die door god als een geschenk zijn gegeven
en de zee die je reinigt
die je een gunstige toekomst zal geven
en de zee die reinigt
die je een gunstige toekomst zal geven
Prachtig vaderland dat veel doorgemaakt heeft
en je onafhankelijkheid dat je een mooi land maakt
je bent een oord van vrijheid
dat onderdrukkingen overwint
je bent een oord van vrijheid
dat onderdrukkingen overwint
dat onderdrukkingen overwint
dat onderdrukkingen overwint

Dank Raf, voor de inspiratie én voor het meezingen. Ik ben benieuwd naar jouw volgende aanvoerder(s).
Warme groet,
Guus

Eerder verschenen:
17 juni http://www.deaanvoerders.nl/nieuws/61 (Mario Balotelli)
16 juni http://www.deaanvoerders.nl/nieuws/60 (Vicente Del Bosque)
13 juni http://www.deaanvoerders.nl/nieuws/59 (Xavi)

De trauma’s van de stoere jongens uit Liverpool

15 apr

hillsborough
Op 15 april 1989 voltrok zich de ramp op Hillsborough. Onderstaande reportage uit Liverpool schreef ik op 29 april 1991 in NRC Handelsblad.

Anfield Road 1, een paar honderd meter van het stadion van Liverpool Football Club. Een sober, in vuurrood baksteen opgetrokken huis aan de rand van het Stanley Park. Vroeger woonde hier de beheerder van het park. Sinds twee jaar doet het gebouw dienst als het Hillsborough Disaster Advice Center. Nog zeker eenmaal in de week loopt een man, een vrouw, een jongen of een meisje hier voor het eerst sinds 15 april 1989 binnen omdat hij of zij niet langer de trauma’s kan verwerken van de verschrikkelijke ramp tijdens de voetbalwedstrijd tussen Liverpool en Nottingham Forest in het Hillsborough stadion van Sheffield.

Door Guus van Holland
LIVERPOOL. Er moeten nog duizenden mensen rondlopen, in Liverpool, Sheffield, Nottingham en op andere plaatsen waar men deelgenoot was van het drama waarbij 96 toeschouwers werden doodgedrukt. Chris, een van de twaalf sociaal werkers in het opvangcentrum, beseft dat zij nog maar het ‘topje van de ijsberg’ kennen. Tel maar na: vijftigduizend toeschouwers waren er in het stadion, hun familieleden, vrienden en buren, en dan al die mensen die door de rechtstreekse tv-reportage van de halve-bekerfinale werden geconfronteerd met de tragedie. ,,Een probleem is”, weet hij, ,,dat veel mannen niet durven toegeven dat zij nog altijd getraumatiseerd zijn.”

Held like a baby in the arms of a proud father,
Held so tightly, unable to move.
Short of breath, am I close to death?
I see pain in people’s faces, they reach out for me
It’s their last breath.
I give up on life, I can’t hold on anymore,
Like a drowning man I’m pullend ashore.
I wish the 15th April was fateful for me.
I’ve suffered too much pain…
To come away from Hillsborough with my life, Was no gain
.
(Stuart Littlewood, Liverpool)

Stoere jongens uit Liverpool, die huilen niet. Ze zijn er wel. Jongens als Stuart, van wie bovenstaand gedicht afkomstig is. Of Alf. Hij is een overlevende van de ramp op de Lepping’s Lane-tribune. Een echte Liverpool-fan, bijna zijn hele leven al. Hij hoorde de ribben van een man kraken tegen het hek, waarvan hij zichzelf net had weten los te maken. Hij keek naar beneden en zag dat de man dood was.

Hoe Alf het verwerkte? Hij vroeg zijn baas drie weken vrij, maar deze weigerde. Alf vertrok naar Glasgow, hing dag in dag uit in de kroeg en vond zichzelf een paar weken later bij een benzinestation aan de autoweg terug naar Liverpool, volkomen ontredderd. Hij heeft geen werk meer, durft sinds kort weer naar het stadion, en is niet meer elke dag dronken. De gesprekken en therapieën in het opvangcentrum hebben hem al veel geholpen. ,,Liverpool is mijn leven, ik wil sterven voor mijn stad en mijn club.”

Veel mannen zeggen op zaterdagmiddag tegen hun vrouwen dat ze naar het voetballen gaan. In werkelijkheid zitten ze in de kroeg. Ze durven er niet voor uit te komen dat ze niet meer kunnen, dat ze niet herinnerd willen worden aan Hillsborough.

Anderen dwalen nog door de stad, ze zullen geen doel meer vinden in het leven. Jonge supporters, Chris kent ze, hebben regelmatig last van agressieve buien. Ze vernielen dan alles in de stad. Ze zijn zo kwaad op zichzelf. Ze voelen zich schuldig. Sommigen hebben zich op het centrum gemeld of lieten zich sturen. ,,We zijn weggelopen, terwijl vrienden van ons stierven. Hadden we niet moeten blijven? Hadden we moeten helpen? We hadden samen dood moeten gaan.”

De symptomen van de getraumatiseerde betrokkenen lopen uiteen: niet kunnen of durven slapen, flashbacks, verdriet, agressie, angst, vluchten, drankmisbruik, vernielzucht, niet eten, zelfmoordpogingen. De dood van nabij hebben gezien, kan desastreuze gevolgen hebben voor lichaam en geest. Veel klachten worden niet herkend als psychosomatisch. In Hillsborough Interlink, het driemaandelijkse blad voor mensen die betrokken zijn geweest bij de ramp, schrijft een meisje dat ze een jaar na Hillsborough ernstig ziek werd. Ze had veel gedronken en gerookt, maar vertelde aan niemand waarom. Ze vermagerde sterk, moest veel overgeven. Artsen onderzochten haar, dachten aan kanker en namen haar een paar weken ter observatie op in het ziekenhuis. ,,Ik verloor mijn baan, mijn vriend, mijn lach en mijn hart.”

Haar probleem was dat ze niet in Liverpool woonde. In haar dorp kon ze niet praten over haar bezoek aan Hillsborough. In het ziekenhuis uiteindelijk wel. Ze is weer gezond, ze is in Liverpool gaan wonen en trouwt binnenkort met een Everton-fan.

Chris en zijn collega maatschappelijk werkers organiseren praatsessies voor de betrokkenen, bezoeken met hen de plaats van de ramp, gaan gezamelijk met hen naar voetbalwedstrijden en bespreken hun ervaringen. Video’s van de tv-opnamen worden als confrontatiemateriaal gebruikt. In het blad Interlink, dat in de stad wordt verspreid, kunnen overlevenden, nabestaanden en oogetuigen hun trauma’s van zich afschrijven in brieven, verhalen en gedichten. Brochures als Coping after Hillsborough worden uitgedeeld in de stadions. Er is een Hillsborough-Helpline, waarnaar dag en nacht gebeld kan worden. ,,Of het helpt? We hopen het. Als we maar beschikbaar zijn”, relativeert Chris.

Hillborough-stadium-disater-2
Twee weken geleden maakte de Europese voetbalfederatie bekend de schorsing van Liverpool op te heffen. Engelands meest besproken voetbalclub mag weer meespelen in de Europa-Cuptoernooien. Nee, er was geen feeststemming, er werd nauwelijks over gesproken in Liverpool. ,,Er heerste zoiets van: het werd tijd”, heeft Chris ervaren. ,,Maar misschien is dat helemaal niet belangrijk meer. De mensen voelen slechts narigheid. Er is zoveel gebeurd de laatste jaren. De competitie is belangrijk genoeg om het Liverpool-gevoel te kunnen ondergaan. Anderen zijn misschien wel bang. Liverpool-fans zullen worden uitgedaagd door Hollandse en Duitse hooligans.”

Peter Robinson, secretaris-generaal van Liverpool Football Club, geeft toe dat er geen feest was in Liverpool. ,,We moesten ons toch eerst nog kwalificeren. Een dag na de bekendmaking stond er een belangrijk duel op het programma. Nu, twee wedstrijden verder, zijn we zeker tweede en misschien worden we nog wel eerste als Arsenal instort. We kunnen ons nu gaan voorbereiden op de Europa Cup.” Bang voor nieuwe problemen met supporters is hij niet. ,,Voor het Heizeldrama in 1985, waarna we geschorst zijn, waren er in de 21-jarige geschiedenis van Liverpool in de Europa Cup nooit problemen. We hebben tijdens onze schorsing regelmatig vriendschappelijk gespeeld in Europa om contact te houden. Er zijn toen fans meegereisd, geen problemen gehad.”

Een paar jaar geleden waren er weliswaar vechtpartijen met Manchester United-supporters, maar dat was buiten het stadion, verweert Robinson zich. ,,Dat werd meteen breed uitgemeten in de pers. Begrijpelijk, Liverpool wordt gevolgd. We hoeven maar iets te doen of we zijn weer de boze wolf.” Dat een paar veerbootmaatschappijen weigeren Manchester-fans van Engeland naar Nederland te vervoeren voor de Europa-Cupfinale in Rotterdam, vindt hij niet verontrustend. ,,Er is tenslotte veel gebeurd op die boten de laatste jaren. We zullen moeten aantonen dat we op de goede weg zijn. En dat kan jaren duren.”

Het hooliganisme is nog niet de kop ingedrukt, beseft Robinson. Maar sinds de hekken zijn weggehaald tussen de tribunes en het veld in de Engelse stadions, maakt de zieke kans op genezing.

Naar aanleiding van het Hillsborough-drama moeten in alle stadions de staanplaatsen verdwijnen. In het stadion van Liverpool is alleen nog de befaamde Spion Kop een staantribune, die door 16.000 mensen kan worden bevolkt. Maar over twee jaar zal ook die alleen maar zitplaatsen bevatten: 10.000. Niet alle Kop-bewoners nemen deze maatregel Liverpool in dank af. ,,Het is een dolksteek in het hart van Liverpool. Maar met tradities alleen kunnen we niet leven”, zegt de man op wie de club al 26 jaar drijft.

In 1994 moet de verbouwing van het stadion zijn voltooid. Dan kunnen 38.500 toeschouwers zittend genieten van de Liverpool-wervelwind. Dan kan de club pronken met 35 prive-boxen. Want zelfs voor een volksclub is die formule onvermijdelijk. ,,We hebben het om principiele redenen altijd kunnen tegenhouden. Klasseverschil hoort niet in de voetbalclub Liverpool”, beseft Robinson. ,,Maar de verbouwing kost ons 11 miljoen gulden. Met de verhuur van prive-boxen kunnen we dat terugverdienen. Als we dat niet doen, moeten de entreeprijzen omhoog. Dan is de Liverpool-fan slechter af.”

De schorsing van vijf jaar heeft Liverpool miljoenen aan inkomsten gekost, probeert Robinson een verklaring te geven voor de principiële ommezwaai. ,,Toen wij met Liverpool onze Europese successen boekten, waren er nog geen rechtstreekse tv-reportages in Engeland van Europa-Cupwedstrijden. Als ik hoor dat Manchester United en Aston Villa, die al dit jaar mochten meedoen, een miljoen aan tv-rechten incasseerden, is het niet moeilijk te berekenen dat wij de afgelopen jaren miljoenen aan inkomsten hebben gemist. Daarvan hadden wij de verbouwing van ons stadion kunnen bekostigen. Misschien hadden we dan wel geen prive-boxen nodig gehad, ja.”

Door de terugkeer van Liverpool in de Europese bekertoernooien zal de club ook te kampen krijgen met personele problemen. Voor de Europese voetbalfederatie zullen namelijk Schotten, Welshmen en Noordieren in Engelse club als buitenlander worden beschouwd. De huidige selectie van Liverpool telt slechts zes Engelsen, naast een handvol Schotten, Ieren, Welshmen, een Zweed, een Deen, een Israelier en een Zimbabwees. Dat betekent opnieuw investeren in spelers. Sinds kort ziet Liverpool echter de noodzaak van een jeugdopleiding in.

Ex-Liverpoolspeler Steve Heighway is daarom dit jaar uit Canada naar Liverpool gehaald om de junioren voor te bereiden op de hoofdmacht. Liverpool moet een familiebedrijf blijven, zegt Robinson. ,,Wie hier eenmaal is geweest, moet blijven of terugkomen als hij weg is geweest. Continuiteit is onze succesformule.”

Daarom trof het de ‘familie’ van Robinson twee maanden geleden diep in haar hart toen manager Kenny Dalglish volkomen onverwacht zijn ontslag aankondigde. ,,Kenny hoorde na veertien jaar achtereenvolgens speler en manager te zijn geweest als geen ander bij Liverpool. De meest succesvolle speler en manager die we hebben gehad. Kenny sprak weinig. Maar met zijn betrokkenheid liet hij anderen voor zich spreken. Kenny Anfield uit zien lopen was het meest trieste moment in mijn leven. Ik heb nog regelmatig contact met hem. Zijn kinderen komen nog naar de wedstrijden kijken, Kenny niet. Maar volgend jaar verwacht ik hem weer.”

Kenny Dalglish Kenny Dalglish

Dalglish was niet tegen de druk bestand, weet Robinson. ,,De hele week was hij gelukkig, maar op de dag van de wedstrijd had hij hoofdpijn. Kenny was een gevoelsmens. Hij wilde zelf spelen en niet naast de bank staan en anderen het werk laten doen. Op de persconferentie zei hij met tranen in zijn ogen dat hij wegging.”

,,Ik geloof niet dat Kenny ooit nog manager wordt. En ik ken hem”, zegt Graeme Souness, evenals Dalglish een Schot. Hij volgde Dalglish op toen deze vertrok. ,,Mijn laatste kans op het Grote Geld.” De voormalige elegante middenvelder is harder en zakelijker dan Dalglish. Dat geeft hij toe. ,,Ik moest Liverpool helpen. Ik heb er nooit aan gedacht, want ik dacht dat Dalglish hier voor het leven zou blijven. Dat is zo bij Liverpool de formule. Ik kon niet weigeren. Ik ben geboren in Edinburgh, maar hier ligt mijn hart, mijn twee zoons zijn hier geboren, hier leeft men van voetbal. Het spijt me voor de Rangers, maar ik mag niet nee zeggen tegen mijn familie.”

,,We hadden geen andere keus dan Souness”, zegt Robinson. ,,Of we hem al op dezelfde dag van Dalglish’ ontslag hebben gebeld? Dat kan ik niet zeggen. Zei Souness dat hij drie weken heeft moeten nadenken over ons aanbod? Laten we het daar maar op houden.” Twee weken na zijn terugkeer op Anfield is Souness al De Verlosser. Onder Dalglish was Liverpool een dolende club. Maar onder Souness: twee wedstrijden, twee gewonnen, zes doelpunten voor, nul tegen en kwalificatie voor de UEFA Cup. ,,De manier waarop ik in mijn eerste wedstrijd werd begroet. Ik voelde me meteen thuis.”

Een paar honderd meter verder op Anfield Road drinkt Alf een kop koffie met Chris, zijn hulpverlener. Zijn blik dwaalt af naar het raam dat uitzicht geeft op Stanley Park. In de verte ligt Goodison Park, het stadion van Everton. Bij Liverpool gaan ze de Kop afbreken. ,,Ja, het laatste bolwerk dat je het gevoel geeft samen te zijn, een te zijn met de club. You’ll never walk alone, ja. Ik ben een keer op een doordeweekse dag een executive box binnen geweest. Ze hadden er een toilet, met papier, en aan een spijker hing The Observer. It’s them and us. Ze zijn hier nog nooit geweest in dit centrum. Alleen Kenny. Maar die is nu ook weg.”

Kijk naar deze indrukwekkende documentaire van de BBC uit mei 2013: How they buried the Truth:

%d bloggers liken dit: