Archief | EK voetbal RSS feed for this section

Hoe mijn zintuigen mijn (eigen) mening vormden

2 jul

Geen sport maakt zoveel primaire reacties los als voetbal. Eén mooie actie of één mooi doelpunt van een speler kan al leiden tot een ongekende euforie. Met impulsieve kwalificaties als ‘nog nooit vertoond’ of ’de beste aller tijden’. Overwinningen, nederlagen, acties, bewegingen, combinaties, doelpunten, overtredingen, titels, eliminaties, coaching. Urenlang wordt er over gepraat, in de huiskamer, in het café, in de televisiestudio, voor de radiomicrofoon. Je hoeft er geen verstand van te hebben om mee te praten en zowaar zinnige dingen te zeggen – hoe primair ze ook zijn.

Voetbalbeleving is subjectief. Vooral een kwestie van smaak. Het is niet of nauwelijks een kwestie van verstand of kennis. Wie een andere mening cq smaak heeft dan de meerderheid heeft er al gauw geen verstand van. Wie niet meegaat met de kudde, wordt tot domoor of zelfs vijand verklaard. Wie in Nederland niet voor Oranje is of een overwinning van Oranje niet verdiend vindt of het spel niet kan waarderen, die hoort er niet bij. Die wordt in het café overgeslagen, uitgescholden of erger. Dat is de voetbalmores. Vreemd, over muziek en kunst mag je alles zeggen, zonder dat je vijandig wordt bejegend.

In die sfeer heeft de afgelopen maand het Europees kampioenschap plaatsgehad. Niet dat ik die sfeer afwijs. Het is zoals het is. Ook ik oordeel en veroordeel graag. Ik heb immers ook smaak én een mening. Ik heb mijn eigen zintuigen, mijn eigen ogen, mijn eigen gevoel, mijn eigen hart, mijn eigen voorkeur. Waarom ik zo ben, weet ik niet precies. Het is nu eenmaal zo. Soms wil ik anders zijn dan ik ben, wil ik iets anders voelen dan ik voel en iets anders zien dan ik zie. Een therapeut heeft me in mijn diepste identiteitscrisis eens gevraagd waarom ik me niet bij de kudde (de meerderheid) aansloot: lekker veilig, omringd door gelijkgestemden. Hoezo? Ik wil mezelf zijn. Hoe lastig dat ook is: mezelf zijn, met mijn eigen smaak en mening. Ik ben ik.

Ik (ik) hou dus van solisten in de sport, ook in teamsporten als voetbal. Spelers, atleten, wielrenners, basketballers, hockeyers, golfers, die anders zijn, die zich onderscheiden door hun eigen acties, hun eigen gedrag, hun eigen (uitzonderlijke) vaardigheden. Ze kunnen lastpakken zijn, onbegrepen talenten, Einzelgänger, loners en losers, sporters die in hun eentje de wereld proberen te veroveren. Ja, ik heb dus de afgelopen weken ook genoten van de in Italië om zijn huidskleur al jarenlang verguisde Mario Balotelli, al schitterde hij maar anderhalve wedstrijd met drie fraaie doelpunten. Opmerkelijk gegeven: Balotelli liep in 2006 stage bij de jeugd van Barcelona op La Masía. Hij verhuisde naar Barcelona met zijn Italiaanse pleegouders. Hij schitterde er en scoorde in een wedstrijd zelfs vijf keer. Hoewel hij indruk maakte in Barcelona, wilde de club de toen 16-jarige Italiaan niet, omdat ze liever Spaanse talenten een contract gaven. Dit las ik zaterdag in de Spaanse krant El Mundo Deportivo. Met bevestigende reacties van oud-spelers en trainers. Niet alleen daarom hoopte Balotelli in de finale tegen Spanje te scoren. Balotelli, van loser en loner tot teamplayer

Wat te denken van die andere oud-speler van Barcelona, Zlatan Ibrahimovic? Ik genoot soms ook van hem, nors, gemeen, onberekenbaar  en met een winnaarsmentaliteit. Van oorsprong een rebellerende loner, nu aanvoerder van het Zweedse team. Ik genoot van Andrea Pirlo omdat hij anderen beter kan laten voetballen, en in het heetst van de strijd met een stiftje (cucchiaio in het Italiaans, een lepel) een strafschop  maakt . Dat is durf, het avontuur zoeken. Zoals ik van Andres Iniesta kan houden, omdat hij in zijn eentje een aanval opzet, een ander daar in betrekt en zelf de aanval afrondt. En hoe de doorgaans spijkerharde Sergio Ramos liet blijken echt goed te kunnen voetballen en de beste verdediger van het toernooi werd met zowaar slechts een handvol overtredingen.

Ik heb getreurd met Mesut Özil. Ik zag in zijn ogen het verdriet van een voetballer die maar niet kon spelen én winnen zoals hij en heel Duitsland wilde. Ik raakte onder de indruk van de oude doelman Gianluigi Buffon die zoals altijd uit volle borst en diep geroerd het Italiaanse volkslied meezong. De reden? Omdat zijn grootouders in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Ook hij wilde sterven voor Italië. Zo had hij al eerder verklaard. Er was zoveel leed, verdriet en blijdschap dat ik zintuigen te kort kwam om het allemaal te verwerken. Het voetbal was niet altijd boeiend. Spanje speelde tot de finale niet zoals ik hoopte en verwachtte, vaak te plichtmatig, een beetje te veel zaalvoetbal. Hun spel in de finale maakte heel veel goed, al waren de Italianen toch duidelijk te vermoeid om weer te vlammen.

Gezien hoe de Italiaanse coach Cesare Prandelli zijn diep teleurgestelde spelers een voor een opraapte en tussendoor de Spanjaarden feliciteerde? Prandelli heeft ooit als coach van Fiorentina voorgesteld na afloop voor de tegenstander te applaudisseren. Gezien hoe Prandelli na afloop op Balotelli inpraatte en diens hoofd in zijn handen nam en zei: ,,Jij hebt de afgelopen weken laten zien dat je als mens bent gegroeid. Je doet er echt toe, ga zo door.”?  Wat een humane coach, zo zie ik er maar weinig in het hedendaagse voetbal.  Samen met mijn idool van vroeger Roberto Baggio (boeddhist) heeft hij het Italiaanse spel willen veranderen, aanvallender, avontuurlijker, plezieriger om naar te kijken, humaner ook, liefst zonder overtredingen. Baggio is technisch directeur van de Italiaanse voetbalfederatie. Baggio besteedt op de eigen website overigens enkel aandacht aan de Europese reis van Aung San Suu Kyi, de voormalige Birmese oppositieleidster en winnares van de Nobelprijs voor de Vrede. Baggio zette zich de voorbije jaren sterk in voor haar vrijlating: lees  www.robertobaggio.com

Veel is de afgelopen maand gesproken over de mentaliteit van spelers, over de teamgeest of het ontbreken ervan, en over ego’s. Nog lang nadat Oranje was uitgeschakeld en de spelers al woedend en verdwaasd op het strand lagen, werd zoals het in een praatcafé betaamt door zogenaamde deskundige analisten op televisie en radio gediscussieerd over de oorzaak van het falende Nederlands elftal. Over spelers die te veel met zichzelf bezig waren, vooral zelf wilden schitteren, maling aan coach Bert van Marwijk hadden of niet in de vereiste lichamelijke conditie verkeerden, uitgeblust dus. Urenlang lag ik op mijn bank te luisteren naar weer een ongefundeerde mening. Inderdaad, zoals ze het in de kroeg doen. Veel meningen en smaken, maar niemand die het echt weet. Alle kranten suggereerden het lek te weten, nota bene zonder bronvermelding.  Wie niet publiekelijk (met naam en toenaam) uit durft te komen voor zijn mening is ongeloofwaardig. Dus ook het medium/krant. Dus wat moet ik ermee? Roddeljournalistiek dus. Dat vind ik. Maar wat is de (echte) waarheid? Over een coach zonder gezag, over spelers die elkaar niets gunden, over privileges, over ego’s. Ja, vast wel, niets nieuws.

Vreemd dat ik niets heb gehoord of gelezen over de afwezigheid van een sportpsycholoog bij Oranje. Een man die al sinds bijvoorbeeld het WK in 2010 de groepsdynamiek had kunnen begeleiden, spelers en coaches met elkaar had laten praten en denken over Het Doel. Hoe ze dat kunnen bereiken, hoe ze met stress en tegenslag kunnen leren omgaan. Een die de coach bijstaat en een speler leert zichzelf te coachen. Dus niet pas een psycholoog in de begeleiding opnemen vlak voordat het toernooi gaat beginnen. Gewoon een man die al jaren steevast tot de technische/medische staf behoort. Een procesbegeleider. Zoals bij de Duitsers, de Engelsen, de Italianen en bij de Spanjaarden. Niet dat dan succes is verzekerd, maar veel leed tussen doorslaande ego’s zou voorkomen kunnen worden of gehanteerd.

Spelers met een ego heb je in elk team. Dus ook bij de Italianen en de Spanjaarden. Ieder mens heeft een ego, op boeddhistische monniken na die jarenlang hebben geoefend zich los van hun ego te maken door dagenlange meditaties. Het hele team van Spanje bestaat uit spelers met (een) ego. Een voetballer zonder ego haalt niet de top, dus ook niet het nationale team. Wie niet in zichzelf gelooft, het beste uit zichzelf haalt, veel met zichzelf bezig is en met zijn ego is begaan, dus ijdel is, die wordt niet kampioen, ook niet met een team. De kunst van  de coach in samenwerking met bijvoorbeeld (sport)psychologen is van al die spelers met een (te groot) ego een hecht team te maken. Natuurlijk hebben Xavi en Iniesta een ego. Net zoals Ramos, Casillas, Xabi Alonso (en de Argentijn Messi). Wie niet? We wil niet het beste voor zichzelf? Zij hebben geleerd ermee om te gaan en hun ego te delen met een ander. Wie alleen een goed linkerbeen heeft, vraagt hulp bij iemand met alleen een goed rechterbeen. Wie het niet goed kan zien, zoekt iemand die je kan helpen het wel goed te zien. Dat vraagt veel oefening, en ook oefening in nederigheid, oefening in je verplaatsen in anderen, oefening in krachten bundelen. Discipline, als een boeddhistische monnik bijna. Moeilijk, inderdaad. Om met Johan Cruijff te spreken: ,,Je ziet het pas als je het door hebt.”

Zo heb ik op mijn eigen manier kunnen genieten van het EK voetbal. Ik leefde op mijn eigen manier mee met wat ik zag en voelde bij een bepaalde actie of doelpunt. Zo zou ík het hebben gedaan, dat had ík anders gedaan, zo zou ík het nooit hebben gekund. Dat is wat mij in topsport aanspreekt: die mensen (voetballers, wielrenners, hardlopers en golfers) doen iets (een bijzondere vaardigheid) wat ik niet beheers. Daar ben ik te beperkt voor, net als al die andere miljoenen liefhebbers die in het stadion, in de huiskamer, in het café of voor een scherm op het marktplein toekijken. Ieder zijn talent, ieder zijn beperking. Dat onderkennen maakt naar topsport kijken boeiend.

Voetbal zonder verrassingen en avonturiers boeit niet

30 jun

De bal is en blijft rond, en kan daardoor alle kanten op rollen. Zo is het altijd geweest, zo moet het blijven. Niets is dodelijker voor sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder dan voorspelbaarheid. Systemen volgens computerberekeningen rukken op, televisieanalyses zullen steeds meer worden gebruikt om de fouten te herkennen en recht te zetten. Nog even en er worden voetballers gekweekt, zoals in het communistisch systeem met sportmensen werd geëxperimenteerd. Steeds meer trainers willen dat het gras altijd egaal is, altijd kort gemaaid en besproeid, ze willen dat elke bal rolt zoals hij moet rollen. Ze willen dat elke voetballer speelt zoals hij volgens de computeruitdraai moet spelen.

Ik ken voetbaltrainers die daar al vaak over nagedacht hebben. Louis van Gaal wilde het perfecte voetbal. Hij wil dat waarschijnlijk nog steeds, al is hij door schade en schande wijzer geworden. Met Ajax bereikte hij medio jaren negentig het perfecte niveau. De manier waarop hij zijn ploeg liet spelen was vaak voorspelbaar. Ik vond het saai, niet sprankelend, niet avontuurlijk, niet onvoorspelbaar genoeg. Maar dat mocht ik niet schrijven van de Nederlandse liefhebbers in het algemeen en die van Ajax in het bijzonder. Op weg naar de finale van de Champions League in Wenen, waar Ajax mijn favoriete ploeg AC Milan versloeg (met de door mij bewonderde Dejan Savicevic), werd mij door Ajax (lees: Van Gaal) een plaats in het vliegtuig met Nederlandse voetbaljournalisten geweigerd.

Ik had het hele seizoen alle Ajax-wedstrijden in Nederland en in Europa gevolgd. Dus waarom geen plaats in het vliegtuig. Tja, ik was te negatief. Van Gaal bedoelde: niet pro-Ajax. Zo begreep ik later via een bevriende Ajax-begeleider. Hij wilde alleen positieve energie om zich heen. Begrijpelijk vanuit zijn standpunt. Bemiddeling van de sportjournalistenbond NSP haalde niets uit. Ik moest reizen met de andere, algemene verslaggevers – niet-voetbaljournalisten dus. Zo erg vond ik dat nu ook weer niet. Liever op mijn eigen afstandelijke, neutrale positie dan in de armen van Van Gaal en beïnvloed te worden door te veel Ajax-energie. Erger vond ik dat Savicevic niet kon meespelen bij AC Milan. Vlak voor de wedstrijd meldde Tom Egbers mij dat vanaf het veld, omdat hij wist dat ik een bewonderaar van Savicevic was. Ik was teleurgesteld. Juist zo’n technische, onvoorspelbare voetballer hoorde die avond te schitteren. Zoals hij met AC Milan in de finale van de Champions League van 1994 in Athene met onder meer een fameuze boogbal het zogenoemde Dream Team van Barcelona (trainer Johan Cruijff) vernietigde: 4-0. The night the dreamteam died.

Ajax versloeg in Wenen Milan. Het was een spannende wedstrijd, het spel was technisch allerminst hoogstaand. Het resultaat (1-0) vergoedde veel voor Ajax. Het was gelukkig geen voorspelbaar resultaat, het was ook niet helemaal zoals Van Gaal bedoeld had. Maar zijn ploeg won, hij won. En dat was de gedreven perfectionist echt gegund. Ik mocht terug in hetzelfde vliegtuig als de spelers, de trainers, de bestuurders en de Ajax-journalisten. Toch had ik een onbevredigend gevoel. Ik had Savicevic willen zien schitteren. Ik had me willen ergeren aan de Montegrijnse tovenaar, me willen verbazen en me willen laten betoveren door een van zijn vele briljante, onvoorspelbare acties. Zoals in de nacht van Athene.

Woensdag zag ik Spanje-Portugal. Ik rekende op Xavi, Iniesta, Dani en vooral op Ronaldo. Ik wilde een wedstrijd waarin iets (veel) gebeurde wat ik niet verwachtte. Maar op enkele momenten van Iniesta na, en een spaarzame actie van Ronaldo, gebeurde er niets. Ik zag hoe Spanje probeerde zijn bewierookte, perfecte combinatiespel probeerde te spelen. En ik zag hoe dat vakkundig werd ontregeld door de Portugezen. Niet zoals Chelsea dat met Barcelona deed, maar zonder noemenswaardige overtredingen. Spanje speelde, zoals Barcelona de laatste maanden, bijna voorspelbaar. Tik-tak-tik, draaien, keren, terug, terug, draaien, tik-tak-tik, draaien, terug. Schaken dus. Saai dus. Ik kende dat nu wel. Maar ik wilde actie, een onvoorspelbare beweging, een doelpunt zoals ik nog niet had gezien. Een schot van afstand, of zo. Spanje speelde voorspelbaar, zoals Barcelona dat steeds meer doet. Spanje speelde dan ook zonder Messi, een Argentijn. Die is avontuurlijk en onttrekt zich aan de combinatiemachine. Spanje won, dankzij strafschoppen. De mooiste strafschop was van Sergio Ramos, de doorgaans spijkerharde verdediger zonder bijzondere technische vaardigheden. Hij scoorde onvoorspelbaar mooi. Mooi toch!

Een dag later speelde Duitsland tegen Italië. De Duitsers moesten het perfecte spel van coach Joachim Löw spelen, zoals ze dat geleerd hadden door er veel over te lezen, te praten en op te trainen. Aanvallen, counteren, vrij spel, enthousiast spel, zoals dat door Löw in de statuten van de Duitse voetbalbond staat vastgelegd. Het Duitse voetbal moest in Warschau van het Italiaanse voetbal winnen. Want een plaats in de finale en daarna de titel zou de  voetbalwereld bevrijden van vastgeroeste ideeën. Winst zou de Duitse voetbalcultuur, waarin het sociale element de boventoon voert, de voetbalwereld op weg helpen naar verandering. Maar Duitsland verloor. De ploeg was machteloos tegen de Italianen. En zo dringt de boodschap van Löw en de Duitse voetbalbond niet door tot de dichtgespijkerde hoofden van de voetbalanalisten, voetbalbestuurders en regeringsleiders. Zo blijft het fascinerende boek van Raf Willems Het Mannschaftswunder mogelijk op de schappen liggen en kunnen de kortzichtige analisten op tv, radio en in de kranten gewoon door blijven gaan met oeverloos kakelen en ongefundeerde, niet op feiten gebaseerde boodschappen verkondigen. Sociaal element? Hoezo? Statutair vastgelegde opleidingen en spelpatronen? Hoezo? Schoon spel? Hoezo?

Het moet gezegd, de visie van Löw en de zijnen neigt naar het perfecte voetbal. Niet voor niets heet Löws biografie Joachim Löw und sein Traum vom perfekten Spiel. Löw vertoeft urenlang achter de computer om zijn spel tevoorschijn te toveren. Duitsers moeten spelen volgens bepaalde door hem aangestuurde vastgelegde regels. Nu, na de nederlaag, zullen de conservatieven in Duitsland terug willen grijpen naar de oude speelwijze. Of de huidige speelwijze nu wel of niet statutair is vastgelegd. En het is waar, de piepjonge Duitse verdedigers grepen niet krachtdadig in bij de Italiaanse doelpunten. Ze hadden geleerd geen overtredingen te maken en niet de botte bijl te hanteren. Vroeger zouden Duitse verdedigers dat wel hebben gedaan. De namen zijn bekend. Was dit schwulenfussball (homovoetbal), zoals in Duitsland nota bene is beweerd over het vredelievende softe voetbal dat Löw propageert? Die bejegening kan zomaar weer in Duitsland worden gebezigd de komende tijd.

Niet voorspeld was de finaleplaats van Italië. Dat is nu het mooie aan voetbal. Dat de door Milan afgeschreven 33-jarige Andrea Pirlo bij Juventus dankzij coach Antonio Conte als vanouds schitterde en zich nu in de Squadra ontpopt tot de beste speler van het toernooi. Met dank aan Cesare Prandelli, de 54-jarige coach van Italië. Een man die na het verlies van zijn vrouw de wereld beter is gaan begrijpen en zich nu inzet voor campagnes tegen racisme, discriminatie en homofobie. Hij hanteert voor zijn spelers een ethische code voor fatsoen en sportiviteit. Overtredingen, zoals ze vroeger gemeengoed waren in Italiaanse ploegen, verafschuwt hij. Voetbal moet verbroederen, een beetje zoals Löw dat graag ziet.

Zoals Prandelli met lastige, moeilijk opvoedbare jongens als Antonio Cassano en Mario Balotelli omgaat, is bewonderenswaardig. Vooral Balotelli, die alleen in zijn coach bij Inter en nu Manchester City Roberto Mancini vertrouwen heeft, wordt door hem met liefde behandeld. Hij spreekt Balotelli toe zodra hij zich weer te buiten is gegaan aan vreemde capriolen. Hij straft niet. Opvoeden is liefhebben, en niet zoals de voetbalwereld altijd roept: straffen en wegsturen.  Dat is pedagogiek en psychologie van de koude grond, die Prandelli niet kent.

Coachen met affectie, dat is modern coachen. Daar worden mensen/sporters beter van.

Balotelli is onberekenbaar. Daarom waren de twee doelpunten, met de zeldzame kanonskogel als hoogtepunt, zo mooi. En dat gedrag met zijn gespierde bovenlijf is  toch prachtig als schouwspel. Voetbal heeft avontuur nodig. Geniale gekken worden ze wel genoemd. Mensen die anders zijn, dat willen we toch? Geen trekpoppen met mediatraining.  Romario, Maradona, Ronaldino, Ronaldo, Balotelli en nog een paar. Samen met geniale artiesten als Pirlo en Iniesta maken ze het voetbal toch fascinerend. Voetbal mag niet voorspelbaar worden. En dat geldt voor alle sporten. Weg met de computers, leve het avontuur en de romantiek.  Wild Romance.

 

De nieuwe Duitse voetbalcultuur, dankzij Joachim Löw

27 jun

Morgen spelen de teams van Duitsland en Italië tegen elkaar in de halve finale van het Europees kampioenschap. Ik weet niet voor welk land ik  in dit geval ben. Ik ben al mijn halve leven gek op Italianen, op Italiaans voetbal en op Italiaanse spelers. Van AC Milan dat in 1963 de Europa Cup won, met mijn eerste idool Gianni Rivera (die ik in 1995 nog eens als parlementslid interviewde).  Van Giancarlo Antognoni, Bruno Conti, Mario Corso, Roberto Baggio, Gaetano Scirea tot Paolo Maldini en Andrea Pirlo – en de heerlijke, gepassioneerde Roberto Baggio, die nu de inspirator is van het nieuwe Italiaanse voetbal, en van bondscoach Cesare Prandelli. Nu mag Italië van mij weer winnen, alleen al omdat  Prandelli zo’n geweldig mens is – met bovendien Italiaanse uitstraling.

Duitsland mag van mij winnen, omdat de nieuwe Duitse voetbalcultuur me aanspreekt. Ik ben geraakt door de manier waarop bondscoach Joachim Löw de Duitsers nieuw leven heeft ingeblazen. Een man zonder groot ego. Löw is bescheiden. Zo blijkt, wanneer je Duitsland ziet spelen, de boeken leest over de nieuwe Duitse voetbalcultuur (de biografie van Löw: Joachim Löw und sein Traum vom perfekten Spiel) en getuige bent geweest van wat zich de laatste jaren in Duitsland afspeelt.

Ik ben altijd een bewonderaar geweest van Günter Netzer, in de jaren zestig en zeventig. Nu geniet ik van Mesut Özil, ook bescheiden en een speler die als weinig anderen fijnzinnig kan voetballen. Duitsland is meer dan voetbal op het veld. Duitsland ademt voetbalcultuur. Duitsland heeft het voetbal opnieuw uitgevonden. En zeker niet met dank aan de Nederlanders, zoals ik hardnekkig kortzichtig hoor en zie vertellen op de Nederlandse televisie (altijd weer die Nederlandse hoogmoed). In Duitsland leeft voetbal, zowel binnen en buiten de stadions. Met dank aan Berti Vogts, Jürgen Klinsmann en vooral Joachim Löw. Zij overtuigden zowel de Duitse voetbalbond als de Duitse regering ervan dat voetbal alle mensen verbindt. Door attractief, aanvallend voetbal en door activiteiten waar alle mensen in Duitsland plezier aan beleven. Activiteiten waardoor mensen elkaar leren begrijpen, georganiseerd door voetbalinstituten, voetbalstichtingen, voetbalclubs en voetbalsupporters, alle aangestuurd door de Deutscher Fussball Bund.

Klinsmann en Löw gaven de aanzet in 2004. Klinsmann vond dat Duitsers zich moesten openen, de héle wereld moesten leren kennen. Löw zocht naar een speelstijl waar mensen plezier aan beleefden. Aanvallender, opener, frisser, vrijer, artistieker, sportiever, minder grof, met minder overtredingen, met jonge spelers die plezier aan voetbal beleefden. Hij analyseerde Braziliaanse, Spaanse, Franse, Engelse, Italiaanse, Zwitserse en natuurlijk ook Nederlandse speelstijlen en keek wat er bij Duitsers paste. Zo ontstond Das schöne Spiel, het voetbal dat overal in Duitsland gespeelde diende te worden. Het werd statutair vastgelegd. Alle Duitse clubs en opleidingen moesten Das schöne Spiel hoog in het vaandel hebben staan. En dat is nu het geval, al sputtert Bayern München onder leiding van manager Uli Hoeness tegen. Die club heeft geld en koopt bij voorkeur spelers van andere (Duitse) clubs. Daarom is het goed dat Borussia Dortmund al twee keer achterelkaar landskampioen is geworden, de club met de meeste supporters, het leukste voetbal en de meest enthousiaste trainer, Jürgen Klopp. Veel Duitsers waren niet eens teleurgesteld dat Bayern de finale van de Champions League verloor. Bayern is een van de meest gehate clubs van Duitsland.

Ook is statutair vastgelegd dat elke Bundesligaclub een sterk sociaal element in zijn visie op voetbalbeleving moet naleven. De Deutscher Fussball Bund DFB (http://team.dfb.de/de/unsere-welt-/trainieren-wie-wir/taktik/technik/spielphilosophie/page/1016.html?1340786719&32&32), met zes miljoen leden de grootste sportbond ter wereld, werkt nauw samen met de Bondsregering en probeert in alle geledingen van de samenleving te infiltreren. Campagnes tegen racisme, geweld, discriminatie, homofobie en druggebruik worden gevoerd, met voetbal als bindmiddel. Toernooien in straatvoetbal, gehandicaptenvoetbal, werklozenvoetbal, muziek- en filmfestivals, en lezingen over integratie  zijn schering en inslag. Voetbal leeft overal als kunst van samenspel en verbroedering.

De DFB-Kulturstiftung organiseert wekelijks een festival of evenement, waarin de relatie voetbal-kunst-maatschappij centraal staat. Opvallend fenomeen is het nationale schrijverselftal, die Autorenmannschaft. Voetballende schrijvers en dichters, geen schrijvende voetballers dus, spelen eens per jaar voor een goed doel tegen een ander gelegenheidselftal, bestaande uit bijvoorbeeld politici. Dankzij de Kulturstiftung gaf bondscoach Löw een lezing op de Frankfurter Buchmesse van 2011 over integratie. Aanwezig waren Turkse en Afrikaanse Bundesliga-voetballers.

En dan is er de Deutsche Akademie für Fussball-Kultur (http://fussball-kultur.org/), dat kantoor houdt in Neurenberg. Wekelijks organiseert zij lezingen en thema-avonden over voetbal in relatie tot kunst, politiek en maatschappij. Er zijn avonden georganiseerd over homofobie, het Duitse voetbal in de Tweede Wereldoorlog en over de zin en onzin van een EK in Polen en Oekraïne. Begin mei werd door wetenschappers, voetballers, politici en nabestaanden aandacht besteed aan relatie tussen Duitsland en Israel. Op een avond in het Dokumentationszentrum in Neurenberg, het voormalige Reichsparteitagsgelände, bleek dat voetbal, voetballers en trainers deze landen begin jaren zestig weer tot elkaar had gebracht.  Tranen vloeiden bij mensen die de oorlog hadden meegemaakt toen de Israëlische voetballer van FC Nürnberg Almog Cohen zei dat hij zo goed was opgevangen bij een Neurenbergs gastgezin. En ook toen de  bejaarde voorzitter van de Israëlische cultuurvereniging tenslotte opstond en zei: ,,Als de mensen die dit gebouw neerzetten wisten dat hier nu een Israëlische voetbalinternational discussieert, zouden zij zich als ventilatoren in hun graf omdraaien.’’

Betrokkenheid, het bewustzijn van datgene wat voetbal teweegbrengt en kan betekenen voor de samenleving. Voetbal is meer dan voetbal in Duitsland. Ollivier Tietz van de DFB-Kulturstiftung vertelde over het Fanprojekt van Borussia Dortmund. ,,Uit eigener beweging is een supportersclub naar een monument gegaan dat is opgericht ter nagedachtenis aan Joodse slachtoffers in de Tweede Wereldoorlog’’, zei hij na de vertoning van een documentaire over het bezoek van Duitse jeugdinternationals en het nationale vrouwenelftal aan Jeruzalem. Trots toonde Birgitt Gloeckl van de Akademie mij de jaarverslagen, waarin de jaarlijkse prijzen staan vermeld. Voetbalboek van het jaar 2011:  Der FC Bayern und seine Juden van Dietrich Schulze-Marmeling. Het boek van ‘Louis van Gaal, biografie en visie’, eindigde als elfde. En dan zijn er prijzen voor het beste Fanprojekt, de meest originele uitspraak van een trainer of speler, het mooiste spandoek en de Kulturpreis, de Walther Bensemann-Preis, bestemd voor een persoon die veel betekend heeft voor het voetbal in de wereld. Dit keer was het Bobby Charlton, oud-speler van Manchester United. Vorige winnaars waren onder meer Franz Beckenbauer, Alfredo Di Stefano en Cesar-Luis Menotti.

Cultuurprijzen zijn er meer in Duitsland, uitgeloofd door de Sepp Herberger Stiftung, de Uwe Seeler Stiftung en andere stichtingen. En wat te denken van de Robert Enke Stiftung. Deze stichting probeert profvoetballers te helpen die lijden aan depressies omdat ze de druk van het voetballersleven niet aankunnen, met als prioriteit het leed dat doelman Enke twee jaar geleden overkwam (zelfmoord) te voorkomen. Ollivier Tietz van de DFB-Kukturstiftung is er nauw bij betrokken. Hij zei: ,,We krijgen veel vragen van voetballers die zich niet meer kunnen handhaven in de mannencultuur en de prestatiemaatschappij die in het voetbal heerst. Het is schrikbarend hoeveel overspannen voetballers en trainers we nu kunnen helpen. Enke is het symbool van de vereenzaming aan de top. Niemand durft het te zeggen. Niemand wil zwak zijn, voetbal is een harde maatschappij. We kennen homoseksuele voetballers, we kennen nu mentaalzwakke mannen die geweldig kunnen voetballen maar zich niet begrepen voelen.’’

Aan het einde van een bewogen avond in Neurenberg vielen harde mannen elkaar in de armen. Hans Meyer, oud-coach van FC Twente en lid van de  Akademie für Fusball Kultur,  zei. ,,Ik ben van de DDR. Ik ken de onderdrukking, ik ken het oude Duitse voetbal – wat mijn voetbal is. Maar wat zich in Duitsland ontwikkelt is van een hoog intelligent niveau. Ik mag nu overal van voetbal houden, ik mag meedenken. Ik lees over voetbal wat ik nog nooit heb gelezen omdat ook intellectuele schrijvers begaan zijn met dat rare fenomeen voetbal. Ik zie Turken opbloeien omdat Mesut Özil in het Duitse elftal en bij Real Madrid een fenomeen is. Özil is een sierlijke voetballer. Wij hadden ze ook vroeger, maar ze werden niet gezien, omdat het niet paste in het Duitse voetbal. Klinsmann en Löw moeten een Kulturpreis voor het leven krijgen. Zoals Sepp Herberger, de wereldkampioen van 1954.’’

Maar Herberger, wiens uitspraak vóór de WK-finale van 1954 tegen Hongarije ‘Wir sind elf Freunde’ mythologische vormen heeft aangenomen, was toch meer van het adagium ‘Nur ein Sieg zählt’. Zoals dat jaren door de Duitse voetbalgemeenschap werd nageleefd – en met succes gezien de vele titels. De Duitse voetbalbond lanceerde na samenspraak met de Bundesliga en de Bondsregering een nieuw motto. En dat is gelukt, gezien de successen op de WK’s van 2006 en met name 2010, én de groeiende amusementswaarde van de Bundesliga. Das schöne Spiel is nu het basisgevoel. Herbergers motto is vervangen door Wir singen auch bei Niederlagen, denn es kommen wieder bessere Tagen

Voetbalanalisten bieden het volk slechts vermaak

25 jun

Zonder analisten en commentatoren is voetbal als vermaak niet volledig. Of die mannen nu zin of onzin vertellen, het maakt niet uit. Hun praatjes horen bij het spel. Je kunt je maar beter niet aan storen aan hun gedrag en verklaringen. Het is maar hun mening, hun perceptie en hun ijdelheid. De een doet zich voor als deskundig. Maar wie is deskundig? De ander speelt de advocaat van de duivel, mogelijk bij gebrek een echte kennis. Dan weer zijn er grappenmakers die graag de gevraagde rol spelen. Het doet er dus eigenlijk weinig toe wat ze zeggen, het hoort gewoon bij de shows die bijvoorbeeld NOS Studio Sportzomer of VI Oranje heten.

Toch kan ik – als liefhebber van voetbal, met alles er op en er aan – niet voortdurend bovengenoemde relativeringen aanbrengen. Dan zit ik te kijken en te luisteren in de hoop iets te leren en iets te weten te komen dat een verklaring geeft voor wat ik op het veld (beeldscherm) zie/zag. Het wil maar niet mijn mantra worden: ach, het is ook (maar) een mening, óf laat maar. Vaak zet ik tijdens de wedstrijd het geluid uit. Wie aan de bal is, kan ik zelf ook wel zien. Of het overtreding was of niet, kan ik zelf wel beoordelen. Of een speler goed of slecht, hoef ik niet van een commentator te horen. En zo zijn er meer van die overbodige ‘verklaringen’ en analyses die ik kan missen. Ik ben een van die miljoenen liefhebbers die zelf ogen hebben, en weleens wat lezen over voetbal, en dus ook verstand van voetbal hebben.

Maar waarom ben ik toch nog weleens geneigd na de wedstrijd de analyses van de ingehuurde studiogasten aan te horen? Nou ja, soms beschikken zij over analyse-apparatuur die ik niet heb en kunnen ze aan de hand van een computerbeeldje iets duidelijk maken. Dat kan interessant zijn voor mensen zoals ik die het spel en de tactiek willen doorgronden.  Of het nu uit chauvinistische motieven wordt verklaard of niet.

Ik kijk niet vaak naar die analyses en voetbalkroegpraat. Als ik heb gekeken word ik overmand door diepe teleurstelling en ergernis. Had ik niks anders te doen? Werd dit programma door mij gevolgd omdat ik mijn eigen leed over de wereld een paar uur wilde verdringen? Teleurgesteld, alleen al omdat ik zag en hoorde hoe serieus de analisten baarlijke nonsens verkopen. Zo uit de losse pols geschud of uit de heup geschoten.

Vorige week probeerde de hockeycoach Marc Lammers die met de nationale vrouwenploeg de gouden medaille had veroverd, aan vader en zoon Mulder, Jan van Halst en Jack van Gelder te verklaren hoe belangrijk teamgeest (commitment) is, hoe je dat opbouwt, evalueert en analyseert met je spelers, en hoe je de ster van de ploeg duidelijk kan maken dat hij de andere spelers nodig heeft en hoe je andere spelers (de waterdragers) duidelijk maakt waarom zij de sterspeler nodig hebben. Het was alsof hij voorlas uit zijn boek ‘Coachen doe je samen’.

Lammers kon praten en geduldig verklaren wat hij precies bedoelde en waarom Oranje van de rails was gereden (of niet op rails stond), de voetbalanalisten begrepen er niets van. Nooit van gehoord, hockey is geen voetbal en andere vergelijkingen die kant noch wal raakten. De mannen van de Sportzomer sputterden tegen alsof zij de sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder als geen ander doorgrondden – sterker:  ze hadden het zelf bedacht, ze hadden immers zelf gevoetbald! Voetbal is een andere wereld, nietwaar?

Boeiende televisie? Ergens wel, omdat het fascinerend was om te zien hoe de deskundige gast geen kans zag de vertegenwoordigers van de voetbalwereld te overtuigen van hun conservatieve opportunisme. Het was toch geen bewust gespeelde rol van de voetbalkenners? Met de bedoeling de kijker en toehoorder vermaak te bieden. Dat zou zomaar kunnen. Had ik dat maar van te voren geweten, dan had ik niet gekeken en geluisterd.

Er was ook nog een losse flodder van presentator Jack van Gelder. Zoals de Duitsers nu voetballen, dat is Hollandse School. Een openingszetje? Youri Mulder wist iets meer, gelukkig, en vertelde hoe het Duitse voetbal sinds een jaar of tien in alle facetten planmatig totaal veranderd is. Uitbreiding van jeugdopleidingen, met meer nadruk op mooie, artistiek en aanvallend voetbal. Redelijk goede aanvulling van Mulder junior, maar niet helemaal juist en allerminst compleet. Had echt niets te maken met Masterplan van Louis van Gaal, zoals Mulder beweerde. Maar Van Gelder wist ook iets, zei hij. Hij had gehoord dat Bayern München in de keuken van de Ajax-opleiding had mogen kijken. Zo was het, ze hadden het van Ajax (de Hollandse School) geleerd. Ik viel van de bank van verbazing. Weer dat domme chauvinisme.

Mulder probeerde nog Van Gelder van repliek te dienen dat het niet de clubs (met Bayern als symbool van omwenteling) maar de bond zelf was die het voetbal anders wilde laten spelen. En zo druppelde Mulder nog een beetje door. Maar de toon die was gezet (Duitsers spelen Hollands) verdween niet meer.

Het was weer een miskleun. Niets gelezen hadden de analisten in (buitenlandse) kwaliteitskranten, niets gelezen in goede voetbalboeken. Niets over de veranderde Duitse voetbalcultuur, over het missiewerk van bondscoach Joachim Löw. Lees bijvoorbeeld het boek van Christoph Bausenwein:  ‘Joachim Löw und sein Traum vom perfekten Spiel’. Of nog beter: ‘Het Mannschaftswunder, waarom de Duitsers de besten zijn’ van Raf Willems. Over de culturele omwenteling in Duitsland. Zie daarvoor de website van Red het voetbal: http://oppa.site90.com/EK2012/index.html. Of de website van de Deutsche Akademie Für Fussbalkultur:  http://fussball-kultur.org/

In NOS Studio Sportzomer (over het oeverloze kletsprogramma VI Oranje maar te zwijgen) heerst slechts opportunisme en zelfingenomenheid. Domheid, kortzichtigheid, onzin allemaal.

Niet meer kijken en luisteren, zo heb ik me zelf voorgenomen. Maar wat nu met de kijkers en luisteraars die wel aan het beeldscherm gekluisterd blijven? Die worden verkeerd voorgelicht, die nemen alles klakkeloos aan. Of denken zij: Ik neem dit niet serieus, ik heb niks anders te doen dus lig ik als een zombie te kijken naar die zombies in de studio.

Zie ook: http://www.redhetvoetbal.net

Fascinatie voor emoties van topsporters

22 jun



De emoties van de voetballers boeien me dezer dagen meer dan die van de supporters. Wat zich op de tribunes afspeelt is voorspelbaar uitgelaten, in welke vorm dan ook. Ik raak meer geboeid door de topsporters die al maanden naar dit toernooi hebben toegeleefd en van wie nu wordt verwacht dat ze in de vorm van hun leven zijn – en dus gaan winnen. Elke vezel van hun zenuwen staat gespannen, of de spelers nu wel of niet door een sportpsycholoog dan wel een yogaleraar hebben geleerd zich te ontspannen onder zware omstandigheden.

Veel blessures ontstaan door stress. Veel spelers zijn voortdurend geblesseerd. Mogelijk omdat ze een kwetsbaar gestel hebben, mogelijk ook omdat ze (onbewust) bang zijn weer geblesseerd te raken. Niet alleen de trainingsbelasting is de oorzaak, zoals vaak wordt verondersteld. Heel de mens is kwetsbaar, alles wat zich in zijn hoofd, zijn hart, zijn botten, zijn spieren en zijn zenuwen afspeelt staat met elkaar in verbinding.  Elke prikkel wordt door andere prikkels veroorzaakt. Ik raad u aan: doe eens aan mindfullness of mediteer en luister naar je lichaam, voel je lichaam, voel wat zich daar afspeelt. Wat een gedoe, wat een lawaai, wat een prikkels, wat een stroompjes, wat een elektriciteit. Of lees het autobiografische boek: ‘Leer ons stil te zitten’ van Tim Parks, ook schrijver van het voetbalboek ‘Een seizoen met Hellas Verona’.

Hoe stijf van de zenuwen stonden niet de Nederlandse voetballers toen ze aan het toernooi begonnen, hoe gespannen bleven ze. Enerzijds de (te?) hooggespannen verwachtingen (van de spelers zelf, van de supporters, de media, de sponsors en het hele volk) na de finaleplaats op het WK van 2010, anderzijds de angst van enkele spelers dat ze niet in topvorm waren, nog niet hersteld waren van een blessure en nog niet de recente teleurstellende prestaties hadden verwerkt. Dan de vraag of de ploeg wel zo goed was als twee jaar geleden. Even homogeen, even collectief bereidwillig. Mogelijk werd de selectie geleid door angst, om niet aan de verwachtingen te kunnen beantwoorden. De angst dat de ploeg niet meer zo goed of homogeen was als voorheen.

Hoe Arjen Robben, een speler die temperamentvol als hij nu eenmaal is altijd op de toppen van zijn zenuwen speelt, zich oppompte tijdens de volksliederen voorafgaande aan de wedstrijden. Dat was geen man in trance, die zich focuste, dat  was een man die boven zichzelf wilde uitstijgen. In zijn hoofd en zijn hart – dus overal in zijn lijf – gierde nog de adrenaline (de distress) van de teleurstellingen en spanningen die hij in zijn leven had meegemaakt. De gemiste kans in de WK-finale van 2010 die Oranje mogelijk wereldtitel kostte, de gemiste strafschop in de Champions League van Bayern München tegen Chelsea, de blessures waarvan hij altijd te langzaam naar zijn zin (en die van zijn clubs en zijn trainers) herstelt. De laatste kans op een internationale titel. Ik weet het niet, maar het zou zomaar kunnen met zo’n gedreven sportman, hoe ervaren hij intussen ook is.

Ervaring. Ontroerd keek ik deze week naar Gianluigi Buffon, de doelman van Italië, 34 jaar inmiddels, meer dan 100 interlands, een paar jaar geleden gekozen tot beste doelman van de wereld. Vóór de wedstrijd tegen Ierland zong hij uit volle borst het Italiaanse volkslied mee, net als alle Italianen. Maar Buffon zong omdat hij graag Fratelli d’Italia zong. Een vrolijk lied. Dat zag je aan hem. Hij had er plezier in. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen. Niet voor niets, want ik heb een gevoel voor echte emotie. Voor de aftrap meldde hij zich ontspannen lachend bij de toss, samen met de scheidsrechter en de Ierse aanvoerder. Dit was een man die zich had leren ontspannen. Later hoorde ik dat hij een paar dagen eerder in een Pools restaurant was betrapt met een groot bord frieten en een groot glas bier op tafel.

In dezelfde wedstrijd liet Buffons ploeggenoot Mario Balotelli de emoties de vrije loop. Op zoek naar wraak omdat hij door de Italiaanse bondscoach Cesare Prandelli was gepasseerd ten faveure van Di Natale en Cassano, probeerde hij in de laatste invalminuten koste wat kost te scoren. En hij scoorde. En hoe, met een prachtige omhaal maakte hij het tweede Italiaanse doelpunt. Balotelli vroeg ostentatief onmiddellijk om gewisseld te worden. Een medespeler legde zijn hand op Balotelli’s mond, omdat de Ghanees van Italiaanse adoptieouders dreigde de gekste dingen te gaan roepen.

 Balotelli is een gekwetst mens, dat zal hij altijd blijven. Wie als ziekelijk kind op zijn derde jaar door zijn ouders wordt afgestaan omdat zij om financiële redenen niet meer voor je kunnen zorgen, voelt zich tot in lengten van jaren afgewezen. Afgestaan. Je staat je kind niet af. Dat gevoel van verongelijktheid zit in zijn bloed, in zijn zenuwen, in zijn hoofd en zijn hart. In zijn hele lichaam, zijn hele systeem. Elke keer als hij wordt afgewezen (afgestaan dus), keert dat oude gevoel terug. Hij zal ermee moeten omgaan, de mensen om hem heen zullen met hem moeten leren omgaan. Iedereen in zijn omgeving doet zijn best om hem te begrijpen en te weerhouden van ongewenste uitspattingen. Hij heeft geen excuus. Hij is zoals hij is. Daarom stoort het mij dat mensen zoals journalisten hem voor gek uitmaken. Dat vind ik discriminatie. Balotelli is ook zwart. Wat zal het hem doen als hij voor een aap wordt uitgemaakt? Dan reageert hij door te scoren of door iemand voor zijn kop te slaan. Ze hebben hem al uitgejouwd, de Spaanse supporters. Niemand die het voor hem opnam.

Prandelli kan met Balotelli omgaan. De dag na de triomf op de Ieren riep de Italiaanse coach hem bij zich in de hoop hem te kalmeren en op therapeutische wijze op te voeden. ,,Balotelli moet leren met kritiek om te gaan. Niemand wil hem kwaad doen. Dat moet hij inzien.’’ Wat een geweldige coach, en mens, die Prandelli.  Je zult als coach zo’n geweldig voetbaltalent in je selectie hebben. Door zijn talent kan de ploeg winnen en kampioen worden. Maar dat talent kan ook de boel op stelten zetten en zichzelf, zijn land en zijn volk te schande maken. Wat een dilemma voor een coach. Wat een opdracht voor Balotelli. 

Zo heb je meer voetbaltalenten die zichzelf niet in de hand hebben. Cristiano Ronaldo is de beste speler van Europa, hij kan scoren, dribbelen en rennen als geen ander op de Europese velden (na Messi). Maar hij kan niet zonder exhibitionisme, ijdelheid en borstklopperij. Het is de mens Ronaldo die zichzelf wel kent maar niet kan beheersen zodra de spotlights (aandacht) op hem gericht staan. Zlatan Ibrahimovic kan ook uit de bocht vliegen, Wayne Rooney, en zo zijn er nog meer. Straatjongens die hebben geleerd van zich af te bijten en zich te onderscheiden. Aandacht is een verslaving. Survival of the fittest, zei mijn zoon, nog in de ban van de evolutietheorie van Darwin die hij las, toen hij zag en hoorde hoe Arjen Robben het gezag van de bondscoach ondermijnde. Robben valt zomaar neer als hij dreigt getackled te worden, hij vliegt scheidsrechters aan en riep tegen zijn bondscoach Bert van Marwijk: ,,Hou je bek.’’

Het zit opgesloten in de mens Robben. Het zijn de emoties die hij niet kan bedwingen zodra de spanning oploopt.  Spanningen maken de sport  fascinerend. Begrip voor de spanningen die sporters ondergaan kan geen kwaad. Ze leiden een zenuwslopend bestaan, tegen wil en dank. Het is hun karma.

Zie ook: http://www.redhetvoetbal.net