Tag Archives: Golfers Magazine

Heeft u last van yips? Wat is dat dan? En hoe kom je ervanaf?

29 nov

tiger_yips

Zomaar een vraag op de golfbaan. Of ik nog weleens een artikel over golf schrijf. Ja, was mijn antwoord, over yips. Yips? De drie andere mannen in mijn flight keken elkaar aan. Hoe laag hun handicap ook was, ze hadden er nooit van gehoord laat staan last van gehad. Ja, de bal vloog weleens de baan uit, een korte putt werd zomaar gemist, een chip mislukte volledig en meer van die dingen die elke golfer overkomen. Maar dat zal wel met de grip, de stand of de swing te maken hebben – of gewoon met concentratie. De schouders ophalen en doorspelen: It’s all in the game. Of: dat is nu de charme van golf dan wel de ergernis.

Yips, zeg maar een spontane en onverklaarbare motorische uitval bij sporters, lijkt meer op een kleine, onschuldige aandoening. Het is sowieso maar sport. Toch: je zult maar aan de top staan, er een titel mee verspelen, je geld ermee moeten verdienen. En niet alleen in golf, in vrijwel alle sporten gaan spelers door de grond als het verschijnsel zich (en niet voor de eerste maal) voordoet. Tot tranen geroerd zijn ze. Er zijn zelfs sporters die er ten einde raad helemaal mee stoppen. Ook schrijvers en musici worden erdoor gehinderd.

Yips belemmeren niet alleen golfers. Om maar enkele varianten te noemen: honkbal (sasseritis), cricket (yips), darten (darteritis), biljarten (keuitis), schieten (flinching), boogschieten (target panic), hardlopen (runner’s dystonia), schaatsen (zwabbervoet), tennis (serving yips). En dan zijn er basketballers, voetballers, handballers en zo verder. Namen van golfers die er last van hadden en/of ervan zijn hersteld: Padraig Harrington, Keegan Bradley, Sergio Garcia, Ben Hogan, Tom Watson, Ernie Els, Bernhard Langer (vier keer, maar wel overwonnen), Sam Sneed, Hank Haney, Tiger Woods en Tommy Armour, de Schot die begin vorige eeuw triomfen (drie majors) vierde en zo’n vijftig jaar geleden de term yips voor het eerst beschreef in zijn boekje ‘ABC’s of Golf’.

ErikvanWensen1

Erik van Wensen (Foto Viviane Simone Vegter)

Yips zijn kleine, onwillekeurige schokken in de armen, die onder het golfen en vooral tijdens het putten optreden, waardoor de bal vaak volledig verkeerd geraakt wordt. Yips is een neurologisch fenomeen. Het is een taakspecifieke bewegingsstoornis, wat wil zeggen dat deze bewegingsstoornis zich alleen of vooral voordoet tijdens een specifieke taak, in dit geval tijdens putten bij golf. De neurologische classificatie van deze bewegingsstoornis is een focale, taakspecifieke dystonie. Zo lezen we op de website van Erik van Wensen, de Dutch Yips Study (https://www.dutchyipsstudy.nl/)

Van Wensen (neuroloog aan het Gelre Ziekenhuis in Apeldoorn, verwoed golfer [handicap 7] en gehinderd door yips) bestudeert al ruim vijf jaar nauwgezet het verschijnsel. De unieke combinatie neuroloog/golfer/yipper) heeft ertoe geleid dat hij zich fanatiek voorgenomen heeft (nu nog als hobby naast zijn werk) een methode te ontwikkelen om het ‘probleem’ op te lossen. Niet helemaal los daarvan telt mee dat zijn vader ook yips had. ,,Bij mijzelf ontdekte ik een jaar of vijftien geleden, op hole 1 van de Rosendaelsche, dat ik yips had. Opeens ging er een schok door mijn arm. Op een YouTube-filmpje is dat goed te zien. Het ziet er bijna overdreven uit. Op de begrafenis van mijn vader in 2009 heb ik in een toespraak beloofd dat ik die yips zou gaan oplossen.’’

Samen met collega-neuroloog en tevens specialist bewegingsstoornissen aan het Radboudumc in Nijmegen, Bart van de Warrenburg, ontwikkelde hij de 1e Dutch Yips Study, om mede aan de hand van een enquête onder alle leden van de Rosendaelsche Golfclub meer over het voorkomen van yips onder golfers te weten te komen. ,,Ieder lid kan zich aanmelden én de golfers die menen yips te hebben. Ik wil ze dan te zijner tijd filmen, want ik wil het graag, evenals een onafhankelijke neuroloog, nauwkeurig kunnen analyseren. Eigenlijk is het ook goed te zien. Het is meer dan choken, dat is wellicht de meest lichte vorm van yips. Het is ernstiger. Er ontstaat kortsluiting in je hersens, in de frontale cortex. Je kunt er van alles op verzinnen, maar vooralsnog is de juiste geneeswijze niet gevonden. Ik denk dat de kans dat ik het vind groter is dan van andere onderzoekers of wetenschappers, omdat ik zowel neuroloog, golfer als yipper ben.’’

Van Wensen heeft zich voorgenomen in de komende tien jaar elk jaar een van zijn Dutch Yips Studies af te ronden. Vooralsnog heeft hij als oplossing enkele opties: EMDR (eye movement desensitisation and reprocessing), een methode waarbij een psychiater of een psycholoog bewegingen van de ogen koppelt aan een bepaalde angst en die een andere lading geeft; cognitieve gedragstherapie, met hypnose; of injecties met botulinetoxine A. Maar dat moet allemaal nog goed onderzocht worden, weet Van Wensen.

Verschillende golfers vertelden hem dat ze van hun yips probeerden af te komen door gebruik van o.a. bètablokkers om de hartslag en bloeddruk te verlagen, door gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen. En zelfs acupunctuur is geprobeerd. Dat bleek niet goed te werken. Mogelijk kan hij via functionele MRI-scans in de frontale cortex het nodige vinden, maar dat is toekomst.

Inmiddels heeft hij vier golfers samen met psychiater Pieter-Jan Bogaard behandeld met EMDR. Hij is in hoopvolle afwachting van de resultaten die hij samen met zijn collega in 2019 hoopt te publiceren in een wetenschappelijk tijdschrift. Los daarvan zijn er andere mogelijkheden, zoals verandering van de grip of een langere putter (voorbeelden van ervaren pro’s zijn vaak te zien). Maar zelfs dat leidt niet altijd tot de gewenste genezing. Van Wensen wil graag, indien gewenst, met teaching pro’s samen optrekken bij het verhelpen van het yips-probleem. Ook zij moeten het kunnen zien. Hij schat in dat 5 procent van de 400.000 golfers in Nederland last heeft van yips, dus 20.000.

Yips bij golf is als onderwerp vaak taboe. Zo schrijft Van Wensen samen met collega-neuroloog Van de Warrenburg in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Vooral topsporters hebben het er liever niet over, uit angst voor ‘besmetting’: ze zijn bang het zelf ook te krijgen met als gevolg daarvan verminderde prestaties. Maar als ze eenmaal zijn aangedaan, gaan ze uitvoerig op zoek naar oplossingen. Onder artsen is yips echter niet bekend en de behandelingsmethoden zijn nog beperkt.

Van Wensen vermoedt dat er meer aan de hand is dan stress. Verstijving of verkramping komen vanzelfsprekend voor. Ze hebben een functie, wellicht als een beschermend mechanisme. Mogelijk hebben negatieve ervaringen invloed en nestelen die zich in het geheugen cq brein. Genetische erfenis is eveneens goed mogelijk, zoals hij concludeert uit het feit dat ook zijn vader (maar ook in andere gevallen) yips kreeg.

Van Wensen (48) begon op zijn vijftiende met golfen. Vijftien later ervoer hij voor het eerst de hinderlijke schok in zijn rechter onderarm bij de lange putts op het moment van contact tussen bal en putter. Later kreeg hij ook dergelijke schokken bij korte putts en vervolgens ook bij zijn afslagen. Naarmate de wedstrijdspanning toenam, kreeg hij er meer last van. Door de druk van zijn arm af te halen en vrijwel alleen nog met links te putten kon hij de schokken nagenoeg volledig voorkomen.

Veel golfers hebben niet door dat ze yips hebben (nog los van het feit dat ze een beperkte techniek hebben of de techniek vergeten). Van Wensen refereert aan Jan Dorrestein, lang Nederlands meest prominente speler en nog altijd teaching pro op de Rosendaelsche. ,,Als hij niet de yips had gehad of ervan af was geholpen dan was hij een nog groter golfspeler geworden.’’

Van Wensen richt zich vooral op golfers, omdat hij zelf golft. Maar ook andere yips-lijders heeft hij leren kennen. Zoals een biljarter die hij heeft behandeld. En verder hoopt hij met zijn onderzoeken de circa 800 à 900 neurologen die Nederland telt, te bereiken. Maar ook huisartsen en sportartsen. Zoals zijn collega-neuroloog Cees Jansen van ziekenhuis De Gelderse Vallei in Ede, die zich vooral met de ‘focale taak-specifiek dystonieën’ onder musici bezighoudt: pianisten zoals in de 19e eeuw Robert Schumann, die plotseling controleverlies aan zijn rechterhand bij het piano spelen ontdekte. En blazers die niet meer konden blazen, de lippen sluiten zich niet meer op het mondstuk. ,,Wie weet wat we van elkaar kunnen leren.’’

Van Jansen, die een speciaal spreekuur heeft voor musici met vermoede neurologische klachten, vernam Van Wensen: perfectionisten zijn extra ontvankelijk voor dystonie – en dat zijn beroepsmusici vrijwel zonder uitzondering. Op functionele MRI-scans is, aldus Jansen, te zien dat bij mensen met dystonie de gebieden in de hersenschors die de activiteiten van de verschillende vingers aansturen, in elkaar overlopen. De ‘bedrading’ die de signalen van de vingers verwerkt, is als het ware verstrikt geraakt. Dat uit zich in onwillekeurige en ongewenste bewegingen: een vorm van spasticiteit. Sommige onderzoekers denken dat dystonie de natuurlijke grens van de vingervlugheid markeert.

erikvanwensen2

Erik van Wensen (Foto Viviane Simone Vegter)

Erik van Wensen gaat ambitieus door met zijn onderzoek. Niet alleen om een vaak nog onbewust probleem te helpen oplossen, maar ook om van zijn eigen yips af te komen. Maar pas als allerlaatste der yippers. Yips heeft veel mensen het plezier in hun sport en spel ontnomen en mogelijk veel carrières van talenten in de knop gebroken. Dat houdt hem doorlopend en serieus bezig.

Dit artikel is gepubliceerd in Golfers Magazine 8, oktober/november 2018

Hein de Kort: ‘Als golfers in mijn tekening hun frustratie herkennen is het goed’

14 aug

Je moet wel zelf gegolft hebben om het intense gevoel van goed-of-fout-gedaan te kunnen uitbeelden. Hein de Kort (61), door vele bladen (zoals Golfers Magazine) een veelgevraagd cartoonist, kent die ervaringen maar al te goed. Al zo’n 25 jaar beleeft hij de emoties die iedere golfer – van Dustin Johnson en Jason Day tot Tiger Woods en Joost Luiten – heeft beleefd en nog beleeft.

Zie de strips van Hein en je herkent het golfgevoel. It’s a mental game, wordt vaak beweerd. Maar dat geldt voor bijna elke sport. Hoewel? Hein de Kort vertelt graag over zijn frustraties, niet alleen over mislukte slagen, chips en putts maar ook over stokken die niet voldoen, te kort of te lang zijn. Over grips, slechte greens, wind, diepe roughs, over altijd maar moeten lessen.

‘Want je wilt toch altijd beter worden, laat staan dat je wilt winnen en punten scoren, je handicap omlaag brengen. Tjonge, wat een gedoe!’ Het is alsof Hein zich wil verontschuldigen voor wat hij doet, tekent en uitbeeldt. Hij kijkt naar buiten, vanuit het café naar het drukbezochte Amsterdamse terras en probeert te relativeren. ‘Het is maar golf, een spelletje. Je slaat tegen een bal, maar dat lukt niet zoals je dat zou willen’, weet hij. ‘Golf? Waar heb je het over? Ik heb vroeger gevoetbald, totdat mijn knieën het begaven, eerst mijn ene knie op mijn achttiende, een paar jaar later op mijn 23ste, de andere. Dan kun je het niet meer, hoe graag je ook wilt. Je lichaam geeft aan dat je toch echt niet meer kunt sporten. En dan is er gelukkig nog golf.’

Op de velden van AMVJ in Amsterdam leerde hij een beetje golfen. Met die voetbal- en hockeyvelden waar lijnen, doelpalen en dug-outs  je kunnen afleiden van je focus. Er is geen dug-out, er is geen doel en er zijn geen doelpalen, er is alleen de bal en die moet naar de hole – daar heel ver weg. Dat weet hij intussen. Maar toch, doe het maar, zeker als beginneling.

hein de kort

Foto Ronald Speijer

Daar, op de voetbalvelden van AMVJ, begon Hein met golf. ‘De eerste slag met een driver – nota bene – was geweldig. Dan wil je nog een keer. Meer en nog meer! Het lukte. Hein zag het en voelde dat er meer te halen was. ‘Lessen, beter worden. Net als met mijn gitaar, altijd maar lessen om beter te worden. Dit te kunnen, zoals grootheden en de echte talenten. Ik moet gewoon les hebben en beter worden. Dat was het en dat is het nog steeds, een beetje.’

Hij was écht verslaafd, bekent Hein. Wie herkent dat niet? ‘Alles in mijn leven stemde ik af op golf. Ook mijn werk. Dan maar een dag niet tekenen en de grappenmaker uithangen. Vooral golfen en steeds beter willen golfen. Na AMVJ, bij Olympus, op Almere en weer Olympus, competitie spelen, golfreisjes naar Schotland en Spanje. Spelen om geld, om een fles wijn, en nog meer van die gekkigheid. Ik had zelfs een handicap van -6, nu weer -13,5. Tja, je wordt wat ouder, slaat minder ver, het lichaam draait niet meer zo soepel en de drive om te scoren wordt wat minder.’

Hij zou zomaar een handvol anekdotes kunnen vertellen, alleen om maar duidelijk te maken hoe hij golf gedurende 25 jaar heeft beleefd. Of gewoon om dit interview te spekken, want misschien vindt Hein dat hij iets te onverschillig over golf heeft gesproken – zo gretig leek hij namelijk ook weer niet bij de afspraak.

Zijn tekeningen en strips vertellen meer dan genoeg over zijn beleving op de golfbaan en daarna op het terras of aan de bar. Zoals het een kunstenaar betaamt. Losersgedrag, excuses, snoeven, rotzooien met de scorekaart. Alles wat golfers doen om hun spel te verheffen en hun (onsportieve) gedrag te verklaren, weet Hein de Kort in één tekening neer te zetten. Soms cynisch, meestal realistisch en zeker komisch. Kijk ernaar en je herkent de situatie.

Zoals die Schot die hij elke dag op een Schotse baan na een golfsessie in de bar tegenkwam en altijd dronken was. ‘What is more important than winning in golf.’ Tja, zeg het maar. ‘Ik heb tot mijn 23ste gevoetbald, tot mijn knieën het begaven. Dat ging ook om winnen. Maar golfen? Nooit gedacht, nog veel erger, eigenlijk,’

Hij was net geconfronteerd met de geneugten van golf, het spel, de spelers en de cultuur of hij bood zich aan als striptekenaar bij Jan Kees van der Velden, toenmalig hoofdredacteur van Golfjournaal. ‘Ik was in Schotland en maakte daar op de baan en daarbuiten dingen mee, die ik moest en zou uittekenen. Ik stuurde ze op. Maar Jan Kees vond ze te heftig… Zeg het maar. Ze zijn nooit gepubliceerd. Kennelijk zag hij wel wat in mijn tekeningen. Ik mocht tekeningen maken voor het Jeugdjournaal. Dat sprak me wel aan, de jeugd over golfen: geen tijd, ver buiten de stad of het dorp, saai. Daar kon ik wel wat mee. En later natuurlijk voor de serie De Glazen Bol en andere strips voor Golfers Magazine.’

Zijn golfwereld werd groter, vooral omdat hij het zelf deed en intens beleefde, als verliezer en af en toe als winnaar. Hij deed tekeningen voor Fox Sports, voetbal dus, maar merkte dat hij de affiniteit met voetbal was verloren omdat hij niet meer voetbalde. ‘O jee, die speler was allang vertrokken bij Manchester United, had ik niet bijgehouden omdat mij het nieuws niet meer boeide. Dat is toch anders als je zelf nog bezig bent. Ik volg niet alles op golfgebied, maar ik ken mensen en ik weet wat ze kunnen. Ik let erop. Ik kijk en weet dat ik het zo moet doen. Natuurlijk kan ik dat niet. Maar het is mijn kunst om dat uit te beelden in een tekening: kijk mij eens goed zijn – of juist niet.’

Als je met golfers praat, van welk allooi dan ook, gaat het vooral over gemiste kansen. Voetballers kunnen er ook wat van, of wielrenners. Die wedstrijden staan (onuitwisbaar) in hun geheugen gegrift. Hein de Kort kan alle ervaringen uitbeelden, in woord en tekening. ‘Het is bijzonder dat golfers urenlang na een rondje nog bezig zijn met wat ze is overkomen. Golfen een sociale bezigheid? Mooi, maar het is wel  de afleiding van het dagelijkse werk die in beslag neemt. Gelukkig dat er nog zoiets is als golf. Wat moet je anders, als het werk te veel van je in beslag neemt?’

Ach, werk. Hij doet wat hem wordt gevraagd en wat hem invalt – voor elk medium. Mogelijk zelfs naar wat hem raakt tijdens dit interview in een café waar mensen zoeken naar geluk en liefde – in welke vorm dan ook. Als na ons onderhoud Hein weer op avontuur gaat, vraag ik me af wat hij gaat doen. Tekenen en beschrijven wat wij hebben gedaan? Waarom dit gesprek? Of gewoon golfen om het leven te aanvaarden zoals het is.

Hein de Kort kan tevreden zijn met wat hij doet. Wat hij niet zegt, tekent hij. Ieder zijn manier om te leven. Hij doet wat hij kan en wil doen. Zie zijn tekeningen, strips en herken jezelf – of leer ervan. Hij herkent het: ‘Een goede slag per dag is het  mooiste wat kunt bereiken. Dat kun je, wees dus tevreden. Niet dus!’’

Of het KLM Open hem interesseert? Wanneer? O, half september. Ja, hij was  er twee keer. Zoals ieder golfer er graag is, gewoon van dichtbij zien hoe die toppers het doen. Het was in Hilversum. ‘Dan kijk je naar die toppers, hoe ver ze slaan en hoe. Dat kan ik ook, denk ik dan. Laat ik maar daar maar eens tekening over maken. Mijn wanhoop, mijn leven. Tekenen is een goede uitlaatklep. Als mensen, golfers dus, zich erin herkennen is het goed.’

Dit interview is gepubliceerd in Golfers Magazine 6, augustus 2018

Joost Steenkamer wil alleen nog als een kunstenaar golfen

29 apr

Joost


Foto: Golfers Magazine

Joost Steenkamer is net terug van een driedaagse retraite in Drenthe, met tien andere mannen én een sjamaan. Het kruid dat hij daar kreeg aangereikt en in de vorm van thee tot zich nam, gloeit nog na in zijn systeem. Gisteren voelde hij het effect nadrukkelijk: ‘Ik was heel erg in het hier en nu. Geen afleiding, gewoon dit. En niet ook dat. Het is als met meditatie. Je kunt gaan zweven, dromen en hopen. Maar je kunt ook zitten, met je ogen open en gewoon kijken naar wat er is. En dat is gewoon goed. De boog kan niet altijd gespannen zijn, ook in de wedstrijd niet.’

Het gesprek zou over golf moeten gaan. En daar gaat het ook over, maar dan dieper, analytischer, hartgrondiger, kwetsbaarder en menselijker. Elke zenuw krijgt aandacht. Het gaat niet zomaar over het spel, de techniek, de talrijke toernooioverwinningen die Steenkamer behaalde, over zijn eenmalige deelname aan het Britse Open (in 1997) of over zijn uitzonderlijke golftalent dat hij niet heeft kunnen waarmaken of succesvol heeft kunnen afronden. Over de bunkerblues, de klaagzang van iedere golfer. Als Joost Steenkamer zijn hart lucht en zijn hersens en zijn ziel de vrije loop laat, besef je niet alleen dat golf ‘best een heftig spelletje’ is, maar dat het meer kan doen met een gedreven speler dan wordt verondersteld. The rise and fall zoals die van Tiger Woods en al die andere golftalenten kent veel ervaringsdeskundigen.

JK2

De kunstwerken van Joost Steenkamer

Buiten, in zijn tuin, hangt boven een schutting aan een vanaf de buren overhangende boomtak een netje. Ongeveer tien meter daarvoor liggen balletjes op een matje klaar om geslagen te worden. Het stilleven staat symbool voor het proces dat Joost Steenkamer doormaakt. Buiten lonkt het verleden, binnen praat een zoekende man van 51 jaar over het heden, het waarom van aanwezig zijn, over de verleidingen en over zichzelf vinden. Het boekje ‘Bedankt voor het Spelen – over inspiratie, gemoedstoestand en succes’ dat hij in 2009 schreef, blijkt een opmaat voor zijn worsteling die hij hier (in zijn huis) en nu probeert te verklaren. Het is alsof golf hem de ogen (zijn hart en zijn hoofd) heeft geopend. Er is altijd meer! Maar waarom toch?

Soma (een ayurvedisch stofje in het kruid dat hij van de sjamaan kreeg aangereikt) leert je dingen, zegt Steenkamer. ‘Het haalt iets bij je weg, bij je pijnappelklier. Klieren hebben veel invloed op je waarneming en het bewustzijnsniveau. De waarneming wordt scherper. Die laat je dingen zien. Zoals de vrouwelijke kracht die in je huist, naast je mannelijke kracht. Aanvaard wat in je zit of er niet in zit. Het dient zich wel aan, je hoeft het niet na te streven. Zoals: kom op, nog eens 25 jaar golfen, tot je met pensioen gaat, wie weet ga je nog beter een bal slaan. Niet dus. De vraag is gewoon: wat wil jij? Net als met die slang met kundalini-yoga, die wil niet voortdurend zijn kop opsteken, die wil ook weleens gaan liggen. Die wil terug naar zijn oorspronkelijke energie. Omdat hij dat wil, terug liggen. Het is vooral doen wat je leuk vindt. Al is het niks.’

Nee, golfen was niet écht leuk. Het was een worsteling, een gevecht met en tegen zichzelf. Wie zijn boek leest huivert of vindt herkenning. Van de Nederlandse sportpsycholoog Jan Huijbers, de Belgische meridiaantherapeut en acupuncturist Wouter Abraham, taoïsme, tai chi, kung fu, hatha yoga tot NLP (Neuro Linguïstisch Programmeren), SW (Systemisch Werken), OGW (Oplossingsgericht Werken), nichiren daichonin-boeddhisme en sjamanen. In al die ‘oplossingsmethoden’ is hij bedreven geraakt – hij volgde onder andere een opleiding als Hatha Yoga Teacher en heeft een diploma in Sports NLP-Hypnosis Psychology. Maar hij is nog steeds niet bedreven genoeg. Wat huist toch in zijn ziel? Waar treft hij zijn ware ik, de slang in zichzelf die zijn kop opsteekt en weer gaat liggen als hij dat zelf wil?

Altijd al was hij geïnteresseerd in Indiërs, de cultuur van India. Hun vormen van zoeken. ‘Allemaal via het centreren, het openen van de holte in je wervelkolom. Daar zit voor mij je core. Je stuitje, contact met de aarde, tot voorbij je fontanel. Als baby staat je fontanel open, maar bij ons westerlingen groeit hij dicht. Met dat medicijn, het soma, kwam ik dingen tegen. Zoals, dat ik ooit was gevallen op mijn stuitje. En dat er dan iets kan gebeuren waardoor je energie niet verder kan groeien. Daar kwam ik achter in die trance, tijdens de retraite. Het was me aangeraden door Bouke de Boer, oprichter van het trainingsinstituut NLP. Hij wist dat het wel iets voor mij was. De sjamaan vertelde over de vijfde dimensie. We moeten voorbij het oordelen, gewoon zelf voelen.’

JK1

Kunstwerken van Joost Steenkamer

Op een gegeven moment gaat het lichaam iets vertellen, weet Joost Steenkamer. ‘Ik heb het Brits Open gespeeld, 15 keer het KLM Open en wat Nederlandse toernooitjes gewonnen. Allemaal leuk en aardig. Maar ik heb de lat vrij hoog gelegd. Ik heb op mijn 47ste niet gehaald wat ik wou, en ik ben nu 51. Ik heb het niet gehaald, niet op die manier. Maar ik weet: er zit nog een major-overwinning in mij, bij de seniors. Ok dus, wat ga je daarvoor doen? Mijn techniek was altijd kansloos, kut. Ik heb alleen op wilskracht gegolfd. Sommigen noemen het werkgolf. Het was niet mooi. Die bal moest en zou in zo min mogelijk slagen in de hole. Maar die batterij loopt zo wel langzaam leeg. Omdat je eigenlijk alleen maar werkt.’

Steenkamer wipt van zijn ene bil op zijn andere. Zijn handen vertellen een verhaal, zijn mond staat niet stil: onrust, rusteloosheid. Het moet eruit, hij moet en zal het overbrengen. ‘Begrijp je dat? Gelukkig, je herkent het. Fijn.’

Zo vertelt Steenkamer dat hij werd gevraagd als coach voor de Nederlandse Golf Federatie. Steenkamer deed het tien jaar. Maar ja: traditie, golf zoals het hoort, begaanbare paden. Het was niet wat hij ‘diep van binnen’ wilde. Misschien de Senior Tour, maar dat kon pas na zijn vijftigste. Hoe overbrug je die periode? Er kwam maar niks.

Joost ging mediteren. Hij kwam in contact met het nichiren daichonin-boeddhisme, waar enkele andere (ex-)topsporters ook in belandden, zoals vechtsportster Lucia Rijker en voetballer Roberto Baggio. Voortdurend chanten, zoals: namu myöhö rengekyö. Een harde manier van boeddhisme beoefenen, vindt Steenkamer. ‘Er kwam via Facebook een oude vriend op mijn pad, met wie ik in Amerika had gestudeerd. Ik leerde daardoor veel van wat sport betreft: in plaats van dat we eerst met onze voeten over de lat gaan, gaan we me ons hoofd over de lat.’

Steenkamer realiseerde zich dat hij als mens geen machine is. Het is altijd een gok. Hij herinnert zich enkele lezingen op De Haagsche, De Kennemer, De Rosendaelsche en andere golfclubs. ‘Ik stond daar te vertellen dat geen impact hetzelfde is, dat je er honderden keren acht uur per dag op kunt oefenen, dat elke teaching pro of coach je vertelt hoe het moet, maar dat ik in 25 jaar professioneel golf nooit vertrouwen heb kunnen krijgen in welke blauwdruk dan ook. Elke teaching pro zegt iets, het is bij iedereen anders. Het slaat allemaal nergens op. Niemand reageerde, het was doodstil. Dat is toch niet erg beleefd naar een gastspreker? Eén collega kwam naar me toe en zei: Dit is dus het einde van coachen. Ja, antwoordde ik, misschien.’

Hij wist het niet meer. ‘Ik kwam in een burn out terecht. Ik ben echt ziek geweest. Zwaar depressief. Ik kon helemaal niks meer. Overal een branderig gevoel. Ik zat hier op de bank naar tv-series te kijken. Dat zegt mijn dochter, ik weet er niks meer van. Ik was lam en blind, bevroren. Ik kon geen kant meer op. Ik was gewoon leeg, zwart leeg. Wel eng. Geobsedeerd door de dood, ook door een neef die zelfmoord pleegde. Ik zat in een hele lage energie. Ik zei tegen mezelf: zeg ja tegen dat verhaal in je hoofd en je lichaam, ga er dieper in. Het werd steeds enger. Ik kon niet meer slapen. Dat heeft anderhalf jaar geduurd, tot mijn 51ste. Toen kwam het bij me op: ik ga nog één keer proberen me te plaatsen voor de Senior Tour. Dat was drie maanden geleden. Ik moest toch ergens geld mee verdienen. Op de PGA Holland Tour kun je geen boterham verdienen. Er waren vijf plaatsen voor 250 gasten. Het was in Portugal, ik ging met Alan Saddington. Na zes rondjes moest ik op de laatste hole een hole-in-one halen om mijn kaart te halen. Mislukte. Eigenlijk zei het universum: nee, je zit niet in het veld, jij hebt geen bestaansrecht, jij kunt geen toernooien spelen. Dan maar terug naar de Challenge Tour? Kom op zeg. Dat heeft nooit goed gevoeld. Steeds maar met een sponsor lopen. Je geeft het geld alleen maar terug. Nee, niet doen. Dat wordt een kwelling.’

Hij en Saddington zaten in Portugal op het terras naast de achttiende hole te kijken naar al die binnenkomers. ‘Alan zei: je moet ervan houden, tachtig procent van je tijd ben je jezelf aan het martelen. Zo is het. Je moet een autist zijn, schizofreen. Het is 90 procent shit. De slagen gaan niet zoals je wilt. Ik zag laatst Phil Mickelson winnen, voor mij een goeroe. Vijf jaar niks winnen en dan ineens weer wel. Veel mensen zijn dromers: je wilt winnen. Dat is je ego. Ik dacht: wat doe ik hier nou, een beetje tegen een balletje slaan, wat is de toegevoegde waarde? Helemaal naar Portugal, je neemt je caddie mee, verblijft daar in een mooi huis. Waarom, voor wie, voor je gezin, voor de samenleving?’

Zijn ervaringen lopen door elkaar, de verwarringen over zijn nabije verleden zijn nauwelijks te overzien. Nergens was er licht. Iemand vroeg hem of hij les wilde geven. ‘Wat nou? Ik? Ik was zo nerveus bij die eerste les, man, man. Ik stond te trillen als een rietje. Ik had nul grounding, maar niemand zag het aan mij. Mensen zeiden dat ik het zo goed deed. Het deed me niks, helemaal niks. Ik was niemand. Dit was zeker ik niet.’

Steenkamer meldde zich bij uitzendbureau Randstad en kwam daar een vrouw tegen die de oud-hockeysters Sylvia Karres en Arlette van der Meulen goed kende. Zij beheren het instituut De Sportmaatschappij, waar oud-sporters kunnen leren hoe ze na hun sportieve carrière (verder) kunnen leven. Hij werd uitgenodigd voor een workshop. En daar zei een gepensioneerd headhunter, zelf een golfer die vaak van de golfer Steenkamer had gehoord: Joost, je bent een ambachtsman. ‘Ambacht? Inderdaad, ik was vaak met mijn handen bezig, ik klooide veel en graag aan mijn clubs. Dat vond ik altijd leuker dan het golfen zelf. Langzaam begon het kwartje te vallen. Tijdens mijn zoektocht had ik door Kung Fu al kennis gemaakt met de elementen water, hout, metaal, vuur en aarde. Zou dat echt in me zitten? Mijn handen moesten leven, niet mijn hoofd.’

JK3

Een kunstwerk van Joost Steenkamer

Hij ging schilderen, verfwerk eigenlijk, binnen en buiten. ‘Als je een goede schilder wilt zijn moet je ook met hout kunnen werken, je moet je ondergrond kennen: metaal, kunststof, daar kun je heel erg in verdiepen.’ Zo ontstond zijn eenmansbedrijfje ‘De Swingende Kwast’. Verdiende hij tenminste nog zijn boterham.

Nog steeds doet hij dat graag. Maar er is meer. Binnen in hem ontdekte hij zijn creativiteit, dingen die hij echt leuk vond. Kunst maken dus, zich uitdrukken, zijn gevoel uitbeelden. Hans van de Bovenkamp, een 85-jarige sculptor die in de Verenigde Staten woont, liet hem een kunstwerk van steen zien met de tekst: What you seek is seeking you. Dat was het dus. Kunst maken, helemaal vanuit jezelf werken. Kunst zocht en vond Joost Steenkamer.

Hij kan niet wachten om zijn nieuwe levensinvulling te tonen. Boven heeft hij zijn kamertje. Daar staat en hangt zijn kunst, klaar en niet klaar – er kan altijd wat bij of af. Kunst en boeddhisme, daar ligt nu zijn passie. ‘Soms heb ik een klus. Leuk om dat te doen en ik verdien er geld mee. En af en toe geef ik nog les. Ik kon coach worden. Ik ben in gesprek gegaan en kwam er achter dat daar mijn hart niet ligt. De chemistry is er niet meer. Als je iets in opdracht doet, kan het zo zijn dat het eigenlijk niet meer leuk is. Het moet vanuit je hart komen.’

Dit interview is gepubliceerd in het mei-nummer 2018 van Golfers Magazine

Joop Alberda over de blinde vlekken in de sportwereld

22 dec

,,Als we echt zouden leren van andere mensen, dan waren we veel verder geweest.”

Teleurstelling komt op bij Joop Alberda wanneer hij het resultaat ter sprake brengt van De Reis van de Held, een serie interviews in ‘zijn’ blad NLcoach met tal van topmensen, van vooral buiten de sportwereld, zoals choreograaf Hans van Manen, orkestleider Jaap van Zweden, econoom Herman Wijffels, politicus Jan Marijnissen, cabaretier en columnist Youp van ’t Hek, zakenman Dirk Scheringa, vakbondsbestuurder Agnes Jongerius, oud-voetballer en columnist Jan Mulder, journalist en tv-presentator Mart Smeets en architect Francine Houben. Hoe zij en waar zij hun talent ontdekten, het ontplooiden, met succes en tegenslagen omgingen en wat zij wilden achterlaten.

Het was Alberda’s nieuwsgierige geest die hem er zes, zeven jaar geleden toebracht samen met mij te onderzoeken wat coaches en sporters kunnen opsteken van mensen die met vallen en opstaan de top hebben bereikt. Alberda, wiens staat van dienst begon als coach van de Nederlandse volleybalploeg die in 1996 de gouden medaille won op de Olympische Spelen van Atlanta, wilde verder kijken. Over grenzen kijken, naar andere mensen, mensen die de cocon hebben (durven) verlaten, die buiten het bestaande denkkader traden.

Is Alberda een man die bijvoorbeeld de Nederlandse golfwereld kan helpen? Een man, wiens ervaring na het volleybalsucces langs NOC*NSF (jarenlang technisch directeur als voorganger van Maurits Hendriks), het adviseurschap van Guus Hiddink als bondscoach van voetballend Rusland en soortgelijke rollen bij wielrennen, roeien, atletiek en zwemmen leidde. Slechts één Nederlander (Joost Luiten) op bijna 400.000 golfers die op internationaal niveau mee kan komen. Dat is de waarheid. Is de 42-jarige Maarten Lafeber, die onlangs werd benoemd tot bondscoach (hoewel nog actief als speler), de juiste man om jonge Nederlandse golfers naar een hoger niveau te tillen? De tijd zal het leren.

Foto Corné van der Stelt

‘Topsporters worden zodra ze triomferen neergezet als ideale schoonzonen, vooral door de media’ (Foto Corné van der Stelt)

Verwacht van Alberda geen (open) sollicitatie of borstklopperij. Laat staan dat hij de golffederatie of Lafeber verwijten maakt. Hij gaat bij voorkeur in op de ontwikkeling van sportbeleving in het algemeen. Over de maatschappelijke context waarin sport zich beweegt, de culturele patronen die veranderen, de interesse en houding van de sporter én van de toeschouwer,  de consument. Alberda refereert aan de chaotische levensloop van wielrenner Thomas Dekker, die onlangs meende een boekje open te moeten doen over zijn opkomst en ondergang, en ogenschijnlijk gemakzuchtig anderen (de sport) in zijn val meetrok. ,,Ik was erbij in 2005 toen hij door de KNWU werd gekozen tot talent van het jaar. Dekker stond met de handen in zijn zakken toen hij de prijs kreeg uitgereikt. Ik heb hem een tip gegeven: ‘als jij groot wil worden en verder wil komen, zul jij je handen uit je zakken moeten halen, jongen.”’

Het is niet een kwestie van zijn gelijk halen omdat Thomas Dekker het aanwezige talent niet heeft kunnen waarmaken, meent Alberda, het is verandering van beleving. ,,Ook bij de consument. Het boekje van Dekker gaat als zoete broodjes over de toonbank. Waarom is het geschreven? Zucht naar sensatie? Geld? Aandacht? Wij dromen bij voorkeur over helden als waren wij het zelf. Daarbij zitten we in een spagaat: aan de ene kant is het de ideale schoonzoon die leeft voor de sport anderzijds zijn we jaloers op de escapades. Bij voorkeur kijken we ernaar als een reality soap. Want als het te dichtbij komt… De sport heeft zoveel meer te bieden aan inzichten. Waarom hebben wielrenner Joop Zoetemelk en schaatser Rintje Ritsma het zo lang volgehouden? Door een gezonde levenswijze. Schaatser KC Boutiette is 46 jaar en viel onlangs plotseling weer in de prijzen. Dat moet tot nadenken stemmen. Dat vraagt om uitleg in de media. Hoe kan een carrière langer duren? Waarom lukt het Dekker niet en anderen wel? Wat is er veranderd in de sport, in de aandacht van de media? Wat willen de sporters? Wat willen de toeschouwers?”

Snelheid, vluchtigheid, door-zappen. Het zijn de eigenschappen die zich in de loop der tijden hebben ontwikkeld. ,,Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is. Snelle vragen, snelle antwoorden op korte vragen.’’

De vergelijking met het olympisch schaatsprogramma tijdens de Winterspelen van 1988 in Calgary dringt zich op. Uitzendingen van wedstrijden van de tien kilometer werden op de Amerikaanse en Canadese televisie onderbroken door reclame en filmpjes over schaatsers thuis, voor de open haard, wandelend in de bossen. De wedstrijden duurden te lang, Amerikanen hadden er het geduld niet voor. De sport was niet interessant genoeg. Zoals zij zeggen: looking grass grow.”

Het is toch de ‘westenwind’ die onze ontwikkeling van de sportbeleving beïnvloedt, de wind die de Amerikaanse cultuur naar hier brengt. Het is niet anders. ,,Of het nu een goede of slechte ontwikkeling is”, meent Alberda, ,,we zullen er mee moeten leren leven.” Niet kijken naar zijn, maar naar worden.

Hij kijkt desgevraagd naar de mogelijke ontwikkeling van golf. Toch een sport met een geschiedenis waarin traditionele handelingen en spelregels voorzichtig worden gehandhaafd. ,,Waarom eigenlijk? Wat zou de biathlon-variant van golf zijn? Speedgolf? Na een foute slag een rondje om de vijver lopen? Waarom moet er een caddie mee die advies geeft en de clubs draagt? Bij tennis mag een coach niet eens aan de rand van de baan zitten. Waarom kun je als speler niet zelf beslissen met welke club je slaat? Of gewoon met twee of drie clubs de baan in en dan maar zien hoe je de bal in de hole krijgt. Traditie is mooi en charmant, maar je kunt ook uitdagingen zoeken. De consument gaat bepalen hoe golf er uit gaat zien, niet de golffederatie, niet de spelers, niet de bondscoach. Voorlopig is er genoeg media aandacht met veel camera’s, maar blijft dat zo?”

Wat te denken van een split screen? Op je mobiel zelf de regie voeren over wat je wilt zien zoals bij de Formule 1. Zelf de regisseur zijn van je eigen uitzending op een tijdstip dat jou past. Zonder iets van een partij te missen in een hoekje van het scherm iets anders (een andere partij, een andere sport) laten zien. Alberda heeft er weleens met de NOS over gepraat, twee of drie beelden tegelijk. ,,Houd je vast aan de oude formule, dan is dat een geweldige minachting van de consument. Tijdens rustmomenten beelden tonen wat de speler ervoor heeft gedaan, hoe lang Joost Luiten per dag op de baan staat, dat hij elke slag duizend keer herhaalt. Dat voegt iets toe. Zijn hartslag op rustige en op spannende momenten laten zien. Ja, wat er door hem heengaat, waarom hij een fout maakt. Dat geeft meer inzicht dan de verklaring van de commentator of de analist. Laat zien, mensen willen het zien en mee beleven. Eerst zien dan geloven.”

Nog even terugkomend op het verhaal van Thomas Dekker. ,,Omdat we niet weten wat topsporters doormaken houden we een droombeeld in stand. Topsporters worden zodra ze triomferen neergezet als ideale schoonzonen, vooral door de media. Mensen willen dromen, ze willen zich spiegelen aan de triomferende sporters. Heldenverhalen willen ze. Verhalen over mensen die geen seks hebben, die zich keurig gedragen, nooit uit de band springen. Maar elke dag worden we teleurgesteld, omdat de topsporters toch anders zijn dan we willen. Dat verklaart de opwinding rond mislukkingen, de verbazing. Dat het droombeeld weg is. Daar kunnen we wat aan doen. Laat zien dat Luiten een mens is, een sportman die fouten kan maken.”

Over de verwachtingen ten aanzien van Maarten Lafeber: ,,Je moet je als coach niet verbazen als je niet bereikt wat je wilt bereiken. En als je wel wat bereikt: blijf altijd nieuwsgierig naar beter en blijf kritisch. De beleving gaat steeds sneller. Wie herinnert zich nog de winnaar van vorig jaar, van gisteren? Laat staan het geheugen voor de tweede plaats. Er is al weer een andere winnaar. Mocht Lafeber het voor elkaar krijgen dat een Nederlandse golfer de Masters wint, is hij dan nog steeds die voortreffelijke coach als de jaren daarop geen Nederlanders de Masters meer winnen? Mensen vergeten snel, vooral omdat ze niet weten wat de coach en de spelers ervoor hebben gedaan. Ik ben nog steeds die coach die met de volleyballers de gouden medaille won in 1996. Fijn, om dat te horen. Maar ik heb in de twintig jaar daarna ook ervaren dat ik niet per definitie de beste coach ben die topsporters zich wensen. Mensen veranderen, de sport verandert, de beleving verandert. Voordat je het weet, wordt de coach afgebrand. De snel veranderende wereld stelt een geweldige eis aan het aanpassingsvermogen van de coach!”

Beeldvorming kan veel schade aanrichten, waar de journalistiek voor en belangrijk deel schuld aan is. In de Nederlandse voetbalwereld wordt gerefereerd aan de successen van de Hollandse School, aan het totaalvoetbal – hoe lang is dat geleden? Aan de systemen waarmee Nederlandse ploegen in het verleden speelden. Dat het ook anders kan, gewoon omdat de ontwikkeling van het voetbal daarom vraagt, stuit op grote weerstand. Dat komt ook omdat veel trainers oud-voetballers zijn. Ze houden vast aan wat ze zelf als voetballer beleefden en voelden. Buiten de cocon treden vinden ze te riskant of kunnen ze gewoon niet. Het decor van de sport, de cultuur, is veelal een belemmering voor veranderingen die in andere sporten allang gemeengoed zijn. Een beetje over de grenzen kijken en implementeren is geen innovatie maar meer integratie.”

'Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is. Snelle vragen, snelle antwoorden op korte vragen'

‘Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is’

De Fries verwijst graag naar coaches, vooral in de voetbalgemeenschap, die van mensen houden. Foppe de Haan, Rinus Michels, Louis van Gaal, Arsène Wenger, Alex Ferguson, Jogi Löw, José Mourinho, Jürgen Klopp en anderen speelden niet eens op het hoogste niveau. ,,Mogelijk dat ze daardoor begrepen dat je inzichten waarover jezelf niet de beschikking hebt, ergens anders moet zoeken. Pioniers als gymnastiekleraren kijken naar mensen, naar wat ze kunnen, wie ze zijn. Zij proberen te snappen waarom jij als talent niet succesvol kunt zijn. Zij begrijpen dat de leercurves niet lineair zijn en dat er gevoelige periodes bestaan voor bepaalde motorische en mentale vaardigheden. Dat noem ik hoog opgeleide coaches. Het merendeel van de coaches die nu in het voetbal werkzaam is, heeft ook erg van zichzelf leren houden. En het wordt nog erger als ze een klankbord krijgen in de media. Johan Cruijff was een ander fenomeen, hors categorie. Hij zag het spel, hij zag de mensen achter de voetballers, hij zag waar ze toe in staat zijn. En hij hield van mensen, dat mag toch wel duidelijk zijn geweest. Daar hoeft geen boek over geschreven te worden, zoals Jaap de Groot deed. Dat is over-verheerlijking. Door de journalistiek is Cruijff kleiner gebleven dan hij had kunnen zijn. Gewoon, omdat men niet wilde zien wat hij zag. Zijn overlijden heeft mondiaal nog meer impact gehad dan in Nederland. Zelf was ik daar ook door verrast.”

Alberda neemt Maarten Lafeber graag in bescherming. ,,Hij is met Robert-Jan Derksen en Luiten wel de enige die op het hoogste niveau heeft gespeeld. Als hij wat zegt, kijken jonge golfers op, want hij is een man met ervaring. Hij is en grote jongen geweest. Een autoriteit. Dat hij een travelling coach is, een coach die nog speelt en wil spelen, hoeft geen beletsel te zijn. En, waarom een vooroordeel over een coach die nog niet eens is begonnen? Typisch Nederlands vind ik dat. Geef hem de kans, hij zal weten waaraan hij is begonnen. Ook het concept coaching is aan verandering onderhevig. Is het permanent wakend oog, de coach, een goede route? Het allerbelangrijkste is het organiseren van je eigen kritiek.”

De ervaring van Alberda bij verschillende sportdisciplines zou golf ten goede kunnen komen. Maar verheerlijk die ervaring niet. ,,Ik heb meer tegenslagen gekend dat bekend is. Ik ken dus vooral de valkuilen en wat er voor nodig is om sporters te ondersteunen. Tegenslagen lijken een noodzakelijke hindernis op weg naar succes. Atlanta 1996 was een geweldige belevenis, onze medaille-oogst van Sydney is nog niet overtroffen. Daar ben ik trots op. Dat is de realiteit. Als ik straks dood ga, laten ze nog een keer een filmpje zien van Atlanta. Dat is wat blijft hangen.”

Bondscoach van de golfers? Nee, natuurlijk niet. ,,Moet ik tegen een golfer zeggen hoe hij moet slaan, of tegen een voetballer zeggen hoe hij een bal moet trappen? Ik ben geen autoriteit in de kleedkamer. Ik kan feed back geven. Lafeber kan uit zijn ervaringen en inzichten putten. Ik kan Lafeber of welke coach dan ook een programma geven. Ik kan hem vragen stellen: waarom doe je dit, waarom dat, heb je hier weleens aan gedacht? Over voeding, psychologie, trainingsfaciliteiten, over mensen en mijn filosofie over menselijk gedrag. Ga er niet van uit dat ik de wijsheid in pacht heb. Maarten Lafeber is een verstandige man en heeft de keuze bewust gemaakt.”

Zijn verhaal gaat over blinde vlekken, over de wereld waar ‘we’ nog nooit zijn geweest. Over veranderend gedrag, over veranderende cultuur, over de zin en onzin van traditie, over de beeldvorming veroorzaakt door de journalistiek. Hoe daarmee om te gaan? ,,Als ik een presentatie houd, begin ik met de drie hoofdpunten: goud inspireert, goud fascineert en goud camoufleert. Golf is niet anders dan andere sporten. Het decor en de geschiedenis zijn onderscheidend. Het gaat om wat er nodig is. En daar helpt nieuwsgierigheid bij. Kijk om je heen, wat is er voorhanden, uit welke richting waait de wind, hoe kijken mensen tegen sport aan, wat willen ze zien. Ik weet dat golf meedogenloos is, elke fout wordt afgestraft. Het is eerlijk en hard. Daar past directe feedback bij en vertrouwen geven. Het leven is een proces, door leren kun je ver komen.”

Kortom: ,,Als we echt zouden leren van andere mensen, dan waren we veel verder geweest.”
—————————————————————————————————————–
Joop Alberda (64) is een sportbestuurder die naam maakte als volleybalcoach. Tijdens zijn studie aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) beoefende hij als actieve sporter achtereenvolgens voetbal, turnen en volleybal. In deze laatste sport haalde hij bij de Groningse vereniging Lycurgus eredivisieniveau. Hij merkte dat hij gevoel had voor het trainings- en coaching-aspect van sport in het algemeen en volleybal in het bijzonder. Hij liet zich hierbij inspireren door de Amerikaan Doug Beal, die hij in 1985 ontmoette. Beal won met zijn volleybalteam het jaar daarvoor olympisch goud in Los Angeles. Zijn strategische aanpak sprak Joop zeer aan: Alles tot op de bodem uitstippelen, niets aan het toeval overlaten.
In 1993 werd Alberda benoemd tot coach van het Nederlands mannenvolleybalteam dat al enige jaren op weg was naar de absolute top. Samen wonnen ze in 1996 de gouden medaille bij de Olympische Spelen van Atlanta. Het Nederlandse publiek koos later dit tot sportmoment van de twintigste eeuw. Alberda zelf werd in 1994 en 1996 uitgeroepen tot beste volleybalcoach ter wereld.
In 1997 trad hij in dienst als technisch directeur bij NOC*NSF. Onder zijn leiding slaagde de Nederlandse delegatie bij de Olympische Spelen in Sydney in 2000 erin om een recordaantal van 25 medailles te winnen. In april 2004 kondigde hij aan dat hij aan het eind van dat jaar zou stoppen bij het NOC*NSF. De beslissing was mede gebaseerd op teleurstelling om het ontbreken van voldoende steun voor zijn ambitieuze plannen om een Olympic Team op te richten.
In oktober 2014 werd Joop Alberda opgenomen in de ‘Volleyball Hall of Fame’. Alberda was achtereenvolgens adviseur van Guus Hiddink toen deze bondscoach van Rusland was, en manager bij de professionele wielerploeg Cervélo, de roeibond, de atletiekunie en de zwembond.
Dit interview is gepubliceerd in GolfersMagazine nr.10 2016</em

Klaas Nuninga golft: ‘Leg je neer bij wat je niet kunt’

13 sep

Klaas Nuninga, is dat niet die voetballer die eind jaren zestig de opkomst van Ajax en Johan Cruijff van nabij meemaakte? Die ‘midvoor’ tussen Johan Cruijff, Piet Keizer, Sjaak Swart en Henk Groot, die met Groningse nuchterheid en grote regelmaat de bal in het doel schoot? Sinds twintig jaar golft hij, nu 75 jaar, en getuige zijn handicap (8, was 5) nog altijd met voldoening.

Foto: Anneke Hymmen Foto: Anneke Hymmen

Met balletjes spelen heeft Nuninga altijd graag gedaan. Vooral omdat hij meende er een goed gevoel bij te hebben. Tafeltennis, voetbal, zaalvoetbal (tot zijn 53ste), tennis en de laatste twintig jaar golf. Aanleg, talent, karakter, waarschijnlijk is het ook genetisch bepaald. ,,Wat je hebt meegekregen van je ouders en voorouders is zeer bepalend. Daarnaast wordt het daarboven, in je hoofd, beslist. Je kunt trainen en oefenen wat je wilt, als je niet over aanleg kan beschikken, heb je een natuurlijke achterstand. Alles daarboven moet bovendien helder zijn, zeker in golf’’, zegt Nuninga als deskundige met topsportervaring.

Golf, meent hij, vraagt veel van je mentale instelling. ,,Omgaan met veel fouten maken. Wie maakt de meeste fouten? Relativering is belangrijk. Een foutieve slag? O, niet erg, vergeten, nu de volgende slag. Elke slag is als een penalty in het voetbal. Je eerste en tegelijk je laatste slag. Je karakter is daarbij van grote, misschien wel beslissende invloed.’’

Wie Nuninga observeert, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hij een beheerste, geduldige sportman is, een golfer die zijn hoofd heeft leeg kunnen maken voordat hij een slag maakt. Alsof hij boeddhistische wijsheden aanprijst. ,,Doe waar je goed in bent. Als je alleen maar gefocust bent op nog meer, nog beter, nog verder, veronachtzaam je waar je goed in bent. Forceren heeft weinig zin, is bovendien riskant. Daarnaast is het mooie aan sport dat je van slechte situaties kunt leren, dat je negatieve momenten kunt rechtzetten.’’

Hij wil niet overkomen als prediker. ,,Wat ik zeg over mezelf, is niet bedoeld als leidraad voor anderen. Het is mijn ervaring, mijn inzicht. Ik ben geen grootheid. Ik ben als liefhebber van sport mijn eigen weg gegaan. Stap voor stap, vertrouwend op mijn gevoel. Ik voetbalde bij WVV in Winschoten, werd prof bij GVAV, werd verkocht aan Ajax, speelde in het Nederlands elftal, zonder ooit in vertegenwoordigende jeugdelftallen te spelen. Ik voetbalde naast getalenteerde voetballers en had het geluk dat ik voldeed, omdat ik deed waar ik me goed bij voelde. Door mijn persoonlijkheid was ik geschikt om topsport te bedrijven. Ik ben leergierig. Ik observeer en ik vraag veel. Dat is me goed van pas gekomen. Ik had zeker een ijzeren wil, omdat het in de genen zit. Mijn karakter heeft me ver gebracht, zeker in de sport.’’

Nuninga relativeert zijn golfvaardigheid. ,,Ik ben esthetisch niet de beste golfer. Ik doe het op mijn manier. Waarom wil je beter en mooier zijn dan je bent? Ik kan recht slaan. En ik heb balgevoel. Dat is wat ik kan. Dat is wat anderen kunnen leren: doe waar je goed in bent. En relativeer. Leg je neer bij wat je niet kunt. Fouten maken doen we allemaal. Probeer ze te vermijden, maar laat je niet gek maken. Fouten maken is menselijk. Golf is een spelletje van fouten maken. De laatste jaren spiegelen amateurgolfers zich aan professionele golfers die spierkracht ontwikkelen. Ze willen ook spieren, ze willen ook ver slaan. Ze willen hun gebrek aan techniek compenseren. Compenseren door harder te werken, heeft weinig zin. Kracht is een valkuil. Ga uit van je vaardigheid en je karakter: dit kan ik, dit kan ik niet. Kun je het niet? Helaas, dat ben jij. Accepteer jezelf en oefen jezelf in verbetering, zonder obsessief te worden. Het moet wel ontspannend blijven.’’

Foto: Anneke Hymmen Foto: Anneke Hymmen

Drie keer in de week meldt Nuninga zich op de golfbaan Almeerderhout om te spelen met oude maatjes van zijn leeftijd en ouder. Hij speelt nog altijd in een team. Daarin komt zijn karakter tot zijn recht, meent de Groninger. ,,Niet altijd voor je eigen prestatie gaan. Als je dat kunt, help je de anderen. Dat voel je zodra je de ander complimenteert of op z’n minst steunt. Veel golfspelers zijn individualisten. Op ego spelen, altijd voor zichzelf. Waarom trots zijn op je eigen prestatie als je team verliest? Je moet je ondergeschikt maken aan het team. Ik hoor nog steeds die stem van Rinus Michels in mijn hoofd schallen. Dat heeft letterlijk diepe indruk op mij gemaakt: ‘Denk-aan-het-collectief!’. Klaas Nuninga imiteert de stem en intonatie van de legendarisch trainer van Ajax, van wie hij veel zegt te hebben geleerd.

Eens, eind jaren vijftig, was ik als puber in stadion Galgenwaard in Utrecht getuige van de wedstrijd DOS-GVAV. Bij de thuisclub speelde mijn idool Tonny van der Linden, bij de Groningers Klaas Nuninga. Een week later moest een van de twee aanvallers in het Nederlands elftal spelen. Beiden werden uitverkoren. In de competitiewedstrijd scoorde zowel Van der Linden als Nuninga, met fraaie doelpunten uit even zo fraaie vrije trappen. Het werd 2-2. Nuninga: ,,Tonny was een prachtige voetballer, zo beheerst, zo technisch. Die doelpunten van hem en van mij doen denken aan de swing van een golfer. Technisch perfect, met gevoel, zeker die trappen van Van der Linden, een heerlijke voetballer.’’

Het onderwerp ego voelt ongemakkelijk in het gesprek met Klaas Nuninga. Mensen die voor zichzelf gaan wil hij wel begrijpen, maar zodra het belang van het team zich aandient vraagt hij toch meer medeleven en acceptatie van elkaars kwaliteiten. Zo heeft hij het als voetballer (met rijzende sterren bij Ajax) meegemaakt en als bestuurslid (bij hetzelfde Ajax tot 2005). ,,Ik ben altijd voor het belang van het team, van de club en voor samenwerking geweest. Nu ik wat ouder ben, besef ik dat steeds meer. Je kunt niet zonder elkaar. Je gaat samen voor de overwinning. Leef je in de ander in en help hem waar hij in de problemen zit. Dat merk ik aan golfen in een team. Samen golfen, samen doen, samen verliezen, samen winnen. Samen zijn.’’

Zachtaardig, mild en vriendelijk. Zo voelt het gesprek aan met een sportman in hart en nieren, een man die op latere leeftijd golf leerde kennen (dankzij zijn meelevende vrouw) en in de visie op zijn karakter bevestigd werd. ,,Ik leef door anderen. Mensen leren elkaar beter kennen door golf. Zo heb ik dat ervaren. En dat koester ik.’’
——————————————————————————————————
Klaas Nuninga (Winschoten, 1940) is een voormalige Nederlandse voetballer. Hij speelde onder meer voor GVAV en Ajax. Nuninga begon als jeugdspeler bij WVV uit Winschoten, de amateurclub waar ook Jan Mulder en Arie Haan hun carrière begonnen. Via Be Quick kwam hij in 1961 bij GVAV, dat in die tijd met spelers als Tonny van Leeuwen en Martin Koeman over een sterk elftal beschikte. In zijn periode bij GVAV debuteerde Nuninga in het Nederlands elftal, hij zou in totaal 19 interlands spelen. Het talent van Nuninga werd snel onderkend. In 1964 vertrok hij daarom naar Ajax. Hij maakte de aanloop naar de grote bloeiperiode van Ajax mee. Hij speelde in het elftal met Bennie Muller, Wim Suurbier, Barry Hulshoff, Gert Bals, Velibor Vasovic, Theo van Duivenbode, Henk Groot, Sjaak Swart, Johan Cruijff en Piet Keizer. In 1969 speelde hij als invaller in de finale van de Europa Cup 1. Na die verloren finale werd hij door Rinus Michels aan de kant geschoven. Na zijn loopbaan als voetballer begon Nuninga een carrière in het bedrijfsleven. Hij werd bestuurslid van Ajax en na de beursgang commissaris van Ajax. In 2005 trad hij terug.

Dit interview is gepubliceerd in GolfersMagazine 2016-7. Eerder in deze serie Mijn nieuwe sport zijn verschenen: roeister Femke Dekker, tennisster Kristie Boogert, hockeyster José Poelmans, waterpoloër Marc van Belkum, voetbalcoach Barry Hughes, atlete Olga Commandeur, voetballer Kenneth Perez, autocoureur Gijs van Lennep, honkballer Robert Eenhoorn, wielrenner Erik Breukink, scheidsrechter Mario van der Ende, schaatsster Carien Kleibeuker

‘Als hockeyer kom je met golf altijd uit de rotzooi’ 

10 nov

José Poelmans zegt het nog altijd, wanneer ze haar nieuwe sport met haar oude sport vergelijkt.,,Ik kon mijn fysieke kwaliteiten niet kwijt. Ik was als aanvallende middenvelder in het hockeyteam gewend altijd maar te gaan, te lopen en te organiseren. Dat was heerlijk. Toen ik stopte met internationaal hockeyen en eens ging golfen dacht ik: dit is niks voor mij. Ik kon mijn energie niet kwijt, miste het bewegen. Dat fanatisme in mij stroomde nog steeds, ineens moest ik rustig zijn, stilstaan.”

Ze speelde 86 interlands en werd in 1971 uitgeroepen tot beste hockeyster ter wereld. José Poelmans stopte midden jaren zeventig met tophockey en zocht een andere sport. Ze werd lid op Golfclub De Dommel in St. Michielsgestel en nam golfles. Het kon haar nog niet bekoren. Tijdens een verblijf van een paar jaar op San Jose State University in Californië, waar een golfprogramma was, pakte ze het toch maar weer op. Terug in Nederland besloot ze het GVB te halen. Maar nog steeds vond ze er ‘niks aan’. Hockey en golf waren voor haar totaal verschillende sporten.

Foto: Janus van den Eijnden

Foto: Janus van den Eijnden

Toen (2002) kwam ze in Nuenen (Golfclub De Gulbergen) Eric van Wel tegen, een oud-hockeyer die intussen golfpro was geworden. Hij legde meteen de link tussen hockey en golf. ,,Eric zag wat ik deed als hockeyster. Alleen al mijn swing. Met hockey had ik geleerd dat mijn stick niet boven mijn schouder kwam, want dat mocht niet: sticks. Dus leerde Eric mij een echte backswing. Een hockeyslag is heel anders dan een golfslag. Een hockeyslag doe je ook sterk vanuit je pols, een golfslag juist niet en is een swing, zoals met tennis.”

Dankzij het inzicht van Van Wel voelde ze langzaam maar zeker het sportieve bloed weer stromen. ,,Wennen was het zeker. Hockey is actie en reactie. Golf is rust, focus, concentratie. Elke slag is eigenlijk een strafbal nemen. Ik wist nog hoe dat ging, want bij hockey nam ik ook vaak de strafballen. Concentratie, focus en slaan. In het spel ren je van hot naar haar, een pass kan weleens mis gaan, die kun je dan gemakkelijk herstellen. Bij golf weet je dat elke slag belangrijk is.”

Ze werd fanatiek, zeer fanatiek. Ze werd lid van Golfclub De Gulbergen en aansluitend lid van de Eindhovensche, ging competitie spelen en trok regelmatig met een groepje golfers en pro’s naar het buitenland. Er was zelfs weer het teamgevoel, waaraan ze als hockeyster zo verknocht was. ,,Samen spelen, samen winnen, samen verliezen. Dat vond ik het mooiste aan tophockey: samen lachen, samen huilen. Als je speelt heb je een bepaalde intense beleving van het spel en het team. Dat miste ik het meest in golf. En nog steeds. Gelukkig kan ik in de competitie met golf, als je met een teamgenoot moet samenspelen, dat gevoel weer hebben. Sporten is voor mij toch meer dan het beheersen van techniek en tactiek.”

Hockey was voor haar ‘het einde’. Toch werd golf een waardig opvolger. ,,Focussen, het altijd goed willen doen, willen winnen. Ja, die topsportmentaliteit zit er nu eenmaal in. Het beste uit jezelf halen. Het wordt wat minder. Mijn handicap is rond de 9.5 en omdat niveau te behouden moet ik regelmatig oefenen en spelen. Die drive heb ik nu minder, als ik maar lekker golf en het goed doe. Om dan samen met anderen ervan te genieten en erover na te praten.”

Samen met Din Binkhorst, Frank Molenaar en Taco Hupkens gaf Poelmans (ze is organisatieadviseur) enige jaren coaching in holistic golf. Het waren de ideeën van sociaal psycholoog Binkhorst, samengevat in zijn leerboek ‘Golf, de gouden weg naar de hole’, om golfers de weg te wijzen in mentale vaardigheden. Door middel van routinematige handelingen, zoals ademhaling, positief denken en focussen op de plek waar je de bal wilt laten landen. De methode toonde overeenkomsten met die van de Amerikaan Timothy Gallwey, The Inner Game (naast The Inner Game of golf, ook tennis, skiing, music, work, stress, winning) uit de jaren zeventig. José Poelmans: ,,Onze methode heeft veel golfers geholpen. Gewoon, laat ik het zo zeggen: op het moment van slaan het juiste gevoel vinden.”

Terug naar haar eerste ‘liefde’, hockey. Want daarin heeft ze toch het ware sportgevoel leren kennen: strijd, willen winnen, samen spelen, samen zijn, het sociale leven. ‘Topsport zoals ik dat heb bedreven levert iets positiefs op. Je wilt toch resultaat, daar ga je voor: het beste uit jezelf en je team halen. En: als hockeyer kom je bij het golfen altijd uit de rotzooi. Die polsbeweging die je ooit hebt geleerd kan je helpen. Je ziet het als een golfer de bal uit de rough slaat. Die krachtige beweging. Ik zie meteen als een golfer een hockeyachtergrond heeft. De slag of de swing is anders, maar je ziet het. Ik zie het.’

En dan nog iets: ,,Ik ben natuurlijk als hockeyster opgegroeid met spelen op écht gras. Later speelde ik op kunstgras. Daardoor was het voor mij bij golf moeilijk bij een approach-slag na het balcontact grond/gras te raken. Bij hockey zorgde je er wel voor dat dat niet gebeurde. Beschadiging van het veld en een zeer ongelukkige slag. Menigmaal heb ik daardoor in het begin bij golfen óver de bal geslagen of de bal hopeloos slecht geraakt.”
——————————————————————————————————-
JOSÉ POELMANS (69), geboren in Ravenstein (Noord-Brabant), begon met hockey bij Rapidity Oss, intussen fusieclub MHC Oss, en speelde later bij M.O.P. in Vught. Ze hockeyde 13 jaar in het Nederlands team. Eerst van 1966 tot en met 1976 en later nog in 1980 en 1981. Ze speelde 86 interlands en werd in 1971 uitgeroepen tot beste speelster van de wereld. In 1971 werd Poelmans met Nederland wereldkampioen in Nieuw-Zeeland. In 1974 opnieuw, ditmaal in Frankrijk. Bij haar afscheid van Oranje was ze met 86 interlands Nederlands recordhoudster. Ze was nog even coach van het Nederlands team, als vervanger van de zieke Gijs van Heumen. Ze golft sinds begin jaren tachtig en speelt nu competitie met Golfclub De Pan. José Poelmans is lid van De 144, een vereniging van succesvolle oud-sporters, sportbestuurders en sportjournalisten.

Dit interview is gepubliceerd in GolfersMagazine 9 (november 2015)