Tag Archives: Cruijff

Zijn onbeschrijflijke balgevoel ontwikkelde hij blootsvoets

30 dec

Pelé (zijn echte naam was Edson Arantes do Nascimento) is deze donderdag op 82-jarige leeftijd na een lang ziekbed overleden. Hij was één van de beste voetballers ter wereld, deed niet wat de trainer hem opdroeg, speelde en zag wel wat ervan kwam. Brazilië verliest zijn grootste volksheld. Pelé, naast Diego Maradona, Johan Cruijff en Lionel Messi een van de beste voetballers aller tijden, werd 82 jaar.

De bicyclekick (bicicleta) leerde Pelé als jongetje van zijn vader (Foto AP)

Mijn vader trok me mee naar de buren, die in 1958 al over een televisie beschikten, en wees naar de zwart-witbeelden van het wereldkampioenschap. Ik zag een zwarte, technisch volmaakte, arrogante voetballer die de ene na de andere subtiele pass verzond. „Didi!”, riep mijn vader. Ik zag een rechtsbuiten met kromme benen die verdedigers aan alle kanten passeerde. „Garrincha! Dit is pas voetbal”, riep mijn vader.

Toen zag ik hém: een tengere, dartele, beheerste aanvaller. „Dat is hem nou. Moet je eens opletten”, riep mijn vader. Ik zag de jongen frivole heupbewegingen maken, de bal beroeren alsof hij hem streelde, passes geven – zo zuiver. Hij viel, werd aangevallen, maar stond weer op en zette voort waaraan hij was begonnen. En ik zag hem uit een voorzet van linksbuiten Zagallo scoren met een kopbal die ik nooit zal vergeten. ‘Hij koos het luchtruim’, schreef August Willemsen in De Goddelijke Kanarie. ‘And Pelé rose to it with majestic elevation and power’, schreef Brian Glanville in The Story of the World Cup. Brazilie won de finale in 1958 van thuisland Zweden met 5-2.

Mijn vader had een vooruitziende blik. Hij had gezien dat Brazilianen (Didi en Garrincha) wondervoetballers waren en dat Pelé de mooiste voetballer aller tijden zou worden. Wat Pelé na de wereldtitel die hij op zeventienjarige leeftijd met Brazilië won, heeft laten zien is alleen op het WK van 1970 in Mexico overtroffen – door hemzelf als leider van het team dat het mooiste voetbal aller tijden speelde en daarmee Brazilië aan de derde wereldtitel hielp. Vooral dankzij de goddelijke Pelé, de virtuoze Rivellino, de meesterlijke Gerson, Jairzinho en Carlos Alberto en al die spelers met hun mooie (bij)namen.

Meermalen zei O Rei, ook wel The King of Football genoemd, dat de naam Pelé hem niet zinde. Hij wilde liever aangesproken worden met Edson, een verbastering van Edison maar zijn vader spelde de naam (hij werd vernoemd naar Thomas Edison) bij de burgerlijke stand verkeerd. Zelfs de geboortedatum 23 oktober 1940 is aan grote twijfel onderhevig, aanvankelijk werd 21 oktober vermeld. Hij werd geboren in het stadje Três Corações (Minas Gerais). Zijn ouders verhuisden naar de grote stad, Baurú, en noemden hun zoontje al gauw Dico. Die koosnaam hield hij lang. Totdat vriendjes hem pesterig Bilé gingen noemen, naar de ‘achterlijke’ doelman die met zijn vader Dondiño voetbalde. De jongen uit het arme gezin van Céleste en João Ramos do Nascimento sprak de bijnaam zelf uit als Pelé. En zo werd het Dico en later Pelé. Hij liet het maar zo. De scheldnaam Pelé werd zijn handelsmerk.

Pelé leerde op blote voeten voetballen van zijn vader, die al snel geblesseerd zijn loopbaan als (semi)prof moest beëindigen. Geld voor voetbalschoenen had het gezin niet. De armoede was groot in de wijk van Baurú. Pelé heeft nooit nagelaten daaraan te refereren als hij weer eens werd bejubeld. Bijvoorbeeld toen hij op 19 november 1969 in het met zeker 100.000 toeschouwers volgepakte Maracaña-stadion van Rio de Janeiro in de wedstrijd tussen Vasco da Gama en zijn club Santos FC uit een strafschop zijn duizendste doelpunt maakte. Terwijl alle toeschouwers, zelfs de supporters van tegenstander Vasco, in extase raakten, zei Pelé voor de Braziliaanse televisie: „Vergeet alsjeblieft de arme kinderen niet.”

Hij kon zeer emotioneel worden, huilde vaak op de schouders van ploeggenoten en supporters na gewonnen finales en titels. Dan herinnerde hij zich de wereld waar hij vandaan kwam. Dat hij wél geluk had gehad. Niet alleen omdat hij over een uitzonderlijk talent beschikte, maar omdat God, zijn ouders en zijn vrienden hem hadden geholpen. Velen menen hem te moeten verwijten dat hij in zijn laatste decennia te commercieel gehandeld heeft, zoals contracten met creditcardbedrijf Mastercard, de wereldvoetbalbond FIFA en met het erectiemiddel Viagra. Hij heeft zich zelden verdedigd; wat moest hij anders? De verleidingen die aan de naam Pelé verbonden zijn, hebben hem en anderen geholpen. Zo meende hij.

Pelé in 1960 in een interland tegen Zweden. (Foto AFP)

Pelé (Dico) werd ontdekt door Waldemar de Brito, een meervoudig Braziliaanse international, die ook trainer was van zijn eerste club Baurú Atlético Clube. Deze introduceerde hem bij Santos FC, een prominente club aan de Braziliaanse kust, en zorgde ervoor dat Pelé daar als vijftienjarige een contract tekende. Santos (in smetteloos wit tenue) had in de jaren vijftig het beste elftal ter wereld, won alleen al door Pelé wereldbekers en werd in alle werelddelen (ook in Nederland) uitgenodigd om de Braziliaanse kunsten te vertonen.

En overal scoorde Pelé. Overal werd hij aanbeden, zoals in Afrikaanse landen waar burgeroorlogen werden stilgelegd om hem te aanschouwen. Overal vertelde hij over zijn afkomst, als zwarte jongen, als afstammeling van slaven, als jongetje dat in armoede opgroeide.

Of Pelé vertelde over zijn leerschool als voetballer. De jongen die op blote voeten op kale aarde het balgevoel ontwikkelde, hoe hij de bicicleta (de acrobatische omhaal) leerde van zijn vader en daarmee zo vaak had gescoord – meer dan welke voetballer ook. De beelden daarvan bezorgen rillingen over je hele lijf. De lichaamsbeheersing, het overzicht, de speelsheid en de wijze waarop met zijn derde oog zijn medespelers kon bedienen. Pelé kon alles met een bal, hij was zelfs reservedoelman bij Santos, het schitterende team van toen met Pepe, Zito en Coutinho.

Terug naar het WK van 1958, waarin hij voor het eerst wereldbekendheid verwierf. Pelé was pas zeventien, maar trainer Feola had hem nodig. En Brazilië, dat zeker wat betreft voetbal in een crisis verkeerde. Er gaat in dat land van verloren zielen niets boven voetbal. Na de nationale ramp van 1950, veroorzaakt door de nederlaag op het WK in eigen land in de finale tegen Uruguay, probeerde het Braziliaanse elftal op het WK van 1954 revanche te halen met vechtvoetbal in zijn ruwste vorm. Dus stonden bondscoach Feola en de Braziliaanse voetballeiders voor het WK van 1958 voor de keus hard voetbal te continueren (met zwarte spelers, aldus de nogal racistische pers) dan wel op het aloude Braziliaanse voetbalspel terug te grijpen.

Of weer (Europees) degelijk en hard voetbal, of ginga (gerelateerd aan het verwante samba), de vreugde en expressie van Brazilianen, de oerbewoners die ginga uitstraalden, dans-methodes beoefenden geïnspireerd door gevechtsvormen als capoeira. Speels en dansend voetballen, zo min mogelijk overtredingen, doen wat je hart je ingeeft. Pelé was daar het symbool van geworden. Zo speelde hij vaak met Santos; niet doen wat de trainer aan de kant uit tactische overwegingen opdraagt, maar voetballen en maar zien wat ervan komt. Doe wat je hart en je talent je vertelt.

Pelé met Johan Cruijff. (Foto Koen Suyk/ANP)

Feola besloot op het WK van 1958 weer ‘Braziliaans’ te gaan voetballen, met Didi, Garrincha, Djalma Santos, Vava en de anderen. Maar Pelé was nog jong (17) en vooral: hij was geblesseerd aan zijn knie. Uiteindelijk haalde Feola zijn gelijk. Pelé kon af en toe spelen (zes doelpunten in vier wedstrijden) en besliste met twee doelpunten (net als Vava) de finale tegen Zweden. Na afloop viel Pelé flauw op het veld. Zijn zintuigen waren overbelast geraakt, hij had het niet kunnen bevatten en ging van de wereld totdat hij bijkwam en in tranen uitbarstte

Op het WK van 1962 moest hij de leidende en inspirerende rol vanwege een liesblessure overgeven aan Garrincha. Maar Brazilië werd weer wereldkampioen. Op het WK van 1966 werd hem het spelen onmogelijk gemaakt vooral door de harde, meedogenloze Europese ploegen. Op het WK van 1970 was hij terug in volle glorie. Zelden zullen voetballiefhebbers meer hebben genoten van wat deze Brazilianen voortoverden, met een magistrale Pelé in de hoofdrol.

Hij vertrok op 35-jarige leeftijd, nadat hij eigenlijk gestopt was met voetbal, in 1975 naar de Verenigde Staten en ging voor New York Cosmos spelen, alleen al om het voetbal daar te populariseren. Hij hield van voetbal en wilde dat uitdragen, anderen wilden dat hij zijn voetbal uitdroeg. Als ambassadeur van Unicef en Unesco. Als ambassadeur van het WK voetbal van 2014 in Brazilië. Als (buitengewoon) minister van sport. In elke rol die dankzij voetbal tot populariteit leidde.

In het jaar 2000 werd hij door de FIFA, samen met Maradona, geëerd als beste voetballer van de twintigste eeuw. Door het Internationaal Olympisch Comité werd hij in 1999 gekozen tot sporter van de eeuw, vóór Muhammad Ali, Carl Lewis, Michael Jordan en Jesse Owens. Ook voor de internationale sportpers was Pelé nummer één. Pelé werd driemaal wereldkampioen, won met Santos wereldbekers en maakte (volgens data van Santos FC en de FIFA) 1.283 doelpunten in 1.366 wedstrijden – voor het Braziliaanse elftal bleef hij in 114 interlands op 95 goals steken.

Zijn privéleven was grillig. Pelé was driemaal getrouwd, scheidde even zo vaak en verwekte op z’n minst vijf kinderen. Pelé verwees altijd graag terug naar wie hij eens was, toen hij nog Dico werd genoemd. De jongen die met plezier hele dagen op blote voeten naast zijn ouderlijk huis speelde, terwijl zijn moeder met liefde toekeek en zijn vader hem vertelde hoe hij vreugde kon beleven aan voetbal.

Brazilië is snel in rouw wanneer een volksheld sterft, maar met Pelé verliest het zijn belangrijkste houvast. Alleen de vele beelden van zijn vele wonderbaarlijke kunsten, zijn vele doelpunten en zijn vele bicicletas resten. Een geheiligd man blijft in vele harten voortleven.

Deze necrologie is gepubliceerd op donderdag 29 december op de website van NRC (www.nrc.nl) en op vrijdag in de krant van NRC.

Guus van Holland kan eindelijk ontspannen lachen

8 feb

Guus was aanwezig bij de opening van De Derde Helft bij RCL (27 nov. – 2019). Daar zag hij voor het eerst in zijn leven ‘live’ een potje walking football. Het plezier viel hem op, de humor, maar ook de energie die erin werd gestoken. Contacten werden uitgewisseld, lijntjes werden gelegd, en het wachten is nu op het officiële debuut van Guus. Guus debuteerde op woensdag 5 februari als gastspreker bij RCL. Dit deed hij vanuit het project De Derde Helft, waarbij activiteiten voor en door ouderen worden georganiseerd in de ‘kantine’. Gewoon praten over zijn carrière als sportjournalist. Anekdotes vertellen.

En anekdotes, die heeft Guus genoeg. Anekdotes over Louis van Gaal, het Ajax van ’95, de Tour de France, Joop Zoetemelk, het journalistieke vak, en het gereformeerde Bennekom. Guus debuteert vandaag officieel op de website van OldStars.nl, en doet exclusief voor OldStars zijn verhaal! 

Geboorteplaats Bennekom, een gereformeerd dorp
‘Ik ben geboren in Bennekom, een christelijk dorp vlakbij Ede. Ik ben ook christelijk opgevoed, gereformeerd. Het mooie was: mijn vader heeft me het christendom min of meer proberen bij te brengen, dus zat ik zondagochtend als kind in de kerk, maar met diezelfde vader fietste ik na de kerk naar de Wageningse Berg, om samen naar Wageningen te kijken. Voetbal kijken op zondag hoorde in Bennekom eigenlijk niet. Toen ik elf/twaalf was heb ik het christelijk geloof wat achter me gelaten. Ik heb nog wel op een christelijk lyceum gezeten, maar dat heb ik ook niet afgemaakt. Daar ging het er erg streng aan toe. Veel over de Bijbel, en heel streng over allerlei dingen. Ik ben blij dat ik daar niet gebleven ben, kon blijven eigenlijk.’

‘Op een gegeven moment heb je geen zin meer om op zondagochtend naar de kerk te gaan. Dan blijf je liever liggen, slaap je liever uit. Mijn ouders besloten toen, met moeite, laat hem maar liggen.’

Invloed van gereformeerd Bennekom op leven
‘Mijn christelijke achtergrond in mijn jeugd heeft toch wel enige invloed gehad op mij denk ik. Ik heb er wel een beetje last van gekregen, in de vorm van een achtervolgingswaan. Ik weet niet precies of het daardoor komt, maar het zou goed kunnen. Als je dit niet doet dan werd je gestraft: een schuldgevoel aanpraten. Als je iets raars deed dan kwamen de ouderlingen aan de deur. En in Bennekom wist meteen het hele dorp het als je op zondag niet in de kerk verscheen. Heel streng was het. Als je dit niet doet, dan kom je niet in de hemel.’

Van gereformeerd naar boeddhist
‘Ik ben er erg gevoelig voor geworden, denk ik. Nu probeer ik boeddhist te worden. Maar ik moet oppassen dat ik niet achter een goeroe aan ga lopen. Je bent er hier veel vrijer in. Het is niet zo dat je ergens voor gestraft wordt. Bij het boeddhisme kan je zelf vrijheid vinden. In plaats van dit mag niet en dit mag wel. Wat is die term ook alweer? Dogma’s. Dogma’s van zo moet het en zo moet het niet. Die kennen ze niet in het boeddhisme. Het is heel moeilijk om zo te leven, maar het bevalt me veel beter dan dat wat ik als kind heb meegemaakt.’

Vrijheidsgevoel
‘Méér vrijheidsgevoel, dat heb ik altijd wel gehad in mijn leven. Ook in mijn voetbaltijd (vv Bennekom 1, red.) Ik had als jongen een baard en heel lang haar, dan word je al gauw als een soort hippie gezien. Ik was erg opstandig tegenover trainers. Ik was wel altijd heel trouw aanwezig, misschien wel meer dan de andere spelers, maar als trainers zeiden je moet dit doen, je moet dat doen, dan dacht ik, waar is dat voor nodig? Maar dat heb ik altijd wel een beetje gehad hoor. Heb altijd wel mijn eigen koers gekozen. Mijn eigen weg.’

‘Toen de eerste sponsor zich aandiende, kreeg je trainingspakken van de sponsor met de naam van de sponsor erop. Toen zei ik, dat doe ik niet. ‘Ja,maar dan krijg je ervoor betaald.’ Nee, dat doe ik niet. Principieel was dat. Ik heb dat altijd wel een beetje in me gehad, mijn eigen weg willen kiezen. In de journalistiek heb ik dat kunnen uitbouwen , of eigenlijk kunnen volhouden. Ik schrijf wat ik zelf wil of vind. Als dan een boze voorzitter op me af kwam, of een boze sponsor, of de Ajax-voorzitter, en vroeg wat heb je nou weer gedaan? Dan zei ik: ik heb niks met je te maken, ik zie een wedstrijd en ik schrijf op wat ik zie. Die vrijheidsdrang, of onafhankelijkheidsdrang, heb ik altijd wel een beetje gehad. Ik wil niet met handen en voeten gebonden zijn aan wie dan ook.’

Begin van carrière
‘In het begin van mijn carrière was dat soms wel moeilijk, omdat dan een chef boven je staat. In de eerste jaren mocht ik naar de Tour de France toe. Toen zei mijn chef: nou, ik weet niet of je daar nog een keer naar toe moet. Ik had zoiets van, wat zullen we nu krijgen, waarom niet?! Mijn chef was heel zwart/wit. Ik schreef niet zoals hij dat wilde. En toen gingen anderen erover stemmen. En die zeiden: nee, dat moet hij zelf weten. Dat was het moment dat ik het zat was om iets voor een ander te doen. Dat werd me ook wel meegegeven. Je moet het op je eigen manier doen. Na twee maanden vroegen mensen me: wat ben jij aan het doen? Ik was compleet veranderd volgens hen. Maar ik was gewoon op mijn eigen manier gaan schrijven, en dat werd erg gewaardeerd, al weet ik niet of mijn chef het waardeerde. Maar gelukkig heb ik het de rest van mijn carrière vol kunnen houden.’

Boze brief van directie Coca Cola Nederland
‘Ik had die vrijheid nodig om gewoon stukken te kunnen tikken. Bijvoorbeeld toen ik in de Tour de France was. Die wielrenners kregen eerst altijd een flesje Perrier, bronwater met prik. En ineens moesten ze Cola gaan drinken, omdat die firma een nieuwe grote sponsor was geworden. Bepaalde wielrenners zeiden toen: ik moet die troep niet. En flikkerden dat blikje weg. Ik schreef dan op dat die wielrenners dat zeiden en deden. En dan schreef ik een beetje ongenuanceerd op dat ze ook gelijk hadden. Waarop dan een brief op hoge poten van de directie van Coca Cola Nederland naar mijn hoofdredacteur werd geschreven, van: dat kan allemaal niet hè?! Ik stond er zelf achter van wat ik schreef. Waarop mijn hoofdredacteur zei, dat regelen we allemaal wel, joh. Die vrijheid van hem had ik nodig. Al had ik het achteraf gezien wel wat genuanceerder kunnen opschrijven.’

Guus Kuiper

Guus bij het shirt van Hennie Kuiper in diens museum

Niet doen wat moet/hoort
‘Ik zet me af tegen mensen die ‘meedoen met wat er moet.’ Zo van: als ik niet schrijf wat een voetballer, wielrenner, voorzitter van Ajax of Feyenoord wil, dan kom ik er niet in. Maar ik dacht: ach, dan kom ik er maar niet meer in. Ik heb vaak genoeg beleefd dat ik door dat onafhankelijkheidsgevoel in voetbalstadions ben geweigerd. Het is ook heel moeilijk, een tweestrijd. Omdat je toch voor je krant een stuk moet schrijven, maar je tegelijkertijd onafhankelijk wilt blijven. Veel mensen vonden mijn stukken ook niet leuk. Ze hebben liever dat je positief bent over dingen, maar ik probeerde toch kritisch te blijven.’

Verstandhouding met Louis van Gaal
‘Zoals ik al zei, met die kritische houding maak je niet alleen maar vrienden. Ik heb ook weleens problemen met Louis van Gaal gehad. Na een Europa-Cupwedstrijd, Ajax verloor toen met 3-0, tegen Parma geloof ik. De thuiswedstrijd wonnen ze toen wel. Die week erop, kon ik hem interviewen. Ik was de eerste die een interview met hem kreeg. Als je met 3-0 verliest, uit bij Parma, dan is dat als Ajax zijnde natuurlijk… Van Gaal zei: ja maar heb je gezien hoe ze voetbalden? Ik zei, ja, maar, nou en? Dan doe jij dat toch ook. Ze verdedigden meer, gingen dan counteren, en kwamen er zo snel uit. Die Italianen hadden toen een fantastische voetballer, Zola, en nog een Colombiaan, Asprilla, die heel snel was. Ze kwamen eruit en scoorden drie keer.’

‘Ik zei: dan doe je dat ook, dan ga je toch ook verdedigend spelen en dan erover heen. Ik snap best dat je aanvallend wilt voetballen, maar dat is soms ook naïef. En toen zei hij heel eerlijk: ja, maar dat kan ik hier niet verkopen. Wij kunnen niet in de Meer verdedigend gaan spelen. Dat pikt het publiek niet. Met Louis kon je een prima gesprek voeren. Gewoon discussiëren. In persconferenties moest je er niet tegenin gaan, want dan werd hij hels. Maar één op één kon je prima met hem praten.’

‘Van Gaal wilde altijd dat wanneer ik het had opgeschreven, dat hij het eerst kon lezen voor de publicatie. Hij had toen eigenlijk maar een paar veranderingen. Overal waar ‘ik’ stond, moest ‘wij’ worden. Dat hij niet die mening had, maar de hele club.’

Europa-Cup finale van ’95
Toen ze ooit een keer de finale wonnen, Ajax, in ’95. Toen deed mijn favoriete speler bij Milan niet mee, Savicevic. Ik zat op de perstribune, toen kwam Tom Egbers, van de NOS kwam naar me toe, hij zei: Savicevic doet niet mee. Oké, dan ga ik weer naar huis, zei ik, en stond op om weg te lopen…’

‘Ajax won toen, door een puntertje van Kluivert. Maar AC Milan had net zo goed 4-0 kunnen winnen. Van der Sar haalde prachtige ballen eruit. Om onverklaarbare redenen, hij was gewoon een erg goede keeper. Tweede helft puntertje van Kluivert en daar bleef het bij. Na afloop vroeg ik van Gaal tijdens de persconferentie of het nog uitmaakte of Savicevic niet mee deed bij Milan. Toen zei hij, wij praten niet over één speler. Ik heb toen geschreven dat Ajax niet zijn beste spel had, en dat het niet de beste wedstrijd was, trouwens van beiden. Het was gewoon saai.’

‘Ik weet nog wel, op de heenweg mocht ik niet mee in het vliegtuig van Ajax, want ik was niet pro Ajax. Dat was een vlucht met de spelers, sponsors, zo’n 25 journalisten en het bestuur. Van Gaal had toen geregeld dat ik niet in dat vliegtuig zat, omdat ik te negatief was over Ajax. Vond hij. Terwijl ik het hele jaar overal mee naar toe was geweest. Ineens moest ik toen in een ander vliegtuig naar Wenen, met verslaggevers die nog nooit bij Ajax waren geweest, laat staan bij een voetbalwedstrijd.’

‘Uiteindelijk mocht ik bij de terugreis wel mee. Dat beschouwde ik als een soort overwinning. Er kwamen toen op de terugvlucht bestuursleden van Ajax naar me toe. Die hun excuses aan mij gingen aanbieden omdat ik niet mee mocht in het vliegtuig. Het is een voorbeeld, vooral vanuit Van Gaal: als je niet voor ons bent dan ben je tegen ons. Terwijl ik gewoon opschrijf wat ik zie.’

Niet door van Gaal in keurslijf te krijgen
‘Ik heb weleens gehoord dat Piet Schrijvers, die werd trainer bij FC Wageningen – een jaartje of halfjaartje heeft dat geduurd – dat alle auto’s van de spelers met hun neus dezelfde kant op moesten staan. Hebben ze in Wageningen gezegd: wat is dit dan, ga jij maar weg. Dat is het idee, dat alle journalisten, volgens Van Gaal, maar voor Ajax moeten zijn. Ik kan me voorstellen dat Van Gaal dat wil. Dat Ajax dat wil. Maar mij krijg je niet in dat keurslijf. Daar ben ik wel tevreden over, dat ze me niet in het keurslijf krijgen. En dat je toch iemand bent waar ze op letten.’

‘Lange tijd later, toen ik al lang niet meer met voetbal bezig was, kwam ik van Gaal nog eens tegen. Liep ik met Louis de trap af. Hij zei: ha Guus, lang niet gezien. Ik zei ja klopt, ik ben tegenwoordig ook coach. Toen was ik chef geworden. Hij was heel vriendelijk. Toen behoorde ik niet meer tot de mensen die hij moest sturen. Het zijn ook best prettige mensen, ook van Gaal, maar vanuit hun functie moeten ze zorgen dat iedereen op hun hand is. Echte vriendschappen heb ik niet opgebouwd in de voetbalwereld.’

kati en Guus

Guus met Katarina Witt

Joop Zoetemelk
‘Ik heb meer met wielrenners banden opgebouwd dan met voetballers. Dat is toch een ander soort mensen. Die renners hebben me wel echt echt belogen. Omdat ze doping gebruikten, en over winnen en verliezen onderhandelden, en dat niet durfden te zeggen. Als ik Joop Zoetemelk tegenkom, dan zegt hij, hé Mark, omdat hij niet meer weet hoe ik heet. Maar met al die mensen kan ik nu heel goed opschieten. Al heb ik toen altijd heel kritisch over wielrennen geschreven en soms ook echt botste met dezelfde mensen.’

‘Die topsportwereld, concurrent van elkaar zijn, ervoer ik ook in de competitie tussen de kranten. Zeker de Telegraaf en de rest. Als zij iets weten, willen ze dat als enige of als eerste weten. Mij interesseert dat niet. Ik schrijf liever een verhaal met nuance erin. Als iemand doping gebruikt als topsporter, dan ben ik niet geïnteresseerd in dat die topsporter dat doet, maar wel in waarom hij of zij dat doet. Die topsporters die staan altijd onder zo’n enorme druk, dat kunnen mensen zich niet voorstellen. Ik heb daar altijd kritisch naar gekeken.’

Terug naar de jeugd in Bennekom
‘Het kritisch naar sport kijken is denk ik ook ontstaan in dat dorp, in Bennekom. Sport was iets heidens in die tijd. Dat je niet mag voetballen op zondag. Misschien heb ik daardoor altijd het idee gehad kritisch naar sport te kijken. Niet naar bewegen. Kijk, bewegen is bewegen. Maar topsport is anders. Ik weet intussen uit ervaring dat topsport niet zo gezond is. Kijk, je kan een gouden medaille halen, of drie, en dan op een gegeven moment op je 35ste ben je klaar. Of je lichaam is kapot, of je bent klaar. Dat sterke verlangen naar iets wat het hoogst haalbare is. Het kost alleen maar pijn, topsport. Je bent alleen maar aan het trainen, en aan het strijden, en alles er voor laten. En dan lukt het niet. En dan ben je op je 35ste klaar en dan moet je stoppen, waar heb je het dan voor gedaan. Of je bent op je 20ste klaar door een blessure. Wat doe je dan, als je daarvoor alles ervoor hebt moeten laten?’

Guus zijn kritische houding richting topsport is opmerkelijk te noemen, vanaf de buitenkant. Omdat hij er zelf altijd over heeft geschreven. Bepaalde zaken in het leven van Guus hebben hem gevormd en doen relativeren. Zijn gereformeerde achtergrond is al genoemd, maar zijn scheiding, twee burn-outs en zijn ernstig ziekbed hebben hier ook zeker invloed op gehad.

‘Ik heb problemen gehad na een relatie die uitging. Toen werd ik redelijk depressief. Je kan dan een uitweg zoeken in drank en drugs. Ik zocht mijn uitweg vooral in boeddhisme. Dat boeddhisme heb ik daarna lang losgelaten en me bijna obsessief op mijn journalistieke werk gestort tot ik alles weer op de rails had. Vlak voor mijn pensioen kwam het boeddhisme weer op mijn pad. Het begon weer te kriebelen. Toch dat verlangen naar een kerk, wel zonder een god, maar toch een bepaalde zoektocht. Een zoektocht met vrijheid, zoals dat in het boeddhisme kan. In die zoektocht zit ik nog steeds.’

OldStars walking football spreekt me veel meer aan dan topsport
‘Ik had een probleem op het eind van mijn carrière, dat ik mijn hele leven over sport had geschreven. Mijn probleem vond ik toch wel, dat ik zo geobsedeerd was door strijd en competitie. Dat ik dat altijd mooi vond. Hoe mensen elkaar verrot schoppen. Dat voelde niet lekker. Je kan beter vriendelijk met elkaar omgaan. Kijk naar walking football. Wat mensen mij vertellen. We gaan anderhalf uur spelen, en dan lekker een kopje koffie met elkaar drinken. Of je nou gewonnen hebt of verloren, dat maakt dan niet meer uit. Dat is veel leuker toch, en past veel meer bij mij, en bij de boeddhistische leer, de dharma.’

Op Guus zijn manier met pensioen  
‘Zeven of acht jaar geleden merkte ik dat ik uitgeblust begon te raken. Zeker van de competitie om goede stukken te schrijven. Kreeg last van mijn hart, hartkloppingen enz. Ik werd zelfs aan mijn hart geopereerd. Toen ik thuiskwam van m’n vakantie in Egypte, heb ik toen onmiddellijk een berichtje gestuurd van: ik ben klaar, ik kom niet meer. Ik weet nog wel dat de toenmalige, nieuwe hoofdredacteur eens tegen me zei: ja maar Cruijff heeft wat geschreven, jij moet daarover een stuk schrijven. Toen zei ik: nou, ik doe het niet. Ja maar het moet. Ik doe het toch niet. En ik was niet bang. Ik zei: ik doe het niet. Iedereen zei: jij moet het doen. Ik zei: ik doe het niet. Anderen waren wel bang en gingen dan ineens schrijven. Ik bleef onafhankelijk. Ze wilden me toch niet kwijt. Toen ben ik gestopt, met pensioen gegaan.’

Daar komt ineens die jongen uit het eerste van Bennekom terug die weigert in het trainingspak van de sponsor te lopen. Die zijn eigen koers vaart. Die op zoek is naar antwoorden op het leven, naar zichzelf, naar rust. Inzichten probeert te vinden in het boeddhisme op vragen als waarom hij op deze aarde is. Bepaalde zaken een plaats kunnen te geven. Het wegzetten van een verlangen, misschien wel naar een verlangen naar erkenning en waardering. Wat ontbrak in de calvinistische gereformeerde jeugd.

OldStars lijkt niet bij toeval op het pad van Guus van Holland te zijn gekomen. Ontspanning, lachen, ouwehoeren, liefde voor het spelletje, voetbalanekdotes delen van vroeger, en gewoon met een bakje koffie in de kantine praten over alles wat een mens bezighoudt. Dat is wat OldStars kenmerkt. Weet Guus nu ook.

Guus wil zelf nog het OldStars walking football toernooi noemen bij RCL Leiderdorp: 8 mei, waarbij veel teams (24?) kunnen meedoen en er geld wordt opgehaald voor KIKA in de strijd tegen kanker. Meer informatie volgt hierover.

Het OldStars team wenst Guus een mooi debuut en een ontspannende OldStarscarrière. Met dezelfde ontspannen glimlach die hij tijdens dit interview geregeld liet zien! 

%d bloggers liken dit: