Tag Archives: FC Wageningen

Guus van Holland kan eindelijk ontspannen lachen

8 feb

Guus was aanwezig bij de opening van De Derde Helft bij RCL (27 nov. – 2019). Daar zag hij voor het eerst in zijn leven ‘live’ een potje walking football. Het plezier viel hem op, de humor, maar ook de energie die erin werd gestoken. Contacten werden uitgewisseld, lijntjes werden gelegd, en het wachten is nu op het officiële debuut van Guus. Guus debuteerde op woensdag 5 februari als gastspreker bij RCL. Dit deed hij vanuit het project De Derde Helft, waarbij activiteiten voor en door ouderen worden georganiseerd in de ‘kantine’. Gewoon praten over zijn carrière als sportjournalist. Anekdotes vertellen.

En anekdotes, die heeft Guus genoeg. Anekdotes over Louis van Gaal, het Ajax van ’95, de Tour de France, Joop Zoetemelk, het journalistieke vak, en het gereformeerde Bennekom. Guus debuteert vandaag officieel op de website van OldStars.nl, en doet exclusief voor OldStars zijn verhaal! 

Geboorteplaats Bennekom, een gereformeerd dorp
‘Ik ben geboren in Bennekom, een christelijk dorp vlakbij Ede. Ik ben ook christelijk opgevoed, gereformeerd. Het mooie was: mijn vader heeft me het christendom min of meer proberen bij te brengen, dus zat ik zondagochtend als kind in de kerk, maar met diezelfde vader fietste ik na de kerk naar de Wageningse Berg, om samen naar Wageningen te kijken. Voetbal kijken op zondag hoorde in Bennekom eigenlijk niet. Toen ik elf/twaalf was heb ik het christelijk geloof wat achter me gelaten. Ik heb nog wel op een christelijk lyceum gezeten, maar dat heb ik ook niet afgemaakt. Daar ging het er erg streng aan toe. Veel over de Bijbel, en heel streng over allerlei dingen. Ik ben blij dat ik daar niet gebleven ben, kon blijven eigenlijk.’

‘Op een gegeven moment heb je geen zin meer om op zondagochtend naar de kerk te gaan. Dan blijf je liever liggen, slaap je liever uit. Mijn ouders besloten toen, met moeite, laat hem maar liggen.’

Invloed van gereformeerd Bennekom op leven
‘Mijn christelijke achtergrond in mijn jeugd heeft toch wel enige invloed gehad op mij denk ik. Ik heb er wel een beetje last van gekregen, in de vorm van een achtervolgingswaan. Ik weet niet precies of het daardoor komt, maar het zou goed kunnen. Als je dit niet doet dan werd je gestraft: een schuldgevoel aanpraten. Als je iets raars deed dan kwamen de ouderlingen aan de deur. En in Bennekom wist meteen het hele dorp het als je op zondag niet in de kerk verscheen. Heel streng was het. Als je dit niet doet, dan kom je niet in de hemel.’

Van gereformeerd naar boeddhist
‘Ik ben er erg gevoelig voor geworden, denk ik. Nu probeer ik boeddhist te worden. Maar ik moet oppassen dat ik niet achter een goeroe aan ga lopen. Je bent er hier veel vrijer in. Het is niet zo dat je ergens voor gestraft wordt. Bij het boeddhisme kan je zelf vrijheid vinden. In plaats van dit mag niet en dit mag wel. Wat is die term ook alweer? Dogma’s. Dogma’s van zo moet het en zo moet het niet. Die kennen ze niet in het boeddhisme. Het is heel moeilijk om zo te leven, maar het bevalt me veel beter dan dat wat ik als kind heb meegemaakt.’

Vrijheidsgevoel
‘Méér vrijheidsgevoel, dat heb ik altijd wel gehad in mijn leven. Ook in mijn voetbaltijd (vv Bennekom 1, red.) Ik had als jongen een baard en heel lang haar, dan word je al gauw als een soort hippie gezien. Ik was erg opstandig tegenover trainers. Ik was wel altijd heel trouw aanwezig, misschien wel meer dan de andere spelers, maar als trainers zeiden je moet dit doen, je moet dat doen, dan dacht ik, waar is dat voor nodig? Maar dat heb ik altijd wel een beetje gehad hoor. Heb altijd wel mijn eigen koers gekozen. Mijn eigen weg.’

‘Toen de eerste sponsor zich aandiende, kreeg je trainingspakken van de sponsor met de naam van de sponsor erop. Toen zei ik, dat doe ik niet. ‘Ja,maar dan krijg je ervoor betaald.’ Nee, dat doe ik niet. Principieel was dat. Ik heb dat altijd wel een beetje in me gehad, mijn eigen weg willen kiezen. In de journalistiek heb ik dat kunnen uitbouwen , of eigenlijk kunnen volhouden. Ik schrijf wat ik zelf wil of vind. Als dan een boze voorzitter op me af kwam, of een boze sponsor, of de Ajax-voorzitter, en vroeg wat heb je nou weer gedaan? Dan zei ik: ik heb niks met je te maken, ik zie een wedstrijd en ik schrijf op wat ik zie. Die vrijheidsdrang, of onafhankelijkheidsdrang, heb ik altijd wel een beetje gehad. Ik wil niet met handen en voeten gebonden zijn aan wie dan ook.’

Begin van carrière
‘In het begin van mijn carrière was dat soms wel moeilijk, omdat dan een chef boven je staat. In de eerste jaren mocht ik naar de Tour de France toe. Toen zei mijn chef: nou, ik weet niet of je daar nog een keer naar toe moet. Ik had zoiets van, wat zullen we nu krijgen, waarom niet?! Mijn chef was heel zwart/wit. Ik schreef niet zoals hij dat wilde. En toen gingen anderen erover stemmen. En die zeiden: nee, dat moet hij zelf weten. Dat was het moment dat ik het zat was om iets voor een ander te doen. Dat werd me ook wel meegegeven. Je moet het op je eigen manier doen. Na twee maanden vroegen mensen me: wat ben jij aan het doen? Ik was compleet veranderd volgens hen. Maar ik was gewoon op mijn eigen manier gaan schrijven, en dat werd erg gewaardeerd, al weet ik niet of mijn chef het waardeerde. Maar gelukkig heb ik het de rest van mijn carrière vol kunnen houden.’

Boze brief van directie Coca Cola Nederland
‘Ik had die vrijheid nodig om gewoon stukken te kunnen tikken. Bijvoorbeeld toen ik in de Tour de France was. Die wielrenners kregen eerst altijd een flesje Perrier, bronwater met prik. En ineens moesten ze Cola gaan drinken, omdat die firma een nieuwe grote sponsor was geworden. Bepaalde wielrenners zeiden toen: ik moet die troep niet. En flikkerden dat blikje weg. Ik schreef dan op dat die wielrenners dat zeiden en deden. En dan schreef ik een beetje ongenuanceerd op dat ze ook gelijk hadden. Waarop dan een brief op hoge poten van de directie van Coca Cola Nederland naar mijn hoofdredacteur werd geschreven, van: dat kan allemaal niet hè?! Ik stond er zelf achter van wat ik schreef. Waarop mijn hoofdredacteur zei, dat regelen we allemaal wel, joh. Die vrijheid van hem had ik nodig. Al had ik het achteraf gezien wel wat genuanceerder kunnen opschrijven.’

Guus Kuiper

Guus bij het shirt van Hennie Kuiper in diens museum

Niet doen wat moet/hoort
‘Ik zet me af tegen mensen die ‘meedoen met wat er moet.’ Zo van: als ik niet schrijf wat een voetballer, wielrenner, voorzitter van Ajax of Feyenoord wil, dan kom ik er niet in. Maar ik dacht: ach, dan kom ik er maar niet meer in. Ik heb vaak genoeg beleefd dat ik door dat onafhankelijkheidsgevoel in voetbalstadions ben geweigerd. Het is ook heel moeilijk, een tweestrijd. Omdat je toch voor je krant een stuk moet schrijven, maar je tegelijkertijd onafhankelijk wilt blijven. Veel mensen vonden mijn stukken ook niet leuk. Ze hebben liever dat je positief bent over dingen, maar ik probeerde toch kritisch te blijven.’

Verstandhouding met Louis van Gaal
‘Zoals ik al zei, met die kritische houding maak je niet alleen maar vrienden. Ik heb ook weleens problemen met Louis van Gaal gehad. Na een Europa-Cupwedstrijd, Ajax verloor toen met 3-0, tegen Parma geloof ik. De thuiswedstrijd wonnen ze toen wel. Die week erop, kon ik hem interviewen. Ik was de eerste die een interview met hem kreeg. Als je met 3-0 verliest, uit bij Parma, dan is dat als Ajax zijnde natuurlijk… Van Gaal zei: ja maar heb je gezien hoe ze voetbalden? Ik zei, ja, maar, nou en? Dan doe jij dat toch ook. Ze verdedigden meer, gingen dan counteren, en kwamen er zo snel uit. Die Italianen hadden toen een fantastische voetballer, Zola, en nog een Colombiaan, Asprilla, die heel snel was. Ze kwamen eruit en scoorden drie keer.’

‘Ik zei: dan doe je dat ook, dan ga je toch ook verdedigend spelen en dan erover heen. Ik snap best dat je aanvallend wilt voetballen, maar dat is soms ook naïef. En toen zei hij heel eerlijk: ja, maar dat kan ik hier niet verkopen. Wij kunnen niet in de Meer verdedigend gaan spelen. Dat pikt het publiek niet. Met Louis kon je een prima gesprek voeren. Gewoon discussiëren. In persconferenties moest je er niet tegenin gaan, want dan werd hij hels. Maar één op één kon je prima met hem praten.’

‘Van Gaal wilde altijd dat wanneer ik het had opgeschreven, dat hij het eerst kon lezen voor de publicatie. Hij had toen eigenlijk maar een paar veranderingen. Overal waar ‘ik’ stond, moest ‘wij’ worden. Dat hij niet die mening had, maar de hele club.’

Europa-Cup finale van ’95
Toen ze ooit een keer de finale wonnen, Ajax, in ’95. Toen deed mijn favoriete speler bij Milan niet mee, Savicevic. Ik zat op de perstribune, toen kwam Tom Egbers, van de NOS kwam naar me toe, hij zei: Savicevic doet niet mee. Oké, dan ga ik weer naar huis, zei ik, en stond op om weg te lopen…’

‘Ajax won toen, door een puntertje van Kluivert. Maar AC Milan had net zo goed 4-0 kunnen winnen. Van der Sar haalde prachtige ballen eruit. Om onverklaarbare redenen, hij was gewoon een erg goede keeper. Tweede helft puntertje van Kluivert en daar bleef het bij. Na afloop vroeg ik van Gaal tijdens de persconferentie of het nog uitmaakte of Savicevic niet mee deed bij Milan. Toen zei hij, wij praten niet over één speler. Ik heb toen geschreven dat Ajax niet zijn beste spel had, en dat het niet de beste wedstrijd was, trouwens van beiden. Het was gewoon saai.’

‘Ik weet nog wel, op de heenweg mocht ik niet mee in het vliegtuig van Ajax, want ik was niet pro Ajax. Dat was een vlucht met de spelers, sponsors, zo’n 25 journalisten en het bestuur. Van Gaal had toen geregeld dat ik niet in dat vliegtuig zat, omdat ik te negatief was over Ajax. Vond hij. Terwijl ik het hele jaar overal mee naar toe was geweest. Ineens moest ik toen in een ander vliegtuig naar Wenen, met verslaggevers die nog nooit bij Ajax waren geweest, laat staan bij een voetbalwedstrijd.’

‘Uiteindelijk mocht ik bij de terugreis wel mee. Dat beschouwde ik als een soort overwinning. Er kwamen toen op de terugvlucht bestuursleden van Ajax naar me toe. Die hun excuses aan mij gingen aanbieden omdat ik niet mee mocht in het vliegtuig. Het is een voorbeeld, vooral vanuit Van Gaal: als je niet voor ons bent dan ben je tegen ons. Terwijl ik gewoon opschrijf wat ik zie.’

Niet door van Gaal in keurslijf te krijgen
‘Ik heb weleens gehoord dat Piet Schrijvers, die werd trainer bij FC Wageningen – een jaartje of halfjaartje heeft dat geduurd – dat alle auto’s van de spelers met hun neus dezelfde kant op moesten staan. Hebben ze in Wageningen gezegd: wat is dit dan, ga jij maar weg. Dat is het idee, dat alle journalisten, volgens Van Gaal, maar voor Ajax moeten zijn. Ik kan me voorstellen dat Van Gaal dat wil. Dat Ajax dat wil. Maar mij krijg je niet in dat keurslijf. Daar ben ik wel tevreden over, dat ze me niet in het keurslijf krijgen. En dat je toch iemand bent waar ze op letten.’

‘Lange tijd later, toen ik al lang niet meer met voetbal bezig was, kwam ik van Gaal nog eens tegen. Liep ik met Louis de trap af. Hij zei: ha Guus, lang niet gezien. Ik zei ja klopt, ik ben tegenwoordig ook coach. Toen was ik chef geworden. Hij was heel vriendelijk. Toen behoorde ik niet meer tot de mensen die hij moest sturen. Het zijn ook best prettige mensen, ook van Gaal, maar vanuit hun functie moeten ze zorgen dat iedereen op hun hand is. Echte vriendschappen heb ik niet opgebouwd in de voetbalwereld.’

kati en Guus

Guus met Katarina Witt

Joop Zoetemelk
‘Ik heb meer met wielrenners banden opgebouwd dan met voetballers. Dat is toch een ander soort mensen. Die renners hebben me wel echt echt belogen. Omdat ze doping gebruikten, en over winnen en verliezen onderhandelden, en dat niet durfden te zeggen. Als ik Joop Zoetemelk tegenkom, dan zegt hij, hé Mark, omdat hij niet meer weet hoe ik heet. Maar met al die mensen kan ik nu heel goed opschieten. Al heb ik toen altijd heel kritisch over wielrennen geschreven en soms ook echt botste met dezelfde mensen.’

‘Die topsportwereld, concurrent van elkaar zijn, ervoer ik ook in de competitie tussen de kranten. Zeker de Telegraaf en de rest. Als zij iets weten, willen ze dat als enige of als eerste weten. Mij interesseert dat niet. Ik schrijf liever een verhaal met nuance erin. Als iemand doping gebruikt als topsporter, dan ben ik niet geïnteresseerd in dat die topsporter dat doet, maar wel in waarom hij of zij dat doet. Die topsporters die staan altijd onder zo’n enorme druk, dat kunnen mensen zich niet voorstellen. Ik heb daar altijd kritisch naar gekeken.’

Terug naar de jeugd in Bennekom
‘Het kritisch naar sport kijken is denk ik ook ontstaan in dat dorp, in Bennekom. Sport was iets heidens in die tijd. Dat je niet mag voetballen op zondag. Misschien heb ik daardoor altijd het idee gehad kritisch naar sport te kijken. Niet naar bewegen. Kijk, bewegen is bewegen. Maar topsport is anders. Ik weet intussen uit ervaring dat topsport niet zo gezond is. Kijk, je kan een gouden medaille halen, of drie, en dan op een gegeven moment op je 35ste ben je klaar. Of je lichaam is kapot, of je bent klaar. Dat sterke verlangen naar iets wat het hoogst haalbare is. Het kost alleen maar pijn, topsport. Je bent alleen maar aan het trainen, en aan het strijden, en alles er voor laten. En dan lukt het niet. En dan ben je op je 35ste klaar en dan moet je stoppen, waar heb je het dan voor gedaan. Of je bent op je 20ste klaar door een blessure. Wat doe je dan, als je daarvoor alles ervoor hebt moeten laten?’

Guus zijn kritische houding richting topsport is opmerkelijk te noemen, vanaf de buitenkant. Omdat hij er zelf altijd over heeft geschreven. Bepaalde zaken in het leven van Guus hebben hem gevormd en doen relativeren. Zijn gereformeerde achtergrond is al genoemd, maar zijn scheiding, twee burn-outs en zijn ernstig ziekbed hebben hier ook zeker invloed op gehad.

‘Ik heb problemen gehad na een relatie die uitging. Toen werd ik redelijk depressief. Je kan dan een uitweg zoeken in drank en drugs. Ik zocht mijn uitweg vooral in boeddhisme. Dat boeddhisme heb ik daarna lang losgelaten en me bijna obsessief op mijn journalistieke werk gestort tot ik alles weer op de rails had. Vlak voor mijn pensioen kwam het boeddhisme weer op mijn pad. Het begon weer te kriebelen. Toch dat verlangen naar een kerk, wel zonder een god, maar toch een bepaalde zoektocht. Een zoektocht met vrijheid, zoals dat in het boeddhisme kan. In die zoektocht zit ik nog steeds.’

OldStars walking football spreekt me veel meer aan dan topsport
‘Ik had een probleem op het eind van mijn carrière, dat ik mijn hele leven over sport had geschreven. Mijn probleem vond ik toch wel, dat ik zo geobsedeerd was door strijd en competitie. Dat ik dat altijd mooi vond. Hoe mensen elkaar verrot schoppen. Dat voelde niet lekker. Je kan beter vriendelijk met elkaar omgaan. Kijk naar walking football. Wat mensen mij vertellen. We gaan anderhalf uur spelen, en dan lekker een kopje koffie met elkaar drinken. Of je nou gewonnen hebt of verloren, dat maakt dan niet meer uit. Dat is veel leuker toch, en past veel meer bij mij, en bij de boeddhistische leer, de dharma.’

Op Guus zijn manier met pensioen  
‘Zeven of acht jaar geleden merkte ik dat ik uitgeblust begon te raken. Zeker van de competitie om goede stukken te schrijven. Kreeg last van mijn hart, hartkloppingen enz. Ik werd zelfs aan mijn hart geopereerd. Toen ik thuiskwam van m’n vakantie in Egypte, heb ik toen onmiddellijk een berichtje gestuurd van: ik ben klaar, ik kom niet meer. Ik weet nog wel dat de toenmalige, nieuwe hoofdredacteur eens tegen me zei: ja maar Cruijff heeft wat geschreven, jij moet daarover een stuk schrijven. Toen zei ik: nou, ik doe het niet. Ja maar het moet. Ik doe het toch niet. En ik was niet bang. Ik zei: ik doe het niet. Iedereen zei: jij moet het doen. Ik zei: ik doe het niet. Anderen waren wel bang en gingen dan ineens schrijven. Ik bleef onafhankelijk. Ze wilden me toch niet kwijt. Toen ben ik gestopt, met pensioen gegaan.’

Daar komt ineens die jongen uit het eerste van Bennekom terug die weigert in het trainingspak van de sponsor te lopen. Die zijn eigen koers vaart. Die op zoek is naar antwoorden op het leven, naar zichzelf, naar rust. Inzichten probeert te vinden in het boeddhisme op vragen als waarom hij op deze aarde is. Bepaalde zaken een plaats kunnen te geven. Het wegzetten van een verlangen, misschien wel naar een verlangen naar erkenning en waardering. Wat ontbrak in de calvinistische gereformeerde jeugd.

OldStars lijkt niet bij toeval op het pad van Guus van Holland te zijn gekomen. Ontspanning, lachen, ouwehoeren, liefde voor het spelletje, voetbalanekdotes delen van vroeger, en gewoon met een bakje koffie in de kantine praten over alles wat een mens bezighoudt. Dat is wat OldStars kenmerkt. Weet Guus nu ook.

Guus wil zelf nog het OldStars walking football toernooi noemen bij RCL Leiderdorp: 8 mei, waarbij veel teams (24?) kunnen meedoen en er geld wordt opgehaald voor KIKA in de strijd tegen kanker. Meer informatie volgt hierover.

Het OldStars team wenst Guus een mooi debuut en een ontspannende OldStarscarrière. Met dezelfde ontspannen glimlach die hij tijdens dit interview geregeld liet zien! 

Charley van de Weerd, eens en altijd de beste van FC Wageningen

13 sep

Op 13 september 2013 werd op de Wageningse Berg een reünie gehouden: ‘BallenopdeBerg’, ter nagedachtenis aan de glorietijden van FC Wageningen. De beste voetballer die Wageningen heeft gekend, was Charley van de Weerd. Hij was mijn jeugdheld. Hij overleed in februari 2008. In 1992 ging FC Wageningen failliet. De club van Charley, van zijn neef Ton van de Weerd, van Wim Bleijenberg, Epi Drost, Fritz Korbach, Gerdo Hazelhekke en andere groenwitte helden werd uit het betaald voetbal gestoten. In 1992 ging ik voor NRC Handelsblad met Charley terug naar de Wageningse Berg. Een onvergetelijke ervaring.

Door onze redacteur Guus van Holland

In de historie van ruim tachtig jaar voetbal in Wageningen speelde Charley van de Weerd de hoofdrol. Hij bepaalde tussen 1939 en 1962 het gezicht van de club, die het merendeel van het bestaan overigens in de eerste divisie doorbracht. FC Wageningen is failliet en kreeg geen licentie meer. De eens onneembare veste, het meest idyllische stadion van Nederland, de Wageningse Berg, is verlaten.

WAGENINGEN, 13 aug. 1992. Als we de Generaal Foulkesweg oprijden, de weg vanuit de stad de Wageningse Berg op, doemen de eerste herinneringen op. Voor elke thuiswedstrijd, voor elke training fietste hij de berg op. Zo begint Charley van de Weerd spontaan te vertellen. Daar kreeg je sterke spieren van. Dan had hij de warming up er al op zitten als hij op het veld kwam. Drie tot vier keer in de week legde hij die weg af, bijna 22 jaar.
Charley
Hij herinnert het zich nog goed. Hoe de Wageningers met duizenden over de weg naar het hoog gelegen stadionnetje liepen of fietsten. Beginnend, onderaan, bij hotel De Wereld. En na afloop wandelden de vrouwen met hun kinderwagens vader tegemoet. Die sfeer. ‘Charley’ (Anthonius Johannes) van de Weerd (70), een begrip in Wageningen, een idool voor elke voetballer uit de omgeving, krijgt het er even warm van.

Achterop de fiets bij mijn vader ging ik vanuit Bennekom naar mijn eerste wedstrijd in het betaald voetbal. Jaren vijftig. ADO, met z’n internationals, kon kampioen worden op de Berg. Wageningen (toen nog geen FC) won, zoals Wageningen thuis vaak won van kampioenskandidaten. De bloemen konden worden weggegooid. Charley van de Weerd scoorde. Zoals altijd. Natuurlijk een linksbinnen, want alleen linksbinnens konden voetballen. Hij passeerde twee, drie spelers op de vierkante meter. En hij kon schieten. Met rechts en met links. En altijd nummer 10, in rode cijfers op het groen wit gestreepte shirt.

Wageningen won in het seizoen 1952/’53 op de Berg met 4-1 van Ajax. Ze praten er nog over. Maar in Amsterdam wonnen ze ook, met 2-1. “Scoorde ik ze allebei”, zegt Charley met Wageningse tongval, die ik als jongen van de streek goed ken. Hoeveel hij er in die legendarische wedstrijd maakte, is hij vergeten. “Een stuk of drie, denk ik. Want ik scoorde altijd. En veul.” Er waren wel 12.000 man tegen Ajax, mensen langs de kant op platte wagens en kisten. Het stond zwart van de mensen.

Hij kent ze nog, de Ajacieden. Dräger, Van Dijk, Boskamp, Van der Wel, Van Mourik, Leeser, Visser op het doel, Stoffelen, Van der Hoeven en Rinus Michels. Vond hij niks aan, als voetballer, die Michels. “Maar ja, hij liep in een gesmeerd elftal. Als je daarin speelde, hoefde ze je maar in te tikken. Hij was goed met de kop. Verder niks. Als hij bij Wageningen had gespeeld, had je nooit van hem gehoord.”

De wind ruist door de bomen rondom het rustieke stadionnetje. Het hek is dicht, voorgoed gesloten. Het huis naast het veld biedt geen uitkomst. Niemand thuis, geen sleutel. Hier woonde zijn opoe, merkt hij op. Ging hij als jochie van acht ’s zondags naar toe. Dan voetbalde hij er op het veldje naast het grote veld. Later het trainingsveld, waar Epi Drost als “jochie van 15 jaar op zijn gewone schoenen mee mocht doen en de spelers van Wageningen dol draaide”. Zo vertelt Charley met een gulle lach.

Van de Weerd heeft een tasje met knipsels meegenomen en vertelt. Over de beslissingswedstrijd die Wageningen in 1951 in de Rotterdamse Kuip tegen DWS moest spelen om het Nederlandse kampioenschap. Ze verloren met 1-0, door een “heel lullig rot goaltje”. Ze waren veel beter. Het publiek was op hun hand. Hij had de keeper nog bewusteloos geschoten met een van zijn befaamde kanonskogels. Een landskampioenschap van Wageningen, dat ontbreekt er eigenlijk aan. Hij heeft alleen de KNVB-beker gewonnen, twee keer.

Welk voetbalveld ligt er mooier dan de Wageningse Berg? Hoog tussen de bomen. Beneden stroomt de Rijn. Hij wijst op de watertoren, als een baken van verzet bij de entree van de Berg.

De herinnering aan 16 januari 1944 dringt zich bij hem op, twee dagen voor zijn 22ste verjaardag. “We speelden tegen Go Ahead. Ineens stonden er allemaal Duitsers om het veld. Ik zag het wel. Al die mensen die naar de uitgang liepen, onder het voetballen. Ze werden allemaal gecontroleerd op een Ausweis. En ik was de enige onderduiker op het veld. In de rust kwam mijn moeder de kleedkamer binnen. Die zegt tegen Van Tuil, de voorzitter, of ik niet met een blessure kon uitvallen, met de ziekenwagen weg kon. Nee, daar had hij wel iets anders voor.”

Na de wedstrijd werd hij verstopt onder een toonbank waar ze limonade en bier verkochten. Planken ervoor. En wachten. “Ik hoorde ze komen, bons, bons met die laarzen. Uiteindelijk vonden ze me toch. Ik werd het veld opgesleept, tussen de andere mensen gezet en overgebracht naar de Gestapo in Arnhem.”

In nog hetere tijden van de oorlog sliep hij op de Berg. Dan bivakkeerde hij onder een dekentje op de tribune. Of dook hij onder op een zoldertje boven de kleedkamer. Zodra er in de stad het gerucht ging dat een razzia dreigde, verdween hij naar de Berg. Zijn Berg, waar hij zich veilig voelde tussen de lucht van leer en touwen netten.

Na de evacuatie van Wageningen werd het stadion totaal ontredderd teruggevonden. Alles was verdwenen en in het veld werden loopgraven en schuttersputten aangetroffen. Maar het voetballeven ging door. En beter dan ooit. In 1948 won Wageningen de KNVB-beker voor de tweede keer. De glansperiode van Charley van de Weerd was aangebroken.

Van de Weerd werd uitgenodigd voor de selectie van het Nederlands elftal. Twee jaar lang ging hij elke dinsdag naar Amsterdam naar de centrale training. Onder leiding van Jaap van der Leck. Hij trainde met Lenstra, Terlouw, Biesbrouck, Schaap, maar hij speelde nooit in het Nederlands elftal. Toen hij de kans kreeg, werd Kuneman van HBS opgesteld. “Die kon er niks van, maar ja hij was van HBS uit Den Haag, hij lulde zich er wel in. En ik kwam uit de provincie. Zo gaat dat.”

Hij hield er in elk geval een speldje aan over. Een leeuwtje met een roodwitblauw vlaggetje eronder en de letters NED. ELFTAL TR., TR van training. Hij speelde vijf keer in het voorlopig Nederlands elftal, twee keer in het B-elftal, vier keer in de Zwaluwen. Hij werd regelmatig gekozen tot beste speler van Oost-Nederland. Soms komt hij ze nog tegen, de grote jongens van vroeger. Aardige jongens, zoals Guus Dräger van Ajax. En Abe Lenstra, een hele luie. Maar aardig. Later kwam Abe nog bij hem in de sportzaak om zijn schoenenmerk van Quick te verkopen.

En Cor van der Hart. “Dat was een vreemde. Die zag me niet staan. Ik heb hem eens bij Fortuna’54 driemaal gepasseerd én gescoord. Vond-ie niet leuk.” Maar verder was ’t wel een goede voetballer. En Frans de Munck, de legendarische doelman, was ook een hele goeie: “Wel een ijdeltuit. Later verfde hij zijn haar.”

West Ham United benaderde hem voor een profcontract. Van de Weerd wilde niet uit Wageningen weg. Hij kreeg bezoek van een man uit Italië. “Hij sprak Hollands, maar hij had een speldje van Inter op. Dat had ik wel gezien. Hij zei dat ze me al twee seizoenen observeerden. Ze zochten zo’n soort voetballer. Een die het spel maakt en veel scoorde. Maar ik durfde niet. Helemaal met de trein naar Milaan. Jong, daar kon ik toch niet aan beginnen. En in Italië, daar gooiden ze je op het veld met flessen dood.”

Het beroepsvoetbal deed zijn intrede in Nederland. Van de Weerd ging voor De Graafschap spelen. Voor een tientje of vijf per wedstrijd. “En dat was wat in die tijd. Ik werkte in een garage voor 38,50 (guldens) per week. Kun je nagaan. Ik kon een nieuwe haard kopen.”

Na twee jaar ging hij terug naar Wageningen. Omdat hij er een sportzaak kon overnemen, een winkel die nog altijd bestaat, aan het Salverdaplein. Bij De Graafschap geloofden ze niet dat hij dáárom terugging. “Ik heb de hoofdinspecteur van politie in Wageningen nog gevraagd dat in Doetinchem uit te leggen.” Hij kon er echt niet blijven voetballen. Stel je voor, in die tijd. Niemand uit Wageningen zou bij hem voetbalspullen kopen, omdat hij in Doetinchem speelde. Hij zou een verrader zijn, “een vuile overloper”.

Hij speelde zijn eerste wedstrijd in het eerste toen hij 17 jaar was. Als linksbuiten scoorde hij bij zijn debuut tegen Tubantia driemaal. Want hij scoorde altijd. Ruim 22 jaar later nam hij afscheid, op zijn veertigste. Hij had eerder willen stoppen. “Maar ze zeiden nog niet zonder mij te kunnen.”

Waarom de kampioenen uit het westen met knikkende knieën naar de Berg kwamen? Ze stroopten hun mouwen op: Henk Looijs, Wim Vermeer, Wim Zeller, Job Jansen, Reijer Jansen, Joop Gieltjes, Hennie van der Heijden, André Leander, Frans Beijer, Selis Drost (de vader van Epi), Wim ‘de Kont’ Bleijenberg, die later naar Ajax ging. Van de Weerd niet, hij was geen werker. Hij hield van mooi voetbal. Maar hij scoorde wél. Altijd. Hoeveel weet hij niet. “Honderden. Tegenwoordig heb je van die slimmeriken die het bijhouden.” Een ‘slimmerik’ van toen telde 281 doelpunten in officiële wedstrijden in het eerste van Wageningen en 19 in vertegenwoordigende elftallen.

De Wageningse Berg, de zelfingenomen heren van de KNVB en die lui uit het westen met hun grote mond over patserige stadions in Amsterdam en omstreken, talen niet naar traditie. Eigenbelang. Charley van de Weerd zegt er niet wakker van te liggen. Maar wanneer ik hem vraag afscheid te nemen van de Berg, draait hij zich om en wijst naar het veld. Dat liep vroeger af. Dat wisten ze als ze moesten tossen. Dat veld was zanderig. De wedstrijd werd daarom nooit afgelast. Dat was vaak een voordeel. Dat maakte de Berg onoverwinnelijk.

Hij ging nog vaak kijken als FC Wageningen speelde. Hij had een hoofdtribunekaart. Hij wijst naar het businesshome. “Al goud wat er blinkt, het plafond is van koper.” Hij ziet de reclameborden rondom het veld. Sponsors genoeg. “Maar een seizoenkaart voor oud-spelers als Henk Looijs, Wim Vermeer of voor mij kon er nooit af. Ik geloof dat het bestuur Charley van de Weerd niet eens kende.”

Hij droomt verder. Wat komt er voor in de plaats? Huizen? Of gaan ze er popfestivals houden? Het veld is groen, het gras ligt er goed bij, het is net gemaaid. Maar de Wageningse Berg zal leeg blijven. Er zal nooit meer een Charley van de Weerd zijn.

%d bloggers liken dit: