Archief | atletiek RSS feed for this section

Olga Commandeur golft: ‘Ik dacht dat talent normaal was’

24 feb

Bewegen loopt als een rode draad door haar leven. Zo weet Olga Commandeur, eens een succesvol atlete (hardlopen en meerkamp), nu al jaren presentatrice van het populaire televisieprogramma ‘Nederland in beweging’. Ze golft sinds 13 jaar. Enthousiast, hoe lastig ze ook elke keer weer golf vindt. ,,Het is het meest uitdagende, meest intrigerende, maar ook het meest frustrerende spel dat ik ken.’’

Mogelijk heeft zij in haar jonge jaren als atlete harder getraind dan ze wilde. Olga Commandeur had veel talent, vergelijkbaar met dat van het tegenwoordige rolmodel van de Nederlandse atletiek Dafne Schippers. Ze was kampioene op de 800 meter, de 400 meter horden en de vijfkamp. Ze was op verschillende onderdelen recordhoudster en kreeg in 1975 de Tom Schreurs Prijs, als hét talent van het jaar. Totdat ze blessures (aan rug, enkel en knie) kreeg en het plezier in sport verloor omdat ze ineens moest. Ze moest meer trainen, ze moest zich aan strakke trainingsschema’s houden. Ze moest van haar talent gebruik maken.

,,Ik dacht dat talent normaal was. Ik had voortdurend gewonnen omdat ik het normaal vond te winnen. Ik startte en won, zonder na te denken over mijn kansen. Toen ik er iets voor moest doen, ging het mis. Ik werd fysiek beter, zo wezen de testen uit, maar mentaal niet.’’

Foto: Janus van den Eijnden

Foto: Janus van den Eijnden


Ze was pas achttien jaar. ,,Het plezier was weg. Het spontane, het jeugdige.’’ Ze werd klaargestoomd voor de Spelen van 1976, maar door lichamelijke ongemakken werd de weg naar Montreal versperd. Ze vocht terug, hoewel ze eigenlijk niet zo’n vechter is: het moet vanzelf gaan. Ze vond haar talent op de vijfkamp (tegenwoordig zevenkamp), mede door de overstap naar de Amsterdamse atletiekclub ADA, waar de sfeer haar streelde. Kortom: zonder plezier geen succes. De overstap leidde tot successen, maar door blessures toch minder waarop gehoopt was. Totdat na de Spelen van 1984 (halve finale 400 meter horden) haar kwetsbare knie haar dwong te stoppen. Ze werd docent Lichamelijke Opvoeding, dankzij haar opleidingen begin jaren zeventig aan het CIOS in Arnhem en de ALO in Amsterdam, maar ze moest na 13 jaar ook daarmee stoppen door een blessure.

Nu brengt ze haar ervaring als topsporter over op oudere mensen die ze nu stimuleert te (blijven) bewegen. Als vitaliteitscoach en -trainer probeert Olga ook ouders ervan te doordringen dat ze kinderen niet moeten dwingen. ,,Laat ze doen wat ze leuk vinden. Om oudere mensen in beweging te krijgen en te stimuleren kun je ze onder meer vragen: ‘Wat vond je nou leuk vroeger?’ Om zo het beweegvlammetje weer aan te wakkeren. Mijn boodschap: het maakt niet uit wát je doet, maar beweeg. Probeer veel verschillende sporten en ontdek wat jij leuk vindt. Ont-dek dus!’’

Vroeger vond ze golf een sport voor ouderen. Nu (57) ziet Olga in wat golf allemaal te bieden heeft. ,,Je bent buiten, in de natuur, je krijgt de broodnodige vitamine D. Als coach stimuleer ik mensen ook om naar buiten te gaan, dan zeg ik: ‘Benoem de dingen die mooi zijn.’ Daardoor krijgen ze meer waardering en bewondering voor dingen. Dat geeft een goed gevoel en ontstresst.’’ Zo heeft ze dat zelf ervaren, vooral tijdens haar talrijke golfrondjes. ,,Ik heb een hele andere kijk gekregen op golf dan 13 jaar geleden. Het is altijd een geweldige ervaring. Met altijd weer nieuwe uitdagingen.’’

Ze had vroeger, rond haar dertigste, weleens ‘een lesje’ gehad. Maar ze beleefde er nog niet echt plezier aan. Toen ze haar huidige (al golfende) man 13 jaar geleden leerde kennen, veranderde er iets in haar beleving. Een weekendcursus in Zandvoort leidde meteen tot haar GVB en tot veel en fanatiek golfen met haar man. ,,Het competitiegevoel, het willen winnen zit er nog steeds in. We maken er altijd een wedstrijdje van, spelen altijd qualifying, altijd achttien holes. We spreken vooraf een bedrag af, de winnaar betaalt, de verliezer rijdt terug naar huis. Al het geld gaat in een potje voor een golfreisje. Bijvoorbeeld naar Zweden, een echt weids land met de ene golfbaan na de andere. Daar is golf een volkssport en is het zelfs op school een leervak.’’

Door golfen kwam ze ook weer in aanraking met haar lichamelijke kwetsbaarheid, vooral die linkerknie die dertig jaar geleden een einde maakte aan haar atletiekloopbaan. Beschadigd kraakbeen. ,,Iemand maakte mij erop attent dat ik bij de eindswing mijn linkerbeen ontzie, ervan wegdraai, in plaats van mee naar voren beweeg. Daardoor besefte ik ook heel goed dat als bewegen pijn doet, ga je het uit de weg, dan beweeg je niet soepel mee. Dan haak je af. Zeker op hoge leeftijd. Daarom sta ik nu op de nominatie voor een nieuwe knie. Nu al.’’

Het enthousiasme voor bewegen, voor golf dus, druipt er van af. Nog beter golfen, handicap omlaag (nu 20.5, was 19), winnen, maar wel plezier blijven beleven. Ze kwam in aanraking met Auke Hempenius, golfdocent die Inner Genius Golf in Nederland introduceerde na een verblijf van 25 jaar in de Verenigde Staten. ,,Hempenius zegt: ‘Het merendeel van de mensen is zich heel weinig bewust van de eigen golfswing, weten niet waar de golfclub en het clubblad zich bevinden. De golfswing kun je beleven. Het is een swing van 540 graden, een energiebaan die je kunt voelen’. Auke zag me en zei: ‘We gaan met jouw slag aan de gang.’ Ik heb een paar lesjes van hem gehad. Het is wonderbaarlijk wat je met zijn manier van aanpak bereikt. Het gaat gewoon gemakkelijker.’’

,,Oefenen, oefenen, oefenen. Veel doen, doen, doen. Altijd maar doen en bewegen.’’ Het lijkt haar lijfspreuk: doen en bewegen. ,,Zeker als je ouder wordt, moet je meer oefenen, meer doen. Anders word je minder, minder soepel, stijver. En het moet wel leuk blijven, er moet plezier zijn. Dat heb ik wel geleerd doordat ik aan topsport heb gedaan. Zonder plezier wordt bewegen een opgave. Dan ben jij je grootste tegenstander.’’
——————————————————————————————————-
OLGA COMMANDEUR (IJmuiden, 1958) is een oud-atlete. Ze stond van medio jaren zeventig tot begin jaren tachtig te boek als een groot talent. Ze beschikte over veelzijdige aanleg voor verschillende atletiekonderdelen. Vooral op de loopnummers 400 meter horden en 800 meter behaalde ze successen. Als enige Nederlandse atlete vestigde zij ooit een officieel wereldjeugdrecord op de 800 meter. Olga werd zesmaal Nederlands kampioene op individuele nummers. Vervolgens richtte zij zich op de meerkamp. Door overbelasting moest ze daarmee stoppen. Ze nam deel aan de Olympische Spelen van 1984 in Los Angeles, waar ze tot de halve finale doordrong en zesde werd. In 1985 werd ze door de opeenstapeling van blessures gedwongen te stoppen met atletiek. Tegenwoordig is zij bekend door haar dagelijkse presentatie van het televisie-programma ‘Nederland in Beweging’. Zij geeft tevens als vitaliteitscoach presentaties en verzorgt programma’s en trainingen met als thema gezond bewegen. In samenwerking met Yalp heeft Olga al 54 Olga Commandeurpleinen in Nederland, dat zijn beweegpleinen voor ouderen.

Dit interview is gepubliceerd in GolfersMagazine nr. 1 2016

Dafne Schippers: hoogste vorm van uitmuntendheid

29 aug

dafne

Kijken naar de wereldkampioenschappen atletiek is kijken naar de hoogste vormen van uitmuntendheid. Jonge mannen en vrouwen die laten zien hoe mooi, sterk en snel hun lijf is geworden door zich dagelijks buitensporige fysieke en mentale inspanningen te getroosten. Kijk eens hoe voortreffelijk ze zijn, nog beter dan anderen, nog sterker en sneller. Nog mooier. Alsof excellentie bijdraagt tot voortdurend, oneindig geluk. Soms lijkt het zo.

Deze overpeinzing kwam bij mij op toen ik Dafne Schippers naar de wereldtitel op de 200 meter zag snellen. Een blond godenkind op lange, fraai en gespierd gestileerde benen, die hemel en aarde bewoog om toe te kunnen treden tot het domein van uitverkorenen. Bijna niemand (in binnen- en buitenland) die haar uitzonderlijke bewegingen volgde, kon gevoelens van bewondering én verwondering onderdrukken. Dit was bijzonder. Dit was nog niet vertoond. Woorden schoten te kort. Verslaggevers, commentatoren en analisten troefden elkaar af in krankzinnige superlatieven. Emoties doen rare dingen met mensen.

Ik voelde tranen opkomen. Waarom? Was het mijn vereenzelviging met haar bijzondere triomf? Wilde ik zelf ook zo winnen, van wie dan ook? Altijd, elke dag, van iedereen die me voor de voeten loopt. Was het haar onderkoelde, nog niet begrepen succes dat mij raakte? Of was het de manier waarop haar familie Dafne omhelsde? Emoties zijn moeilijk te doorgronden.

Nee, niet omdat Dafne een Nederlandse is. Ik voelde ook tranen bij demonstraties van een uitzonderlijk talent als Michael Jordan, toen ik hem begin jaren negentig in Chicago van nabij zag springen, dribbelen en scoren. Bij Tiger Woods op de Masters tien jaar geleden, bij Pelé toen ik hem op het WK van 1958 op de televisie zag schitteren, bij Greg LeMond in de afsluitende tijdrit van de Tour van 1989 in Parijs, en bij anderen. Ik raakte geëmotioneerd toen ik deze mensen zag excelleren en op hun eigen wijze daarvan zag genieten. Ik noem het gemakshalve identificatie. De vereenzelviging met mensen die een excellente prestatie neerzetten – en nauwelijks beseffen welke momenten van geluk ze mensen bieden.

Jarenlang heb ik mij proberen af te wenden van emoties zodra een sportprestatie mij in het hart of in de onderbuik raakte. Soms tevergeefs. Afweer was mijn beste wapen, met cynisme als het gemakkelijkste afweermechanisme. Of was het een zelfverheffingsmotief?

Ik was journalist, verslaggever, analist. Mij was door ervaren collega’s en chefs gemaand professioneel afstand te bewaren, mij te beperkten tot feiten en liefst argwaan te tonen bij alles wat op overschrijdende prestatiedrang wees. Topsporters zijn uitslovers. Topsporters dien je te wantrouwen, ze zijn te allen tijde bereid om te frauderen, grenzen te overschrijden, zeg maar zich altijd te bedienen van illegale middelen zoals doping. Een journalist hoort argwanend zijn, was mij op het hart gedrukt. Ook een sportjournalist. Overal afstand en afweer. Maar ik heb altijd diep van binnen gevoeld dat een sportjournalist ook emoties kan (of moet) overbrengen. Liefst zijn eigen emotie.

Het was een worsteling tussen mijn romantische inslag en mijn (geconditioneerde) wantrouwen jegens de begerige sportmens. Mijn strijd is nog niet voorbij. Ik besef terdege dat sportmensen bereid zijn voorbij grenzen (afspraken) te gaan zodra eeuwige glorie in het verschiet ligt. Ik probeer mee te voelen. En ik probeer ook mee te voelen met de sportmensen als ze verdacht worden gemaakt zodra ze excelleren. Dafne Schippers krijgt nu in de buitenlandse pers over zich heen wat andere buitenlandse winnaars over zich heen kregen (en nog steeds krijgen) van de Nederlandse pers. Een blonde Nederlandse die zwarte concurrenten de baas is. Hoe zouden de Nederlandse media hebben gereageerd als Dafne een Duitse, Amerikaanse of Russische was geweest? Wat niet van ons is, is verdacht. Wat wel van ons is, sluiten we beschermend en liefdevol in onze armen.

Hoewel een mannetje op mijn schouder me voortdurend influistert dat wat ik in de sportarena zie niet deugt, voelde ik mijn hartslag versnellen en zei ik tegen mezelf: ‘Dit is bijzonder, dit heb ik nog nooit gezien, dit zijn mensen die mij opwinden, dit raakt mij en schakelt gelukkig even mijn scepsis uit.’

De voetbalwereld is verdorven, vooral door de ongelijke verdeling van geld, door verregaande spelverruwing, commercialisering, verdwijnende binding met club en supporters en jacht op het grote geld. De wielersport is zo ondoorgrondelijk geworden door verkapte doping, onderlinge afspraken en belangenverstrengelingen. Atletiek, met al haar onderdelen, is als sport geen haar beter. En toch is er hoop. Dat de meeste atleten hun kracht, snelheid en gedrevenheid putten uit natuurlijke middelen, althans middelen die niet verboden zijn. Dat altijd wel ergens in de wereld een natuurtalent opstaat, dat op basis van eigen middelen en sportiviteit anderen de baas is.

Atletiektoernooien die tot de verbeelding spreken, zijn er heel weinig. Eens in de twee jaar wereldkampioenschappen, eens in de vier jaar Olympische Spelen, tussendoor wat wedstrijden her en der, waar dan zonder media-aandacht ook grote prestaties worden neergezet. Van verzadiging is bij atletiek niet gauw sprake. Atleten kunnen zich in betrekkelijke rust voorbereiden op een belangrijk toernooi. Pieken op het juiste moment. Met explosieve aandacht tot gevolg. De media putten zich dan na een lange periode van stilte en afstand niet alleen uit in superlatieven, radeloos zoeken ze naar verklaringen.

Dafne weet nog niet wat over haar heen zal komen. Hier wordt ze al de Sportvrouw van het Jaar genoemd, daar wordt ze al benoemd tot Sportambassadrice van Nederland, dan weer wordt ze De Held van de Eeuw, dan weer dient ze een koninklijke onderscheiding te krijgen of staat nóg een multinational klaar om zich van haar mooie gezichtje te bedienen ter verspreiding van een commerciële boodschap. Want op de Olympische Spelen wordt ze definitief onze held, ons affiche, ons product. Dat heet investeren – of domweg uitbuiting.

Dafne Schippers wordt bestempeld als een nuchtere vrouw, omdat ze als atlete misleidende aandacht naast zich neer kan leggen. Vandaar ook haar zeldzame prestaties. Ik hoop dat ze kan blijven wie ze is. Gewoon een leuke vrouw die vreselijk hard kan lopen. Ik hoop dat iedereen van haar afblijft. Niks held, niks bovennatuurlijk. Gewoon een mooi mens.

Ze weet nog niet wat ze ons allemaal aandoet. Het besef komt met de jaren. Laat haar met rust, geef haar de vrijheid – daarin gedijt ze het meest. Ook natuurtalenten hebben recht op privacy. Haar managers bezweren dat Dafne zich niet gek laat maken. Dat is eerder gezegd, over nóg grotere talenten.

Deze column is gepubliceerd op http://www.sportenstrategie.nl/

Elke dag bruine bonen en levertraan

9 okt

Dit interview verscheen op 2 januari 1999 in NRC Handelsblad: vier sporthelden bij elkaar in Hotel des Indes in Den Haag. Nu zijn ze alle vier overleden.

Wie is de sportman van de eeuw? Jeen van den Berg (70), Fanny Blankers-Koen (80), Jan Derksen (80) en Cor van der Hart (70), vier sporters die het grootste deel van de 20ste eeuw hebben meegemaakt, kiezen hun favoriet. Een gesprek over het einde van de amateursport, doping, liefde voor de sport en poseren in Playboy.

Jeen van den Berg

Jeen van den Berg

Door Guus van Holland en Arjen Ribbens

Samen zijn ze driehonderd jaar oud en goed voor een museum vol bekers en medailles. Voetballer Cor van der Hart en schaatser Jeen van den Berg hebben de leeftijd der sterken bereikt, atlete Fanny Blankers-Koen en wielrenner Jan Derksen de leeftijd der zeer sterken. De jeugdige gerant van Hotel Des Indes in Den Haag heeft geen idee wie de vier bejaarde, maar nog springlevende gasten zijn. De jongeman weet niet dat in de jaren vijftig geen voetballer zo hard en zuiver kon schieten als stopperspil Cor van der Hart. Dat Jeen van den Berg de snelste man op schaatsen was in de Elfstedentocht van 1954. Dat Jan Derksen vele jaren onklopbaar was op de wielerbaan. Alleen de naam van Fanny Blankers-Koen zegt de gerant nog iets. ,,Won zij niet vier keer goud?”

Bijna een halve eeuw na hun sportieve gloriedagen treffen zij elkaar in de lobby van het Haagse etablissement. De bijeenkomst blijkt een ontmoeting van oude vrienden te zijn. Met zoenen en omhelzingen verwelkomen de sporters elkaar. Voor ze aan de lunch beginnen passeren een knieoperatie en ander lichamelijk ongemak de revue. Totdat Fanny Blankers-Koen het welletjes vindt: ,,Jongens, niet over kwalen praten.”

Aan tafel mogen ze verder praten. Eerst over hoe het allemaal begon. ,,Och, heden, dat wordt oude koek”, lacht Fanny. Ze vertelt dat ze in Hoofddorp woonde, nooit het tuinhekje open deed maar er altijd over heen sprong. Hoe ze op haar handen kon staan. Daarom mocht ze naar de gymnastiekvereniging. Ze was nog geen zes. Als het heel mooi weer was, deed ze buiten met haar vader oefeningen. Een beetje verspringen, hardlopen. Als het regende gingen ze binnen turnen. ,,Zonder op te scheppen, ik kon alles goed.’

Ze was een jaar of vijftien toen ze op Koninginnedag een hardloopwedstrijd won. En op haar zeventiende deed ze voor het eerst mee met districtskampioenschappen. ,,Het wordt een eentonig verhaal, want die wedstrijd ging ook heel goed”, zegt ze verontschuldigend. ,,Zwemmen kon ik ook goed. Maar ik had toen een badmeester bij de zwemvereniging die zei dat ik moest kiezen welke sport ik zou gaan doen. Ik heb toen voor atletiek gekozen en ben in Amsterdam lid geworden van ADA.”

Vijf kwartier op de fiets vanuit Hoofddorp naar Amsterdam en vijf kwartier terug. Niet altijd leuk. Op de atletiekbaan bleek dat ze ,,longen als blaasbalgen” had, door al dat zwemmen natuurlijk. ,,Mijn eerste spikes waren krijgertjes, maat 46. Ik heb ze aangetrokken, maar wel met enorme plukken watten voorin. Toen ik won, werd er gezegd: ‘Het is oneerlijk, je spikes waren al door de finish en jij zelf nog niet’. Toen mijn vader zag dat ik op die veel te grote schoenen kon winnen, kreeg ik nieuwe spikes. Ik ben daarna 800 meters gaan lopen en brak zelfs het nationaal record. In het begin was het me nergens anders om te doen. Ik wilde altijd winnen.”

Cor van der Hart

Cor van der Hart

Cor van der Hart begon op straat te voetballen. Waar anders? Op zijn tiende werd hij net als zijn vader en diens broers lid van Fokke, in Amsterdam, daar waar het nu Overamstel heet. Dat heeft één jaar geduurd. Want een scout van Ajax, Theo Schetters, nodigde Cor uit voor een proefwedstrijd. Op een woensdagmiddag moest hij samen met 300 andere jongetjes een wedstrijdje spelen. Uiteindelijk werden er twee uitgehaald: Rinus Michels en Cor van der Hart. ,,Als zeventigjarige is dat toch wel typisch, als je daarop terugkijkt”, zegt Cor met gepaste trots. ,,Wij zijn toch min of meer geslaagd.” Als 17-jarige kwam hij ook in het eerste van Ajax. In 1947 werd hij meteen kampioen van Nederland. Tot zijn 22ste bleef hij, toen is hij naar Frankrijk gegaan. Mooie herinneringen. ,,Nou ja, tegen Heerenveen met 5-1 voorstaan en met 6-5 verliezen.”

Jeen van den Berg beleeft weer plezier aan de zege van zijn club Heerenveen op Ajax. Maar hoe zat dat met schaatsen? ,,Ach, ik kon helemaal niet schaatsen. Ik was een doordouwer. Ik had ook de spullen niet. Ik kwam uit een arbeidersgezin.’ Op zijn tiende kreeg hij nieuwe schaatsen. Veel te groot. Op school werd hij ermee gepest: ‘Jeen, kunnen we met je meeliften?’ Zoveel ruimte had hij achter over. De hakleren waren veel te lang. ,,Ik had eigenlijk de eerste klapschaatsen, want mijn voeten schoten steeds uit mijn schaatsen. Maar ik had wel een voordeel. Ik woonde midden in het watergebied. Ik had Ausdauer. Ik woonde ver van school vandaan en schaatste naar school. Zodra er maar even ijs lag, stond ik op schaatsen.” Zijn eerste Elfstedentocht reed Jeen in 1947.

Jan Derksen fietste als jongetje elke dag zo’n vijf kilometer naar school en terug. Hij woonde in De Lutte bij Oldenzaal. Die tochten leidden tot wedstrijdjes. En Jan won altijd. Zijn vader beloofde hem een racefiets als hij voor zijn examen slaagde. ,,Een fiets met dikke stalen wielen, meer kon mijn vader zich niet permitteren.”

Het gezin verhuisde naar Heiloo. Daar reed Jan als vijftienjarige zijn eerste wedstrijdjes op een grasbaan. In Alkmaar ging hij naar de wielerbaan om te kijken naar grote namen. ,,Omdat ik op de grasbaan veel won, kreeg ik mijn eerste baanfiets. Tachtig gulden, in 1940. Samen met Jan Pronk, die later nog wereldkampioen is geworden achter de grote motoren, won ik al als 15-jarige in Alkmaar een koppelwedstrijd waar grote namen aan meededen.”

En wielrennen op de weg? ,,Op de weg ging ik alleen trainen. Eén keer, in 1941, heb ik meegedaan aan het Nederlands kampioenschap op de weg. Arie van Vliet, ook een sprinter had zich ingeschreven. Hij daagde me uit. Voor een sprinter was 175 kilometer een heel eind. Ik werd vierde en als Schulte niet een combine in elkaar had gestoken, had ik gewonnen.”

Jan Derksen

Jan Derksen

Derksen wijdt uit over Olympische Spelen in 1940 die niet doorgingen. ,,Daar had ik als wereldkampioen bij de amateurs twee gouden medailles kunnen winnen. Dat is een domper in mijn carrière geweest.’ In 1938 had hij alles al gewonnen: Nederlandse titel, wereldtitel en nog veel meer. Toen de Spelen niet doorgingen, besloot hij prof te worden. ,,Wij hadden veel wedstrijden. Ik had in de oorlog een vergunning waarmee ik tot eind 1942 overal kon rijden. Zelfs in de hongerwinter.”

Zou u nu op dezelfde manier de top hebben kunnen bereiken?

Derksen: ,,In onze tijd trainden wij niet met gewichten. Geen krachttraining, was niet goed voor de souplesse. Wat Guus Schilling, onze trainer, zei was wet. Daarom waren Arie van Vliet en ik geen echte sprinters, ook al wonnen wij wereldtitels. Kijk naar die sprinters van nu, naar die dikke benen. Arie en ik konden ook lange afstanden rijden. Dat kan een echte sprinter niet. Ik trainde elke dag op de baan. Die strijd tussen Arie en mij was enorm. Daardoor hebben we het zolang volgehouden. In 1957 reden we nog de finale van het wereldkampioenschap. Samen waren we tachtig jaar.”

Blankers-Koen: ,,Ik trainde lang niet elke dag. In de zomer twee keer per week en in de winter één uurtje gymnastiek per week. In de winter werd de atletiekbaan ondergespoten, zodat er geschaatst kon worden. We hadden een hele lange wintertijd. In de zomer trainden we ook niet zoveel. Toen ik eens op een bijeenkomst van oud-kampioenen vertelde wat ik voor mijn medailles had gedaan, konden de mensen me niet geloven. Daar zaten allemaal atleten die heel serieus trainden. Die konden niet geloven dat ik tijdens het Europees kampioenschap in Oslo ook nog mijn dochter voedde, dat vonden ze prachtverhalen. Mijn dochtertje ging in een reiswieg mee naar wedstrijden. In de kleedkamer verschoonde ik ook de luiers. Ik maar sjouwen met dat kind. Dat had ik me nooit kunnen permitteren als ik tien keer in de week had moeten trainen. Als atletes nu een kind krijgen gaan ze er een seizoen uit.”

Van der Hart: ,,Ik kan me goed herinneren dat ik dagelijks bezig was met een bal. Er zat geen garagedeur meer onder het huis, omdat we er tegenaan stonden te lellen. Toen kon je nog op straat voetballen. Uren waren we bezig. Ik denk dat het voor jongetjes van tien tegenwoordig veel moeilijker is om zich helemaal op het voetbal te concentreren.”

En het geld?

Van der Hart: ,,Ik heb nooit een baas gehad. Ik heb me altijd afgezet tegen werken en met sport mijn geld verdiend. Ik ben naar de ambachtsschool geschopt om mijn diploma te halen. Maar ik was finaal tegen werken voor een baas. Ik heb altijd gedacht, hoe kom ik daar onderuit? En toen ben ik gaan voetballen. Ik spijbelde van school om te trainen. Als jongen stond ik vrijdagmiddag met kerels uit het eerste elftal van Ajax op het veld.”

Van den Berg: ,,Maar hoe verdiende je dan de kost, Cor?”

Van der Hart: ,,Ajax was altijd afdelingskampioen. Dat betekende dat we zes thuiswedstrijden om het kampioenschap van Nederland moesten spelen. Die waren altijd uitverkocht. En dan kreeg je de koopman Van der Hart. Een passepartout voor die zes wedstrijden kostte vijftien gulden. Dan zei ik tegen de penningmeester dat ik vijfentwintig van die passepartouts moest hebben. Die kreeg ik niet. Dan ging ik schermen: ‘Je wilt toch dat ik speel zondag?’ En dan kreeg ik een aantal kaarten dat ik aan vrienden van Ajax kon verkopen voor een tientje of vijfentwintig gulden. Had ik weer voor weken brood op de plank. Ik was eigenlijk al prof voordat ik echt prof was.”

Derksen: ,,Na de Ulo heb ik nooit iets anders gedaan dan fietsen. Daarmee verdiende ik veel meer dan mijn leeftijdsgenoten. Ik heb nog een boekje waarin ik als beginnend wielrenner noteerde wat ik met fietsen verdiende. Flessen ranja, leverworsten, lamsbouten, ik weet niet wat allemaal. En ook geld. In Alkmaar op de wielerbaan waren voor de oorlog drukbezochte wedstrijden. Daar werd negen cent entree geheven, want over tien cent moest belasting betaald worden. De eerste prijs bij de koppelwedstrijd was 2 gulden 75, die moest ik delen met mijn maat Pronk. Ik ging steeds meer verdienen. Ook als amateur. Wanneer ik in 1938 naar Kopenhagen ging voor een wedstrijd hield ik daar twee-, driehonderd gulden aan over.”

Van der Hart: ,,Goh Fanny, vertel eens wat jij verdiende.’

Blankers-Koen: ,,Ja, die is leuk. In Finland had ik eens zilveren kandelaars gewonnen. Die moest ik bij thuiskomst op Schiphol afgeven, want die kandelaars waren meer dan honderd gulden waard. Wat ze tegenwoordig krijgen is ongelooflijk. Die bedragen zijn zo hoog, ik kan ze niet eens uitspreken. Maar die sporters van tegenwoordig benijd ik helemaal niet. Er is zoveel haat en nijd. Wij hadden echte sport.”

Van den Berg: ,,Als schaatser mocht je geen geld verdienen. Met Jeen Wester had ik eens reisgeld aangenomen voor een wedstrijd. We werden gediskwalificeerd. Op een bijeenkomst in Amsterdam van de Club van Honderdvierenveertig, een groep sportvrienden waarvan Jan en Fanny ook lid zijn, moest ik al vroeg weg om de laatste trein naar Friesland te halen. Toen zei ingenieur Otten, de schoonzoon van de oude Frits Philips: ‘Doe maar rustig aan, ik laat je wel even thuisbrengen.’ Als eenvoudige jongen zat ik met grote ogen te kijken en dacht ‘Kan dat wel allemaal?’. En toen zei Otten: ‘Nou Jeen, vertel eens, wat ben jij daar nu beter van geworden van die Elfstedentocht?’ Dat heb ik hem verteld. Ik kreeg een fles Bols jenever en een infrarode lamp, tegen spierpijn. ‘Jeen’, zei meneer Otten toen, ‘ik beloof jou dat als die lamp stukgaat je van mij een nieuwe krijgt’.”

Van den Berg zat vijf jaar in de Nederlandse schaatskernploeg. ,,Als ik naar het buitenland ging, stond mijn loon als onderwijzer stil. Van de schaatsbond kreeg ik één gulden zakgeld per dag. Toen ik de Elfstedentocht won werd er nog veertien dagen over nagepraat. Nu stoppen bij de kaasmakerij van Evert van Benthem nog bussen met vrouwen. Dacht je dat er vroeger een bus met vrouwen in Ny Beets door de Nawynstraat is gereden om te kijken waar Jeen van den Berg woonde?”

Was er doping?

Blankers-Koen: ,,Er waren atleten die doping gebruikten, maar ik wist niet eens wat het was. In Londen, bij de Spelen van 1948, moest ik menstrueren en had ik pijn in mijn buik. Ik kreeg een half aspirientje van de dokter. In Helsinki vier jaar later precies hetzelfde. Tegenwoordig krijg je pillen en wordt je cyclus verschoven.”

Derksen: ,,Geld is in de sport zo belangrijk geworden, dat doping nooit meer verdwijnt. Sporters zullen blijven zoeken naar middelen om hun prestaties te verhogen. Het gaat om miljoenen. Koste wat het kost moet gewonnen worden. Het begint al met de voeding.”

Blankers-Koen: ,,Ik moest iedere avond bruine bonen eten en een slok levertraan slikken.”

Van der Hart: ,,Wij aten paardenbiefstuk.”

Van den Berg: ,,Schaatsen was tot voor kort een cleane sport. Maar we gaan dezelfde kant op als bij het wielrennen. Sponsors van schaatsploegen hebben begeleiders in dienst. Van hen worden resultaten geëist, anders worden ze gewipt. Die begeleiders dwingen de schaatsers tot doping. Dat gebeurt nu, dat heb ik deze winter voor het eerst gehoord. Als er één gebruikt, moeten de anderen ook.”

Derksen: ,,In 1939 bij de finale van het wereldkampioenschap kwam Guus Schilling naar me toe met een glas sherrybrandy. Dat heb ik opgedronken. Maar zonder dat glas had ik ook wel gewonnen. Arie van Vliet gebruikte suikerklontjes met cola. Ik was een mannetje van zwarte koffie. Bij Zesdaagsen sliep ik zes dagen en zes nachten niet.”

Van der Hart: ,,Ik moest in 1956 tegen België spelen. Een week voor die wedstrijd kreeg ik een schop tegen mijn knie. Tegen bondscoach Max Merkel heb ik toen gezegd: ‘ik kan niet spelen’. Hij wilde me er toch bij hebben. Op zaterdagmiddag kon ik nog steeds niet lopen. Zei de dokter tegen me: ‘wij gaan met z’n tweeën morgen een uur eerder naar het stadion’. In de kleedkamer vroeg hij of ik een kopje koffie wilde. Twee uur voor de wedstrijd. Ik kleedde me om, ging het veld op en probeerde heel voorzichtig een balletje te trappen met die zere knie. Krijg nou de pest, ik voelde niks. Ik ging steeds harder trappen, boem, boem! Niks aan de hand, niks gevoeld. We wonnen die wedstrijd met 1-0 en de kranten schreven België-Van der Hart 0-1. Zo goed had ik gevoetbald.”

Van der Hart: ,,Ik houd enorm van wielrennen. Van de Tour de France smul ik. Wat een inspanningen leveren die kerels. Maar ik kan me niet voorstellen dat ze dat allemaal op een biefstukkie doen.”

Derksen: ,,De jongens die de Tour rijden zijn lichamelijk voorbereid. Met alle middelen, legaal, net niet verboden. Maar waarom mag zanger Herman Brood stijf staan van de drugs en een wielrenner niet? Volgens mij is EPO ook niet zo gevaarlijk als het onder doktersbegeleiding wordt gebruikt. Het is een middel dat veel zieken ook voorgeschreven krijgen.”

Andere tijden, andere gewoonten. Daarover zijn de vier het eens. ,,Maar we hebben in een verkeerde tijd geleefd. We hadden allemaal miljonair kunnen zijn’, beseft Van der Hart.

Sporten kinderen nu met het idee dat ze er rijk van kunnen worden?

Van den Berg: ,,Kinderen niet. Misschien wel de ouders die hun kinderen iedere dag bij de tennisschool afleveren. Het geld in de sport is een beroerde bijzaak. Ik zit bij schaatswedstrijden in Thialf in de wedstrijdjury. Rintje Ritsma krijgt tonnen. De mensen die het mogelijk maken dat hij zijn wedstrijden rijdt, krijgen niks. Maar die schaatsjongens hebben een grote waffel.”

Van der Hart: ,,In het voetbal is het ook scheef. De eerste de beste buitenlander in de eerste divisie verdient 4,5 ton. Nederlanders breken nauwelijks door. De jeugdopleidingen functioneren niet. Kijk naar Ajax.”

Sporters zijn sekssymbolen die naakt poseren voor blootbladen.

Van der Hart: ,,Katarina Witt in Playboy uit de kleren? Ik kan er heel goed tegen hoor.”

Blankers-Koen: ,,Ik zie atletes sporten in een bikini. Belachelijk. Hoogspringsters moeten steeds die kleine broekies uit hun naad halen. Als ze een behoorlijk pakkie aantrekken, zouden ze veel hoger springen.”

Van den Berg: ,,Fanny, kan je je nog die drukte herinneren over het broekje van Sjoukje Dijkstra? Dat kon je een beetje zien, onder haar rokje.”

Derksen: ,,De commercie bederft veel van de echte sport. Door al dat geld gaan ze de sport vergeten. Het gaat ten koste van de prestaties.”

Van den Berg: ,,Met reclame verdienen sporters meer dan met sport.”

Fanny Blankers-Koen

Fanny Blankers-Koen

Blankers-Koen: ,,Veel sporters van nu zijn over het paard getild. Als ze ergens voor gevraagd worden, hoor je dat ze niet genoeg krijgen. Iedere maand doe ik mee in de loterij. Wat ik zou doen als ik een miljoen won? Het aan mijn kinderen geven, en jullie kunnen ook wat krijgen. Ikzelf hoef niks, wat moet je met geld als je tachtig bent.”

Van den Berg: ,,Mijn adres krijg je niet Fanny, ik hoef ook niks.”

Kreeg u commerciële aanbiedingen?

Blankers-Koen: ,,Van Playboy, bedoel je? Daar ben ik toch geen type voor?’

Van den Berg: ,,Dat lag vroeger anders. Fanny werd overal gefotografeerd en die foto’s werden zonder toestemming voor van alles gebruikt. Als je nu Rintje Ritsma wilt hebben, moet je dokken.”

Blankers-Koen: ,,Twee jaar geleden heb ik reclame gemaakt voor pilletjes. Pilletjes die maakten dat je niet ouder werd. (Van der Hart: ,,Die hebben wel geholpen, Fanny”). Daar heb ik een paar centjes voor gehad, da’s waar. Voor de foto’s moest ik een dag naar Groningen, eindeloos achter een vrachtwagen lopen waar de fotograaf op zat. Op het laatst liet ik me achterover vallen, zo moe was ik.”

Derksen: ,,De tijden zijn echt veranderd. In onze tijd had een aanbeveling van een sportman geen enkele waarde. Neem Abe Lenstra, een supervoetballer, die heeft in zijn leven nooit een cent verdiend.”

Van den Berg: ,,Abe was de beste betaalde amateur van Nederland.”

Van der Hart: ,,Mijn hart bloedde toen ik op mijn 22ste bij Ajax wegging. Maar ik kreeg in Frankrijk in Lille 25.000 gulden handgeld geboden, plus een enorm salaris. Let wel, in 1950! Dat was vreselijk veel geld. Maar omdat ik geen begeleiding had, ging het na twee jaar mis. Mijn contract liep af, maar er kwamen geen contractbesprekingen. Twee jaar werd vier jaar. En toen werd ik kwaad en klopte ik weer aan voor geld. Was er niet, zeiden ze. Toen ben ik teruggegaan. In Nederland was net het betaald voetbal begonnen.”

Was er vroeger meer belangstelling voor sport en nu meer voor sporters?

Blankers-Koen: ,,Dat is de tijd.”

Derksen: ,,Wat is tennis niet geworden dankzij Björn Borg. Dat was de man die het grote geld ging verdienen. En dankzij hem zijn er zoveel kleine jongetjes gaan tennissen. Zo’n grote naam heeft zoveel waarde. Dat steekt zoveel mensen aan. Het publiek heeft behoefte aan grote namen.”

Idolen dus. Wie was de beste sportman of -vrouw van de eeuw?

Blankers-Koen: ,,Jesse Owens was mijn idool. In 1936 werd ik als hoogspringer opgesteld in de nationale ploeg die in Berlijn deelnam aan de Olympische Spelen. Daar zag ik Owens vier medailles winnen.”

Van der Hart: ,,Ik heb vijfmaal met Fortuna ’54 gespeeld tegen Di Stéfano. Die heeft zo’n indruk op mij gemaakt. Je had Puskas, Hidegkuti, fantastisch. Maar Di Stéfano was onnavolgbaar.”

Derksen: ,,Rik van Steenbergen. Een geweldenaar op de baan en op de weg is hij ook een paar keer wereldkampioen geworden. Door zijn lichaamsgewicht kon hij alleen in de bergen moeilijk vooruit. Van Steenbergen was groot. Groter dan Coppi, om wie zo’n mythe is gesponnen.”

Van den Berg, met een grote glimlach: ,,Ik hoef niet lang te denken. Mijn sportvrouw van de eeuw is zo hartstikke gewoon gebleven. Dat ik ‘Fanny’ tegen haar mag zeggen, en dat zij mij ‘Jeen’ noemt, dat is zo mooi.”

Blankers-Koen: ,,Nou zeg, vroeger noemde ik je altijd Jeentje. Maar je bent zo gegroeid dat ik je nu Jeen noem.”

Van den Berg: ,,Het is niet de prestatie alleen, die het hem doet. De mens die er achter zit, is veel belangrijker. Daarom zeg ik: Fanny. Neem Ellen van Langen. Die wil elke week in de krant. Daar word ik kotsmisselijk van. Ik ontmoette haar een keer op een receptie: ze zag me niet staan.”

Van der Hart: ,,Dat komt omdat ze je niet kent, Jeen.”

De opmerkelijke relatie tussen de DDR en Red Bull

3 mrt

Met Co Adriaanse in Studio Voetbal op zondagavond hoop je altijd op een zinnige opmerking. En ja hoor. Ook deze keer. Dus toen hij wilde uitleggen wat er bij Red Bull Salzburg aan de hand is, hoopte ik op de verklaring die ik na de opmerkelijke Ajax-debacles in de Europa League (0-3 en 1-3) nog niet had gelezen of gehoord. Er moest toch iets bijzonders met Salzburg en met Red Bull aan de hand zijn, los van het zwakke spel van Ajax?

Adriaanse, die in het seizoen 2008-2009 er coach was en met Salzburg kampioen werd, vertelde over de Red Bull Clinic. Waar niet alleen alle voetballers van Salzburg, maar ook internationale skiërs, skispringers, tennissers, autocoureurs, golfers en wielrenners (er is verband gelegd tussen Pansold en Human Plasma, de bloedbank voor langlaufers, biatleten en wielrenners) worden ‘behandeld’ onder meer aan de hand van bloedtesten en veelvuldig gebruik van ‘speciale’ Red Bull. Adriaanse liet de naam dokter Pansold vallen, een voormalige Oostduitse arts. Ja, die naam kende ik nog van een dopingproces tegen zes DDR-trainers en -artsen in Berlijn, 1998, waar ik bij aanwezig was.

Er werd een beetje lacherig gedaan door Jan Mulder, Arno Vermeulen, Ronald de Boer en Jack van Gelder. Zoals het veel voetbalanalisten betaamt. ‘Oh, een Oostduitser, hoe heet hij ook al weer?’, lachte Mulder, in de hoop toch vooral over ‘serieuzere’ zaken te kunnen praten. Adriaanse zei verder maar niks, geen slapende honden wakker maken of zoiets. Ze noemden Pansold ‘dr. Tot’, zei Adriaanse met de van hem bekende mysterieuze glimlach. Ach, waar hebben we het over?

Nou ja, Pansold! Van hem had ik weleens gehoord.
http://retro.nrc.nl/W2/Nieuws/1998/08/25/Spo/01.html

Bernd Pansold was twintig jaar lang (1968-1990) een van de belangrijkste dopingartsen van de DDR (hij gaf ‘alles’ wat zwemmers, atleten en jeugdsporters beter kon maken). Hij was chef-arts van Dynamo Berlin en van 1971 tot 1989 lid van de Stasi onder een andere naam: Jürgen Wendt. Er zijn nog veel oud-DDR-sporters die gehandicapt zijn door zijn methoden of ziek werden, zelfs kanker kregen. De kogelstootster Heidi Krieger was een van zijn ‘clienten’. Zij (hij) heet nu Andreas Krieger, omdat ze door Pansolds hormoontherapie te veel man was geworden. Pansold werd in 1998 veroordeeld door een rechtbank in Berlijn tot een geldstraf, omdat hij opzettelijk mannelijke hormonen aan minderjarigen had gegeven. De Oostenrijkse skibond waarvoor Pansold destijds werkte, ontsloeg hem meteen.
http://www.berliner-zeitung.de/archiv/aus-den-stasi-akten-des-sportmediziners-bernd-pansold-von–hirnhormonen–und–kriminellen-vergehen-,10810590,9420220.html

In 2003 werd hij door de Red Bull Clinic ingelijfd. Het is niet gezegd dat de voetballers van Salzburg daarom nu beter, sterker en sneller waren dan Ajax of dat ze überhaupt doping krijgen. Er is meer nodig dan kracht, snelheid en conditie, je moet natuurlijk ook nog (technisch) kunnen voetballen. Maar Adriaanse wist wel dat de Red Bullspelers mede door de behandelmethoden sterker en sneller waren. Zo vertelde hij tussen neus en lippen door. Vorig jaar werden ze nota bene nog door een Luxemburgse club uitgeschakeld. Maar het elftal is wel gegroeid, wist Adriaanse.

lindsey21s-2-web
In de kliniek in Thalgau https://www.facebook.com/media/set/?set=a.10151243317925304.801152.136399835303&type=3 was skiër Hermann Maier (bijgenaamd de The Herminator) veel te vinden. Een man die uit de dood opstond en diepe indruk maakte door zijn enorme spierkracht en lichaamsbouw. Ook de Amerikaanse skikampioene Lindsey Vonn en haar vriendin de Duitse skikampioene Maria Riesch hebben zich er regelmatig gemeld. En de Duitse autocoureur Sebastian Vettel. Ze worden gesponsord door Red Bull, zoals veel internationale sporters. Vonn verklaarde vorig jaar tegenover Amerikaanse journalisten dat ze inderdaad twee keer per jaar in Thalgau kwam, maar nooit Pansold heeft ontmoet. De sporters van Red Bull mogen allemaal gebruik maken van Red Bull Diagnostics and Training Center Thalgau. Mede-eigenaar van Red Bull en miljardair Dietrich Mateschitz is de baas en geldschieter van de Salzburger voetbalclub.

In The Boston Blickbild van 23 mei 2013 werd een voormalige trainer van het centrum geïnterviewd. Hij wilde anoniem blijven, uit angst voor represailles. Hij wilde ook niet zeggen hoe lang hij er gewerkt heeft. Verder was hij kracht- en conditietrainer voor een nationaal curling team (…) Als verklaring voor het feit dat het centrum in een bouwvallig gebouw is ondergebracht zei hij: ‘Een nieuw gebouw trekt aandacht. En gezien het grote aantal prominente sporters dat er komt is anonimiteit gewenst.’

Volgens de man heeft met name Hermann Maier veel aan Pansold te danken. ‘Iedereen dacht dat hij zo sterk werd omdat hij in de bouw werkte, als metselaar en stenensjouwer. Maar dat is onzin. Omdat Maier met Pansold werkte, mochten de andere Oostenrijkse skiërs van de skibond niet met hem omgaan.’

Ook Maria Riesch werd dankzij de methoden van Pansold sterker, zegt hij. Uiteindelijk besloot ze met de medicus te stoppen. ‘Omdat’, aldus de ex-trainer, ‘ze hem niet meer vertrouwde’. Hij zegt niets over dopingmiddelen te weten. ‘Maar van alle sporters werd geëist dat dat ze zoveel mogelijk Red Bull dronken die in een koelkast werd bewaard. Ze mochten niets anders drinken dan Red Bull. Dat vond ik vreemd. Omdat de meeste sporters mixdrankjes nemen. Maar dat was ten strengste verboden in Thalgau’

 

Volgens ‘Jan’, de ex-trainer van de kliniek, worden de speciale Red Bulls van Thalgau gebruikt als maskeringsmiddel. ‘Hoewel Lindsey Vonn zegt clean te zijn, vind ik het vreemd dat ze traint in een kliniek van een man die zeer betrokken was bij doping. Ik zie veel overeenkomsten met Lance Armstrong’. Nooit positief maar wel samenwerken met verdachte artsen.

 

Hij vertelde tegen The Boston Blickbild http://bostonblickbild.blogspot.nl/2013/05/lindsey-vonns-red-bull-doping-doctor.html dat hij niet kan begrijpen dat sportmensen zoveel Red Bull kunnen drinken zonder over te geven. ‘Ik dronk het nooit, hoewel ik het moest drinken. Maar ik gooide het in het toilet en vulde het blikje met water. Dat deden alle trainers daar.’

Volgens ‘Jan’ dronk Lindsey Vonn meer van de speciale Red Bull dan alle andere sporters in het centrum. Hij zegt ook dat er veel wielrenners kwamen die de Tour de France reden en Chinese atletes, nadat hun ‘Chinese methodes’ waren ontdekt en verboden. Geen begeleider van Vonn die argwaan had. ‘Ze waren blij dat Red Bull alles overnam.’

Dietrich Mateschitz heeft als eigenaar van Red Bull ruim 600 sporters onder contract. Aanvankelijk investeerde hij in kleine sporten. Maar hij heeft zijn imperium uitgebreid tot bijna alle topsporten. Ook voetbal, niet alleen Salzburg, maar ook Real Madrid en New York Red Bulls. Vooral de Duitse pers heeft Pansold argwanend gevolgd. Maar ook de New York Daily News. Zoals alle ex-DDR-trainers en -artsen die na de val van De Muur emplooi zochten in het Westen, met name in Oostenrijk, door vooral de Berliner Zeitung, de Süddeutsche en Der Spiegel. Toegang tot de kliniek wordt niet gauw gegeven. Het is niet de bedoeling dat ze nieuwsgierige mensen toelaten. Anonimiteit is het hoogste goed.
Alleen de New York Daily News mocht op audientie, mei 2013. Lees: http://www.nydailynews.com/sports/i-team/muscling-roid-doc-news-visits-controversial-training-doctor-red-bull-clinic-article-1.1351280

Of lees dit, een Oostenrijkse analyse: http://www.sturm12.at/2014/02/18/wie-spielt-man-gegen-die-pressingmaschine/

De DDR was de beste sportnatie van de wereld, zeiden mijn trainers

31 jan

Dit schreef ik met de kennis van toen in de Dopingbijlage van NRC Handelsblad van 17 september 1998

Mezzanine_012

Berlijn. Een tiental kilometers ten oosten van Berlijn ligt een meertje, omgeven door bossen. Een schilderachtige plek aan een landweg in de voormalige DDR. Het is een zomerse dag. Het is er stil en vredig. Vogels fluiten. Er is niemand te zien, er vaart geen bootje op het water, er staat geen visser aan de kant en er ligt geen zonaanbidder in het gras. Het schijnt dat er dode krokodillen op de bodem liggen of lijken van monsters, misschien zelfs van mensen. Het water is vervuild, dat staat vast, zeggen mensen uit de streek.

Hier op dit water trainden vroeger roeiers en kanoërs. Niemand van de mensen in het bosrijke gebied van Kienbaum heeft hen ooit gezien. Niemand die hier woont heeft tot voor de hereniging van Oost- en West-Duitsland op 9 november 1989 geweten dat hier talloze sportmensen zich voorbereidden op de grote jacht naar olympisch goud. Men dacht dat tussen de bomen aan het meer een fabriek lag. Wat voor fabriek en wie er werkte, was onbekend. Er was een poort van staalplaat, maar wat daar achter gebeurde, wist niemand. Dat was staatsgeheim.

Later bleek dat er vaak meer dan honderd mensen bivakkeerden. Er bleken sporthallen te staan en er was zelfs een overdekte atletiekbaan. Onder een met gras begroeide heuvel bleek zich een bunker te bevinden. Een bunker waar sportmensen werden geïsoleerd, waar ze dagenlang vertoefden en urenlang trainden op hometrainers en fietsergometers, verbonden met meetapparatuur. Hoogtestage in eigen land, niet langer in Bulgarije. Met mogelijkheden tot vergelijkbare onderdruk tot 4.000 meter hoogte. Op eigen territorium, ver van pottenkijkers. Met de staatslaboratoria en onderzoeksinstituten om de hoek.

Bunker vierer2
Een beheerder leidde mij begin jaren negentig kort na Die Wende in gezelschap van een sportverslaggever van de voormalige DDR-krant Junge Welt rond in de bunker. Hij wees op kranen, waarmee de luchtdruk kon worden geregeld. Hometrainers met monitoren waarop de sporters ter stimulering filmpjes over succesvolle DDR-kampioenen konden zien en tientallen piepende roeimachines in gelid stonden opgesteld. Een zaal met gewichten en halters. Slaapzalen waar sporters in ijle lucht konden slapen. Een gigantisch fitnesscentrum avant la lettre in niemandsland.

(Later zou het centrum worden gemoderniseerd. Zie Kienbaum nu: http://www.kienbaum-sport.de/)

De jonge vrouw die nu in de zomer van 1998 naast me zit, is vroeger vaak in Kienbaum geweest. Ze is geen roeister of kanoster geweest, ze was zwemster. Want ook zwemsters gingen weleens naar Kienbaum voor testen en trainingsprogramma’s. Dat meertje herinnert zij zich. Een soort vuilstortplaats was het volgens haar. Nee, geen lijken. Kom nou. Ze is nu midden dertig, ziet er gezond uit en is modieus gekleed. Ik heb haar in een hoek zien zitten tijdens het dopingproces in Berlijn, het proces tegen artsen en trainers die jeugdige zwemsters hebben volgespoten en volgestopt met androgenen, vermannelijkende middelen. Ze was de enige vrouw op de publieke tribune van het gerechtshof te midden van wat oudere mannen. Af en toe knikte ze bemoedigend naar haar vriendin die tussen de aanklagers zat, Christiane Sommer-Knacke. Christiane was eens de snelste vrouw op 100 meter vlinderslag, mede omdat ze als jong meisje van de aangeklaagde trainer Rolf Gläser hormoonpreparaten kreeg.

Christiane Sommer-Knacke tijdens het proces

Christiane Sommer-Knacke tijdens het proces

Verder aanwezig in de beklaagdenbank is dr. Dieter Binus, de man die verantwoordelijk was voor de toediening van alle genees- en versterkende middelen bij de Stasi-zwemclub, Dynamo Dresden.

Lees mijn rechtbankverslag uit Berlijn: http://retro.nrc.nl/W2/Nieuws/1998/08/25/Spo/01.html

Wanneer ik haar tijdens een schorsing van de rechtszaak in gezelschap van Christiane Knacke zie, is ze in tranen. Gläser heeft net toegegeven dat hij schuldig is aan toediening van middelen en dat hij zijn excuses aanbiedt aan al zijn vroegere pupillen. ,,Het is een jankende hond die bang is klappen te krijgen”, zegt ze. Ze wrijft over haar buik. ,,Ik word misselijk. Ik voel me weer ziek worden als toen.” Ze omhelst haar vriendin en loopt weg.

Als ik haar tijdens de volgende schorsing in een belendend café zie zitten, zuigt ze nerveus aan een sigaret. ,,Ik wil niets zeggen. Ik besta niet meer. Ik heb het allemaal gehad”, zegt ze wanneer ik naast haar kom zitten. ,,Waarom zou ik voor de rechtbank komen en het hele verhaal vertellen? Het zou mijn dood worden. Ik hoop voor Christiane dat ze wint. Maar wat valt er te winnen. Ik heb een miskraam gehad, ik heb operaties gehad in mijn buik, kinderen kan ik niet meer krijgen. Ik was geen groot talent. Ik had het kunnen worden als ik doorgezet had. Maar ze hebben me kapot gemaakt. Ik ben geslagen en ’s nachts wakker gemaakt en toegesnauwd dat ik moest luisteren. Neem ze, doe het nou.”

Zwemtrainer Rolf Gläser met Rosemarie Gabriel (1976)

Zwemtrainer Rolf Gläser met Rosemarie Gabriel (1976)

Ze wil haar naam niet zeggen. ,,Ik ben gewoon Heidi, de onnozele. Ik ben geen kampioen geworden. Ik heb niks gewonnen, ik ben niemand. Waarom ik hier ben? Omdat ik in Berlijn woon. Nee, dat is onzin. Ik ben al jaren in psychotherapie en mijn therapeut heeft me gevraagd of ik ter verwerking van mijn trauma’s naar het proces wilde gaan. Ik doe het, ik ben bang, maar het helpt, al doen mensen als Christiane het vuile werk. Mijn man weet niet dat ik er naar toe ga, mijn moeder weet het niet, alleen Christiane weet het en ook die mannen op de tribune, want die kennen me.”

Heidi dus. Ze neemt weer een sigaret, bestelt koffie en zwaait naar Christiane die omringd door haar juristen het café betreedt. ,,Sinds twee jaar zwem ik weer met plezier. Ik durfde eerst niet in het water. Telkens als ik erin sprong, voelde ik mijn buik, de pijn en het verdriet. Als meisje was ik verzot op water. Ik zwom met mijn moeder en mijn zusjes. Ik was de snelste van de school. De sportleraar zei dat ik een kampioen ging worden en maakte me lid van een club bij ons in Eisenhüttenstadt.”

Ze vertelt over haar ontwikkeling als zwemster. Dat ze als elfjarige werd overgeplaatst naar een van de vele Kinder- und Jugendsportschulen, waar de grootste sporttalenten werden ondergebracht en dat ze werd gevraagd lid te worden van Dynamo Berlin, de beste club van de DDR. ,,Op de school trainde ik veel, maar ik moest ook leren. Vakken als wiskunde waren net zo belangrijk als zwemmen. Ik kreeg een regime van gezond eten en vitamines slikken. Vitamines en muesli. Soms een test en een nieuw trainingsprogramma. Veel gesprekken met een mentor en een arts. Ik was veertien toen ik voor Dynamo ging zwemmen. Ik was trots, mijn moeder ook, mijn vader was vertrokken, nooit meer gezien.”

De vrije slag was haar specialiteit. ,,Ik had kracht in mijn armen, altijd gehad. Ik won weleens, maar niet altijd. Ik was bang om te winnen. Ik kreeg gesprekken met trainers en psychologen. Ik was niet serieus genoeg, ik had te veel plezier, zeiden ze. Dat was niet waar. Ik deed mijn best, ook al lachte ik vaak. Ik ging harder trainen, elke ochtend van zes tot negen, en ’s avonds van vijf tot acht. Ik werd mager, nee, niet sterker. Toen kwam Gläser en zei: ‘Neem wat pilletjes voor het ontbijt, neem wat pilletjes voor het slapen en het komt weer goed.’ Elke avond meldde ik me met andere meisjes. We hielden onze hand op en kregen een paar pilletjes. Soms kreeg een meisje geen pilletje. Als ze erom vroeg bleek ze het niet nodig te hebben. Ik sliep als een roos, vaak werd ik badend in het zweet na een nachtmerrie wakker. Maar overdag voelde ik me sterk en vrolijk, ik zou kampioen worden, dat voelde ik.”

Haar moeder zag dat ze het naar de zin had, dat ze wedstrijden won en werd geselecteerd voor buitenlandse wedstrijden. ,,Ik vertelde haar dat ik de beste zou worden. Ik sloeg door. De DDR was de beste sportnatie van de wereld, riepen de trainers. Ik leefde in een euforie. Een paar maanden voor een belangrijk toernooi vertelde Gläser me dat ik injecties zou krijgen, extra vitaminen, anders zou ik de training niet volhouden. Ik kreeg ze van een dokter. Elke week werd bloed afgenomen. ”

,,Tijdens een buitenlands toernooi werd ik verliefd op een Italiaanse zwemmer. Hij zei dat hij hield van mooie, blonde vrouwen. Ik vree met hem. Dat lekte uit. Trainers sloegen me, lieten me harder trainen en gaven me meer pillen. Toen werd ik uit de club gezet. Geen talent en contacten met buitenlanders, zeiden ze. Mijn moeder die een woning in Berlijn had gekregen moest haar huis uit. We gingen terug naar Eisenhüttenstadt. Ik bleek in verwachting. De dokters moeten het geweten hebben, maar hebben me niks verteld. Een halfjaar later kreeg ik een miskraam.”

Ze vertelt dat ze later, na Die Wende van 1989, de verhalen las en hoorde over andere zwemsters en andere sporters, over Heidi Krieger, de kogelstootster die zowel geestelijk als lichamelijk zoveel man was geworden dat ze uiteindelijk besloot haar borsten te laten weghalen en als Andreas Krieger verder door het leven wilde gaan. Ze hoorde over vrouwen wier clitoris was uitgegroeid tot een klein piemeltje, ze hoorde over vrouwen met menstruatiestoornissen, haargroei op de bovenlip en een mannenstem. Karin Enke, de schaatscoryfee, Heike Drechsler, de hardloopster en verspringster, Kristin Otto, de zwemster (tegenwoordig televisie presentatrice ZDF-sport), Ilona Slupianek, de kogelstootster, en Marita Koch, de hardloopster. ,,Mooie vrouwen, mooie kampioenen, maar niet echt.”

Andreas Krieger met een foto van toen hij nog Heidi Krieger was

Andreas Krieger met een foto van toen hij nog Heidi Krieger was

,,Aan de ene kant ben ik jaloers, aan de andere kant ben ik blij dat ik geen kampioen ben geworden. Ik schaam me dat ik iets heb gedaan wat niet bij me hoort. Dat ik me heb laten gebruiken door mannen die alleen aan macht en glorie dachten.” Ze neemt nog een sigaret, inhaleert diep en blaast langdurig de rook uit. ,,Wat in de DDR gebeurde zou ik mijn kind niet willen aandoen. Tegenwoordig doen ze het overal, in Rusland, Amerika, hier in Duitsland en vast en zeker ook in Holland. Meisjes en jongens die zich laten manipuleren en tot extreme trainingen worden gedwongen. Het is niet alleen het slikken van pillen, het is ook de manier waarop sport ontaardt. Kampioen worden in een sport is waardeloos. Topsport is bedrieglijk. Ze verblindt jonge mensen. Topsporters worden robotten. Zonder gevoel. Mens zijn is belangrijker. Het enige dat telt. Kijk eens, hoe Christiane, mijn vriendin, er nog uitziet. En ik doe niet aan topsport. Vindt u mij een mooie vrouw? Ja? Dat zou ik fijn vinden om te horen.”

Heidi kijkt naar buiten, aan de overkant van de straat staan oude mannen voor het gerechtshof.

.

%d bloggers liken dit: