Tag Archives: meditatie

Ik ben echt alleen op de wereld

15 nov

Zowat elke morgen maak ik me klaar voor een meditatie via het digitale netwerk 30NOW, begeleid door een leraar of lerares. De ene keer is het een mindfulness-oefening meestal op basis van Zen, maar zeker boeddhistisch. Zo kan ik ontspannen wakker worden, en voel ik meteen alle delen van mijn lichaam.

Elke keer verzinnen de leraren een ander thema om op te contempleren. Zo was laatst het thema ‘Ik mag er zijn’. Ik voelde mijn eigen lichaamsdelen, voelde mijn ademhaling op en neer gaan onder mijn handen die op mijn buik lagen, en ik voelde mijn hart kloppen. Dat was onmiskenbaar ‘ik’, niemand minder dan ‘ik’. Ik bestond echt, niets kon mij meer doen twijfelen. Dit was niet een ander, dit was ‘ik’.

Hoe vaak heb ik niet gedacht dat ik een ander was. Een ander die hetzelfde voelde, hetzelfde dacht, hetzelfde was. Nee, dit was ik alleen, helemaal alleen. Eenzaam en alleen. Dat was in aanleg wel even schrikken. Maar eenmaal verzonken in mijn lichaam besefte ik dat er maar één Ik kon zijn: ikzelf. Uiteraard zijn er anderen. Wat zij voelen en wat zij ervaren, is iets van hen. Maar dit was van mij, alleen en helemaal van mij. Een ervaring die ik niet eerder had meegemaakt.

Dat was schrikken dus. Want dat betekende dat ik helemaal alleen op de wereld ben… Alles wat ik voel en ervaar is van mij – en van niemand anders. Mijn ervaringen willen delen met anderen, is een vergeefs streven. Niemand zal mij begrijpen, wat ik doe en denk. Al ver voor deze oefening was ik aan het twijfelen, hopende dat ik eens iemand zou treffen die hetzelfde voelde of dacht zoal ik.

Sterker nog: jarenlang meende ik dat ik iemand zou treffen die hetzelfde dacht en deed. Dan zou ik echt verlost zijn van het idee dat er niemand zou bestaan zoals ik. Wat zou dat fijn zijn! Dat zou dus niet zo zijn, ervoer ik ten langen leste.

Hoe dan verder met mijn leven? Gewoon, op eigen houtje verder, niemand zal mij kunnen begrijpen. Niemand is hetzelfde. Alles wat ik denk, voel en meemaak hoort bij mij en bij niemand anders. Niet langer hopen op begrip van anderen. Als ik gek doe, dan doe Ik gek. Dan kunnen anderen over mij oordelen zoveel ze willen. Ik doe gek, het is mijn verantwoordelijkheid. Verantwoordelijk zijn voor mijn eigen daden en uitspraken, daar gaat het om.

Wat ik ook doe en denk, is van mij. Anderen kunnen en zullen mij daarvoor mogelijk veroordelen. Zoals ik vaak anderen heb veroordeeld en (mogelijk) afgewezen omdat zij anders waren dan ik. Langzaamaan leer ik dat anderen zijn zoals ze zijn, wat ze ook doen en denken. Het is hun gedrag, hun doen en hun laten – hoe gek ik dat ook vind.

Zo zie en lees ik hoe mensen elkaar veroordelen omdat ze een meningsverschil hebben. Ik begrijp niet langer waarom. Het is toch de ander zijn mening of smaak? Daar kun je over redetwisten. Maar ga niet verder dan respect dan wel aanvaarding van wat ze vinden.

Het kost me niettemin moeite na jaren van veroordeling dergelijk gedrag aan te wenden. Uiteindelijk betekent het toch leven en laten leven, hoe gek ik anderen ook vind doen en denken. Wie ben ik om dat te veroordelen of die mensen te overtuigen van hun ongelijk? Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, leerde ik vroeger.

Sinds ik besef dat ik heel anders ben dan de ander, groeit mijn respect en aanvaarding voor anderen én voor mezelf.

Deze column staat in de recente publicatie van http://www.vriendenvanboeddhisme.nl

Verwarring is een pad naar duidelijkheid

3 nov
Retraiteoord De Kieftskamp bij Vorden

Een stilteretraite van drie dagen is – zeker voor beginnelingen – erg moeilijk.

Ik ervoer het in een prachtig landhuis nabij Vorden, waar een twintigtal mensen zich had verzameld om te (leren) mediteren en te luisteren naar lezingen van Han de Wit, boeddhistisch leraar en grondlegger van de contemplatieve psychologie. Vooral de vraag waarom we kunnen gaan mediteren was er een die degenen die nooit of zelden hadden gemediteerd, bezighield.

Ikzelf mag me een vrij geroutineerd ‘meditator’ noemen, maar dat wil niet zeggen – nog steeds niet – dat ik niet wil weten wat er met mij kan gebeuren wanneer ik ‘goed’ mediteer, dus de juiste techniek gebruik en ‘het’ allemaal over me heen kan laten gaan.

Het was een leerzame afzondering van de ‘gewone’ wereld, ook omdat er tijdens deze stilteretraite na het avondeten zowaar weer gesproken mocht worden. Dat was ik niet gewend, omdat tijdens vorige retraites in Dechen Chöling (Frankrijk) ik een week lang al die tijd werd geacht te zwijgen en me van echt alles in de buitenwereld af te wenden. Maar nu.

Zomaar ineens stond een man of een vrouw voor mij om met mij te bespreken wat De Wit had verteld. Daar stond ik dan met mijn mond vol tanden, want ik meende toch echt te moeten zwijgen en wat ik had beluisterd alleen zelf te verwerken.

Maar ik paste me aan. Ik kon moeilijk mijn lippen op elkaar blijven houden. Anders zouden anderen mijn zwijgen misschien vreemd of ongepast vinden. Voordat ik het besefte zat ik weer in de gewone wereld, luisterend en luid filosoferend over wat er door mij en ons allen heen was gegaan.

Ik bleef nog wel met een prangende vraag zitten en een verward gevoel.

Uiteindelijk stelde ik die vraag dan na een volgende lezing toch maar aan de leraar. ‘Nu denk ik eindelijk een antwoord op mijn vragen te hebben gevonden en dan zegt u dat ik in een volgend moment – bijvoorbeeld een volgende meditatiesessie – een heel ander antwoord zou kunnen ontdekken. Omdat u zegt dat alles slechts een momentopname is en alles verandert, van seconde tot seconde, van ogenblik tot ogenblik. Wat nu?’, zo probeerde ik mijn verwarring in een vraag te verpakken.

‘Tja’, zei de leraar tegenover mij. ‘Inderdaad’.

Boeddhistisch leraar Han de Wit

Ik blies mijn adem uit, pufte, dacht er even over na en kroop vervolgens weg in teleurstelling. Daar zat ik dan met mijn veronderstelde waarheden. Had ik ‘het’ eindelijk doorzien, zou ‘het’ het volgende moment zo weer anders kunnen zijn in mijn beleving.

Ik heb vaak van het begrip voortschrijdend inzicht gehoord, dat wat je vandaag denkt (zeker) te weten kan morgen veranderd zijn. Maar dit? Zo trots op mezelf was ik geweest als ik vanaf mijn kussen was opgestaan, omdat ik eindelijk de waarheid (mijn eigen pure waarheid) had gevonden door al dat mediteren.

Ik zocht en vond zo een houvast. Zoals ik dat mijn hele leven al had gedaan, zoals eigenlijk iedereen dat doet. Ik moet het zeker weten, ik moet zeker weten dat ik ergens in geloof. In God, een god, in licht, in donker, in blijdschap, in verdriet, in een voetbalclub, een wielrenner, et cetera. En nu blijkt, aldus De Wit, dat er geen houvast is. Sterker: dat je domweg valt als je je nergens aan kunt vasthouden.

The bad news is you are falling through the air, nothing to hang on to, no parachute. The good news is there is no ground.’ Zo citeerde de leraar zijn eerste leraar Chögyam Trungpa Rinpoche, grondlegger van de Tibetaans-boeddhistische traditie Shambhala.

O ja? Eng hoor! Laat je maar vallen, dus. Laat maar gaan!

Verwarring is een pad naar duidelijkheid, heb ik weleens gehoord. Dus na een paar dagen weer thuis in de ‘gewone’ samenleving met al haar verwarrende en rustverstorende prikkels, weet ik dat wat ik nu voel, zie, hoor, ruik en ervaar het volgende moment weer anders kan zijn. Soms maakt dat besef me onzeker, maar soms kan het ook een troost zijn. Niets blijft zoals het nu is. Ik verander, alles om me heen verandert. Niets is zeker.

Waar is toch mijn houvast? Waar kan ik me aan vasthouden? De vraag blijft me bezighouden. Ik blijf verlangen naar een houvast – wie of wat dat ook is.

Guus van Holland is vriend en bestuurslid van Shambhala Leiden

Deze column is gepubliceerd in de herfsteditie van de website http://www.vriendenvanboeddhisme.nl

Ben ik nou zo slim en zijn zij zo dom? Of is er iets anders?

10 mrt

kastanjes
                                                        Kastanjes?
Ik kijk steeds meer op een andere manier tegen dingen aan. Ze zijn niet meer zoals ik gewend was. Een kastanje is niet meer een kastanje, maar een min of meer rond ding met een bruine kleur en een bleek vlekje. Een kastanje? Rond? Bruin? Bleek? Vlekje? Wie zegt dat? Omdat me dat als kleine jongen geleerd is.
 
Dat is bruin, en niet geel. Dat is rond, en niet vierkant. Ik hoor het de juf van de kleuterklas zeggen, en mijn vader en moeder zeiden hetzelfde. Ik begreep dus van jongs af aan welke kleur een ding had en welke vorm. Waarom zou ik dan nog twijfelen? Iedereen zei het, iedereen zei elkaar na – en dan nog de wetenschap. Zo was het dus en niet anders. Zo was het afgesproken.
 
Totdat me bijna twintig jaar geleden tijdens mijn eerste boeddhistisch weekeinde werd gevraagd wat ik zag, toen een kastanje (of zoiets) voor mijn neus werd neergelegd. Mij werd gevraagd er serieus naar te kijken, het te draaien tussen mijn vingers, op mijn hand te leggen en dan een beschrijving te geven van het ‘ding’. ,,Vergeet wat je geleerd hebt”, ,,vergeet wat je weet”, werd mij door de Amerikaanse boeddhistische leraar David Schneider geadviseerd. ,,Beschrijf in je eigen woorden” en ,,ruik, voel en kijk, wat is het volgens jou?”
 
Ik raakte in verwarring, wilde terugvallen op wat mij was geleerd – en hoe ik was geconditioneerd. Wat nu? Ik hoefde niets te zeggen. ,,Houd het voor jezelf, het is wat jij ziet, ruikt en voelt. Dat is waarschijnlijk anders dan wat je buurman ziet, ruikt en voelt. Het is jouw perceptie, helemaal van jou alleen.”
 
Zeker vanaf dat weekeinde zie ik dingen anders. Althans, ik probeer me te verlossen van wat ik word geacht te zien. Omdat mijn opvoeders (en al die ‘papegaaien’ en wetenschappers) me eens hebben verteld hoe het zat, hoe mensen zijn, hoe het leven (en dat van een ander) in elkaar steekt.
 
Het is min of meer anders dan toen ik eens als sportverslaggever stoned of high (hasj, lsd) naar een voetbalwedstrijd zat te kijken en andere acties (bewegingen) zag dan mijn collega’s op de tribune. Ik schreef een verslag en schreef wat mij was opgevallen. Niemand die negatief reageerde. Inderdaad, het was (gewoon) mijn perceptie van de wedstrijd.
 
Later kreeg ik soms van coaches en supporters de wind van voren omdat ik (volkomen clean) niet had beleefd hoe zij wedstrijd hadden beleefd. Ik heb weleens proberen uit te leggen hoe het bij mij werkt en dat ik niet kan (en wil) schrijven vanuit zijn (hun) beleving. Maar ze begrepen het niet. Echt niet! Tja, ben ik nou zo slim en of zijn zij zo dom? Of is er toch iets anders? Verschil in beleving, perspectief?
 
Al mediterend kwam ik tot het besef dat mijn beleving gewoon mijn (eigen) beleving is. Waarom ik ooit ben gaan voetballen en daarover ben gaan schrijven, zou ik willen weten. Mogelijk kom ik daar achter. Mogelijk omdat iedere jongen en vriend het deed. Mogelijk omdat ik erbij wilde horen. Mogelijk omdat ik geliefd wilde zijn, rijk en beroemd. Veel aandacht dus. Maar zover ben ik nog niet. Dat inzicht is me nog niet toegevallen.
 
Mijn worsteling gaat over mijn waarheid tegenover de waarheid die anderen mij (soms onbewust) hebben opgedrongen, want zo voelt het: opgedrongen. Tijdens mijn meditatie voel, ruik en zie ik dingen die bij mij horen. Het is echt verwarrend. Maar ik kan niet meer terug. Zoals mijn boeddhistische leermeesters vertelden in hun boeken en geschriften: ‘Meditatie en boeddhisme scheppen verwarring, niets is meer wat je gewend was. Maar eens kun je verlichting bereiken, vrij van de worsteling, alleen wat jij ziet, ruikt en voelt is van jou.’
 
Zo harkte in de herfst ik de bladeren op mijn grasveldje bijeen. Waarom hark ik, waarom mogen die bladeren (of wat ze ook zijn) niet blijven liggen? Terwijl ik hark, voel ik de opdracht: harken omdat het moet. Maar waarom? Ik lees artikelen waarom je bladeren moet harken en waarom niet. Waarom kinderen willen voetballen. Waarom het klimaat verandert en waarom niet. En altijd kom ik terug bij mijzelf. Wat denk ik, wat voel ik, wat ruik en zie ik? Maar vooral waarom? Een bruin, nat, afgestorven en gevallen blad stelt mij vragen. De herfst zette  aan tot denken. Waarom?
 
Guus van Holland is vriend van Shambhala Leiden
 
 
Deze column is gepubliceerd in de februari-editie 2020 op de website https://vriendenvanboeddhisme.nl/

Terug naar Dechen Chöling, vooral om de vriendelijkheid

21 dec

Tijdens een stiltewandeling rondom Dechen Chöling dwarrelde een blad op mijn neus. Ik probeerde er terloops naar te kijken en zag toen voor mij een ander blad dwarrelen. Vervolgens zag ik nog meer bladeren vallen. Ik dacht even na, over van wat voor een boom ze afkomstig waren. Een eik? Of toch een ….? Ik wist het zo gauw niet. Dat hoefde ik ook niet. Sterker: het was onbelangrijk wat voor een blad het was. ‘Kijk naar wat je ziet, maar ga gewoon weer verder. Een vogel, een koe, een blad van een boom, een bloem, een tak – neem waar en wandel door’, zo had shastri (leraar) Simon LaHaye ons geadviseerd.

Zo wandelde ik weer verder, deel uitmakend van een rij van ongeveer 10 mensen die achter Simon aanliep. Ik keek niet op of om, zag en hoorde dingen, rook de geur van gras, bomen, bladeren en andere dingen in de natuur waar we doorheen wandelden, maar ik bleef er niet bij stilstaan. Dingen neem je waar en gaan voorbij, dat was waar het om draaide. Ik voelde mijn voeten in mijn schoenen die ik bij elke stap op het bospad of het gras neerzette. Mijn aandacht ging naar de stappen, wat ik waarnam was een bijkomstigheid, mogelijk zelfs een afleiding van het gevoel dat je waarnam in je voetzolen, je enkels, je kuiten, je knieën, je bovenbenen tot aan het frisse briesje dat om je met een muts verwarmde hoofd draaide. Ik voelde wind, kou, frisheid – of zoiets.

Het was heel stil, maar toch hoorde ik iets. Geen muziek, geen motoren en sirenes, wel een koe die loeide toen wij voorbij kwamen, een paard dat hinnikte, een tjilpende vogel, een krijsende vogel, een takje dat brak omdat iemand er op stapte, en voetstappen. Er kwamen gedachten op. Maar die liet ik voorbijgaan. Toch nam ik waar dat ik de rij bleef volgen. Dat was wel anders in februari van dit jaar, toen ik voor het eerst aan een stilteretraite in Dechen Chöling (het boeddhistisch centrum van Shambhala Europa) deelnam. Toen wilde ik niet in de rij lopen. Ik wilde uit de rij, niet zoals de anderen ‘slaafs’ achter de leraar aan lopen. Met als gevolg dat de toenmalige leraar voorstelde om na mijn kritische verklaring ‘Guus en de anderen hun eigen weg door de natuur te zoeken.’

Waarom nu wel? En het kostte me geen enkele moeite. Ik voelde me ergens bij horen, de vorige keer wilde ik dat juist niet. Een overwinning? Dat is niet belangrijk. Een verandering? Sowieso.

De ervaringen waren vergeleken met mijn vorige retraite toch al anders. Ik had stilletjes gehoopt op hetzelfde, op dezelfde nieuwe en heftige inzichten, gewoon om weer meer over mijn echte zelf te weten te komen. Simon had me al gezegd dat ‘het’ altijd anders is, gewoon omdat niets wat je overkomt de volgende keer hetzelfde zal zijn. Geen ervaring is dezelfde. En niet alleen omdat de stille week (zwijgen tegen iedereen) anders was: de vorige keer was het een Silent Retreat, nu een Silent Mindfull Retreat. Ik had geen rekening gehouden met dat (kleine) verschil. Rekening houden met is sowieso een verkeerde opvatting, leerde Simon ons in deze week. Geen moment is dezelfde, elk moment is verschillend. Dat lijkt zo simpel, maar toch vinden wij (dus ook ik) het moeilijk om te aanvaarden. Ik wil hetzelfde als de vorige keer, net zo lekker, net zo mooi, net zo verrijkend. 

dralahall1Zo werd het in het centrum van Frankrijk toch weer een verrijkende ervaring. Ver van de bewoonde wereld, dus ver van de afleiding, entertainment, zoals computer, televisie, iPhone, internet, alcohol, contact met de buitenwereld, gesprekken over politiek, sport, de kranten, het nieuws, het werk, de gezinsproblemen en zo verder. Alleen met jezelf en een klein beetje met de medecursisten, met wie je sowieso geen verbaal contact mocht hebben – op twee of drie kringgesprekken na en een evaluatie met de leraar.

s Morgens om zeven uur zaten we al zonder ontbijt op ons kussen twintig minuten te mediteren, deden vervolgens yoga-oefeningen om het lichaam en zijn zintuigen te openen, wandelden in stilte en mediteerden alvorens we konden ontbijten en ons voorbereiden op de ochtendmeditaties, yoga, stiltewandelingen en teachings over in- en uitademen, voelen en je gedachten voorbij laten gaan. Om negen uur ‘s avonds mochten we zwijgend onze gang gaan om dan met een boeddhistisch boek snel in slaap te vallen en te dromen over dingen waar je anders nooit over droomt.

simon-lahaye

Simon LaHaye

Ik had moeite met de Franse uitleg van de leraar (de Frans-Canadees Simon LaHaye was al ruim 35 jaar Shambhala-boeddhist en echtgenoot van de lerares die mij vorig jaar begeleidde, de Duitse Ute), maar dankzij de vertalingen van François Grimbert en Ninon Stokes konden de oude Canadese krijger Jeremy, de Engelse Cash en ik de aanwijzingen goed volgen. En hoe deelnemers worstelden met pijn in hun rug, schouders en andere ledematen; hoe ik vreselijke pijn tussen mijn schouders kreeg, voor het eerst sinds nota bene 10 jaar toen door een psychosomatische fysiotherapeut werd vastgesteld dat die pijn werd veroorzaakt door distress, een neurologische aandoening als gevolg van in de loop der jaren opeengestapelde zenuwen en vooral (werk) stress. Ik vertelde dat ook aan Simon en meende dat ik te lang in mijn leven de verkeerde keuze had gemaakt en daardoor te veel stress ontwikkelde. Simon liet aan het mij, hij was immers geen psychotherapeut.

Wat ik besefte, door yoga, eindeloos mediteren en alleen met mezelf zijn, dat ik mezelf kon openen. Zo voelde het. Ik voelde meer, oude pijn, nieuwe pijn, pijn die ik eigenlijk nooit had gevoeld – had durven voelen. Ik voelde de kwetsingen, de bezeerdheid, ik voelde me zowaar heel kwetsbaar na een paar dagen van overgave. Er was niets meer dat me hinderde om kwetsbaar te zijn. Ik had geen afweer meer, ik was wie ik echt was, zonder afweer, zonder afweermechanismen. Zo voelde het althans – en nog steeds.

Nadat ik mijn pijnlijke ervaringen en kwetsbaarheid had gedeeld met de leraar, verdween de volgende dag zomaar en zowaar het ongemak. Ik zat wel weer vooraan, vlak voor de leraar of de umdze (tijdwaarnemer), overtuigd als ik was de meest ervaren meditator te zijn en dus mijn ego wilde laten gelden. Maar dat gevoel van de beste zijn, de meest wijze zijn en de meest ervaren meditator liet ik steeds meer varen. Ik zat gewoon op mijn manier, was niet met de anderen bezig, ik mediteerde op mijn manier, en als ik pijn kreeg ging ik anders zitten. Ik deed het op mijn eigen wijze, gewoon: hier ben ik en hier zit ik dan.

Ik had gevraagd naar een kamer voor mij alleen. Dat kon, gelukkig. Daarom was ik vaak alleen, ook wanneer ik met de andere cursisten in meditatie was of ging eten – vegetarisch, dat zeker. Ik voelde me behulpzaam worden, nog los van mijn Rota-taak, zoals de vele bussen met verschillende soorten thee klaarzetten en afruimen. Ik deed mee met helpen, zoals ik anderen, ingewijden met name, had zien doen.

Op de dag van Silence d’Or (de dag dat er écht geen woordwisseling plaats mocht vinden), voelde ik me gelukkig, alleen (zoals we allemaal zijn) maar niet eenzaam. Ik deed wat ik deed en ging met een prettig gevoel slapen, zo fijn kan alleenzijn zijn.

DC programmaMensen, cursisten en vrijwillige medewerkers en mensen dier wonen, zag ik steeds vriendelijker worden. Liefde en vriendelijkheid zag ik toenemen. Mensen lachten en keken steeds vriendelijker uit hun ogen. De laatste avond werd gevuld met een diner, vol toespraken en – voor wie het wilde – wijn. Het werd een fijne avond. Simon en Ute zaten naast elkaar, ik zat tussen Fransen en we spraken over het leven. Ik miste Jeremy, mijn Canadese maatje, maar ik kon in het Frans (en een beetje Engels) meepraten over de zin van boeddhisme en hoe we elkaar (de hele samenleving) kunnen helpen; vriendelijk zijn voor iedereen die je maar tegenkomt.

DC landschapOmdat de Franse treinen en vliegtuigen wegens stakingen niet vertrokken, was ik op zondagmorgen vooral aangewezen op de aanwezigheid en bereidwilligheid van de medewerkers van Dechen Chöling. Zo leerde ik Ninon goed kennen, half Engels half Frans. Ze bleef mijn inspanningen om te vertrekken op de voet volgen. Nóg meer dan anderen deden. Ninon omhelsde me bij mijn vertrek, hoewel anderen dat ook deden – zij het wat minder innig. Wat een warmte! Van Ute tot Klára en Sid (de drie die ik al kende van de vorige keer). Wat kan vriendelijk zijn voor elkaar toch fijn zijn, hartverwarmend.

Ik zat in de trein van Limoges naar Nederland, samen met Koos de Boer die al jaren in de buurt van Dechen Chöling woont en er dus vaak komt en werkt. En ik droomde dat alle vriendelijkheid voor altijd blijft bestaan. Ik weet dat alles van voorbijgaande aard is, zoals dat blaadje dat tijdens een stiltewandeling op mijn neus viel en verder naar de grond dwarrelde, maar vriendelijkheid moet altijd blijven bestaan. En dat kan. Ik probeer het nu elke dag, geleerd in het centrum van vriendelijkheid, Dechen Chöling, in het Tibetaans het land van grote gelukzaligheid.

Een hele week zwijgen en mediteren in een ver paradijs

13 mrt

IMG_0252

Het chateau van Dechen Chöling

De hoosbuien die eind februari mijn auto op de Franse wegen troffen, voorspelden stormen en donderslagen tijdens de stilteretraite die ik een week zou ondergaan in Dechen Chöling, het centrum van de boeddhistische gemeenschap Shambhala, 20 kilometer buiten Limoges. Mij wachtten zware dagen en nachten, mogelijk gevuld met eenzaamheid, depressies, angststoornissen, psychoses en andere neurotische verrassingen. Zo was mij verteld. Maar je kunt er wel altijd mee stoppen. Zo was mij ook gezegd. Dan maar terug naar huis, over dezelfde lange Franse wegen. Dan maar teleurgesteld in mijn veronderstelde mentale kracht.

Het was stil op de zondagmiddag dat ik aankwam. Ik liep wat rond over het immense, verlaten terrein, langs de vele gebouwen. Ik keek hier en daar naar binnen, zoals bij het hoofdgebouw, het chateau. Niemand. Uiteindelijk meldde ik me in het bureau, waar een jonge man met paardenstaart me begroette, inschreef en de toegezegde eenpersoonskamer wees. Dat werd een kamertje in Garden’s House. Tenslotte verbleef en sliep ik – bevreesd voor riskante ontmoetingen – liever alleen in mijn toevluchtsoord.

IMG_0182

Mijn kamertje

Bij de avondmaaltijd trof ik een twintigtal andere deelnemers aan de stilteweek en een paar vaste bewoners. Allemaal Fransen, vermoedde ik. Ze babbelden honderduit. Ik zweeg, omdat ik ze nauwelijks verstond, en richtte me op de vegetarische gerechten, die me zowaar heel goed smaakten. Vervolgens werden we verwacht in de meditatieruimte, waar de leraren Sid Liddall (een Engelsman) en Ute Reinhart (een Duits-Franse), en hun assistenten Benjamin Moreau (een Fransman) en Klára Vlkova (een Tsjechische), ons begroetten en inwijdden in het programma van de komende week. We zaten allemaal op een kussen en luisterden naar onze leraren op het podium van de schrijn.

Van ’s morgens negen uur tot ’s avonds negen uur zouden we mediteren – zittend (minimaal drie uur per dag) en wandelend. Verder reciteren (in het Frans of Engels) en luisteren naar lezingen. En eten, drinken (water, vele soorten thee of koffie), rusten, slapen en zwijgen. Altijd zouden we (vanaf maandagmorgen) moeten zwijgen. Geen entertainment, zoals Sid het noemde. Geen afleiding, geen vermaak, geen iPhone, geen computer, geen muziek, geen leesstof (alleen over boeddhisme en meditatie), geen contact met de buitenwereld. Stilte, zodat je alleen met jezelf bent en alles wat in je opkomt (wat je voelt, hoort, ziet en ruikt) zelf moet verwerken.

Na een stille nacht, meldde ik me om acht uur aan het ontbijt. Zwijgend, net als de anderen. Om negen uur begon de eerste meditatiesessie van twintig minuten, gevolgd door een korte lezing van een van de leraren, over de kracht van stilte en over de techniek van mediteren, vooral de houding en over alleen met jezelf zijn. Zittend op mijn kussen keek ik soms stiekem naast me of zelfs achter me. Naast mij zag ik vrouwen, achter mij enkele mannen. Ik hoorde ze kuchen en amechtig snuiven. Ik richtte me op mijn adem, zag allerlei gedachten in mijn hoofd voorbijkomen, ik probeerde ze weg te duwen. Tevergeefs, want ze kwamen terug, onophoudelijk en onstuitbaar. Het werd een gevecht. Net zoals thuis op mijn eigen kussen. Wat nu? Hoe kwam ik hier weg?

IMG_0245

Sid Liddall, mijn leraar

Sid en Ute hielden ons tijdens hun lezingen bij de les (vertaald door tolk Benjamin). Laat de gedachten komen, laat ze gaan, volg je adem, tot diep in je lichaam. Verdring niets, laat je niet afleiden. Dit ben jij, alleen jij. Ik wist het wel, maar toch trap ik er telkens weer in en ga ik op zoek naar iets anders – waar, wat of met wie dan ook. We werden uitgenodigd voor een stiltewandeling buiten. We liepen in een rij achter Sid aan. Ik sloot de rij. Dit wilde ik niet. Slaafs volgen, slaafs stilstaan, slaafs achter de leider aan en doen wat hij doet. Ik voelde me ongemakkelijk en hield afstand van de groep.

Bij de evaluatie (waarin ik was ingedeeld bij een groep met enkele Engels sprekende deelnemers) vertelde ik dat ik niet in een rij achter de leraar aan wilde lopen. Dat had ik al als kind toen ik lid was van de gymnastiekvereniging. Ik zei dat ik me een foto van toen herinnerde. Liever niet in een rij, liever niet met de groep meedoen. Autonoom zijn, in mijn eentje – dan maar eenzaam en alleen. Sid knikte, zonder oordeel. Dat was mijn ervaring. Zo was het voor mij, alleen voor mij.

IMG_0236

De meditatieruimte, de Drala Hall

Na de laatste zitmeditatie van de dag, ’s avonds tussen acht en negen, werd ons gevraagd de volgende morgen om zeven uur, al vóór het ontbijt, naar de meditatieruimte te komen om met Benjamin lichamelijke oefeningen te doen. Akkoord, dan maar meteen naar bed. Ik viel snel in slaap, hoorde buiten nog even onbestemde geluiden, maar droomde al snel weg. Wat stilte niet me je doet!

De (vroege) ochtendsessie onder leiding van Benjamin bleek niet aan mij besteed. Hij vroeg met Franse liedjes mee te zingen en zwaai-, draai- en zwierbewegingen te maken met armen en benen. Ik zong niet mee en probeerde wat mee te bewegen. Maar nee, dit zou ik de volgende ochtenden toch echt mijden als de pest. Gewoon uitslapen tot het ontbijt, zo nam ik me voor. Wat geschiedde.

Ogenschijnlijk had niemand me de volgende ochtend gemist. Iedereen zweeg en probeerde zich in zichzelf te keren. Alleen mijn buurvrouw naast mijn kussen zwaaide met een lachend gezicht naar me. Wat een verwelkoming! De zitmeditatie verliep volgens het oude recept. Worstelend met gedachten en adem. Voordat we uitgenodigd werden buiten een loopmeditatie te doen, zei Sid dat we ditmaal ons eigen weg mochten kiezen en ,,dat Guus dat wel plezierig zou kunnen vinden”.

IMG_0186

Het dagelijkse programma van de stilteretraite

Het advies was te kijken, te voelen en te ruiken wat je ervoer. Niet associëren, gewoon in het moment zijn. Het werd een bijzondere wandeling, alleen met je eigen zintuigen, zonder referentiekader. Alles wat ik ervoer op het weidse landgoed was nieuw én verrassend. Ik werd nauwelijks afgeleid. Ik voelde me niet schuldig niet deel uit te maken van een groep of achter een leider aan te lopen. Dit was ik helemaal zelf.

Zo verging het mij de komende dagen ook. Ik was alleen met anderen, zittend en wandelend. Ik mocht doen wat ik wilde. Dat werd me ook telkens verteld: ,,Doe wat je wilt, als je niet wilt doe je het niet”. Mediteren ging steeds beter. En ik zweeg, net als de anderen, zag ‘dingen’ die ik mogelijk anders nooit zou hebben gezien. Ik sliep diep, vanaf half tien tot acht uur, en droomde heftig.

Op donderdagmiddag ging het mis. Tijdens de yoga-sessie werd ik overvallen door een enorme angstaanval. Ik hield het niet meer, rende naar mijn kamer en slikte een angstremmer. Eenmaal terug in de groep werd ik rustig, sneller dan de medicatie kon werken. Waarom weet ik niet? Afleiding? Ademhaling? Omdat ik mezelf opende en kwetsbaar werd? Niemand reageerde op mijn vlucht. Het mocht. De volgende meditatiesessie en de avondmaaltijd verliepen zonder problemen. Het was goed zo.

IMG_0198

Uitzicht vanuit het chateau

Voordat ik naar bed ging, werd ik bevangen door verschrikkelijke fantasieën. Een gebeurtenis van nota bene veertig jaar geleden greep me bij de keel en leidde me naar een onverwachte onweerstaanbare hel. Zo zou ik nooit kunnen slapen. Het zou een helse nacht kunnen worden. Ik greep naar afleiding (een angstremmer), mijn hoofd kwam tot rust, waardoor ik langzaam maar zeker in slaap viel. Fout? Ik weet het niet. De volgende ochtend werd ik kalm en uitgerust wakker, klaar voor de volgende meditaties en confrontaties. Maar de vraag bleef hangen: waarom nu, na veertig jaar? Had ik het trauma destijds dan niet echt verwerkt, niet voldoende doorleefd? Had ik me destijds te veel overgegeven aan afleidingen om de pijn niet te voelen? Daar is geen antwoord op, wist ik.

Ute Reinhart, mijn lerares

’s Middags zou ik een evaluatiegesprek hebben met Sid. Ik had een analyse opgebouwd over het proces van mijn leven en besloot dat (trots) aan de leraar te vertellen. Eenmaal tegenover hem in de zonnige tuin, begon ik te vertellen. Sid luisterde aandachtig. Zoveel aandacht had ik nog nooit gehad. Ik bleef maar door ratelen, overtuigd van het belang van mijn nieuwe inzicht. Eindelijk iemand die goed en vooral aandachtig luistert, en me onafgebroken aankijkt.

Toen ik klaar was, keek Sid me aan en zei: ‘Maar dat is niet de bedoeling van deze retraite. Analyseren doe je maar ergens anders, bij je therapeut. Dit is geen therapie. Het enige wat je hier doet is ademhalen, bij meditatie je adem voelen, aandacht geven aan je adem. Niets anders.’ Verrast, niet eens teleurgesteld, maar vastberaden besloot ik mijn meditaties anders te gaan doen. Zo zat ik de komende uren op mijn kussen. Ik voelde me bevrijd. Dit voelde beter.

Ik wijdde me vol aandacht aan de theepauze, die ik dagelijks diende voor te bereiden en af te sluiten. De rest van de retraite verliep vredig. Ik voelde meer, ik voelde me meer verbonden met mezelf én met de anderen. Het werd een heerlijk slot, met aan het eind van de week openhartige uitwisselingen en een bijzondere slotavond met gezang, het voorlezen van gedichten, champagne, wijn en ander vermaak. Zo kon ik afscheid nemen van mijn stilteweek in Dechen Chöling en vriendelijk terugkeren naar de vast weer lawaaiige, agressieve en brutale wereld.

IMG_0196

Het chateau

Ik verlang nog elke dag terug naar die week in het Franse land, terug naar de mensen, terug naar de vriendelijkheid van mezelf en de andere deelnemers, terug naar de leraren en hun assistenten die zonder oordeel naar me keken en luisterden. Ik kon en mocht helemaal mezelf zijn. Ik voelde me verrijkt met meer inzichten.

Hoe nu verder? De stilte omarmen en verder mediteren? Hopend op een verrijking van mijn leven. Of zal ik me moeten neerleggen bij de realiteit, met wie en wat ik werkelijk ben, met alles wat ik voel, hoor, zie en denk?

 

Moet ik mijzelf dan afzonderen of laten inmetselen?

6 mrt


Vanuit mijn nederige bosverblijf zie ik mezen, merels, gaaien, duiven en andere vogels mijn zaadcontainer bestormen. Ze zijn met velen. Durven ze wel met z’n allen!

Meer sympathie gaat uit naar de bonte specht, die alleen en onverstoorbaar zoveel mogelijk graantjes probeert mee te pikken. Alleen is maar alleen, maar hij doet het toch maar, die durfal. Geobsedeerd volg ik zijn obsessie: pikken, eten en doen zonder zich (ogenschijnlijk) iets van anderen aan te trekken.

Zo zou ik het ook willen kunnen. Dingen doen en zeggen, leven zonder me gestoord te voelen door mensen om mij heen. Niet ogen in mijn rug voelen prikken, niet bang zijn voor anderen – vooral hun oordeel. Angst en schuldgevoel maken zich in meer of mindere mate van mij meester wanneer ik iets doe of zeg.

Paranoïde ben ik niet. Maar ik kan vrij bang zijn voor een oordeel. Dat ervaar ik gauw als een afwijzing: ‘Zo doe je dat toch niet, dat is toch raar, zo kun je niet opgevoed zijn, doe normaal!’ Als ik dat niet daadwerkelijk hoor of voel, dan is er wel een stemmetje in mijn hoofd die mijn gedrag beoordeelt, sterker: afkeurt.

In boeken over boeddhisme, zoals ‘De weg van de witte wolken’ van Anagarika Govinda (lees ook zijn: ‘De mystiek van het Tibetaans boeddhisme’), word ik geconfronteerd met heremieten die zich in afzondering aanleren naar zichzelf (en hun lichaam) te luisteren. Na jaren van meditatie en contemplatie in een grot of boven op een berg met summiere levensbehoeften vertoefd te hebben dalen zij af naar de samenleving, waar iedereen elkaar tot gekte drijft in de jacht op succes en geluk, en worden zij verwelkomd als heiligen, verlicht. Zij worden aanbeden, want zij hebben het in zich alleen met zichzelf vrede te vinden – zo wordt aangenomen.

Vanzelfsprekend hebben zij zich veel moeite moeten getroosten om in deze veronderstelde staat van verlichting te geraken. Alleen, op jezelf kunnen leven zonder toegeven aan verleidingen, begeertes kunnen weerstaan, jaloezie en competitie kunnen vermijden; ze doorzien als een strijd met het telkens opspelende ego en dat opgeven.

Ik herken die strijd. Vrijwel alles staat in dienst van mijn ego. Wat ik doe, denk en voel wordt gevoed door mijn omgeving. Bij mij wel. Ik wil onafhankelijk kunnen zijn, autonoom: wat mij beweegt behoort aan mij en aan niemand anders.

Moet ik om dat te bereiken me afzonderen in een grot (of zelfs ingemetseld), jaren alleen op een berg in de Himalaya wonen? Daar uren verblijven in meditatie en contemplatie? Moet ik alleen mezelf voelen en alleen mezelf beleven, met alleen mijn lijf, adem, pijnen en oprispingen als gezelschap; de omgeving, de natuur en de hemel als mijn enige bondgenoten?

Ik zou me eenzaam voelen – en dat wil ik niet. Dan maar een ego dat wordt geleid door invloeden van buiten, van mijn naasten met wie ik het goed wil kunnen vinden. Dan storen ze me maar in mijn comfortzone, dan schudden ze me maar wakker: ‘Kom op Guus, je bent niet alleen op de wereld, doe eens mee met ons’. Ik heb het nodig om wakker te blijven, mijn vijanden als bewakers te zien, zodat ik niet inslaap en denk dat er maar één op de wereld is en dat ‘ik’ dat ben.

Meedoen, niet alleen op jezelf leven en voor jezelf zorgen, zo suist het voortdurend door mijn hoofd. ‘Stop eens met alleen voor jezelf op te komen!’ Het is mijn dilemma – en mogelijk dat van vele andere mensen. Mijn ego is me heilig. Hoewel ik ervaar hoeveel lijden dat veroorzaakt. Anderen moeten mij even lief zijn, vind ik. Hoe doe je dat? Kiezen: jezelf minder maken en de ander meer. Misschien dat heremieten, monniken, lama’s en boeddhistische boeken mij daarbij kunnen helpen.

Ik hoop het, want mijn gulzigheid (begeerte) wordt op de proef gesteld. Ik wil het voortdurende geluk vinden – hoe en waar dan ook. Liever niet in een grot boven op een berg, los van de levensbehoeften die mij vaak een voldaan gevoel geven. Ik wil hier kunnen leven, tussen mijn geliefden, vrienden en mijn vijanden.

Guus van Holland is vriend van Shambhala Leiden

Deze column is gepubliceerd op de voorjaarseditie van de website http://www.vriendenvanboeddhisme.nl

Het begint pas bij verveling

12 sep

Ik was er maar weer eens voor gaan zitten. Mijn hoofd was weer vol en ik wilde zo graag dat hij leeg werd. Weg met die muizenissen, weg met die problemen, weg met die plannen, weg met iedereen die me in de weg zit. Ik wilde leegte, volslagen leegte. Niks meer.

Daar zat ik dan, op mijn kussen. Ik hield me aan de instructies: laat de gedachten komen en laat ze weer gaan, voel de adem uit je neus komen en over je bovenlip stromen. Ik wilde loslaten, alles loslaten. In mijn hoofd echode een mantra: laat gaan. Maar ik liet niets los. Ik hield me vast aan de instructies. Als ik het niet zó doe komt het niet goed, dacht ik. Het moet goed komen, het moet leeg worden.

Ik wilde al weer weg van het kussen. Ik vocht, ik haalde me dingen in mijn hoofd die me ver van de vurig verlangde leegte houden. Weg, jij die mijn hoofd binnendringt. Weg, opschieten.

Ach nee, ik doe het verkeerd. Ik laat het niet begaan, ik laat niet los. Wat nu? Ik wilde leeg worden. Ik had een doel: leeg worden. Ik had me niet voor niets tot boeddhisme gewend, ook om er te leren mediteren. Om zacht en vriendelijk in mijn hoofd te worden, om het daar stil te laten zijn.

Tekening Jacques de Jong

Tekening Jacques de Jong


Zo gaat het elke keer als ik op mijn kussen zit. Misschien moet ik mijn meditatie-instructeur vragen hoe het moet. Ik moet het weten, ik wil een houvast. Zonder houvast geen succes. Zonder houvast geen leven.

Dan lees ik, op zoek naar houvast ‘De mythe van vrijheid en het Pad van Meditatie’ van Shambhala-leermeester Chögyam Trungpa. De oplossing moet toch ergens te vinden zijn? Zonder oplossing bereik ik mijn doel niet.

Ik vind het hoofdstuk ‘Verveling’. Trungpa schrijft daar dat ‘het’ pas echt begint als we verveling bij mediteren gaan voelen, échte verveling. Over het misverstand verplaatst hij zich (onbedoeld?) in mij, de man met verwachtingen: ‘Ik had gedacht dat boeddhisme en meditatie iets zouden opleveren, dat ik verschillende niveaus van verwerking zou bereiken. Maar niets van dat alles. Ik verveel me dood.’

Verveling is essentieel, schrijft hij, omdat verveling tegen houvast, tegen referentiepunten ingaat. ‘Referentiepunten zijn onderhoudend, komen altijd met iets nieuws, iets levendigs, iets fantastisch en allerlei oplossingen op de proppen. Als we het idee van referentiepunten wegnemen, is er verveling.’

Gewoon zitten en mediteren dus. Zo ben ik maar weer begonnen. En daar zat ik, stiekem met een hoofd vol verwachtingen. Ik liet gedachten komen en gaan. Ik voelde dat lucht uit mijn neusgaten kwam en mijn bovenlip streelde. Ik voelde tintelingen in mijn lijf. Ik liet het begaan. Ik geef toe, het was worstelen, dat loslaten.

Na een poosje schrok ik. Ik zat tollend op mijn kussen. Mijn ogen hadden zich gesloten. Ik dreigde voorover te vallen en kon mezelf nog net vasthouden – toch nog een houvast dus. Het moet even leeg zijn geweest in mijn hoofd, anders was ik niet bijna gevallen.

Leeg zijn, zou ik het nog eens durven laten gebeuren?

Guus van Holland is vriend van Shambhala Leiden

Deze column is gepubliceerd in de herfstuitgave van de website http://www.vriendenvanboeddhisme.nl

Alleen in stilte op zoek naar contact en herkenning

28 apr

Twee hele lange dagen, twee lange halve dagen en drie hele korte nachten in stilte doorbrengen met 25 andere mensen, afwisselend een uur zittend op een kussen, met gesloten ogen, en een uur lopend in een bos, met geopende zintuigen. En dat minimaal vijf keer op een dag. In stilte samen zijn, in stilte samen eten, in stilte samen luisteren naar de leraar, zuster Virañani. De Amerikaans-Hawaiiaanse werd een boeddhistische non in de theravadatraditie na een jarenlang verblijf in het Birmeese meditatiecentrum Chanmyaymyaing van Sayadaw U Indaka .

Samen in oneindige stilte, samen verzachten en vriendelijk zijn. En dan aan het einde van de dag, een halfuur voor het slapen gaan, samen chanten in pali, de oorspronkelijke taal van het boeddhisme.

Zo beleefde ik mijn eerste sangha metta, voortdurend zinnen in mijn hoofd oproepend die symbool staan voor liefdevolle vriendelijkheid. Naar jezelf, naar een kennis, naar een vriend, naar een vijand (of iemand waar je moeite mee hebt), naar ieder levend wezen op deze aarde. May I be well, happy and peaceful. May you be well, happy and peaceful (moge je gelukkig zijn, gezond en vredig zijn – of welke formulering ook). Steeds maar weer, niet als een mantra, maande Virañani. Maar recht uit het centrum van je hart. Voel het maar, je hart, hoe je hart voelt, de liefde, en straal dat gevoel uit, als een geschenk.

Ik voelde mijn hart niet, althans niet die liefde die erin huist. In gedachten liet ik de zin voorbijgaan, een paar keer, dan weer een hele tijd niet, dan weer wel, even terug naar de ‘opdracht’. Na een uur, waarin de pijn in mijn rug steeds heftiger werd en ik – wat gewend aan het ongemak – af en toe was weggevallen, hoorde ik een zacht geluid, dat van een cimbaaltje dat door de leraar heel licht werd getoucheerd. En nog twee keer. En, vroeg ze, voortdurend de zin herhaald? Of maar twee of drie keer, tussen onophoudelijk terugkerende gedachtestromen? Nou, dat laatste. Geeft niet, alles is goed. Make yourself comfortable, please. It’s okay. Everybody makes mistakes. Nobody is perfect. Relax.

Zuster Virañani

Zuster Virañani

,,Ontspan asjeblieft het is geen begrafenis”, probeerde Viranani te bemoedigen. ,,De beoefening hoeft geen serieuze bezigheid te zijn.” Niet je heel erg best doen, zoals Westerlingen gewend en geleerd zijn te doen, zei ze. Niet de pijn de baas blijven. Het gaat over verzachting. Liefdevolle vriendelijkheid, het tegengif van boosheid en afkeer. Probeer niet beter te zijn dan je bent, of beter dan een ander. Dat is strijd. Als het niet gaat, zoek een stoel om op te zitten of een bankje om op te liggen. Make yourself comfortable. Relax, relax, relax. Wees je zelf, altijd. Dat mag. En probeer de liefde die in je hart zit uit te dragen, als een geschenk. Ik deed mijn best…

Maar waarom eerst bij jezelf beginnen? ,,Wanneer het hart ontspant, komt de rest vanzelf. Anders dan in Azié”, legde Varañani uit, ,,vinden mensen in het Westen zichzelf vaak de meest lastige persoon om liefde aan te sturen. Ze zijn zelfkritisch en bang om egoïstisch te zijn.’ En juist daarom is het belangrijk om met jezelf te beginnen.”

Metta is een concentratieoefening, maar ook een cultiveren van vriendelijkheid, van goedheid. Het brengt vreugde in je hart en van daaruit wordt concentratie makkelijker. Ze ziet mettameditatie graag als achterdeur naar bevrijding vanwege het wegvallen van afkeer en de zelfloosheid, lees ik later in een interview met haar in het Boeddhistisch Dagblad.

De eerste dag was vreselijke, heftig en confronterend. Niets mogen zeggen, bleek (voor mij) een straf. De deur voor een ander openhouden, zonder iets te zeggen, zonder te knikken, zonder de ander in de ogen te kijken. Zonder, alleen maar doen en zwijgen. Zoals de regels (ethische code) waren. Mocht je iets kwijt willen, een vraag wilde stellen, dan kon dat door een briefje aan het witte bord te hangen. Mocht je een kamer met iemand delen, zwijg en blijf zwijgen. Communiceer door middel van een briefje. Geen contact met de buitenwereld, niet met thuis, niet met vrienden, partners of kinderen. Niet lezen, geen boek of tijdschrift, geen iPhone, alleen met jezelf zijn, zwijgen en de zinnen door je hoofd laten gaan. Alles in meditatie.

Geen alcohol, geen sigaretten. Geen gebruik van bedwelmende, verdovende of opwekkende middelen. Water, thee, koffie, melk. Vegetarisch eten, want het eten van vlees is je conformeren aan het doden van dieren.

Niet lonken, niet flirten, geen knipoog, geen welriekende aangename geuren zoals parfum of aftershave op, geen opvallende, uitdagende kleding. Sober, onopvallend aanwezig zijn. Alleen met jezelf zijn, in gedachten bij liefde schenken.

Zoals iedereen had ik een werkmeditatie toebedeeld gekregen. Ik moest ’s morgens de wc-blokken schoonmaken, van de dames en de heren. ,,Doe het met aandacht, doe het voor jezelf en voor anderen.” Waren er handschoenen? Ja. Gelukkig maar.

Buiten in het bos was het aangenaam. In stilte wandelen, vooral langzaam, meditatief. Andere wandelaars passeren zonder ze aan te kijken, zonder te knikken, zonder blik van herkenning te geven en te ontvangen. Tijdens een wandeling in de avondschemering doemde op mijn pad een spook op. Het droeg een pij. Het kwam dichterbij en passeerde me zonder mij op te merken, zonder groet, zwijgend. Het was zuster Virañani, met een muts op haar hoofd. Ik herkende haar. Zij mij ook? Ik hoopte wel.

Ik zag de bladeren aan de bomen, ik hoorde de vele vogels, ik ontdekte een poes op jacht naar een prooi, ik hoorde ganzen boven me vliegen, ik rook de bloemen, de bomen, het vochtige gras. Ik rook de natuur. En ik sprak in mezelf, met mijn rechterhand op mijn hart: May I be well, happy and peaceful. May you be well, happy and peaceful. Buiten het bos, dus buiten de sangha, passeerde ik twee wandelaars met een hond. Ik zei ‘goedenavond’. Ze zeiden iets terug, natuurlijk. Ik voelde me weer gezien, eindelijk.

Na de dhammatalk ’s avonds van zeven tot acht, een boeddhistische lezing door de leraar, over loving kindness (liefdevolle vriendelijkheid), weer een uur zitmeditatie. Dan ter afsluiting een gezamenlijk chant. Die ontroerde mij, want samen geluid uitbrengen en samen over liefde zingen of gewoon (verlegen) meeneuriën raakte mij. Voor mij zongen twee vrouwen mee, met gesloten ogen. Ze hadden geen tekst voor zich, ze kenden de tekst uit hun hoofd. Heel mooi.

En toen naar mijn kamer, in stilte. En om tien uur het licht uit. Duisternis en complete stilte. Proberen te slapen in vriendelijkheid. Totdat om vijf voor zes het belletje rinkelde als het teken dat we weer gaan mediteren. Te beginnen om half zeven, zonder ontbijt. Pas na een uur zitten was er ontbijt, zwijgend het eerste voedsel nemend. Zwijgend zelf je bord, bestek en kopje afwassen. Zwijgen.

Zo verging het ook de volgende dagen. Maar toch, de dagen verliepen ondanks hetzelfde schema niet hetzelfde. Elke beleving was anders. Niets was hetzelfde. De pijn was anders, de stilte was anders, de wandeling was anders, het weer was anders, de vogels waren anders. Alleen de deelnemers waren hetzelfde. Allen naar binnengekeerd, ogen gesloten, zwijgend, zonder contact te maken. Somber en strak. Bewegingsloos, zo zag ik als ik stiekem rondkeek of er nog iets gebeurde. Misschien was er nog contact te vinden. Wat niet mocht.

Ik was – om de ondraaglijke pijn in mijn rug te ontwijken – op een bankje gaan zitten. Comfortabel en ontspannen, voor zover dat mogelijk was. Plotseling kwam een vrouw naast me zitten. Ik schoof beleefd wat op. Ze fluisterde nauwelijks hoorbaar: ,,Okay, blijf maar zitten.” Oei, iemand zei iets. Ik raakte ontroerd en wilde uit dankbaarheid een hand op haar been leggen. Eindelijk een metgezel, eindelijk contact. Ik deed het niet. Ik mocht niet. De vrouw keek strak voor zich uit, sloot haar ogen en zweeg. Geen contact. Geen emotie te bekennen. Niets, versteend als een standbeeld.

En toch steeds weer die zin in je hart laten opkomen en uitdragen. Liefdevolle vriendelijkheid. Naar de vrouw naast je die je geen blik waardig keurde. Naar ieder levend wezen in deze wereld. Ook naar de man of vrouw met wie je niet kunt opschieten, die je soms haat. Omdat je hem of haar niet begrijpt. Naar een vijand. Geef liefde, geef. Wacht niet om een bedankje, geef gewoon.

Waarom ik het vol hield? Omdat het moest? Omdat het was afgesproken? Omdat ik mezelf wilde helpen? Mezelf wilde verlossen van vijandige gevoelens? Ik weet het niet. Ik deed het, in meditatie, met aandacht. Ik zat en wandelde. En ik bleef zitten en wandelen. Zwijgend, alleen in en met mezelf. Alleen. Eenzaam en toch niet alleen. Ik voelde alleen mezelf, ik keek in mezelf, ik voelde mezelf, vechtend, gespannen op zoek naar ontspanning.

Af en toe ontspande ik. Dan bleek ik even weg geweest, had ik geslapen of was ik eenvoudigweg de tijd en mijn aanwezigheid vergeten. Ik was vergeten dat ik iets moest. Ik voerde geen strijd meer. Ik wilde niet beter zijn, ook niet beter dan anderen. Ik had de spanning losgelaten. Ik was los geweest, los van energie. Ontspanning.

Virañani bemoedigde ons, gaf weer nieuwe instructies en zei alweer vooral ontspannen te zijn. ,,Doe wat je goed vindt, doe wat bij jou past, wees lief voor jezelf, wees jezelf: je mag er zijn, je bent er al. Niets hoeft, er is niets dat je nodig hebt om je beter te voelen. Dit is het, dit ben jij. Relax.”

BUN-Sangha-Metta5-xUitgeput kroop ik elke avond in bed. Totaal vermoeid. Maar de slaap kon ik niet vatten. Adrenaline? Al genoeg ontspanning en stilte gehad? Ik lag, dacht en luisterde naar de stilte. Het geluid van een bons-bons-muziekfestival drong vanuit de verte door tot in mijn sobere cel. Ik hoorde het eerst verstoord aan, hoezo stilteretraite? Maar ik merkte al gauw dat het niet meer dan geluid was.

Om vijf voor zes hoorde ik in de gang een belletje rinkelen. Tijd om op te staan, tijd voor een uur meditatie. Buiten tjilpten de vogels al. Ze streelden mijn oren. De lerares zat er al. Ze zei niets. Ze had haar ogen dicht. Niemand zei iets. Iedereen sloot zijn ogen. Het was stil, alleen maar stil.

Na de laatste ochtend van stilte en contactloze gemeenschap mochten we in een kring gaan zitten én praten. De uren van stilte waren voorbij. Ik zag mensen, ik zag hun ogen, hun emoties. De een sprak over zijn ervaringen, de ander over dankbaarheid, weer een ander vertelde over heroverde liefde, en een man zei dat hij eindelijk het gevoel had dat hij zichzelf kon zijn. Hij voelde zich eindelijk normaal. Want ieder mens is normaal. ,,Dank u dat ik normaal, mezelf, mag zijn.”

Ik keek op me heen en voelde eindelijk contact. Mensen keken naar mij. Ik keek naar die mensen, naar hun tranen, naar hun bewegingen, naar hun ogen. Ze leefden weer. Ik vertelde iets over mijn opluchting, dat ik eindelijk (weer) contact had. Ik was niet langer alleen, ik voelde me niet langer eenzaam.

Is dat het? Kan ik niet zonder mensen die contact maken? Niet zonder mensen die in verbinding staan met mij? Alleen is maar alleen. Alleen worstelend met liefdevolle vriendelijkheid voor mezelf en mijn ergste vijand. Ieder mens is toch alleen? Ieder mens is toch op zoek naar contact en herkenning? Naar bevestiging.

Feest van blijheid, hoop en ongebreideld chauvinisme

2 jul

De Tour de France past geen bescheidenheid. Kijk dus niet op van de kermissfeer rondom de start van dit sportevenement in Utrecht. Ze is van alle tijden en zal in de komende jaren vast en zeker groeien. Zodra de Tour een stad aandoet gaan op alle huizen, gebouwen en pleinen de vlaggen uit. De Tour is meer dan sport, meer dan wielersport. De Tour is een feest, een zomerfeest waarin niet alleen wielrenners willen stralen.

De Tour van 2014 in Engeland

De Tour van 2014 in Engeland

Over gigantisme als een woekerend abces, waar de Tour-directie twee decennia geleden nog angstvallig voor waarschuwde, wordt nauwelijks meer gesproken. Integendeel. Mogelijk straks als de Tour voorbij is. Wie zich nu in Utrecht begeeft of straks langs de wegen naar Zeeland, België en Frankrijk wil staan, wordt overweldigd door blij, uitzinnig volk. Het is alsof de Tourkoorts, onlangs zo indringend door Peter Ouwerkerk (sinds 1971 Tour-verslaggever/chroniqueur) beschreven in ‘Bidon, een leven lang de Tour’, zich alleen maar uitbreidt. Zeker nu in Nederland, waar niemand kan ontkomen aan dit verslavende virus.

Ik herken de verslaving. Twee decennia lang was ik wielerverslaggever en kon ik niet buiten de Tour de France. Geen voorjaar (tijd van verlangen en honger) en zomer (tijd van overgave) zonder de opwindende reis door Frankrijk, langs boeiende landschappen, over prachtige bergen, langs vervaarlijke ravijnen, in verschroeiende hitten, in dagenlange regenbuien, in armoedige én chique hotels, in verstikkende perszalen en langs kuddes verdwaasde toeschouwers die nauwelijks wisten waarom ze langs de weg stonden. De onafgebroken discussies met collega’s na afloop in het restaurant en nog later op het avondterras of aan de bar.

Ik droomde elke nacht van wielrenners. Zelfs weken na afloop van de Tour, zat het wielrennen nog in mijn hoofd en mijn hart. Daar hielp geen heerlijk Grieks strand of natuurwandeling in de Alpen als afkickproces tegen. De Tour zat in mijn systeem en ging er maar moeizaam uit. Om mijn liefdesrelatie gezond te houden (wat niet lukte) en mijn sociale netwerk te onderhouden, was dat wel nodig.

De afkickverschijnselen na jaren verslaggeving in de Tour de France voelden zwaar, de adrenaline begon op stille, ongewenste momenten weer te spuiten. Mijn hart sloeg op hol, omdat het vroeg naar de Tour, het onbezonnen, opwindende, avontuurlijke leven. Mijn hart was een Tourhart. Mijn hart klopt nu aangenaam, vrij rustig. Mijn dagelijkse meditatie en contemplatie helpen me daarbij. Er is meer in het leven. De verwondering overheerst nu.

Het is dus nu weer tijd voor het feest van blijheid en hoop. Tijd voor uitgelatenheid, bespiegelingen en identificatie met oude en jonge helden. Op sociale media bestoken supporters, volgers en anderen elkaar van ’s morgens vroeg  tot ’s avonds laat verslaafd en verdwaasd met ronkende meningen, vaak uit de onderbuik maar ook uit het hart.

Het is dus weer voor ongebreideld chauvinisme. Vooral in thuisland Frankrijk. Fransen hunkeren naar Franse helden, Italiaanse naar Italiaanse, Belgische naar Belgische, Spaanse naar Spaanse en Nederlandse naar Nederlandse. Pas op, het is elk land raak, zodra de lokale helden op kop rijden. Op de voorpagina’s van kranten, magazines en talrijke boeken (de handelsgeest tiert welig) worden de lokale helden voorgesteld als favorieten. Terwijl de Tour de France toch een wedstrijd is met favorieten uit vele landen. Wie waren ook weer Fausto Coppi, Eddy Merckx, Jacques Anquetil, Miguel Indurain, Bernard Hinault, Lance Armstrong en Joop Zoetemelk? Wie?

Eens was een start- of etappeplaats van de Tour de France buiten Frankrijk door de organisatoren bedoeld als verspreiding van de Franse cultuur. Die ambitie is overvleugeld door commercie en consumentisme (geld en begeerte). Alleen de namen zeggen iets over het oorspronkelijke Franse karakter van de ronde. De start in Utrecht heet Le Grand Départ. De doorkomst in Zeeland en aankomst op Neeltje Jans wordt Tour de Zélande genoemd. En zo zijn er meer Franse etiketten. Maar vooral ook regels die door de lokale organisatie streng dienen te worden nageleefd. Gelukkig gaan niet alle tradities op de schop.

De Tour is geglobaliseerd en gemondialiseerd. De favorieten zijn niet langer Fransen. Een Brit vooral, een Italiaan, een Spanjaard en een Colombiaan – een Australiër, een Pool? – zullen hoogst waarschijnlijk strijden om de eindzege. Geen kopman uit Frankrijk, nota bene, of uit België en Nederland. Zij zullen zich tevreden moeten stellen met een topklassering of zich moeten richten op een overwinning in een etappe of tijdrit. Tevreden? Het Nederlandse volk (de televisie voorop) zal exploderen wanneer een landgenoot op kop rijdt en vooral wanneer hij wint – waar of hoe dan ook. Je voelt het aan de atmosfeer, opgejaagd door de ontketende media, die geen maat kennen. Relativering is uit den boze.

Voel je druk? Het is de meest gestelde vraag aan Tom Dumoulin, een 24-jarige Nederlandse renner die allerwegen is bestempeld als dé kanshebber voor de openingstijdrit in Utrecht. Hoe zou zijn antwoord luiden? Wat als zijn lichaam onder de immense druk bezwijkt en ‘onze Tom’ ziek is – of die dag niet goed genoeg, dan wel domweg valt? Een tv-verslaggever vroeg aan een Nederlandse favoriet voor een hoge klassementsklassering, Bauke Mollema, wie hij graag de tijdrit zag winnen. Mollema antwoordde: ‘Fabian Cancellara’. Zijn Zwitserse ploeggenoot. ‘Echt waar? Niet Dumoulin?’ Nee, zijn ploeggenoot in het Amerikaanse team Trek, Cancellara dus, moest winnen. Dat wielrenners niet per definitie nationalistisch denken bevreemdt niet. Zij zijn domweg professional. Zij worden door een internationale firma betaald en rijden samen met renners uit alle landen.

Zo gaat het in elk land. In de periode dat ik de Tour versloeg, stoorden wij Nederlandse journalisten ons aan het grensoverschrijdende chauvinisme van de Franse media. Hoe elke dag de Franse kranten werden geopend met uitzinnige kretologie over Franse renners. Hoe Fransen alleen nog Fransen willen kennen. Natuurlijk waren wij betrokken bij de Nederlanders Joop Zoetemelk, Hennie Kuiper, Peter Winnen, Johan van der Velde, Steven Rooks en Erik Breukink. Maar zoals de Fransen? Nee. Toen Zoetemelk in 1980 de Tour won kwamen duizenden Nederlanders naar Parijs om hem als winnaar toe te juichen. Het was rustig vergeleken bij wat zich jaren daarna in hysterische zin op Alpe d’Huez (de Nederlandse berg) ging afspelen en nu rondom Utrecht en Zeeland gaat gebeuren. En wacht op de dag dat Alpe d’Huez beklommen gaat worden. De gekte zal grenzenloos zijn.

Ploegenpresentatie Tour in Utrecht.  Foto Jeroen Wielaert

Ploegenpresentatie Tour in Utrecht.
Foto Jeroen Wielaert

Ze komen in de hoop iets van de kanshebbers Christopher Froome, Alberto Contador, Vincenzo Nibali en Nairo Quintana te zien, liever om de Nederlanders Tom Dumoulin, Bauke Mollema, Steven Kruijswijk, Laurens Ten Dam, Twan Poels, Wilco Kelderman, Lars Boom en Robert Gesink aan te moedigen, liefst aan te raken. Want dat is wielrennen nog steeds: je kunt de renners van nabij zien (met alle gevaren van dien), hun massageolie ruiken, hun hightech-fiets bewonderen en – zo las ik al – om de hotels waar de renners verblijven te aanschouwen. Verdwazing? Gekte? Het gebeurt nu eenmaal. Het is in geen andere sport het geval.

Hoewel alweer de eerste berichten over nieuwe verboden middelen opduiken (de Duitse dopingexpert Perikles Simon liet al weten dat het nieuwste middel alle oude middelen overtreft), blijft de wielersport aantrekkingskracht uitoefenen. Of juist daardoor. Niet dat het grote publiek gelooft in schone sport. Het gaat om bewondering en verwondering. Om de sensatie. Het evenement als spektakel, als sportief amusement. In Nederlandse kranten wordt zelfs nog (alweer) uitgelegd hoe het spel gespeeld wordt. Even bijpraten! En dat na honderd jaar Tour de France. Zoals ‘De Tour de France voor dummies’ in het Algemeen Dagblad. Gerrie Knetemann, een filosofische renner die zich interesseerde voor geschiedenis, voorspelde het me begin de jaren tachtig in een interview in De Volkskrant: ‘Pas op: We gaan qua opwinding de Romeinse tijden nog eens overtreffen.’

Dat Nederlanders kunnen meestrijden om een etappeoverwinning en een hoge eindklassering versterkt vanzelfsprekend de aantrekkingskracht. Dat is wel anders geweest, zeker na de dopingonthullingen rondom de Amerikaan Lance Armstrong en zowaar en massaal in de Nederlandse Rabo-ploeg, nota bene. Veel mensen zullen de Tourkaravaan in Frankrijk gewoon blijven volgen. Mollema, Ten Dam, Dumoulin en Gesink gaan de druk voelen. Hoe onaangenaam die druk ook is, het is een droom die uitkomt: aangemoedigd en toegejuicht worden door een massa landgenoten. Dat is toch waar ze als jongetje van droomden? Dat is toch wat iedere sportman wil? Afzien en bewonderd worden. Dan maar druk, dan maar overtollige aandacht. Een wielrenner zonder Tour is geen wielrenner.

Wie zich afwendt van dit spektakel, mist veel. Je kunt enerzijds met chagrijn en tegenzin kijken, ‘omdat het er toch niet sportief aan toe gaat’. Je kunt je ook verwonderen over wat mensen drijft om de Tour te rijden, waarom zoveel mensen er door opgewonden raken. Nieuwsgierigheid, als een quasi-wetenschappelijk onderzoek. Mogelijk is dat alles een luchtspiegeling die afleidt van het als deprimerend ervaren leven. Het verdooft de pijn en somberheid waaraan we maar niet lijken te ontkomen. Door toe te geven aan verleidende prikkels (winkelen [neuroshopping], materiële rijkdom, mooie snelle auto’s, televisie, smartphones, sportevenementen, amusement, drank en drugs) stijgen we even op uit het bestaan waarin we het vermoeden hebben voortdurend tekort te schieten. Het leven is niet wat we wensen. De vraag is: wat wensen we eigenlijk? Daarom worden we graag high, al is het maar even. Zo is het bij mij althans, nog steeds.

Als straks Contador, Froome, Nibali en Quintana op de flanken van de bergen elkaar aftroeven in kracht en uithoudingsvermogen die ze opdeden in ellenlange trainingsritten en hoogtestages, veer ik op. Alweer. Ik wel. Wie niet? Die mannen dienen wat mij betreft zeker niet louter sceptisch gevolgd te worden, omdat ze het spel mogelijk niet eerlijk spelen. Ze verdienen ook bewondering. Ik begrijp die selectieve afkeer niet. Waarom wel bewondering voor voetballers, tennissers, hardlopers en schaatsers en niet voor wielrenners? Doping? Doping is toch inherent aan (commerciële) topsport. Wie aan sport doet wil winnen, wie aan topsport doet gaat over grenzen, overtreedt spelregels. Zo is het nu eenmaal.

Ik kijk uit naar de strijd, de strijd om de eindzege, de strijd om de etappeoverwinningen. De strijd om welke titel en trui dan ook. Wat mensen doen om de beste in hun sport te zijn. Dat is fascinerend. Dat andere mensen zich ermee willen vereenzelvigen is even fascinerend. Een paar weken feest. De vlaggen gaan uit. Gek doen. Dat mag best weleens.

Deze column is gepubliceerd op de website van http://www.Sportenstrategie.nl

Een mogelijk nieuwe liefde: altruïsme

2 mrt

Vredelievende mensen allemaal in de zaal. Zeer waarschijnlijk. Anders waren ze niet naar De Nieuwe Liefde in Amsterdam gekomen om naar Matthieu Ricard te luisteren. Hoe hij altruïsme had leren doorgronden en waarom hij dat nu onder meer via zijn boek ‘Altruïsme: de kracht van compassie’ onder de aandacht wil brengen. Het boek telt ruim 800 pagina’s. Wie dat te veel vindt, kan naar zijn lezingen gaan en luisteren. YouTube biedt uitkomst.

Boeddhisten kennen hem zonder twijfel. Ricard is een Fransman die veertig jaar geleden naar de Himalaya trok. Hij was gepromoveerd als moleculair bioloog en zijn vader, Jean-François Revel, was hoogleraar filosofie. Vijftien jaar geleden schreven zij samen een boek (in dialoog) ‘De monnik en de filosoof’. Ricard leefde jarenlang in afzondering in de Himalaya en woont nu in een klooster in Kathmandu, Nepal. Hij leerde van monniken en lama’s en van urenlange meditaties en contemplaties. Ook is hij tolk van de Dalai Lama.

AppleMark
Naar een man met zoveel kennis ga je zeker luisteren. Vooral omdat hij meent dat de samenleving toe is aan (meer) altruïsme. Ook omdat je beseft dat het niet zo niet langer kan, met al die agressie en dat egocentrisme om ons heen. Weet Ricard het antwoord? En wat is dan altruïsme? Hoe kun je dat leren? Waarom zou je dat leren? Boeddhisten voelen het aan, maar juist anderen die niet alleen vrede willen maar ook daarnaar willen handelen, horen en lezen graag meer.

Zo gemakkelijk is het niet. Anders zou Ricard er niet anderhalf uur over uitweiden en er een boek van ruim 800 pagina’s over schrijven. ‘Leven is nuttig voor anderen,’  citeert hij Seneca, een Romeinse schrijver en stoïcijns filosoof (4 v.Chr.-65 n.Chr.),  op de eerste pagina van het indrukwekkende boek. Maar daarmee is nog lang niet alles gezegd. Inzichten van sociaal psychologen, sociologen en filosofen volgen elkaar op in Ricards ‘bijbel’.

Te beginnen bij de Franse filosoof en grondlegger van het positivisme, Auguste Comte (1798-1857), die zegt dat altruïsme ‘uitschakeling van egoïstische verlangens en egocentrisme’ is en ‘een leven leiden dat gewijd is aan het welzijn van anderen’. De Amerikaanse filosoof Thomas Nagel voegt er in 1970 in zijn boek ‘The possibility of altruïsm’ aan toe: ‘het rechtstreeks belang dat een ander heeft bij jouw daden, vanwege het simpele feit dat de belangen van die ander jouw handelen motiveren’.

Onbaatzuchtig handelen. Daar komt het toch op neer? Niet een ander helpen met de bedoeling jezelf te complimenteren of er iets voor terug te krijgen. Dan draait het toch weer om het zelf. Ik weet het: het draait altijd om het zelf. Het lijkt niet uit te roeien. En is het niet zo dat mensen egocentrisch worden geboren? En als dat niet zo is, dan wordt ons toch door onze ouders en onze omgeving geleerd vooral aan jezelf te denken. Wie mee wil in deze harde, competitieve wereld heeft als individu de plicht voor zichzelf op te komen. Belangwekkende filosofen als Friedrich Nietzsche en Max Stirner hebben dat toch ook beweerd?

Ricard bestrijdt dit. Zeker onder traditionele volkeren in de Himalaya vond hij vriendelijkheid in de vorm van altruïsme die ver afstond van het gedrag waarmee hij in Parijs werd geconfronteerd, als jongen en zoon van erudiete ouders (vader was filosoof, schrijver, journalist en directeur van weekblad L’Express, moeder was kunstenares Yahne le Temoulin). ,,Deze mensen zijn veel minder met zichzelf bezig”, vertelde Ricard in Amsterdam.

Ricard Ted
De Fransman gaf een voorbeeld van oudere kinderen, tussen zes en negen. ,,Neem hen mee naar een ziekenhuis om een ander kind te bezoeken. Vraag twee weken later of het kind opnieuw mee wil gaan en je hebt 70 procent kans dat dat zo is. Heb je het kind na het eerste bezoek een beloning gegeven – snoep of zo – dan is de kans veel kleiner dat het kind nog mee wil. Het wil dus wel mee om te troosten of te helpen, maar niet omdat het een lolly krijgt.”

Ricard beweert: ,,Tussen zijn tweede en vijfde werkt een kind spontaan mee met de anderen. Het is pas later dat het begint te beseffen dat niet alle mensen lief en behulpzaam zijn en dat het zich tegen dat soort mensen leert te beschermen. Vanaf twaalf of dertien breidt de empathie zich weer uit en begint het kind zich verwant te voelen met kinderen uit bijvoorbeeld Bangladesh. In traditionele samenlevingen, zoals in de Himalaya, voelt iedereen zich betrokken bij de anderen. Je hoeft tegen een jongen van tien niet te zeggen dat hij zich moet bekommeren om zijn zusje van drie. Dat gebeurt daar spontaan.”

Hij stal de harten van het publiek in De Nieuwe Liefde. Of zijn inzichten de samenleving bevrijden van egocentrisme valt te bezien. Maar naar mijn idee biedt altruïsme perspectief. Nu nog de vraag hoe je dat bereikt. Ricard heeft door neurologische testen (hersenscans) te ondergaan bij onder meer de Duitse Tania Singer, directeur en onderzoeker Sociale Neurowetenschappen aan het Max Planck Instituut in Leipzig, gezien dat meditatie en contemplatie veranderingen in de hersens teweegbrengen. De verkleuringen en oplichtende delen zijn duidelijk waar te nemen. Meditatie en contemplatie hebben wel degelijk effect. Maar dat was al eerder aangetoond, onder meer bij mediterende monniken.

ricard test2 

Alleen al voortdurend oefenen met altruïsme, denken aan anderen helpen en voor anderen zorgen, leidt tot verandering van het gedrag. Het is als met leren schaatsen en zwemmen: oefenen, oefenen, oefenen. Hersens zijn flexibel, zo is gebleken.

Ricard heeft me al weer aan het denken gezet. Niet alleen door zijn voordracht, maar vooral door zijn immense en permanent lezenswaardige boek. Ik probeer mijn (egocentrische) gedrag te veranderen door meditatie en contemplatie. En ik verander, langzaam, heel langzaam. Soms toch weer niet en krijg ik een ‘terugslag’. Als ik maar blijf oefenen. Ik voel dat het kan werken. Voortdurend denkend aan het slot van het boek waar Ricard opnieuw Seneca citeert: ‘Het is niet zo dat we niet durven omdat het allemaal zo moeilijk is. Het is allemaal zo moeilijk omdat we niet durven.’

Op die avond in Amsterdam maakte ik kennis met een mogelijk nieuwe liefde: altruïsme.

Deze column is in een kortere gepubliceerd op de website http://www.vriendenvanboeddhisme.nl/

NB: De Morgen, dat het boek als vijfde bestempelde van de beste boeken van februari: ‘Het heeft iets van de Bijbel, het nieuwe boek van Matthieu Ricard: vuistdik, bijna negenhonderd pagina’s, en ongetwijfeld het diepgravendste en breedste boek ooit geschreven over altruïsme.(…) Ricard bekijkt zijn onderwerp vanuit alle mogelijke hoeken en besluit dat alleen naastenliefde ons nog kan redden.’

Binnenkort een uitgebreid artikel in The Optimist

Bij de verjaardag van Roberto Baggio, een boeddhist

27 feb

Vanuit hun verschillende invalshoeken voeren Raf Willems en Guus van Holland een wekelijkse briefwisseling met elkaar in deze rubriek Social Football Lab 2020 Histories, op http://www.socialfootballab2020.com

Brief 3:

Waarde Guus,

Ik ken en waardeer je gepassioneerde interesse voor het boeddhisme. Daarom schrijf ik je nu graag over mijn favoriete Italiaanse voetballer – dat verrast je, want je weet dat ik niet van het calcio hou – Roberto Baggio (1967). Hij vierde op 18 februari zijn 48ste verjaardag. Men noemt hem ‘Il Divin Codino’, de goddelijke paardenstaart.

robertobaggio
Baggio opende vorig jaar in Milaan de grootste boeddhistische tempel van Europa. Hij bekeerde zich in 1988 tot de spirituele stroming van het Soka Gakkai Buddhism. Na intensieve gesprekken met een boeddhistische vriend startte hij reeds op zijn 21ste zijn zoektocht naar de staat van geluk ‘via vrede, vrijheid en mededogen’. Wist je dat hij op die wijze probeerde de prestatiestress uit het hoofd te counteren en de bevelen van dwangmatige coaches uit het lichaam?

De speler Roberto werd geëerd om zijn vrije geest en smaakte het applaus van de tegenstander én de publieke opinie bij zijn gedurfde, aparte en tegendraadse keuzes op het veld: 317 doelpunten in 697 matchen tussen 1983 en 2004. Ik haal graag enkele onnavolgbare bewegingen voor de geest. In 1987 besloot hij tot een inspirerende wandeling over het veld van San Siro. Hij scoorde namens La viola – Fiorentina – tegen de rossoneri van Ruud Gullit en Franco Baresi. Na een seconde van verstomming uitte het publiek van… AC Milan zijn dankbaarheid voor zoveel schoonheid. Met zijn superbe slaloms voelde hij zich thuis tussen de renaissancekunst van Florence, Guus.

Maar toen het bestuur van Fiorentina hem in 1990 voor onaanvaardbaar veel geld veilde aan Juventus stond de stad wel in rep en roer: volksopstand met gewonden en arrestanten. Een jaar later weigerde hij zelfs een penalty te trappen tegen ‘zijn paarsen’. De vervanger miste, de Fiorentinafans zongen Baggio de hele match toe tot zijn coach hem uit doffe ellende wisselde. Tegen alle conventies in verliet hij als Juvespeler het veld met een purperen sjaal om de hals. De tifosi van de bianconeri kropten hun wrok op tot hij zich met intelligente goals ook in hun harten speelden tijdens de gewonnen UEFA Cupfinale tegen Borussia Dortmund in 1993.

De bekroning volgde met de uitverkiezing tot Europese Gouden Schoen. Het beste moest nog komen. Zijn intellectuele toets vermengde zich met de wetenschappelijke systematiek van de vernieuwende bondscoach Arrigo Sacchi. Hij bedacht voor hem de vrije, zwervende rol en de Amerikaanse Wereldbekerzomer van 1994 werd die van Roberto Baggio. Aanvankelijk nog controlerend en calculerend, vervolgens dominerend met vijf beslissende doelpunten. In de finale legde hij het Braziliaanse spel aan banden met subtiele variaties in positiespel en balcirculatie. Dat hield hij 120 minuten vol in de verzengende hitte van de Rose Bowl in Los Angeles.

BAGGIO
Bij de laatste trap liet zijn mentale meesterschap over de bal hem in de steek. Il Divin Codino schoot de strafschop hoog over en zocht nadien de eenzaamheid op. Soms is het beeld van de mislukking in de sport mooier dan dat van het succes, Guus.

De passage paste in het scenario van zijn leven. De bewegingen van Baggio stroomden over van energieke harmonie. De ‘goddelijke paardenstaart’ wendde zich tot de ‘kale dalai lama’. Met meditatie, met mildheid bij het menselijke falen, dat was de kern van het door hem omarmde boeddhisme. Niet om de eigen dwalingen goed te praten, Guus, maar om ze een plaats te geven in het panorama van een levensloop. Na zijn loopbaan in 2004 opteerde hij voor sociaal engagement. Hij aanvaardde het ambassadeurschap van de ‘Food Camp; Agriculture Organisation’ van de Verenigde Naties en zette zich in voor allerlei campagnes. Hij ijverde vooral vol genegenheid voor de vrijlating van Aung San Suu Kyi.

baggio prijs
De mensenrechtenactiviste uit Birma/Myanmar won in 1991 de Nobelprijs voor de Vrede maar zuchtte sinds 1989, na de zege van haar partij in de verkiezingen, onder het huisarrest en andere domme dwangmaatregelen van de militaire machthebbers. Voor zijn inzet voor haar werd hij in 2010 in Hiroshima uitgeroepen tot ‘Man of Peace’. Hij omhelsde haar uiteindelijk op 28 oktober 2013 toen hij haar het ereburgerschap van Rome mocht overhandigen. Wist je Guus, dat hij toen volgende woorden sprak: ,,Dear Aung, your strong determination made me think of my Master Daisaku Ikeda: ‘the decisions of human beings determine not only their fate, but also that of the rest of the world.’ Your example and your courage, your non-violent struggle for freedom, dear Aung, have changed the destiny of your people and have also improved our lives.

Roberto Baggio reageerde vol ontroering op deze ontmoeting. Ik denk dat Il Divin Codino stiekem de vrije vrouw Aung San Suu Kyi ten dans wilde vragen, Guus. Ik gun hem deze dans. De ‘goddelijke paardenstaart’ gaf het wereldvoetbal uiteindelijk een menselijker gelaat. Benieuwd naar je reactie.

Met vriendelijke groet,

Raf

Brief 1: https://guusvanholland.com/2015/02/06/op-6-februari-denk-ik-aan-de-busby-babes/

Brief 2: https://guusvanholland.com/2015/02/20/leonardo-een-kind-en-prooi-van-voetbalhandelaars/