Tag Archives: FIFA

Zijn onbeschrijflijke balgevoel ontwikkelde hij blootsvoets

30 dec

Pelé (zijn echte naam was Edson Arantes do Nascimento) is deze donderdag op 82-jarige leeftijd na een lang ziekbed overleden. Hij was één van de beste voetballers ter wereld, deed niet wat de trainer hem opdroeg, speelde en zag wel wat ervan kwam. Brazilië verliest zijn grootste volksheld. Pelé, naast Diego Maradona, Johan Cruijff en Lionel Messi een van de beste voetballers aller tijden, werd 82 jaar.

De bicyclekick (bicicleta) leerde Pelé als jongetje van zijn vader (Foto AP)

Mijn vader trok me mee naar de buren, die in 1958 al over een televisie beschikten, en wees naar de zwart-witbeelden van het wereldkampioenschap. Ik zag een zwarte, technisch volmaakte, arrogante voetballer die de ene na de andere subtiele pass verzond. „Didi!”, riep mijn vader. Ik zag een rechtsbuiten met kromme benen die verdedigers aan alle kanten passeerde. „Garrincha! Dit is pas voetbal”, riep mijn vader.

Toen zag ik hém: een tengere, dartele, beheerste aanvaller. „Dat is hem nou. Moet je eens opletten”, riep mijn vader. Ik zag de jongen frivole heupbewegingen maken, de bal beroeren alsof hij hem streelde, passes geven – zo zuiver. Hij viel, werd aangevallen, maar stond weer op en zette voort waaraan hij was begonnen. En ik zag hem uit een voorzet van linksbuiten Zagallo scoren met een kopbal die ik nooit zal vergeten. ‘Hij koos het luchtruim’, schreef August Willemsen in De Goddelijke Kanarie. ‘And Pelé rose to it with majestic elevation and power’, schreef Brian Glanville in The Story of the World Cup. Brazilie won de finale in 1958 van thuisland Zweden met 5-2.

Mijn vader had een vooruitziende blik. Hij had gezien dat Brazilianen (Didi en Garrincha) wondervoetballers waren en dat Pelé de mooiste voetballer aller tijden zou worden. Wat Pelé na de wereldtitel die hij op zeventienjarige leeftijd met Brazilië won, heeft laten zien is alleen op het WK van 1970 in Mexico overtroffen – door hemzelf als leider van het team dat het mooiste voetbal aller tijden speelde en daarmee Brazilië aan de derde wereldtitel hielp. Vooral dankzij de goddelijke Pelé, de virtuoze Rivellino, de meesterlijke Gerson, Jairzinho en Carlos Alberto en al die spelers met hun mooie (bij)namen.

Meermalen zei O Rei, ook wel The King of Football genoemd, dat de naam Pelé hem niet zinde. Hij wilde liever aangesproken worden met Edson, een verbastering van Edison maar zijn vader spelde de naam (hij werd vernoemd naar Thomas Edison) bij de burgerlijke stand verkeerd. Zelfs de geboortedatum 23 oktober 1940 is aan grote twijfel onderhevig, aanvankelijk werd 21 oktober vermeld. Hij werd geboren in het stadje Três Corações (Minas Gerais). Zijn ouders verhuisden naar de grote stad, Baurú, en noemden hun zoontje al gauw Dico. Die koosnaam hield hij lang. Totdat vriendjes hem pesterig Bilé gingen noemen, naar de ‘achterlijke’ doelman die met zijn vader Dondiño voetbalde. De jongen uit het arme gezin van Céleste en João Ramos do Nascimento sprak de bijnaam zelf uit als Pelé. En zo werd het Dico en later Pelé. Hij liet het maar zo. De scheldnaam Pelé werd zijn handelsmerk.

Pelé leerde op blote voeten voetballen van zijn vader, die al snel geblesseerd zijn loopbaan als (semi)prof moest beëindigen. Geld voor voetbalschoenen had het gezin niet. De armoede was groot in de wijk van Baurú. Pelé heeft nooit nagelaten daaraan te refereren als hij weer eens werd bejubeld. Bijvoorbeeld toen hij op 19 november 1969 in het met zeker 100.000 toeschouwers volgepakte Maracaña-stadion van Rio de Janeiro in de wedstrijd tussen Vasco da Gama en zijn club Santos FC uit een strafschop zijn duizendste doelpunt maakte. Terwijl alle toeschouwers, zelfs de supporters van tegenstander Vasco, in extase raakten, zei Pelé voor de Braziliaanse televisie: „Vergeet alsjeblieft de arme kinderen niet.”

Hij kon zeer emotioneel worden, huilde vaak op de schouders van ploeggenoten en supporters na gewonnen finales en titels. Dan herinnerde hij zich de wereld waar hij vandaan kwam. Dat hij wél geluk had gehad. Niet alleen omdat hij over een uitzonderlijk talent beschikte, maar omdat God, zijn ouders en zijn vrienden hem hadden geholpen. Velen menen hem te moeten verwijten dat hij in zijn laatste decennia te commercieel gehandeld heeft, zoals contracten met creditcardbedrijf Mastercard, de wereldvoetbalbond FIFA en met het erectiemiddel Viagra. Hij heeft zich zelden verdedigd; wat moest hij anders? De verleidingen die aan de naam Pelé verbonden zijn, hebben hem en anderen geholpen. Zo meende hij.

Pelé in 1960 in een interland tegen Zweden. (Foto AFP)

Pelé (Dico) werd ontdekt door Waldemar de Brito, een meervoudig Braziliaanse international, die ook trainer was van zijn eerste club Baurú Atlético Clube. Deze introduceerde hem bij Santos FC, een prominente club aan de Braziliaanse kust, en zorgde ervoor dat Pelé daar als vijftienjarige een contract tekende. Santos (in smetteloos wit tenue) had in de jaren vijftig het beste elftal ter wereld, won alleen al door Pelé wereldbekers en werd in alle werelddelen (ook in Nederland) uitgenodigd om de Braziliaanse kunsten te vertonen.

En overal scoorde Pelé. Overal werd hij aanbeden, zoals in Afrikaanse landen waar burgeroorlogen werden stilgelegd om hem te aanschouwen. Overal vertelde hij over zijn afkomst, als zwarte jongen, als afstammeling van slaven, als jongetje dat in armoede opgroeide.

Of Pelé vertelde over zijn leerschool als voetballer. De jongen die op blote voeten op kale aarde het balgevoel ontwikkelde, hoe hij de bicicleta (de acrobatische omhaal) leerde van zijn vader en daarmee zo vaak had gescoord – meer dan welke voetballer ook. De beelden daarvan bezorgen rillingen over je hele lijf. De lichaamsbeheersing, het overzicht, de speelsheid en de wijze waarop met zijn derde oog zijn medespelers kon bedienen. Pelé kon alles met een bal, hij was zelfs reservedoelman bij Santos, het schitterende team van toen met Pepe, Zito en Coutinho.

Terug naar het WK van 1958, waarin hij voor het eerst wereldbekendheid verwierf. Pelé was pas zeventien, maar trainer Feola had hem nodig. En Brazilië, dat zeker wat betreft voetbal in een crisis verkeerde. Er gaat in dat land van verloren zielen niets boven voetbal. Na de nationale ramp van 1950, veroorzaakt door de nederlaag op het WK in eigen land in de finale tegen Uruguay, probeerde het Braziliaanse elftal op het WK van 1954 revanche te halen met vechtvoetbal in zijn ruwste vorm. Dus stonden bondscoach Feola en de Braziliaanse voetballeiders voor het WK van 1958 voor de keus hard voetbal te continueren (met zwarte spelers, aldus de nogal racistische pers) dan wel op het aloude Braziliaanse voetbalspel terug te grijpen.

Of weer (Europees) degelijk en hard voetbal, of ginga (gerelateerd aan het verwante samba), de vreugde en expressie van Brazilianen, de oerbewoners die ginga uitstraalden, dans-methodes beoefenden geïnspireerd door gevechtsvormen als capoeira. Speels en dansend voetballen, zo min mogelijk overtredingen, doen wat je hart je ingeeft. Pelé was daar het symbool van geworden. Zo speelde hij vaak met Santos; niet doen wat de trainer aan de kant uit tactische overwegingen opdraagt, maar voetballen en maar zien wat ervan komt. Doe wat je hart en je talent je vertelt.

Pelé met Johan Cruijff. (Foto Koen Suyk/ANP)

Feola besloot op het WK van 1958 weer ‘Braziliaans’ te gaan voetballen, met Didi, Garrincha, Djalma Santos, Vava en de anderen. Maar Pelé was nog jong (17) en vooral: hij was geblesseerd aan zijn knie. Uiteindelijk haalde Feola zijn gelijk. Pelé kon af en toe spelen (zes doelpunten in vier wedstrijden) en besliste met twee doelpunten (net als Vava) de finale tegen Zweden. Na afloop viel Pelé flauw op het veld. Zijn zintuigen waren overbelast geraakt, hij had het niet kunnen bevatten en ging van de wereld totdat hij bijkwam en in tranen uitbarstte

Op het WK van 1962 moest hij de leidende en inspirerende rol vanwege een liesblessure overgeven aan Garrincha. Maar Brazilië werd weer wereldkampioen. Op het WK van 1966 werd hem het spelen onmogelijk gemaakt vooral door de harde, meedogenloze Europese ploegen. Op het WK van 1970 was hij terug in volle glorie. Zelden zullen voetballiefhebbers meer hebben genoten van wat deze Brazilianen voortoverden, met een magistrale Pelé in de hoofdrol.

Hij vertrok op 35-jarige leeftijd, nadat hij eigenlijk gestopt was met voetbal, in 1975 naar de Verenigde Staten en ging voor New York Cosmos spelen, alleen al om het voetbal daar te populariseren. Hij hield van voetbal en wilde dat uitdragen, anderen wilden dat hij zijn voetbal uitdroeg. Als ambassadeur van Unicef en Unesco. Als ambassadeur van het WK voetbal van 2014 in Brazilië. Als (buitengewoon) minister van sport. In elke rol die dankzij voetbal tot populariteit leidde.

In het jaar 2000 werd hij door de FIFA, samen met Maradona, geëerd als beste voetballer van de twintigste eeuw. Door het Internationaal Olympisch Comité werd hij in 1999 gekozen tot sporter van de eeuw, vóór Muhammad Ali, Carl Lewis, Michael Jordan en Jesse Owens. Ook voor de internationale sportpers was Pelé nummer één. Pelé werd driemaal wereldkampioen, won met Santos wereldbekers en maakte (volgens data van Santos FC en de FIFA) 1.283 doelpunten in 1.366 wedstrijden – voor het Braziliaanse elftal bleef hij in 114 interlands op 95 goals steken.

Zijn privéleven was grillig. Pelé was driemaal getrouwd, scheidde even zo vaak en verwekte op z’n minst vijf kinderen. Pelé verwees altijd graag terug naar wie hij eens was, toen hij nog Dico werd genoemd. De jongen die met plezier hele dagen op blote voeten naast zijn ouderlijk huis speelde, terwijl zijn moeder met liefde toekeek en zijn vader hem vertelde hoe hij vreugde kon beleven aan voetbal.

Brazilië is snel in rouw wanneer een volksheld sterft, maar met Pelé verliest het zijn belangrijkste houvast. Alleen de vele beelden van zijn vele wonderbaarlijke kunsten, zijn vele doelpunten en zijn vele bicicletas resten. Een geheiligd man blijft in vele harten voortleven.

Deze necrologie is gepubliceerd op donderdag 29 december op de website van NRC (www.nrc.nl) en op vrijdag in de krant van NRC.

Doping, nationalisme, begeerte én de macht van geld

27 nov

Het heeft er alle schijn van dat de strijd tegen doping verhardt. Er lijkt voor sporters die ‘verboden middelen’ gebruiken geen ontkomen meer aan. De overkoepelende instantie, het Internationaal Olympisch Comité IOC, heeft zich met de steun van het Wereld Anti-Doping Agentschap WADA, voorgenomen hardere methoden aan te wenden ten einde de sport te zuiveren.

Of ze de strijd zal winnen, is zeer de vraag. Doping is van alle tijden, net als de begeerte om goud en eeuwige glorie te bereiken. Altijd zullen mensen, mogelijk aangestuurd door bonden en landen, op zoek zijn naar het hoogste doel. Wie niet wint, is geen held en zal geen plaats krijgen in de Hall of Fame.

Tekening Wren McDonald (NYTimes)

Tekening Wren McDonald (NY Times)

Na de ogenschijnlijke overmeestering van de rottende wielersport, met als grootste vangst zevenvoudig winnaar van de Tour de France Lance Armstrong, volgde de atletiek. Na doortastend onderzoek door de Duitse televisiezender ARD is gebleken dat het Russische ministerie van Sport en de geheime dienst gebruik van doping heeft gestimuleerd. Journalist Hajo Seppelt kreeg tijdens zijn speurtocht medewerking van een oud-werknemer van de Russische dopingautoriteit en diens vrouw, een oud-atlete. Zij meldden zich in 2013 weliswaar bij WADA, maar meenden na een gesprek geen gehoor te vinden bij de functionarissen van het dopingagentschap en klopten daarom vervolgens via een informant aan bij Seppelt en zijn dopingredactie die eerder met succes doping in de Duitse wielersport hielp blootleggen.

hajo-seppelt_ptg2015_soendergaard_500x320

Hajo Seppelt tijdens Play the Game (Foto Thomas Sondergaard)

Het mag geen verbazing wekken als binnenkort meer atleten worden beschuldigd. Verdachtmakingen zijn van alle dag, zeker waar het grensoverschrijdende prestaties betreft. Los daarvan kan politiek een belangrijke rol spelen. Nationalistische motieven om in de sportwereld aanzien te verwerven kennen we nog uit de tijd van de Koude Oorlog en zijn langzaam maar zeker en duidelijk waarneembaar overgenomen door kleinere landen. Wie scoort in de sport telt mee in de grote wereld. Ook Nederland loopt onmiskenbaar mee in deze optocht van hongerigen: winnen – daar gaat het om; medailles – zoveel mogelijk. Meer evenementen ook, in de veronderstelling daarmee het aanzien van het land te kunnen verhogen. Een beetje van wat Rusland (of eerder de DDR, China en de VS) wordt verweten.

Thomas Bach

IOC-voorzitter Thomas Bach

In dat licht moet ook het plan van IOC-voorzitter Thomas Bach worden gezien. De Duitser zei medio oktober dat het IOC in de toekomst dopingcontroles onafhankelijk van sportbonden (en landen) wil laten uitvoeren. Alsof toen al duidelijk was dat het laboratorium van Moskou zich niet aan de regels hield. Opmerkelijk genoeg werd dat idee van Bach in geen enkele krant serieus genomen – hooguit een berichtje van tien regels onderin de sportpagina. Nu de beerput is opengegaan haasten media zich de opgelaaide antidopingstrijd in pagina vullende grote letters te publiceren.

Herman Ram, directeur van de Nederlandse Dopingautoriteit, refereerde eraan tijdens zijn betoog op het congres Play the Game, vorige maand in Aarhus (Denemarken). Het congres dat is bedoeld om kritische journalistiek en onderzoek naar fraude in sport een podium te geven.

Ram noemde het bericht van Bach zelfs revolutionair. ‘Voor sporters dreigender. Mogelijk zal dat de strijd tegen doping nog verder vooruit helpen. Het beeld bestaat nu dat de antidopinggemeenschap een monster is. Maar er werken nog geen 2.500 man. Dat is piepklein in de grote sportwereld.’ Hij gaf aan dat naar schatting 1.750 ‘intentional’ (moedwillige) sporters worden betrapt. Slechts 1% van de controles die worden uitgevoerd. Bij 750 sporters werden vorig jaar verdachte bloed- en urinewaarden waargenomen. Het bewijs dat ze doping gebruikten was niet te leveren. En dan waren er nog de sporen her en der van cannabis of voedingssupplementen die niet als stimulerend middel worden ervaren.

Ram: ‘Wist u dat nu al voor in totaal 300 miljoen dollar aan controles wordt uitgegeven? Ter vergelijking: Lance Armstrong vergaarde in zijn carrière 150 miljoen dollar. Laten we dus in vredesnaam niet doen alsof antidoping een groot, machtig, overgefinancierd orgaan is, dat overal zijn tentakels heeft. We zijn een piepkleine niche binnen een sportwereld waarin miljarden omgaan.’

Wat te doen tegen zoveel onsportiviteit, zoveel fraude, zoveel begeerte om ten koste van alles de beste te zijn? Ram verweerde zich tegen de criticasters die menen dat zijn bureau en WADA te weinig doen, te weinig succes behalen. WADA wordt een tandeloze organisatie genoemd. Hypocriet zelfs. Tja.

Om duidelijk te maken hoe ingewikkeld de strijd is, refereerde Ram aan het onderzoek van de Nederlandse Doping Autoriteit, naar aanleiding van doping bij de Nederlandse wielerploeg Rabo. Daaruit bleek dat er drie groepen waren: 1.renners die geen zin meer hadden in paranoïa; 2.renners die middelen gebruikten die niet op te sporen zijn en 3.renners die zeiden: ‘ik zal altijd gebruiken als ik daar voordeel bij denk te hebben’. Dat type zal dus blijven zoeken naar mogelijkheden en beschikbaarheid, ook als dat meer risico’s of andere nadelen met zich meebrengt.

Michael Rasmussen

Ex-wielrenner Michael Rasmussen

In Aarhus luisterde ex-Raborenner Michael Rasmussen (hij werd in 2007 uit de Tour de France gezet) in de zaal onverstoorbaar mee. De Deen had eerder tijdens het congres luid en duidelijk gezegd dat hij te allen tijde weer doping (epo, bloedtransfusies, groeihormonen) zou gebruiken als hij opnieuw ging wielrennen. Groep 3 dus.

Dat is het beeld wat Ram en andere dopingbestrijders voor zich zien. Maling aan de spelregels! Onverschilligheid in combinatie met ongeneerde begeerte naar het veronderstelde ultieme geluk. Of het nu individuelen zijn die bij hun honger naar triomf, aandacht en geld alle regels negeren of bonden en naties (overheden en gezagsdragers) die in hun begeerte naar imago en macht manipuleren. Het is eenvoudigweg vals spel. Begrijpelijk is dat arme kinderen en in getto’s verpieterende jongens en meisjes alles in het werk willen stellen om materiële rijkdom te verwerven, zoals hun helden dat (met of zonder doping en fraude) doen. Hoe vertel je kinderen dat doping (of omkoping) niet eerlijk is? Het gaat toch om winnen? Maar…

De Canadese jurist Dick Pound (IOC-lid, oprichter en oud-directeur van WADA) waarschuwde in Aarhus dat topsport steeds meer in handen komt van criminelen. ‘Het probleem rond doping is groter dan mensen weten, zelfs vrezen. We hebben het over vals spelen in de sport, waar het om sportiviteit en integriteit gaat. Er gaat steeds meer geld om in sport, het prijzengeld schiet omhoog, de salarissen en premies stijgen, er is groei van criminalisering, van handelaren die rijk willen worden van de sport.’

En hij wees naar de journalisten: ‘Er is werk te doen, sport is van iedereen, maar die mag niet in handen vallen van handelsgeesten, criminelen en machtswellustelingen zoals politici.’ Om na afloop de Duitse journalist Hajo Seppelt als een welkome bondgenoot in zijn armen te sluiten.

Pound, Ram en vele anderen op Play the Game zagen opnieuw in dat de sport de verkeerde kant op gaat. Vandaar ook sinds eind jaren negentig het Deense initiatief voor dit congres. Eerst waren het wielrenners, nu zijn het atleten, straks golfers, zwemmers, schaatsers, basketballers, honkballers, boksers en zeker voetballers (overvloedig, dus ook schadelijk gebruik van pijnstillers) die de grenzen (afspraken) van sportiviteit hebben overschreden.

Hoe verder?

WADA kan de strijd niet (alleen) aan. Het agentschap wil hulp, niet alleen van doortastende journalisten, onderzoekers en wetenschappers, maar ook van de sportbonden en van de politiek. De jacht gaat voort, zeker als het aan de instanties ligt die integriteit en sportiviteit willen bevorderen. Eerlijkheid en transparantie kunnen veel bijdragen. Een beetje minder begeerte naar titels en medailles ook. Maar hoe krijg je dat voor elkaar zolang mensen, naties, politieke systemen en machthebbers elkaar blijven bestrijden?

Usain Bolt

Hardloper Usain Bolt

Meer geld zou een oplossing kunnen zijn om de strijd tegen doping met meer optimisme te kunnen voortzetten. Maar de overkoepelende sportorganisaties IOC, FIFA, UEFA, IAAF, FINA en kleinere bonden blijven onverstoorbaar steeds winstgevender contracten afsluiten met grote sponsoren, multinationals en televisiemaatschappijen. Hardloper Usain Bolt verdient bijvoorbeeld bijna 20 miljoen(!) dollar per jaar. Sponsoren investeren liever in sporters en sportorganisaties dan in bestrijding van het kwaad. De wortel van alle kwaad is geldzucht, wordt wel gezegd. Mogelijk dat het kwaad ook kan worden uitgeroeid door geld. Wat WADA en andere antidoping-instanties ook ondernemen, zonder meer geld en meer bevoegdheden zijn ze kansloos. Tandeloos.

Dit artikel is gepubliceerd in NLcoach 5, december 2015

Sportjournalisten zitten het liefst in het stadion, toch?

15 nov

Sportjournalisten waren drie weken geleden op het congres Play the Game in Aarhus dun gezaaid. Althans de journalisten die een werkgever (krant, week- of maandblad, radio en televisie) vertegenwoordigen. Juist op de plek waar vier dagen en avonden lang de sportwereld met al zijn intriges, corruptie en vals spelende bestuurders en beoefenaren onder de loep werd genomen door onderzoekers, wetenschappers en onafhankelijke onderzoeksjournalisten zou je naar diepere achtergronden zoekende sportschrijvers verwachten.

In het Deense congrescentrum heerste niet de sfeer van een stadion vol duizenden hartstochtelijke supporters. Er was geen finish, er was geen scorebord en er waren geen spelers en trainers die zwetend en hijgend hun emoties de vrije loop lieten. Zou dat de reden van hun afwezigheid zijn geweest?

Er werd gediscussieerd en er werden inzichten uitgewisseld over de dreigende ondergang en de verdwazing van sport. Hoe overkoepelende organisaties, zoals de mondiale voetbalfederatie FIFA maar ook andere sportbonden, worden geleid door mensen die de grenzen van ethiek hebben overschreden. Hoe wedstrijden en toernooien via spelers, scheidsrechters en bestuurders worden gemanipuleerd door gokbedrijven. Hoe doping en geld de afspraken over sportiviteit negatief beïnvloeden.

Maar ook was er aandacht voor het niveau van sportjournalistiek in de wereld. Er werd gediscussieerd over de houdbaarheid van sportjournalistiek. Juist, nu het imago van grote sportfederaties als FIFA, UEFA, IOC, IAAF, maar ook van kleinere federaties zienderogen afbladdert (met juridische processen tot gevolg), zouden de krachten van de sportjournalistengemeenschap gebundeld moeten worden om een en ander tot klaarheid te brengen, zo niet op te lossen. Er was weinig belangstelling. De sportjournalisten zitten kennelijk liever op de perstribune van een of andere arena elders in de wereld en houden de score bij. Terwijl intussen de liefhebber aan de televisie zit en hetzelfde ziet en kan beoordelen.

Journalistenforum: vlnr onafhankelijk journalist Jens Weinreich (Duitsland), journalist Umaid Wasim (Pakistaans dagblad Dawn), onafhankelijk journalist Laura Robinson en Lars Werge (voorzitter Deense sportjournalistenbond). Foto: Thomas Søndergaard

Het journalistenforum op Play the Game: vlnr onafhankelijk journalist Jens Weinreich (Duitsland), journalist Umaid Wasim (Pakistaanse dagblad Dawn), onafhankelijk journalist Laura Robinson en Lars Werge (voorzitter Deense sportjournalistenbond). Foto: Thomas Søndergaard

De grote meerderheid van de sportjournalisten in Aarhus was zelfstandig en onafhankelijk, niet afhankelijk van wat hun hoofdredactie wil. Journalisten die op eigen initiatief en eigen kosten onderzoek doen. Bekende fenomenen zijn de Duitser Jens Weinreich en de Brit Andrew Jennings. Beiden zijn, vooral door hun onafhankelijke status, hoofdverantwoordelijk voor het blootleggen van de corruptiepraktijken binnen IOC en FIFA. Verder zijn de Canadese journalisten Declan Hill (matchfixing), Laura Robinson (seksuele intimidatie en machtswellust van bestuurders) en de Duitser Hajo Seppelt (doping in Russische atletiek) journalisten die geheel op eigen initiatief en vaak op eigen kosten de misstanden in de sportwereld aantonen en zich kwetsbaar opstellen. En zo zijn er (gelukkig) meer.

Ze krijgen in hun drang naar onderzoek en onthulling steeds meer navolging, vooral in Duitsland, Engeland, Noord- en Zuid-Amerika en de Scandinavische landen. En langzaam ook in Nederland. Ook bij de traditionele media. Bij sommige media dringt het besef door dat er meer aandacht gevraagd wordt voor de achtergronden van de sport, met name de negatieve achtergronden. Niet alleen het scorebord, maar ook wat zich achter het scorebord afspeelt – welke invloeden spelen een doorslaggevende rol.

Foto: Thomas Søndergaard/Play the Game.

Foto: Thomas Søndergaard/Play the Game.

Henrik Brandt is tegenwoordig directielid van Play the Game. Hij was eens sportverslaggever van Jyllands Posten, een Deense krant. Tien jaar geleden gaf hij op Play the Game een lezing over wat de redactie van zijn krant over sport zou schrijven. Niet alleen ‘scorebordjournalistiek’, niet alleen wedstrijdverslagen over voetbal en handbal. Juist meer achtergrond, meer over waarom sport er toe doet, waarom mensen naar voetbal kijken, wat bestuurders doen en waarom, over breedtesport. Waarom doen mensen aan sport? ,,Zodat ook de vrouw van de voetballiefhebber in sport geïnteresseerd raakt”, vermoedde Brandt. ,,Ik kreeg een paar redacteuren mee, de rest wilde alleen naar het stadion voor de wedstrijd. Het project is mislukt. De hoofdredactie die aanvankelijk wel iets in ons plan zag, koos toch voor de wedstrijdverslagen en interviews met sporters. Nu sla ik de sportpagina’s over. Ik ben blij dat ik er geen deel meer van uitmaak. Daarom ben ik nu bij Play the Game. Kranten gaan voor populisme en commercie. Ik sta nog steeds achter mijn plan, om meer over achtergronden te schrijven. Vandaar dit congres. Maar het is een zware strijd.”

Laura Robinson, onafhankelijk sportjournalist en oud-wielrenster, deed jarenlang onderzoek naar de praktijken van de organisator van de Winterspelen van Vancouver (2010), John Furlong. Hij mishandelde als leraar kinderen van Indiaanse (First Nations) afkomst, hij loog over zijn verleden als sporter. Ze publiceerde verhalen in Canadese kranten, maar Furlong vocht terug. Robinson had geen geld om het proces tegen haar te winnen. Twee jaar geleden werd ze vlak voor haar presentatie op Play the Game geïntimideerd door een brief van Furlongs juristen. Play the Game liet Robinson toch haar lezing geven. Ze kreeg steun van de Deense organisatie, zoals iedere journalist die met soortgelijke onderzoekjournalistiek komt. Jens Sejer Andersen, de directeur, geeft onderzoeksjournalistiek de ruimte.

Robinson gaat door, met beperkte middelen. ,,Sport gaat niet alleen over de mensen op het podium, maar juist over de mensen die niet op het podium staan. Niet het verhaal op persconferenties, voor of na een wedstrijd. Maar het verhaal daar achter”, aldus de oud-wielrenster. Ze kreeg tijdens de discussie bijval van een Engelse journalist: ,,Sportjournalisten werken vanuit het idee dat ze onderdeel zijn van de sport, het team en de spelers. Ze vergeten dat ze buitenstaander moeten zijn en gewoon van afstand verslag moeten doen.”

En zo schoven de meningen over de ware vorm van sportjournalistiek langs elkaar. Fascinerend om te horen hoe verslaggeving over sport zich ontwikkelt. Een Deense sportjournalist meende: “Sportjournalisten kunnen niet schrijven. Ze schrijven voor mensen die niet kunnen lezen.” Die arrogantie gaat mogelijk te ver.

Het geeft wel aan hoe de sportjournalistiek in een spagaat is beland. Hoe sport te benaderen? Hoe erover te schrijven? Is er wel beleid in zake sportjournalistiek? Hebben hoofdredacties wel door dat er meer is dan scorebordjournalistiek, beïnvloed door commercie? Tijden veranderen. Sport is meer dan de belangrijkste zaak van het leven geworden. Hoe je het ook wendt of keert. Op het Deense congres lagen de verklaringen om over na te denken. De journalistiek kan veel onthullen, meent Laura Robinson, maar het merendeel is of niet geïnteresseerd of krijgt niet de gelegenheid (en het geld) van de hoofdredactie om zijn werk te doen. ,,Nu doen wij, onafhankelijke journalisten het werk. Wij hebben de tijd, maar wij hebben geen geld. Dat is onze strijd. Vaak ondankbaar, veel tegenwerking en vijandigheid. Maar wel een strijd die wat oplevert, getuige de onthullingen van de laatste tijd rond doping, match fixing en de FIFA. Dat is allemaal begonnen bij de journalistiek.”

De vraag: waar ligt de grens tussen amusementsjournalistiek en onderzoeksjournalistiek? Recensies of achtergronden. Wat willen de lezers? In Aarhus werd die vraag gesteld. Een congres over de waarde van sportjournalistiek als inspiratiebron. Play the Game gaat door, elke twee jaar. Niet alleen in Denemarken, maar hopelijk ook in andere landen waar sport en dus sportjournalistiek wordt bedreven. Als de sportjournalisten niet naar Play the Game komt, dan komt Play the Game wel naar de sportjournalisten.

Dit aan de datum aangepaste artikel werd eerder gepubliceerd op de website http://www.sportenstrategie.nl

Michel Platini was eens Le Champion des Champions

8 okt

Dit portret verscheen zaterdag 3 oktober in NRC Handelsblad

Door Guus van Holland en Peter Vermaas
‘Michel Platini beweegt als schaatser op het ijs. Met het toppunt van elegantie verplaatst hij zich over het veld, de bal vormt voor hem geen enkel probleem. Met de borst vooruit en het hoofd omhoog beschermt hij door een lichte buiging de bal. Alles wat hij doet schijnt hem gemakkelijk en eenvoudig af te gaan.’

Het is de opmaat voor een hagiografisch boekje uit 1978: Michel Platini, Le Champion des Champions, met veel foto’s en korte teksten. Het werd uitgegeven naar aanleiding van de uitverkiezing door sportdagblad l’Equipe van de nauwelijks 23-jarige speler tot Frans sportman van het jaar in 1977. De tekst is van Roger Piantoni, de Franse oud-international (hij werd op het WK van 1958 met Frankrijk derde), die net als Platini bij FC Nancy debuteerde.

Platini werd eind jaren zeventig een grote toekomst voorspeld, en niet alleen door Piantoni. In het boekje staan indrukwekkende foto’s van zijn alom geprezen balvoering en van trainingen waarin hij langdurig oefent op vrije trappen, met poppen als muur. De Fransen, wier bewondering voor artistieke voetballers (Kopa, Piantoni, Platini, Tigana, Six, Giresse, Rocheteau, Henry, Cantona, Zidane) altijd de boventoon voert, raakten verblind door Platini’s présence.

Verblind zijn ze nog steeds. ‘Le Roi Michel’ is soeverein en onaantastbaar. Nog voor hij zichzelf deze week had kunnen verweren tegen beschuldigingen van corruptie in de zaak tegen Sepp Blatter en andere FIFA-bestuurders, trokken media en politiek in eigen land een haast onneembare verdedigingsmuur op.

Niet veel grote spelers slaagden erin om na hun actieve carrière een bijna even gloedrijk bestaan op te bouwen als bestuurder. Platini, sinds 2007 voorzitter van de Europese voetbalfederatie UEFA en nu de belangrijkste kandidaat om Blatter op te volgen bij de FIFA, lukte dat wel. Maar ‘gemakkelijk en eenvoudig’, om met Piantoni te spreken, is het niet meer. Blatter, die hij vorig jaar weigerde te steunen voor een nieuwe termijn, dreigt hem mee te slepen in zijn val.

Jaren trokken ze samen op: Blatter is voor Platini „bij toerbeurt bondgenoot, mentor, rivaal en voortaan beste vijand” resumeerde Le Monde onlangs. De voormalige Franse bondscoach, drievoudig Europees voetballer van het jaar en tweevoudig beste voetballer aller tijden, moet zich bij de Zwitserse justitie verantwoorden voor een bedrag van 1,8 miljoen euro dat de FIFA in 2011 naar hem overmaakte. Was dat fraude? Steekpenningen? Volgens Platini zelf ging het louter om een vergoeding voor zijn rol als technisch adviseur van Blatter, tussen 1999 en 2002.

Platini is „rustig” onder de aantijgingen, zei de chef sport van de Franse publieke radio, Jacques Vendroux, over zijn vriend als ware hij zijn woordvoerder. „Hij weet vanaf de dag dat hij Blatter opriep om zich terug te trekken als kandidaat dat hij, tussen aanhalingstekens, in een oorlog verzeild zou raken. Dat is heel moeilijk voor Michel”, aldus zijn analyse op France Info. En de twee miljoen? „Neem van mij aan dat hij geen nieuw zwembad of een badkamer heeft laten bouwen, geen nieuwe auto heeft gekocht of reizen heeft gemaakt”, zei Vendroux op tv-zender TF1. „Het gaat om kosten die te maken hadden met voetbalmissies.”

Zelfs de Franse politiek nam het meteen voor hem op. „We hebben geluk dat we iemand als Michel Platini hebben”, verklaarde premier Manuel Valls prompt na de eerste berichten uit Zwitserland. „Hij is een groot sportman geweest en is een groot sportbestuurder. Ik heb volledig vertrouwen in hem.”

Het was Platini die het een paar maanden eerder voor Valls had moeten opnemen toen de premier, groot fan van Barcelona, voor veel geld een regeringsvliegtuig naar de finale van de Champions League in Berlijn had genomen en daardoor in problemen kwam. Volgens Platini waren er in de aanloop naar het EK van volgend jaar belangrijke sportzaken te bespreken. Valls aanwezigheid was gewenst.

Het tekent Platini’s lenigheid en aanhoudende kwaliteiten als tacticus. Net zo makkelijk als op het veld bewoog en de regie op het veld in handen hield, lijkt hij zich nu in de duistere gangen van de macht van het mondiale voetbal een weg te vinden. In de politiek, in de media en onder voetbalbestuurders heeft hij op de juiste plaatsen steunpilaren die altijd weer van pas kunnen komen.

Politici, van links en van rechts, willen met hem gezien worden. Oud-president Nicolas Sarkozy zette zijn vriend zelfs in om de Franse economie aan te zwengelen, onthulden journalisten van France Football in 2013. In ruil voor investeringen zou hij Qatar beloofd hebben zijn vriend voor het WK 2022 te laten stemmen. Platini heeft erkend dat er bij zijn omstreden stem voor de Golfstaat „politieke druk” was, maar hij staat nog achter zijn keuze. Dat zijn zoon drie maanden na de stemming een baan kreeg in de Golfstaat, heeft volgens hem geen enkele relatie. Maar de affaire was het eerste echte vlekje op de loopbaan van Platini als bestuurder.

De kleinzoon van een na de Eerste Wereldoorlog uit Italië naar Frankrijk uitgeweken metselaar begon, nadat hij werd afgewezen bij Metz, zijn profcarrière bij FC Nancy, de club waar vader Aldo ook had gespeeld. Daarna volgden St. Etienne en Juventus.

Onder zijn leiding regen deze clubs nationale titels aaneen. De ‘aanvallende middenvelder’ of ‘binnenspeler’ dicteerde het spel, geregisseerd à la Johan Cruijff met weidse gebaren en luide aanwijzingen: bal aan een touwtje, wijzen en schreeuwen, om dan een meedogenloze pass te geven. Vaak scoorde hij zelf, alsof het normaal was – achteloos, bijvoorbeeld uit een vrije trap.

Zoals in 1984, toen Frankrijk Europees kampioen werd door in de finale met 2-0 te winnen van Spanje. De eerste goal was een vrije trap van Platini, Bruno Bellone maakte de tweede, maar aanvoerder Platini werd topscorer van het toernooi met negen doelpunten.

platini zwemt
Platini maakte Frankrijk Europees kampioen, op zijn manier, techniek parend aan inzicht – dominerend en regisserend. Het elftal speelde aan de hand van Platini. Zelfs coach Michel Hidalgo moest zijn oren laten hangen naar de ideeën van Platini. Trots, blij en met zichzelf ingenomen kreeg hij als aanvoerder de trofee.

De Franse voetballiefhebber, maar eigenlijk iedereen die voor het onmetelijke Franse chauvinisme vatbaar was, was in de ban van Michel Platini. Oud-ploeggenoten zoals Didier Six en Jean Tigana hebben wel gezegd dat Platini zichzelf onschendbaar ging voelen.

„Michel had gouden voeten, daar kon hij alles mee. Hij was aimabel, maar hij wilde toch te graag dominant zijn”, zei Six, toen hij in zijn nadagen voor Stuttgart speelde, in het Duitse blad Kicker. „Hij had het talent om te genieten van wie hij was en wat hij bij mensen bereikte. Hij straalde uit dat hij aantrekkelijk was. Een mooie man, die mooi voetbalde en mooi scoorde. Alles was mooi aan hem.”

Zijn achilleshiel als speler zou het Heizeldrama worden. In de aanloop van de Europa Cup-finale van Juventus tegen Liverpool in 1985 vielen in het gedrang en de gevechten op de tribunes van het stadion in Brussel 39 Italiaanse doden. Het was een macabere voorstelling waarin Platini geen aangename rol in speelde. Dankzij een discutabele strafschop werd Juventus winnaar. Platini nam de penalty en benutte hem. Hij juichte. Na afloop van de wedstrijd maakte Juventus een ereronde door het stadion dat in een slagveld was veranderd.

„Het was geen teken van een heldere geest”, zei Phil Neal, destijds aanvoerder van Liverpool, tien jaar later in een interview met deze krant. „Maar wat moest Platini anders? De beker weigeren? Iedereen die in die waanzin iets moest doen, deed vreemd. Niemand kon je die dag iets verwijten.” (http://www.nrc.nl/handelsblad/van/1995/mei/29/die-dag-drong-het-tot-mij-door-dat-voetbal-waanzin-7269118). Zo vond ook Platini later in zijn antwoord op het drama. „Het hoofd stond stil, ik moest scoren. Waarom? Ik weet het niet.” Nooit meer wilde hij naar het stadion terug.

Twee jaar na ‘Heizel’ stopte Platini als voetballer. Hij was 32, en „moe, doodmoe van voetbal en de verplichtingen”. Ruim een jaar later werd hij bondscoach van Frankrijk. Hoewel Frankrijk onder zijn leiding zeer succesvol en vrijwel onoverwinnelijk was, werd de favoriete nationale Franse ploeg op het EK van 1992 vroegtijdig uitgeschakeld. Platini nam ontslag. Intussen leidde hij, op aangeven van de Franse president Mitterrand, de succesvolle lobby om het WK van 1998 naar Frankrijk te halen.

Het waren deze eerste stappen in de nieuwe wereld van het voetbalbestuur, die tot zijn samenwerking met Blatter bij de FIFA zouden leiden. Daar is hij veranderd. „Wat Michel als speler en trainer weigerde, heeft hij geaccepteerd als bestuurder: zich geduldig tonen, luisteren”, zei vriend en journalist Gérard Ernault onlangs in Le Monde. „Michel heeft begrepen dat bij hem een dimensie van reflectie, van compromis ontbrak: alles wat hij op school niet geleerd had.”

Die kwaliteiten zal hij nog hard nodig hebben. Michel Platini kent de schoonheid van voetbal. En getuige het Heizeldrama heeft hij een killersinstinct. Scoren vanuit kansloze positie is hem als geen ander toevertrouwd. Kan iemand hem nog ten val brengen?

Een zichzelf in de staart bijtend monster

2 jun

Voetbal is religie, zo is vaak geopperd zodra het belang van deze sport om duiding vroeg. Aanbidding van een fenomeen die ons afleidt van het sobere, zware, deprimerende leven. Het stadion als kerk of tempel, waar je je kunt openstellen voor wonderen, gebracht door mannen met uitzonderlijke talenten. Overwinningen worden er opgeslurpt als toverdranken, nederlagen beleefd als bijna-doodervaringen. Maar wat als de scheidsrechter een omstreden beslissing neemt? Wat als de hogepriester niet heilig blijkt, maar zich als een echt mens heeft laten verleiden door macht, geld en andere luxe in de hoop eeuwige glorie te bereiken? Dan stort de wereld in.

Sport wordt door mensen beoefend, voetbal dus ook. Gelukkig maar. Nog geen robots of computergestuurde mannen die precies doen wat de liefhebber wil. Al groeit de behoefte aan volledige (elektronische) beheersing, niet alleen bij trainers maar vooral ook bij mensen die erin investeren. Intussen wordt ook van sport verwacht dat ze schoon is, onschuldiger dan de wereld daarbuiten. Geen smeerlapperij, geen omkoping en doping. Zuiver, sportief, eerlijk. Het moet toch ergens in de wereld vredig toeven zijn.

Zuiver, eerlijk en vredelievend is de sport al sinds haar eerste beleving niet meer. Maar kunnen we op dan op zijn minst verwachten dat de leiders het goede voorbeeld geven? Dat zijn de Blatters, de Havelange’s, de Samaranche’s, de Bachs, de Verbruggens, de Acosta’s, de Cooksons en de Platini’s (om enkele [voormalige] machthebbers te noemen). Jazeker, altijd zullen er mensen opstaan die gezonde sport beloven, en: meer sport, meer wedstrijden, meer bekers, meer titels, meer kampioenschappen, nog meer vermaak. Brood en nog meer spelen.

Vlnr IOC-voorzitter Thomas Bach, de Russische president Vladimir Poetin en FIFA-voorzitter Sepp Blatter

Vlnr IOC-voorzitter Thomas Bach, de Russische president Vladimir Poetin en FIFA-voorzitter Sepp Blatter

Maar dat kost geld. En wie wil of kan dat betalen? Wij, die behoefte hebben aan grenzeloos vermaak? Mensen en bedrijven die rijk zijn? Liefst wel, ja. Daar begint het al: wij geven onze behoefte aan vermaak uit handen. Zonder geld geen vermaak, geen sport, geen stadions, geen wedstrijden, geen kampioenschappen. Toch?

En daar zit hij dan als mens die zich heeft voorgenomen zichzelf te belonen, de wereld te verbeteren, de mensheid te geven waar ze behoefte aan heeft – en daarom macht wil. En geld. Een voordat hij het beseft, voelt hij dat macht corrumpeert. Hij kan het niet alleen, hij heeft medestanders nodig en mensen die bereid zijn in zijn project te investeren. En daarvoor dus iets terugverlangen. Meer dan hij verwachtte, meer dan hij kan waarmaken. Hij wordt een draaikont, hij weet niet meer wat goed is en wat slecht – nou, dan maar slecht. Hij zit vast, hij komt niet meer los. Tenzij hij eruit durft te stappen. Maar dan is hij weer een lafaard, of wel een man die zijn beloften niet waarmaakt. Wat hij ook doet, hoe hij ook wendt of keert, hij is een slecht mens. Altijd al geweest…

Het is een poging om mezelf te verlossen van de duizelingen in mijn hoofd als gevolg van de ontwikkelingen rond de verkiezingscampagne van FIFA-voorzitter Sepp Blatter en de arrestaties van een aantal bestuursleden en betrokkenen. Hoe kan het toch gebeuren dat deze Blatter er nog steeds zit? Terwijl toch (bijna) iedereen weet dat deze 79-jarige Zwitser op slinkse (mogelijk corrumperende) wijze de organisatie bestuurt en zichzelf op de borst blijft kloppen: kijk eens wat ik de mensheid en de voetballiefhebber heb geschonken. En dat is inderdaad veel. Veel te veel. Het is uit de hand gelopen. Voetbal laat zich niet meer beheersen.

Tekenend voor de overdrijving van voetbal, is de verklaring van Michael van Praag, een man die ook graag gezonde sport belooft en zich mede daarom als tegenkandidaat van Blatter opwierp. Eerst trok hij zich terug om in te stemmen met de ogenschijnlijk sterkere kandidatuur van de Jordaanse prins Ali Bin-al Hussein. De lobby leek succesvol te zijn verlopen, totdat bij de stemming bleek dat enkele (belangrijke) landen hun voorkeur hadden bijgesteld. Vervolgens noemde Van Praag in zijn ijdelheid het  – nogal naïef – ‘een schandelijke vertoning’. We moeten vrezen dat ook Van Praag niet begrijpt hoe dit kan gebeuren. Maar mogelijk vermoedt hij wel een en ander, maar acht hij het niet verstandig in zijn functie als voorzitter van de Nederlandse voetbalbond anderen met de vinger te wijzen. Het is beter een pas op de plaats te maken, voordat hij, zijn bond en zijn land de rekening gepresenteerd krijgen. Gaat de angst regeren?

Wie ook voorzitter is van de FIFA, hij zal zich moeten plooien naar de eisen van de investeerders. Er lijkt geen weg terug. De hoofdsponsors en steeds meer de Arabische, Aziatische en Russische miljonairs zijn gebaat bij mee denkende (liever: mee buigende) leiders. Voetbal wordt verkocht aan de hoogste bieders. Steeds meer clubs draaien op geld van dwingende investeerders. Televisiezenders willen steeds hogere kijkcijfers. De liefhebbers willen steeds meer voetbal, wedstrijden en titeltoernooien. Nog meer voetbal, nog meer voetbal in de media (kranten en tv), nog meer praatprogramma’s, nog meer voetbaldocumentaires, nog meer voetbalblaadjes en -boeken, nog meer voetbalspelletjes en -quizjes. En liefst nog meer Messi’s. Alles om het saaie leven te verzachten. Spelers en trainers kunnen steeds meer geld verdienen, handenvol geld. En ze slaan dat nooit af – het komt gewoon niet eens in hun van voetbal bezeten hoofd op. Over grenzeloze, ziekelijke begeerte gesproken.

Wie is er hier eigenlijk ziek?

Jarenlang onderzoek van vooral de journalisten de Britten Andrew Jennings en David Yallop (die al in 1999 het boek Who stole the game/De voetbalmaffia [over de FIFA, Nike en Brazilië] schreef) en de Duitsers Jens Weinreich en Thomas Kistner naar de handel en wandel van de FIFA heeft aangetoond hoe Blatter en co machtswellust exploiteerde en investeerders en sponsors tegemoet kwam. Lees hun talrijke boeken, artikelen en websites. Uiteindelijk vond Jennings steun bij onder meer de FBI, omdat hij zelf niet over justitiële middelen beschikt.

De Amerikanen zijn al jaren met succes bezig sporten te zuiveren. Na de zuivering van het IOC, als gevolg van corruptie bij de toewijzing van Salt Lake City als olympische locatie, volgde de aanpak van het illegale drugsgebruik in de nationale sport honkbal. De FBI zette vervolgens Lance Armstrong (en de hele professionele wielersport) met succes in de beklaagdenbank. Een andere Amerikaanse sport, American Football, werd als gevolg van te grote commerciële invloed (op onder meer speellocaties en scheidsrechters) onder het vergrootglas gelegd. Nu is de belangrijkste sport ter wereld aan de beurt, zeker omdat hoge Amerikaanse bestuurders en investeerders een innige financiële relatie blijken te hebben met de FIFA.

De vraag is of de FBI voldoende macht heeft om van voetbal in al zijn geledingen een gezonde sport te maken. Arrestatie (bestraffing en uitsluiting) van mensen die de sport verkwanselen is niet toereikend. Misschien moeten we het vermaak maar buiten de stadions proberen te zoeken – hoe spannend en aantrekkelijk voetbal ook kan zijn. Daarmee zou je best eens de Blatters kunnen verjagen.

Maar welk vermaak zou dat kunnen zijn? Wat kan de almacht van het voetbal evenaren, laat staan overtreffen?

Deze column is gepubliceerd op 1 juni 2015 op de website http://www.sportenstrategie.nl/

%d bloggers liken dit: