Tag Archives: Sport en strategie

Het gedrag van olympiërs zegt mogelijk veel over onszelf

13 aug

Menselijke drama’s zijn er in vele vormen geweest in de eerste week van de Olympische Spelen. Sporters die vielen op momenten dat de spanning steeg, sporters die plotseling niet in de gewenste topvorm verkeerden, sporters wier materiaal het begaf, juryleden die in de hete olympische sfeer arbitraire beslissingen namen en sporters die zich om menselijke redenen niet aan de afspraken konden houden en daarom werden uitgesloten van deelname. Wat willen mensen die naar topamusement kijken nog meer?

Opgewonden, hijgerig, overspannen en verward is gereageerd op de zenuwslopende jacht naar medailles. Niet in de laatste plaats door de media die graag duidelijk maken hoe intens betrokken ze zijn bij de gladiatoren in de olympische arena’s. Wie enige afstand bewaart en emotieloos op de gevechten reageert komt van een andere planeet en wordt bij voorkeur niet serieus genomen. Verondersteld wordt dat deze dissonant niet begrijpt dat het toch echt allemaal om goud draait.

Emoties laaiden hoog op. Voor de een kan het nooit genoeg zijn. Het zijn de thrillseekers die verslaafd zijn aan adrenaline en andere euforieversterkende stoffen dan wel hormonen, mogelijk bang voor de stilte en de ontspanning, bang voor de kennismaking met de rusteloosheid in zichzelf. Een ander wordt gefascineerd door wat op blinkend goud en eeuwige glorie gerichte jonge sporters bezielt en vooral door waar ze onder hoogspanning toe in staat zijn. Hoe krijgen ze dat toch voor elkaar? Wat hebben ze moeten doen om deze prestaties te verrichten? Hoeveel uren per dag, per week en per jaar? Jarenlang hebben ze moeten trainen om in Rio de Janeiro te mogen zijn en dan te tonen wat ze als mens allemaal kunnen.

Mijn vrees dat deze jonge sportmensen gecomputeriseerd en al bijna gerobotiseeerd aan de Olympische Spelen zijn begonnen (zoals ik op 6 augustus in NRC Handelsblad schreef: ‘Zo goed als een machine’), is vooralsnog gelogenstraft. Vanzelfsprekend staat de topsport op het punt te verwetenschappelijken, maar naar wat ik de afgelopen week ervoer is het merendeel van de olympiërs nog van vlees en bloed, nog even fysiek en psychisch kwetsbaar als u en ik. Uitgezonderd de helden die perfect presteerden en de jongens en meisjes die tot ongekende grote hoogten en snelheden reikten. Waar is een mens nog toe in staat? Waar ligt de grens van de fysieke en psychische mogelijkheden?

Die vragen zijn niet van vandaag of gisteren. Het is inherent aan de sport sinds ze werd bedacht om wat voor reden dan ook. Iedereen is gefixeerd op het oprekken van grenzen. De olympische beweging meent daar paal en perk aan te stellen door een ‘ethische’ grens te trekken. Om maar een voorbeeld te noemen: medische middelen die de natuurlijke aanleg van het lichaam geweld aan doen, dus stimuleren, zijn niet toegestaan. Met als argument dat ze schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid (alsof topsport met al zijn obsessies en lichaam verstorende gedragingen gezond is). En dat het de competitie vervalst. Iedereen gelijke kansen, zoiets. U en ik hebben dezelfde vader en moeder, we zijn uit hetzelfde hout (vlees en bloed) gesneden, we komen uit hetzelfde land, we beschikken over hetzelfde geld, hetzelfde materiaal, dezelfde begeleiding, dezelfde wetenschappers, dezelfde sportpsychologen en we zijn opgegroeid in dezelfde cultuur. Ja, toch? Of zijn we allemaal gelijk, zijn we allemaal geboren met gelijke kansen?

Ik zag de rugbyers van Fiji in de finale van het olympisch toernooi de Engelse tegenstanders ‘vermorzelen’. Allemaal donkere mannen, van een eilandengroep met nog geen miljoen inwoners, die de Engelsen op atletisch talent op alle fronten aftroefden. Ik zag de vreugde en de ontlading na hun triomf en dacht: welke wetenschappelijke begeleiding hebben deze ‘natuurlijke’ mannen gehad? Of hadden ze baat bij voodoo, een of andere grote god dan wel een stimulerend kruid. Het zal toch niet de doping zijn die door de olympische beweging wordt verboden of hun afkomst, cultuur en genetische aanleg – mensen van Fiji hebben iets wat wij (of de Engelsen) niet hebben? Een bepaald gen waarover anderen niet kunnen beschikken misschien.

Ongeveer tegelijkertijd zag ik mannen zwemmen. Groot, stoer, vastberaden, gespierd, scherp, afgetraind zoals dat heet. Mijn zoon zei nog: ‘Hoe krijg je zo’n lichaam?’ We zagen gespierde borst-, schouder- en bovenarmpartijen zoals vroeger zwemmer en tarzankloon Johnny Weissmüller ze als vrijwel enige had. Het testosteron spatte er vanaf. Maar tegelijkertijd viel mij op dat alle zwemmers geen borsthaar hadden. Gladgeschoren? Aerodynamisch dus. Zwemgigant Pieter van den Hoogenband dankte veel van zijn snelheid aan zijn borstpartij, omdat deze de vorm van een catamaran had. Mooi meegenomen, toch? Hij was een man met talent met daarnaast een enorm doorzettingsvermogen en een positieve inslag. Maar die gladgeschoren borstpartij? Je zou het zomaar stimulerend (doping) kunnen noemen.

In mijn nieuwsgierigheid naar omgaan met leven, beland ik voortdurend in boeddhistische visies. Een van mijn inspiratiebronnen is Pema Chödrön, een boeddhistische lerares die ik graag raadpleeg bij mijn vragen. In haar boek Waar je bang voor bent, vind ik in mijn zoektocht de passage ‘Proberen onszelf beter te maken helpt niet. Dat gaat uit van strijd en jezelf kleineren.’ Dus, wie meer wil zijn dan hij is, verloochent zichzelf, wie hij werkelijk is.

Nadat ik het had voorgelezen zei mijn zoon: ‘Ja, waarom moet ik zijn zoals die mannen die goud winnen? Word ik veroordeeld omdat ik niet zo ben, niet hun talent heb en niet zo ben opgevoed zoals zij? Wie niet is zoals de winnaars, deugt niet. Die krijgt geen aandacht. Alleen wie goud wint, krijgt aandacht als rolmodel.’ Hij wees me op het nummer Warsaw van Them Crooked Vultures, en zong vervolgens met luide stem over zijn dilemma die in zijn beleving extreem verkeerd en daarom ontwrichtend wordt uitgedragen door de media, de geobsedeerde jacht op goud en zilver: ‘It’s all medals and trophies, trophies and medals. All before the race has been run.

We kwamen onvermijdelijk bij Yuri van Gelder uit. Een man met spieren die buitenproportioneel (onmenselijk?) zijn gegroeid door jarenlange intensieve training. Hij wilde een uitzonderlijk mens zijn. Anders en beter dan anderen – zeker niet minder dan anderen. Kijk mij eens, wie ik ben en wat ik allemaal kan. Ik ben Yuri, ik ben een man. Ik wil aandacht. Als je het niet ziet, dan zal ik het nog één keer laten zien. De hele wereld zag het. Maar het was niet genoeg. Nooit was het genoeg. Nooit zal het genoeg zijn. Hij wil en moet laten zien dat hij bestaat. Desnoods met behulp van geestverruimende middelen die hem op z’n minst boven zichzelf kunnen uittillen. Topsport, medailles en titels kunnen daartoe ook bijdragen. Maar het is nooit genoeg. Nooit meer.

Het gevecht van Yuri zou mensen aan het denken moeten zetten. Waarom Yuri en die andere sportmensen willen triomferen. Is er een gat in zichzelf die zij moeten opvullen? Herkent iemand de strijd die Yuri voert? Ik moet nu veel denken aan Paul Gascoigne, al enige jaren (tevergeefs) in een ontwenningskliniek verblijvend en nooit meer de mens die we van hem willen zien. Ik volg zijn twitter-berichten die hij vrijwel dagelijks rondstuurt. Zoiets als deze: ‘Morning all have a lovely wkend thinking of YOUS all lots of hugs GAZZA I’ll read your tweets and get back to all love&hugs GAZZA 😘👅😜xx’ Het is een onophoudelijke tragedie.

Sport biedt drama, mensen die het wel en ook niet redden. Sport is waar we over na moeten denken. Omdat het veel over ons zelf zegt.

Deze column is gepubliceerd op http://www.sportenstrategie.nl

Dafne Schippers: hoogste vorm van uitmuntendheid

29 aug

dafne

Kijken naar de wereldkampioenschappen atletiek is kijken naar de hoogste vormen van uitmuntendheid. Jonge mannen en vrouwen die laten zien hoe mooi, sterk en snel hun lijf is geworden door zich dagelijks buitensporige fysieke en mentale inspanningen te getroosten. Kijk eens hoe voortreffelijk ze zijn, nog beter dan anderen, nog sterker en sneller. Nog mooier. Alsof excellentie bijdraagt tot voortdurend, oneindig geluk. Soms lijkt het zo.

Deze overpeinzing kwam bij mij op toen ik Dafne Schippers naar de wereldtitel op de 200 meter zag snellen. Een blond godenkind op lange, fraai en gespierd gestileerde benen, die hemel en aarde bewoog om toe te kunnen treden tot het domein van uitverkorenen. Bijna niemand (in binnen- en buitenland) die haar uitzonderlijke bewegingen volgde, kon gevoelens van bewondering én verwondering onderdrukken. Dit was bijzonder. Dit was nog niet vertoond. Woorden schoten te kort. Verslaggevers, commentatoren en analisten troefden elkaar af in krankzinnige superlatieven. Emoties doen rare dingen met mensen.

Ik voelde tranen opkomen. Waarom? Was het mijn vereenzelviging met haar bijzondere triomf? Wilde ik zelf ook zo winnen, van wie dan ook? Altijd, elke dag, van iedereen die me voor de voeten loopt. Was het haar onderkoelde, nog niet begrepen succes dat mij raakte? Of was het de manier waarop haar familie Dafne omhelsde? Emoties zijn moeilijk te doorgronden.

Nee, niet omdat Dafne een Nederlandse is. Ik voelde ook tranen bij demonstraties van een uitzonderlijk talent als Michael Jordan, toen ik hem begin jaren negentig in Chicago van nabij zag springen, dribbelen en scoren. Bij Tiger Woods op de Masters tien jaar geleden, bij Pelé toen ik hem op het WK van 1958 op de televisie zag schitteren, bij Greg LeMond in de afsluitende tijdrit van de Tour van 1989 in Parijs, en bij anderen. Ik raakte geëmotioneerd toen ik deze mensen zag excelleren en op hun eigen wijze daarvan zag genieten. Ik noem het gemakshalve identificatie. De vereenzelviging met mensen die een excellente prestatie neerzetten – en nauwelijks beseffen welke momenten van geluk ze mensen bieden.

Jarenlang heb ik mij proberen af te wenden van emoties zodra een sportprestatie mij in het hart of in de onderbuik raakte. Soms tevergeefs. Afweer was mijn beste wapen, met cynisme als het gemakkelijkste afweermechanisme. Of was het een zelfverheffingsmotief?

Ik was journalist, verslaggever, analist. Mij was door ervaren collega’s en chefs gemaand professioneel afstand te bewaren, mij te beperkten tot feiten en liefst argwaan te tonen bij alles wat op overschrijdende prestatiedrang wees. Topsporters zijn uitslovers. Topsporters dien je te wantrouwen, ze zijn te allen tijde bereid om te frauderen, grenzen te overschrijden, zeg maar zich altijd te bedienen van illegale middelen zoals doping. Een journalist hoort argwanend zijn, was mij op het hart gedrukt. Ook een sportjournalist. Overal afstand en afweer. Maar ik heb altijd diep van binnen gevoeld dat een sportjournalist ook emoties kan (of moet) overbrengen. Liefst zijn eigen emotie.

Het was een worsteling tussen mijn romantische inslag en mijn (geconditioneerde) wantrouwen jegens de begerige sportmens. Mijn strijd is nog niet voorbij. Ik besef terdege dat sportmensen bereid zijn voorbij grenzen (afspraken) te gaan zodra eeuwige glorie in het verschiet ligt. Ik probeer mee te voelen. En ik probeer ook mee te voelen met de sportmensen als ze verdacht worden gemaakt zodra ze excelleren. Dafne Schippers krijgt nu in de buitenlandse pers over zich heen wat andere buitenlandse winnaars over zich heen kregen (en nog steeds krijgen) van de Nederlandse pers. Een blonde Nederlandse die zwarte concurrenten de baas is. Hoe zouden de Nederlandse media hebben gereageerd als Dafne een Duitse, Amerikaanse of Russische was geweest? Wat niet van ons is, is verdacht. Wat wel van ons is, sluiten we beschermend en liefdevol in onze armen.

Hoewel een mannetje op mijn schouder me voortdurend influistert dat wat ik in de sportarena zie niet deugt, voelde ik mijn hartslag versnellen en zei ik tegen mezelf: ‘Dit is bijzonder, dit heb ik nog nooit gezien, dit zijn mensen die mij opwinden, dit raakt mij en schakelt gelukkig even mijn scepsis uit.’

De voetbalwereld is verdorven, vooral door de ongelijke verdeling van geld, door verregaande spelverruwing, commercialisering, verdwijnende binding met club en supporters en jacht op het grote geld. De wielersport is zo ondoorgrondelijk geworden door verkapte doping, onderlinge afspraken en belangenverstrengelingen. Atletiek, met al haar onderdelen, is als sport geen haar beter. En toch is er hoop. Dat de meeste atleten hun kracht, snelheid en gedrevenheid putten uit natuurlijke middelen, althans middelen die niet verboden zijn. Dat altijd wel ergens in de wereld een natuurtalent opstaat, dat op basis van eigen middelen en sportiviteit anderen de baas is.

Atletiektoernooien die tot de verbeelding spreken, zijn er heel weinig. Eens in de twee jaar wereldkampioenschappen, eens in de vier jaar Olympische Spelen, tussendoor wat wedstrijden her en der, waar dan zonder media-aandacht ook grote prestaties worden neergezet. Van verzadiging is bij atletiek niet gauw sprake. Atleten kunnen zich in betrekkelijke rust voorbereiden op een belangrijk toernooi. Pieken op het juiste moment. Met explosieve aandacht tot gevolg. De media putten zich dan na een lange periode van stilte en afstand niet alleen uit in superlatieven, radeloos zoeken ze naar verklaringen.

Dafne weet nog niet wat over haar heen zal komen. Hier wordt ze al de Sportvrouw van het Jaar genoemd, daar wordt ze al benoemd tot Sportambassadrice van Nederland, dan weer wordt ze De Held van de Eeuw, dan weer dient ze een koninklijke onderscheiding te krijgen of staat nóg een multinational klaar om zich van haar mooie gezichtje te bedienen ter verspreiding van een commerciële boodschap. Want op de Olympische Spelen wordt ze definitief onze held, ons affiche, ons product. Dat heet investeren – of domweg uitbuiting.

Dafne Schippers wordt bestempeld als een nuchtere vrouw, omdat ze als atlete misleidende aandacht naast zich neer kan leggen. Vandaar ook haar zeldzame prestaties. Ik hoop dat ze kan blijven wie ze is. Gewoon een leuke vrouw die vreselijk hard kan lopen. Ik hoop dat iedereen van haar afblijft. Niks held, niks bovennatuurlijk. Gewoon een mooi mens.

Ze weet nog niet wat ze ons allemaal aandoet. Het besef komt met de jaren. Laat haar met rust, geef haar de vrijheid – daarin gedijt ze het meest. Ook natuurtalenten hebben recht op privacy. Haar managers bezweren dat Dafne zich niet gek laat maken. Dat is eerder gezegd, over nóg grotere talenten.

Deze column is gepubliceerd op http://www.sportenstrategie.nl/

%d bloggers liken dit: