Tag Archives: Jürgen Klopp

Joop Alberda over de blinde vlekken in de sportwereld

22 dec

,,Als we echt zouden leren van andere mensen, dan waren we veel verder geweest.”

Teleurstelling komt op bij Joop Alberda wanneer hij het resultaat ter sprake brengt van De Reis van de Held, een serie interviews in ‘zijn’ blad NLcoach met tal van topmensen, van vooral buiten de sportwereld, zoals choreograaf Hans van Manen, orkestleider Jaap van Zweden, econoom Herman Wijffels, politicus Jan Marijnissen, cabaretier en columnist Youp van ’t Hek, zakenman Dirk Scheringa, vakbondsbestuurder Agnes Jongerius, oud-voetballer en columnist Jan Mulder, journalist en tv-presentator Mart Smeets en architect Francine Houben. Hoe zij en waar zij hun talent ontdekten, het ontplooiden, met succes en tegenslagen omgingen en wat zij wilden achterlaten.

Het was Alberda’s nieuwsgierige geest die hem er zes, zeven jaar geleden toebracht samen met mij te onderzoeken wat coaches en sporters kunnen opsteken van mensen die met vallen en opstaan de top hebben bereikt. Alberda, wiens staat van dienst begon als coach van de Nederlandse volleybalploeg die in 1996 de gouden medaille won op de Olympische Spelen van Atlanta, wilde verder kijken. Over grenzen kijken, naar andere mensen, mensen die de cocon hebben (durven) verlaten, die buiten het bestaande denkkader traden.

Is Alberda een man die bijvoorbeeld de Nederlandse golfwereld kan helpen? Een man, wiens ervaring na het volleybalsucces langs NOC*NSF (jarenlang technisch directeur als voorganger van Maurits Hendriks), het adviseurschap van Guus Hiddink als bondscoach van voetballend Rusland en soortgelijke rollen bij wielrennen, roeien, atletiek en zwemmen leidde. Slechts één Nederlander (Joost Luiten) op bijna 400.000 golfers die op internationaal niveau mee kan komen. Dat is de waarheid. Is de 42-jarige Maarten Lafeber, die onlangs werd benoemd tot bondscoach (hoewel nog actief als speler), de juiste man om jonge Nederlandse golfers naar een hoger niveau te tillen? De tijd zal het leren.

Foto Corné van der Stelt

‘Topsporters worden zodra ze triomferen neergezet als ideale schoonzonen, vooral door de media’ (Foto Corné van der Stelt)

Verwacht van Alberda geen (open) sollicitatie of borstklopperij. Laat staan dat hij de golffederatie of Lafeber verwijten maakt. Hij gaat bij voorkeur in op de ontwikkeling van sportbeleving in het algemeen. Over de maatschappelijke context waarin sport zich beweegt, de culturele patronen die veranderen, de interesse en houding van de sporter én van de toeschouwer,  de consument. Alberda refereert aan de chaotische levensloop van wielrenner Thomas Dekker, die onlangs meende een boekje open te moeten doen over zijn opkomst en ondergang, en ogenschijnlijk gemakzuchtig anderen (de sport) in zijn val meetrok. ,,Ik was erbij in 2005 toen hij door de KNWU werd gekozen tot talent van het jaar. Dekker stond met de handen in zijn zakken toen hij de prijs kreeg uitgereikt. Ik heb hem een tip gegeven: ‘als jij groot wil worden en verder wil komen, zul jij je handen uit je zakken moeten halen, jongen.”’

Het is niet een kwestie van zijn gelijk halen omdat Thomas Dekker het aanwezige talent niet heeft kunnen waarmaken, meent Alberda, het is verandering van beleving. ,,Ook bij de consument. Het boekje van Dekker gaat als zoete broodjes over de toonbank. Waarom is het geschreven? Zucht naar sensatie? Geld? Aandacht? Wij dromen bij voorkeur over helden als waren wij het zelf. Daarbij zitten we in een spagaat: aan de ene kant is het de ideale schoonzoon die leeft voor de sport anderzijds zijn we jaloers op de escapades. Bij voorkeur kijken we ernaar als een reality soap. Want als het te dichtbij komt… De sport heeft zoveel meer te bieden aan inzichten. Waarom hebben wielrenner Joop Zoetemelk en schaatser Rintje Ritsma het zo lang volgehouden? Door een gezonde levenswijze. Schaatser KC Boutiette is 46 jaar en viel onlangs plotseling weer in de prijzen. Dat moet tot nadenken stemmen. Dat vraagt om uitleg in de media. Hoe kan een carrière langer duren? Waarom lukt het Dekker niet en anderen wel? Wat is er veranderd in de sport, in de aandacht van de media? Wat willen de sporters? Wat willen de toeschouwers?”

Snelheid, vluchtigheid, door-zappen. Het zijn de eigenschappen die zich in de loop der tijden hebben ontwikkeld. ,,Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is. Snelle vragen, snelle antwoorden op korte vragen.’’

De vergelijking met het olympisch schaatsprogramma tijdens de Winterspelen van 1988 in Calgary dringt zich op. Uitzendingen van wedstrijden van de tien kilometer werden op de Amerikaanse en Canadese televisie onderbroken door reclame en filmpjes over schaatsers thuis, voor de open haard, wandelend in de bossen. De wedstrijden duurden te lang, Amerikanen hadden er het geduld niet voor. De sport was niet interessant genoeg. Zoals zij zeggen: looking grass grow.”

Het is toch de ‘westenwind’ die onze ontwikkeling van de sportbeleving beïnvloedt, de wind die de Amerikaanse cultuur naar hier brengt. Het is niet anders. ,,Of het nu een goede of slechte ontwikkeling is”, meent Alberda, ,,we zullen er mee moeten leren leven.” Niet kijken naar zijn, maar naar worden.

Hij kijkt desgevraagd naar de mogelijke ontwikkeling van golf. Toch een sport met een geschiedenis waarin traditionele handelingen en spelregels voorzichtig worden gehandhaafd. ,,Waarom eigenlijk? Wat zou de biathlon-variant van golf zijn? Speedgolf? Na een foute slag een rondje om de vijver lopen? Waarom moet er een caddie mee die advies geeft en de clubs draagt? Bij tennis mag een coach niet eens aan de rand van de baan zitten. Waarom kun je als speler niet zelf beslissen met welke club je slaat? Of gewoon met twee of drie clubs de baan in en dan maar zien hoe je de bal in de hole krijgt. Traditie is mooi en charmant, maar je kunt ook uitdagingen zoeken. De consument gaat bepalen hoe golf er uit gaat zien, niet de golffederatie, niet de spelers, niet de bondscoach. Voorlopig is er genoeg media aandacht met veel camera’s, maar blijft dat zo?”

Wat te denken van een split screen? Op je mobiel zelf de regie voeren over wat je wilt zien zoals bij de Formule 1. Zelf de regisseur zijn van je eigen uitzending op een tijdstip dat jou past. Zonder iets van een partij te missen in een hoekje van het scherm iets anders (een andere partij, een andere sport) laten zien. Alberda heeft er weleens met de NOS over gepraat, twee of drie beelden tegelijk. ,,Houd je vast aan de oude formule, dan is dat een geweldige minachting van de consument. Tijdens rustmomenten beelden tonen wat de speler ervoor heeft gedaan, hoe lang Joost Luiten per dag op de baan staat, dat hij elke slag duizend keer herhaalt. Dat voegt iets toe. Zijn hartslag op rustige en op spannende momenten laten zien. Ja, wat er door hem heengaat, waarom hij een fout maakt. Dat geeft meer inzicht dan de verklaring van de commentator of de analist. Laat zien, mensen willen het zien en mee beleven. Eerst zien dan geloven.”

Nog even terugkomend op het verhaal van Thomas Dekker. ,,Omdat we niet weten wat topsporters doormaken houden we een droombeeld in stand. Topsporters worden zodra ze triomferen neergezet als ideale schoonzonen, vooral door de media. Mensen willen dromen, ze willen zich spiegelen aan de triomferende sporters. Heldenverhalen willen ze. Verhalen over mensen die geen seks hebben, die zich keurig gedragen, nooit uit de band springen. Maar elke dag worden we teleurgesteld, omdat de topsporters toch anders zijn dan we willen. Dat verklaart de opwinding rond mislukkingen, de verbazing. Dat het droombeeld weg is. Daar kunnen we wat aan doen. Laat zien dat Luiten een mens is, een sportman die fouten kan maken.”

Over de verwachtingen ten aanzien van Maarten Lafeber: ,,Je moet je als coach niet verbazen als je niet bereikt wat je wilt bereiken. En als je wel wat bereikt: blijf altijd nieuwsgierig naar beter en blijf kritisch. De beleving gaat steeds sneller. Wie herinnert zich nog de winnaar van vorig jaar, van gisteren? Laat staan het geheugen voor de tweede plaats. Er is al weer een andere winnaar. Mocht Lafeber het voor elkaar krijgen dat een Nederlandse golfer de Masters wint, is hij dan nog steeds die voortreffelijke coach als de jaren daarop geen Nederlanders de Masters meer winnen? Mensen vergeten snel, vooral omdat ze niet weten wat de coach en de spelers ervoor hebben gedaan. Ik ben nog steeds die coach die met de volleyballers de gouden medaille won in 1996. Fijn, om dat te horen. Maar ik heb in de twintig jaar daarna ook ervaren dat ik niet per definitie de beste coach ben die topsporters zich wensen. Mensen veranderen, de sport verandert, de beleving verandert. Voordat je het weet, wordt de coach afgebrand. De snel veranderende wereld stelt een geweldige eis aan het aanpassingsvermogen van de coach!”

Beeldvorming kan veel schade aanrichten, waar de journalistiek voor en belangrijk deel schuld aan is. In de Nederlandse voetbalwereld wordt gerefereerd aan de successen van de Hollandse School, aan het totaalvoetbal – hoe lang is dat geleden? Aan de systemen waarmee Nederlandse ploegen in het verleden speelden. Dat het ook anders kan, gewoon omdat de ontwikkeling van het voetbal daarom vraagt, stuit op grote weerstand. Dat komt ook omdat veel trainers oud-voetballers zijn. Ze houden vast aan wat ze zelf als voetballer beleefden en voelden. Buiten de cocon treden vinden ze te riskant of kunnen ze gewoon niet. Het decor van de sport, de cultuur, is veelal een belemmering voor veranderingen die in andere sporten allang gemeengoed zijn. Een beetje over de grenzen kijken en implementeren is geen innovatie maar meer integratie.”

'Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is. Snelle vragen, snelle antwoorden op korte vragen'

‘Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is’

De Fries verwijst graag naar coaches, vooral in de voetbalgemeenschap, die van mensen houden. Foppe de Haan, Rinus Michels, Louis van Gaal, Arsène Wenger, Alex Ferguson, Jogi Löw, José Mourinho, Jürgen Klopp en anderen speelden niet eens op het hoogste niveau. ,,Mogelijk dat ze daardoor begrepen dat je inzichten waarover jezelf niet de beschikking hebt, ergens anders moet zoeken. Pioniers als gymnastiekleraren kijken naar mensen, naar wat ze kunnen, wie ze zijn. Zij proberen te snappen waarom jij als talent niet succesvol kunt zijn. Zij begrijpen dat de leercurves niet lineair zijn en dat er gevoelige periodes bestaan voor bepaalde motorische en mentale vaardigheden. Dat noem ik hoog opgeleide coaches. Het merendeel van de coaches die nu in het voetbal werkzaam is, heeft ook erg van zichzelf leren houden. En het wordt nog erger als ze een klankbord krijgen in de media. Johan Cruijff was een ander fenomeen, hors categorie. Hij zag het spel, hij zag de mensen achter de voetballers, hij zag waar ze toe in staat zijn. En hij hield van mensen, dat mag toch wel duidelijk zijn geweest. Daar hoeft geen boek over geschreven te worden, zoals Jaap de Groot deed. Dat is over-verheerlijking. Door de journalistiek is Cruijff kleiner gebleven dan hij had kunnen zijn. Gewoon, omdat men niet wilde zien wat hij zag. Zijn overlijden heeft mondiaal nog meer impact gehad dan in Nederland. Zelf was ik daar ook door verrast.”

Alberda neemt Maarten Lafeber graag in bescherming. ,,Hij is met Robert-Jan Derksen en Luiten wel de enige die op het hoogste niveau heeft gespeeld. Als hij wat zegt, kijken jonge golfers op, want hij is een man met ervaring. Hij is en grote jongen geweest. Een autoriteit. Dat hij een travelling coach is, een coach die nog speelt en wil spelen, hoeft geen beletsel te zijn. En, waarom een vooroordeel over een coach die nog niet eens is begonnen? Typisch Nederlands vind ik dat. Geef hem de kans, hij zal weten waaraan hij is begonnen. Ook het concept coaching is aan verandering onderhevig. Is het permanent wakend oog, de coach, een goede route? Het allerbelangrijkste is het organiseren van je eigen kritiek.”

De ervaring van Alberda bij verschillende sportdisciplines zou golf ten goede kunnen komen. Maar verheerlijk die ervaring niet. ,,Ik heb meer tegenslagen gekend dat bekend is. Ik ken dus vooral de valkuilen en wat er voor nodig is om sporters te ondersteunen. Tegenslagen lijken een noodzakelijke hindernis op weg naar succes. Atlanta 1996 was een geweldige belevenis, onze medaille-oogst van Sydney is nog niet overtroffen. Daar ben ik trots op. Dat is de realiteit. Als ik straks dood ga, laten ze nog een keer een filmpje zien van Atlanta. Dat is wat blijft hangen.”

Bondscoach van de golfers? Nee, natuurlijk niet. ,,Moet ik tegen een golfer zeggen hoe hij moet slaan, of tegen een voetballer zeggen hoe hij een bal moet trappen? Ik ben geen autoriteit in de kleedkamer. Ik kan feed back geven. Lafeber kan uit zijn ervaringen en inzichten putten. Ik kan Lafeber of welke coach dan ook een programma geven. Ik kan hem vragen stellen: waarom doe je dit, waarom dat, heb je hier weleens aan gedacht? Over voeding, psychologie, trainingsfaciliteiten, over mensen en mijn filosofie over menselijk gedrag. Ga er niet van uit dat ik de wijsheid in pacht heb. Maarten Lafeber is een verstandige man en heeft de keuze bewust gemaakt.”

Zijn verhaal gaat over blinde vlekken, over de wereld waar ‘we’ nog nooit zijn geweest. Over veranderend gedrag, over veranderende cultuur, over de zin en onzin van traditie, over de beeldvorming veroorzaakt door de journalistiek. Hoe daarmee om te gaan? ,,Als ik een presentatie houd, begin ik met de drie hoofdpunten: goud inspireert, goud fascineert en goud camoufleert. Golf is niet anders dan andere sporten. Het decor en de geschiedenis zijn onderscheidend. Het gaat om wat er nodig is. En daar helpt nieuwsgierigheid bij. Kijk om je heen, wat is er voorhanden, uit welke richting waait de wind, hoe kijken mensen tegen sport aan, wat willen ze zien. Ik weet dat golf meedogenloos is, elke fout wordt afgestraft. Het is eerlijk en hard. Daar past directe feedback bij en vertrouwen geven. Het leven is een proces, door leren kun je ver komen.”

Kortom: ,,Als we echt zouden leren van andere mensen, dan waren we veel verder geweest.”
—————————————————————————————————————–
Joop Alberda (64) is een sportbestuurder die naam maakte als volleybalcoach. Tijdens zijn studie aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) beoefende hij als actieve sporter achtereenvolgens voetbal, turnen en volleybal. In deze laatste sport haalde hij bij de Groningse vereniging Lycurgus eredivisieniveau. Hij merkte dat hij gevoel had voor het trainings- en coaching-aspect van sport in het algemeen en volleybal in het bijzonder. Hij liet zich hierbij inspireren door de Amerikaan Doug Beal, die hij in 1985 ontmoette. Beal won met zijn volleybalteam het jaar daarvoor olympisch goud in Los Angeles. Zijn strategische aanpak sprak Joop zeer aan: Alles tot op de bodem uitstippelen, niets aan het toeval overlaten.
In 1993 werd Alberda benoemd tot coach van het Nederlands mannenvolleybalteam dat al enige jaren op weg was naar de absolute top. Samen wonnen ze in 1996 de gouden medaille bij de Olympische Spelen van Atlanta. Het Nederlandse publiek koos later dit tot sportmoment van de twintigste eeuw. Alberda zelf werd in 1994 en 1996 uitgeroepen tot beste volleybalcoach ter wereld.
In 1997 trad hij in dienst als technisch directeur bij NOC*NSF. Onder zijn leiding slaagde de Nederlandse delegatie bij de Olympische Spelen in Sydney in 2000 erin om een recordaantal van 25 medailles te winnen. In april 2004 kondigde hij aan dat hij aan het eind van dat jaar zou stoppen bij het NOC*NSF. De beslissing was mede gebaseerd op teleurstelling om het ontbreken van voldoende steun voor zijn ambitieuze plannen om een Olympic Team op te richten.
In oktober 2014 werd Joop Alberda opgenomen in de ‘Volleyball Hall of Fame’. Alberda was achtereenvolgens adviseur van Guus Hiddink toen deze bondscoach van Rusland was, en manager bij de professionele wielerploeg Cervélo, de roeibond, de atletiekunie en de zwembond.
Dit interview is gepubliceerd in GolfersMagazine nr.10 2016</em

Hoe komen topvoetballers de winter door?

14 jan

De liefhebbers van Nederlands voetbal kijken vast en zeker reikhalzend uit naar komend weekeinde (15 tot en met 17 januari). Dan kunnen zij ijs en weder dienende weer de gang naar het stadion maken en toegeven aan hun verslaving. Hun favoriete teams zijn dan teruggekeerd uit verre, doorgaans zonnige en aangenamer oorden, mogelijk uitgerust en opgeladen met nieuw elan ten einde de competitie succesvol af te ronden en de supporters waar voor hun geld te geven. Het optimisme van spelers, trainers en bestuurders weerklinkt in veel media, overgebracht door specialistische verslaggevers die niets mag ontgaan wat zich in den verre onder de zon afspeelt. Zonder voetbal is geen sportpagina compleet.

Vooral niet stil zitten, is het motto. Wel in beweging blijven en oefenwedstrijden blijven spelen, tegen welke tegenstanders dan ook. Wie als voetballer rondom de feestdagen niet voldoende beweegt en zich laat verleiden door Kerstversnaperingen, riskeert een achterstand op voetballers die wel bewegen en zich ver van huis aan het regime van de trainer moeten blijven onderwerpen. Het heeft veel weg van kuddegedrag. Zeker als men waarneemt dat zelfs amateurclubs naar een zonnig en ver trainingskamp reizen om spieren op spanning te houden en zo nodig de teamgeest te vergroten.

De trainer van de Belgische eersteklasser Westerlo, Bob Peeters, houdt er een aparte mening op na. Zijn team staat laatste in de hoogste klasse van België en beschikt mede daarom over beperkte financiële middelen. Een reis naar het zonnige zuiden kost veel geld. Maar nu de winter mee valt heeft hij een trainingskamp (stil zitten is immers riskant) belegd in eigen land, Knokke. ,,Het vergt wel iets meer mentale weerbaarheid van mijn spelers, maar ze worden er mentaal sterker van. Als je altijd maar gepamperd wordt, ben je misschien niet bereid om te vechten tot de laatste snik. Om toch een een beetje een vakantiegevoel te creëren zijn we naar zee getrokken. Als je even weg bent van je normale habitat kun je je batterijen sneller opladen. En het is goed als teambuilding.’’

In (financiële) nood word je creatief. Het zou andere trainers en hun clubmanagers aan het denken kunnen zetten, zeker in deze tijden van dreigende financiële armoede in steeds groter wordende delen van de voetbalwereld. Maar nee, de clubs blijven geld uitgeven, niet alleen aan spelers, maar ook aan trainingsreisjes, die wel of niet bekostigd worden door suikerooms van vreemde signatuur. Wat is er mis met thuisblijven, een paar weken rust, gewoon als topsporter doorleven? Of missen topvoetballers de discipline om zich te onthouden van gezondheidschadelijke praktijken. Moeten ze ver van huis en haard gestuurd worden om in zowel fysieke als psychische conditie te blijven, moeten ze ver van hun veilige en vooral warme thuisomgeving verblijven om saamhorigheidsgevoel met hun teamgenoten te vergroten? Waarschijnlijk wel. Laat ik het maar bedenkelijk noemen. Van een topsporter verwacht je meer, maar misschien is dat een gedateerde opvatting.

Hoe anders is de houding die in Engeland van een voetballer wordt gevraagd. Als alle andere voetballers in het aan het klimaat onderhevige West-Europa naar het warme zuiden worden gestuurd (of in zaalcompetities moeten schitteren), dienen zij op z’n minst drie keer per week op te draven voor een competitie- of bekerwedstrijd. Het is niet zo zeer de wil van de supporters, hoe graag ze ook dagelijks naar voetbal kijken, maar van de sponsors, met name van de televisiemaatschappijen (zoals Sky) die miljoenen betalen aan voetbalclubs om aan hun verlangens tegemoet te komen. Hoe meer wedstrijden, hoe meer kijkers, hoe meer goals en opwinding hoe meer tv-kijkers.

Wie geld wil verdienen moet voetballen. Wie als club aan de top wil meedoen, of zich wil handhaven, houdt zijn hand op. Wie wil dat zijn land (Engeland, maar ook Duitsland, Spanje, Italië en Nederland) aan de top meedraait, dient geld te krijgen om te investeren in nieuwe spelers en trainers, ten einde mee te kunnen doen in de ratrace om de gunst van de liefhebber. Langzaam dringt het besef door in Engeland dat het immens, intensieve competitierooster tot slachtoffers leidt. Niet alleen de liefhebber raakt verzadigd. De voetballer en de trainer (en de clubs) kunnen niet meer aan de grenzeloze verwachting voldoen. Liefhebbers tonen geen maat meer in hun honger naar voetbal, of welke reden dan ook. Sponsors en televisiemaatschappijen evenmin. Scoren is de maat zonder grenzen.

Tradities, zoals in Engeland waar de Kerstperiode tot het ultieme moment van voetbalprestaties is verheven, verliezen hun menselijke waarde. Louis van Gaal staat onder druk bij Manchester United omdat hij de club niet het aanzien kan geven waar supporters maar vooral de geldschieters (zoals Adidas) recht op menen te hebben. Weer geld, weer een investering, weer een aanval van media die zich laten voeden door het volk – dan wel het volk voeden.

Arsène Wenger zit al decennia vast in het zadel bij Arsenal, maar ook hij vraagt zich ondanks zijn (al aangetoonde) kwaliteiten als trainer met zowel psychologische als fysiologische inzichten waar het mis gaat. De Duitser Jürgen Klopp geldt als een van de meest vooruitstrevende trainers in de voetbalwereld, maar sinds zijn overstap van Borussia Dortmund vorige maand naar Liverpool wordt hij geconfronteerd met tal van blessures bij zijn nieuwe werkgever, ooit een grootmacht in Europa.

Volgens de Nederlandse bewegingswetenschapper Raymond Verheijen (hij werkte veel samen met Guus Hiddink, en was werkzaam bij onder andere Chelsea, Barcelona, Zenit St. Petersburg, Manchester City en Wales) ligt de oorzaak van het toenemende aantal blessures bij Liverpool bij het aanvallende spel dat Klopp, net als bij Borussia, propageert. Van spelers wordt plotseling te veel gevraagd, op trainingen en in wedstrijden. Het zijn inzichten die er toe doen. Verheijen is een voorstander van doseringen, belasten en ontlasten, spanning en ontspanning. Opvallend is dat in een statistiek van clubs in de Premier League het net gepromoveerde Bournemouth lijstaanvoerder is met de meeste blessures. Een team dat zich manhaftig probeert te handhaven. Maar kennelijk wordt er te veel van de spelers gevraagd.

In Engeland beginnen mensen zich zorgen te maken over de invloed van het geld. Supporters kunnen nauwelijks nog een entreekaart betalen, blijven thuis om zich te abonneren op een televisiezender wat ook steeds duurder wordt. En: spelers raken geblesseerd door overbelasting. Ook een signaal voor supporters die elke dag voetballers in actie verwachten. José Mourinho, zojuist ontslagen als coach van Chelsea, verwees naar zijn Portugese landgenoten die nooit meer naar een stadion gaan omdat ze het niet meer kunnen betalen. Tegelijkertijd verwees hij naar zijn eigen inbreng: ,,Als ik niet win, op welke manier dan ook, verliest mijn club supporters.’’

Het dilemma: gaan we naar Zuid-Europa om te herstellen en op te laden voor een nieuwe uitdaging of blijven we (traditioneel) doorspelen omdat de de sponsors en de supporters dat willen? Hebben voetballers nog rechten? Of: wie er voor kiest om profvoetballer te worden moet weten waaraan hij begint.
Deze column is verschenen op de website van http://www.sportenstrategie.nl

Een hartgrondig pleidooi voor Rode Duivels Pleintjes

31 mrt

Vanuit hun verschillende invalshoeken voeren Raf Willems en Guus van Holland een wekelijkse briefwisseling in deze rubriek Social Football Lab 2020 Histories, op http://www.socialfootballab2020.com

Brief 7:

Waarde Guus,

Helemaal eens met je brief van vorige week over de uitstraling van Borussia Dortmund. Ik beken: ik ben een Jürgen Klopp-believer.

Vandaag wil ik het echter over iets helemaal anders hebben.

Ik beken opnieuw: ik heb genoten van de sfeer rondom de Rode Duivels in België bij het wereldkampioenschap in Brazilië 2014. Tijdens België-Rusland stond ik in Antwerpen tussen duizenden enthousiaste fans. Vrouwen en mannen, meisjes en jongens van alle mogelijke achtergronden en uit alle werelddelen. Eén ding hadden ze gemeen: hun Antwerpse tongval en ze zongen samen ‘Tous Ensemble’ en ‘Woa is da fiejestje’?

Vermoedelijk ging het er ook zo aan toe in andere Belgische steden en dorpen. Als de Rode Duivels voetballen – hetzij in de kwartfinale van het wereldkampioenschap of in een onschuldige oefeninterland tegen Luxemburg – is het land één grote bruine kroeg.

Mooi is dat, maar mag het iets meer zijn?

Rode duivels
In Nederland bestaan de Cruyff Courts in samenwerking met de KNVB, in Groot-Brittannië financiert de Premier League het ‘KICKZ-model‘ en in Duitsland wil de DFB ‘1000 Bolzplätze’ sponseren. Cruyff Courts, KICKZ, Bolzplätze!? Het gaat telkens om hetzelfde principe: een terugkeer naar het pleintjesvoetbal in steden en gemeenten, mét steun van zowel lokale clubs als overheden.

Er wordt een mooi sportveldje aangelegd in een bepaalde wijk met als dubbele bedoeling het spelplezier voor de jeugd te ontwikkelen, de educatieve opvang te verzekeren en allerhande culturele (muziek, theater, dans) activiteiten te ontwikkelen. Er is immers begeleiding van zowel voetbalcoaches (al zijn ook andere sporten welkom), straathoekwerkers, onderwijzers als muzikanten, dansers en acteurs. Met als ultieme doelstelling: het bevorderen van het goede leven in de omgeving, het bij elkaar brengen van mensen van alle leeftijdscategorieën. Voetbal verbindt, dat is de regel. En geldt dat niet bij uitstek voor de Rode Duivels?

In 2014 verscheen mijn boek ‘Sympathy for the Devils’, een reeks portretten over én met de Rode Duivels die in de Premier League voetbalden. Ik sprak met de spelers, hun entourage en hun ouders. Vincent Kompany, Simon Mignolet, Thomas Vermaelen, Jan Vertonghen, Kevin De Bruyne, Marouane Fellaini, Eden Hazard, Moussa Dembélé, Christian Benteke, Kevin Mirallas, Romeo Lukaku en later ook, buiten het bestek van het boek, met Thibaut Courtois; ze passeerden allen de revue. Ik bezocht de plaatsen waar ze opgroeiden.

sympathy for the devils
Daarin zat één constante: of het waren kleine dorpjes in Vlaanderen en Wallonië of het waren, niet altijd even leefbare, buurten in onze grote steden Antwerpen, Brussel en Luik. Het voetbal speelde er altijd een grote rol.

Bij deze zet ik dit standpunt neer: zowel in de dorpen als de steden zou een ‘Rode Duivelspleintje’ een nuttige functie hebben. Graag met zowel naam, (financiële) steun als ambassadeurschap van de plaatselijke Rode Duivel. En mét een contract met de lokale overheid. Zo krijgt het verhaal achter de Rode Duivels ook een ‘maatschappijverbeterend’ en ‘sociaal’ effect. Misschien moeten we een ‘Rode Duivels Stichting’ in het leven roepen om deze ‘Rode Duivels Pleintjes’ te begeleiden.

Zoals de internationale voorbeelden in Nederland, Groot-Brittannië en Duitsland al hebben bewezen: zowel het voetbal, de buurt als brede samenleving hebben er baat bij. En het kan alleen maar de uitstekende sfeer rondom de Rode Duivels vasthouden.

Ik kaartte het idee al eens aan in september 2014, naar aanleiding van de eerste interland van de kwalificatieronde voor Euro 2016. Ik breng het nu, na de 5-0 overwinning op Cyprus, opnieuw in herinnering.

Benieuwd of jij dit ook een goed idee vindt, waarde Guus.

Vriendelijke groet,
Raf

Voorgaande brieven:
Brief 1: https://guusvanholland.com/2015/02/06/op-6-februari-denk-ik-aan-de-busby-babes/
Brief 2: https://guusvanholland.com/2015/02/20/leonardo-een-kind-en-prooi-van-voetbalhandelaars/
Brief 3: https://guusvanholland.com/2015/02/27/bij-de-verjaardag-van-roberto-baggio-een-boeddhist/
Brief 4: https://guusvanholland.com/2015/03/06/als-ik-aan-gascoigne-denk-denk-ik-wie-is-de-volgende/
Brief 5: https://guusvanholland.com/2015/03/13/mijmering-bij-de-750-ste-opvoering-van-xavi-voor-barca/
Brief 6: https://guusvanholland.com/2015/03/20/de-duizelingwekkende-uitstraling-van-borussia-dortmund/

De duizelingwekkende uitstraling van Borussia Dortmund

20 mrt

Vanuit hun verschillende invalshoeken voeren Raf Willems en Guus van Holland een wekelijkse briefwisseling in deze rubriek Social Football Lab 2020 Histories, op http://www.socialfootballab2020.com

Brief 6:

Beste Raf,

Steeds meer neem ik afstand van het hedendaagse voetbal vooral sinds het allesverslindende kapitaal hand in hand gaat met verregaande opwinding en agressie op het veld en op de tribunes. Omdat voetbal al sinds mijn jongste jaren in mijn bloed zit, kan ik het niet laten soms nog te kijken. Zoals afgelopen week, toen Borussia Dortmund de strijd moest aanbinden tegen Juventus. Twee clubs met een bijzondere historie.

Borussia zag ik al schitteren dankzij Die Sportschau in de jaren zestig. Toen moderator Ernst Huberty op zaterdagavond om 6 uur de wedstrijden aankondigde. Dan werd ik vooral gegrepen door het elftal uit Dortmund dat aan de Rote Erde speelde. Ken je nog ‘Hoppie’ Kurrat, Lothar Emmerich. Sigi Held, Timo Konietzka, Hans Tilkowski, Reinhold Wosab, Rudi Assauer? Het was de club die ik graag volgde, in de Duitse competitie en in de Europa Cup. Wat een beleving.

Ik ben later eens gaan kijken op de Rote Erde, dat pal naast het nieuwe Westfalenstadion (tegenwoordig Signal Iduna Park) ligt en nog wordt gebruikt voor het tweede elftal van Borussia en voor atletiekwedstrijden. Ik stond daar op de tribune en hoorde in mijn herinnering het strijdlied van vroeger ‘Humpa, humpa BVB’, dat later (zonder BVB) in meer stadions werd gezongen.

borussia (1)
Een paar uur later zat ik dan in het stadion van nu, dat met een capaciteit van 83.000 toeschouwers het grootste van Duitsland is. Dan keek ik uit op de immense Südtribune, dat met een capaciteit van 26.000 de grootste staantribune ter wereld schijnt te zijn. Die Gelbe Wand, je kent de film waarschijnlijk wel.

Ik heb in veel stadions mogen vertoeven. En ik heb er veel kippenvel gehad en koude rillingen op mijn lijf gevoeld (van De Kuip in Rotterdam, Sclessin in Luik,  Anfield in Liverpool, Celtic Park in Glasgow, Camp Nou in Barcelona, Bernabeu in Madrid, Maracana in Rio de Janeiro tot Loezjniki in Moskou, Karaiskakis in Piraeus en stadions in Istanbul, Belgrado, Italië, Spanje, Polen, Engeland en zeker in Nigeria – ook wel heksenketels genoemd), maar in Dortmund kreeg ik echt tranen in mijn ogen. Ik werd overmand, ik wilde vluchten. De confrontatie met die grenzeloze euforie en hunkering naar winnen en doelpunten, die als een wals over je heen komt. De opwinding of de angst werd me te veel – ik weet het niet.

gelbe wand
Deze week was het weer zover. Nu zat ik voor de televisie, op veilige afstand van de Gelbe Wand. Borussia stond voor de taak Juventus te overweldigen. Het elftal moest een 1-0 achterstand, opgelopen in Turijn, ongedaan maken. Terwijl de spelers van beide teams in gelid het veld betraden, ontvouwde zich op de Südtribune een doorschijnend gordijn waarop de triomf in de finale van de Europa Cup van 1997 op Juventus (in München) in herinnering werd gebracht. Ik was erbij in München. Het was toen al een onvergetelijke avond, te midden van dolle Italianen en Duitsers. Het gordijn toonde beeltenissen van trainer Ottmar Hitzfeld en de doelpuntenmakers Karl-Heinz Riedle en Lars Ricken, die de beker (de Europa Cup) tilden. Zo weten de fans van Gelbe Wand altijd weer hun creativiteit te tonen. Ook YouTube biedt talrijke filmpjes.

Het hielp niet afgelopen week. Borussia verloor met 3-0, nota bene in eigen stadion, en werd uitgeschakeld. En het heeft er alle schijn van dat de grote inspirator en coach Jürgen Klopp de greep op zijn spelers heeft verloren. Mogelijk zijn ze uitgeput door het jachtige, opwindende, energievretende immer aanvallende voetbal. Mogelijk komt er een nieuwe lichting, met of zonder Klopp. Mogelijk is de magie van ‘Kloppo’ uitgewerkt, zoals eerder is gebeurd met bijzondere coaches en teams.

Voorlopig moeten de fans met minder genoegen nemen. Maar ze zullen blijven komen. Dat is zeker. Gemiddeld trok Borussia vorig jaar 74.000 toeschouwers. En dat zal niet gauw minder worden. Ze hebben al eerder slechte tijden meegemaakt. Tien jaar geleden kampte de club met grote financiële problemen en werd zelfs voor degradatie gevreesd. Mede dankzij een nieuwe sponsor, die ook oog had voor sociale betrokkenheid en voor het wel en wee van de fans, en dankzij de injectie van coach Jürgen Klopp kwam de club er bovenop. Bayern München, de kannibaal van Duitsland die alle talenten kan kopen en dat ook doet, wankelde even.

Ze houden van acties, de fans van BVB. Een paar weken geleden verspreidde de Fanabteilung een miljoen bierviltjes in de stadscafés, met de tekst ‘Kein Bier für Rassisten – Fussball. Bier. Weltoffenheit’. Een actie tegen vreemdelingenhaat. Aan de achterkant van het viltje staat een telefoonummer waar men kan reageren. Er is een speciale website. En er is een emailadres waar men als caféhouder en restauranthouder viltjes kan bestellen.

reif
Tussen al die betrokken fans bevinden zich onvermijdelijk ook mensen die op een onsportieve wijze reageren wanneer hun club in diskrediet wordt gebracht. De bekende televisiecommentator Marcel Reif kreeg onlangs tijdens een wedstrijd van Borussia een lading bier en spuug over zich heen. Hij had zich geërgerd aan de clowneske, kinderachtige manier van spelers naar aanleiding van een lang gewenste triomf. Ze hadden zich met Batman-maskers uitgedost en Reif vond dat niet zo grappig – kinderachtig. Ook Klopp vond de reactie van Reif niet getuige van gevoel voor humor. Wat vindt hij nou wel leuk, die oude man? Maar Reif werd vervolgens ook bedreigd en geïntimideerd, zelfs buiten Dortmund. Gelukkig haastte Klopp zich toen te verontschuldigen, ook voor het gedrag van de fans.

Het is het gedrag van supporters dat overal in de wereld wordt getoond, zodra andersdenkenden hun club bejegenen. Ze voelen zich nu eenmaal snel beledigd. Het is hun club, en daar blijf je van af. De Duitse krant Die Welt besteedde er een groot en genuanceerd artikel aan. Zoals het een kwaliteitskrant betaamt. Maximale betrokkenheid maar ook maximale distantie. Waarom mogen verslaggevers niet kritisch zijn? De schuld van slechte prestaties ligt toch niet bij de journalist? Slechte prestaties zijn voor hem slechte prestaties, Schwalbes zijn voor hem Schwalbes en apengehuil blijft apengehuil. Dat mag de journalist toch vinden? Of, zo meent de auteur in Die Welt, moet hij het eigen nest (het voetbal) niet bevuilen – hij leeft immers van voetbal, van sport. O, hij moet alles mooi en prachtig vinden, en altijd positief zijn, anders bevuilt hij de ruif waaruit hij eet.

Het is het geluid dat overal en al jaren, ook in Nederland en België, klinkt. In Duitsland werd door de affaire Reif-Borussia enige tijd in de media een interessante discussie gevoerd, met veel betrokkenen, van menig Bundesligaclub. Ach, zo luidde het commentaar in Die Welt: onder Bayern-fans is Reif een Bayern-hater en Borussia-fan, onder Borussia-fans is hij een Borussia-hater en een Bayern-fan. Zo zal het altijd blijven. Dat is voetbal.

De ervaren Reif (65 jaar) trekt zich er (ervaren en verstandig als hij is) niets meer van aan en gaat gewoon weer naar het stadion. Omdat hij zich daartoe zoals altijd geroepen voelt. Klopp, een man die voor rede vatbaar is en de samenleving probeert te doorgronden, heeft inmiddels de vrede getekend en erkent dat het altijd tussen enerzijds verslaggevers en anderzijds coaches, spelers en fans zal botsen. De fans hebben zich kunnen uiten, wel of niet sportief, en blijven hun club trouw.

Not For Sale
Laatst organiseerden de supporters in de stad Dortmund een ‘Fanmarsch’. Ter herinnering aan het dreigende faillissement van tien jaar geleden. Op 14 maart 2005 trokken de fans namelijk demonstrerend door de straten, uit angst voor het voortbestaan van hun club, uit angst voor vreemd kapitaal. Achter een immens spandoek met Not for Sale.

Voorafgaande aan de thuiswedstrijd tegen FC Köln trokken tweeduizend supporters tien jaar later opnieuw door de stad om duidelijk te maken dat de leiding ondanks de teleurstellende prestaties (geen kampioenskandidaat, geen deelname aan de Champions League, geen extra inkomsten) zich niet moet uitleveren aan kapitalisten. Destijds is het ook goed gekomen. Dat moest weer even gezegd worden. Nu komt het vast weer goed. ‘Om niet te vergeten waar we vandaan komen.’ Borussia is Borussia (BVB 09), een club van het volk. En dat moet het blijven.

Borussia Dortmund is een club waar je van kunt gaan houden, ook als niet-supporter. Gewoon een club die je doet begrijpen waarom voetbal intens beleefd wordt. Zoals er natuurlijk veel meer clubs zijn. De fans hebben nood aan zo’n club, zoveel duizenden die honger hebben naar voetbal – of eenvoudig invulling van hun (saaie) leven. Of ze het zonder de invloed van het grootkapitaal volhouden, is natuurlijk de vraag.

kurrat
Ik moet maar weer eens naar Dortmund, Raf, naar het Signal Iduna Park, naast de Rote Erde. Misschien kom ik Dieter ‘Hoppie’ Kurrat nog tegen. Die kleine gifkikker die alles in zich had wat mij destijds in Borussia Dortmund zo aansprak: Kampfgeist. Hij was te klein (1 meter 62), anders, zo zei bondscoach Helmut Schön, was hij voor jaren een vaste international geweest. Klein met een groot hart, dat alleen voor Borussia slaat.

Gelukkig kan ik nog genieten van voetbal, Raf. Ik hoop dat het zo blijft.

Ik kijk uit naar je volgende brief,
Guus

Voorgaande brieven:
Brief 1: https://guusvanholland.com/2015/02/06/op-6-februari-denk-ik-aan-de-busby-babes/
Brief 2: https://guusvanholland.com/2015/02/20/leonardo-een-kind-en-prooi-van-voetbalhandelaars/
Brief 3: https://guusvanholland.com/2015/02/27/bij-de-verjaardag-van-roberto-baggio-een-boeddhist/

Brief 4:

Het levenslange gevecht van Paul Gascoigne 


Brief 5:

Mijmering bij de 750ste opvoering van Xavi voor Barça

Ook voor junioren is voetballen meer dan een spelletje

11 dec

,,Stel’’,  zo richtte de clubvoorzitter zich tijdens de discussiemiddag naar aanleiding van het grensrechterdrama tot een twintigtal C-junioren, ,,je krijgt een schop van een tegenstander. Wat doe je dan?’’ Het antwoord liet niet lang op zich wachten. ,,Terugschoppen’’, riep een 14-jarig spelertje. ,,In het veld, maar niet na de wedstrijd’’, voegde hij er haastig aan toe. Met een mengeling van verwarring en begrip hoorden voorzitter, jeugdleiders, trainers, een jeugdscheidsrechter en ouders de hartekreet in het clubhuis aan. Een jeugdleider probeerde het gepassioneerde voetballertje op het hart te drukken dat hij beter even zijn wraakgevoelens kon beheersen om later zijn revanche met doelpunt te halen.

Tja, doe dat maar eens in het vuur van de strijd.

Het is de mores van het voetbal in het bijzonder en de sport in het algemeen. Ingesleten tot op het bot, tot in de jongste leeftijdscategorieën. Winnen willen ze, winnaars willen ze immers zijn. Zonder winnen geen euforie. Titels, medailles, bekers, foto’s en triomfstukken in de krant, huldigingen omringd door uitgelaten supporters die bewonderend de winnaars zingen. Opgezweept door geëxcalteerde trainers die roepen: ,,Wij zijn de besten van de wereld.’’ Waarom zou een junior dan bedenken dat voetbal maar een spelletje is?

Zelfs voor het overkoepelende sportorgaan NOC*NSF telt alleen winnen. Er wordt vooral geld uitgetrokken voor sporters en sportbonden met de meeste medaillekansen. Breedtesport, recreatie, plezier, aandacht voor de verliezers en minder getalenteerde sporters zijn van ondergeschikt belang. Wie wint krijgt een erepodium, wie verliest wordt verstoten als een melaatse. Verliezen is een besmettelijke ziekte geworden. Zo kortzichtig zijn de sportbonden en hun leiders. Alsof bij de beste tien sportlanden van de wereld behoren, tot iets leidt wat permanent zinvol is voor de (Nederlandse) samenleving leidt. Topsport maakt meer stuk dan je lief is. België en Zwitserland halen nauwelijks medailles. Is het daar dan zo slecht leven?

Begeerte is de drijfveer. Winnen, nog meer willen hebben, nog meer winnen. Hebben, hebben, hebben. Hebzucht. Het is nooit genoeg.  Lees ‘Identiteit’ van de Belgische psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe en je komt tot andere inzichten. Sport, vooral winnen, is van levensbelang geworden. Het wordt tijd dat verliezen ook geaccepteerd wordt en gewaardeerd wordt. Ook in voetbal. Maar het zoals wijlen Bill Shankly, manager van een van de grootste volksclubs Liverpool, al in de jaren zeventig al zei: ,,Some people believe football is a matter of life and death, I am very disappointed with that attitude. I can assure you it is much, much more important than that.’’

In het weekend dat in Nederland de doodgeschopte grensrechter werd herdacht, verloren de meest fanatieke supporters van het Duitse voetbal, die van Borussia Dortmund, hun zelfbeheersing. Een arbitrale beslissing van de internationale scheidsrechter Wolfgang Stark leidde tot een thuisnederlaag. Hij gaf Borussia-speler Marcel Schmelzer een rode kaart wegens vermeend hands op de doellijn. De Borussen schreeuwden het uit van verontwaardiging en verongelijktheid. Niettemin strafschop: 1-1. Na afloop gaf Stark zijn fout toe, de televisiebeelden gaven hem ongelijk. Maar het publiek had zich al laten gelden en eiste dat ‘die zwarte (de scheidsrechter) werd opgehangen’. De Borussia-spelers verloren de greep op de wedstrijd en op zichzelf. Borussia verloor met 3-2. De landstitel is definitief uit het zicht. De spelers kregen van trainer Jürgen Klopp een interviewverbod. Je wist maar nooit wat ze zouden zeggen. Klopp hield zich vrij kalm en sprak over een hard oordeel van de scheidsrechter.

Zo hard kan voetbal zijn, zo hard komt een (onterechte) nederlaag aan in Dortmund. De club met de grootste, trouwste en sportiefste supportersschare van Duitsland (elke thuiswedstrijd 80.000 toeschouwers), tevens de club met de meest onderscheiden fansbegeleiding en sociale projecten, met de sociaal bewogen Klopp als trainer, kan ook deze sportieve tegenslag niet hanteren. Vandaar ook dat in Duitsland, waar de Sozialprojekte juist grote waardering en aandacht krijgen in de media, de discussie weer hoog is opgelaaid. Lees: http://www.11freunde.de/node/258218

Voetbal en geweld. Voetbal werd ongeveer 150 jaar geleden op Engelse kostscholen (Eton, Harrow, Rugby) bedacht om de agressie van jongens te kanaliseren. De scholieren mochten zich op een grasveld uitleven in het ruwe spel dat al sinds de middeleeuwen  op straat werd uitgevochten en waarin schoppen en slaan geoorloofd was. Hopelijk hadden ze dan geen energie meer voor nóg gevaarlijker dingen. Na enige tijd werd voetbal verboden. De kostschooldirecties voelden zich genoodzaakt spelregels in te voeren. Voor de aanhanger van rauwe sport het sein om hun eigen sport uit te vinden: rugby. Het is de sport die nu ten voorbeeld wordt gesteld aan voetbalspelers, omdat daar (wel) respect voor tegenstander en scheidsrechters heerst. Wat hij ook beslist, de scheidsrechter is de baas.

De bondscoach van Italië, Cesare Prandelli, lanceerde als trainer van Fiorentina Viola Fair  (Sportief Paars, de kleur van Fiorentina). Hij stelde een paar jaar geleden voor dat het verliezende elftal na afloop een erehaag voor het winnende elftal zou vormen en applaudisseerde. Na een verloren thuiswedstrijd tegen Inter Milaan stelde Prandelli zich inderdaad op in de rij van zijn spelers en klapte hij mee voor de winnaars. De andere clubs van de Serie A en Serie B zegden toe het voorbeeld van de trainer van La Viola te volgen. Hhet gebruik is intussen toch verwaterd. Maar Prandelli ging door met zijn missie. Hij stelde als bondscoach in samenspraak met de technisch directeur van de Italiaanse bond Roberto Baggio, eens een prachtige voetballer met een boeddhistische levensovertuiging (http://www.robertobaggio.com/en/) , vervolgens regels van fatsoen op. Daarnaast nam zij zich voor een opvoedende taak te verrichten, hoe oud, volwassen en doorgewinterde professionals de internationals ook mogen zijn. Zo maakte de nauwelijks te temmen recalcitrante Mario Balotelli als international al regelmatig kennis met de erecode van Prandelli en werd international Daniele De Rossi vorige maand door de bondscoach drie wedstrijden uit de nationale selectie gezet omdat hij in een competitiewedstrijd van AS Roma tegen Lazio een tegenstander in het gezicht had geslagen. Commentaar Prandelli: ,,Ik heb De Rossi straks op het WK in 2014 hard nodig, hij is als aanjager onmisbaar in mijn ploeg, hij zal nu hopelijk leren zich te beheersen, zodat we over anderhalf jaar van hem kunnen profiteren.”

Prandelli is zich bewust van de voorbeeldfunctie van profvoetballers. Zo was al langer Laureano Ruiz, de oprichter van de cantera, de veel geroemde jeugdopleiding van Barcelona.  Begin jaren zeventig won hij met de jeugd vijf titels op rij, wat nog niet vertoond was. Hij was in 1976 even hoofdtrainer, van Johan Cruijff en baarde opzien met sportief en attractief samenspel. Het is de leer van Ruiz die nog altijd klinkt in La Masía, de naam van het opleidingscentrum. Ruiz (en niet Cruijff) legde de basis voor het spel waarmee Barcelona, eerst met coach Johan Cruijff, later met coach Pep Guardiola,  triomfen viert. Voornaamste regel voor de jeugd: Fair play. Verbod op bekritiseren van scheidsrechter en tegenpartij; zelfs al heeft de speler gelijk, dan volgt onmiddellijke schorsing; de trainer zwijgt langs de lijn en mag alleen in de kleedkamer zijn kritiek verbaal spuien; en te alle tijde nederigheid ten opzichte van elkaar.

Winning isn’t everything, it’s the only thing, zo werd Ruiz geconfronteerd met de Amerikaanse mentaliteit toen hij daar later zijn Soccer Academy oprichtte. Zo schrijft de Belgische schrijver Raf Willems in zijn boek over de geschiedenis van het droomvoetbal van Barcelona. De Bask Ruiz haastte zich de Amerikanen ervan te overtuigen dat die mentaliteit slechts tot agressief gedrag leidt, jegens de tegenstander en de scheidsrechter. De vreugde voor het spel staat voorop, meende Ruiz. En wie als amateur en junior Barcelona de laatste jaren heeft zien spelen kan niet anders dan vaak een voorbeeld nemen aan deze voetballers. Met triomfen, loftuitingen en steeds meer bewonderaars tot gevolg. Hoewel ook zij in het vuur van de strijd weleens hun sportieve vaak vergeten. Maar dat is nu eenmaal voetbal, een contactsport bovendien, nog steeds doordrenkt van emoties en agressie. En dat zal zo blijven.

Dit artikel verscheen in verkorte vorm in NRC Handelsblad van 10 december jl.

De nieuwe Duitse voetbalcultuur, dankzij Joachim Löw

27 jun

Morgen spelen de teams van Duitsland en Italië tegen elkaar in de halve finale van het Europees kampioenschap. Ik weet niet voor welk land ik  in dit geval ben. Ik ben al mijn halve leven gek op Italianen, op Italiaans voetbal en op Italiaanse spelers. Van AC Milan dat in 1963 de Europa Cup won, met mijn eerste idool Gianni Rivera (die ik in 1995 nog eens als parlementslid interviewde).  Van Giancarlo Antognoni, Bruno Conti, Mario Corso, Roberto Baggio, Gaetano Scirea tot Paolo Maldini en Andrea Pirlo – en de heerlijke, gepassioneerde Roberto Baggio, die nu de inspirator is van het nieuwe Italiaanse voetbal, en van bondscoach Cesare Prandelli. Nu mag Italië van mij weer winnen, alleen al omdat  Prandelli zo’n geweldig mens is – met bovendien Italiaanse uitstraling.

Duitsland mag van mij winnen, omdat de nieuwe Duitse voetbalcultuur me aanspreekt. Ik ben geraakt door de manier waarop bondscoach Joachim Löw de Duitsers nieuw leven heeft ingeblazen. Een man zonder groot ego. Löw is bescheiden. Zo blijkt, wanneer je Duitsland ziet spelen, de boeken leest over de nieuwe Duitse voetbalcultuur (de biografie van Löw: Joachim Löw und sein Traum vom perfekten Spiel) en getuige bent geweest van wat zich de laatste jaren in Duitsland afspeelt.

Ik ben altijd een bewonderaar geweest van Günter Netzer, in de jaren zestig en zeventig. Nu geniet ik van Mesut Özil, ook bescheiden en een speler die als weinig anderen fijnzinnig kan voetballen. Duitsland is meer dan voetbal op het veld. Duitsland ademt voetbalcultuur. Duitsland heeft het voetbal opnieuw uitgevonden. En zeker niet met dank aan de Nederlanders, zoals ik hardnekkig kortzichtig hoor en zie vertellen op de Nederlandse televisie (altijd weer die Nederlandse hoogmoed). In Duitsland leeft voetbal, zowel binnen en buiten de stadions. Met dank aan Berti Vogts, Jürgen Klinsmann en vooral Joachim Löw. Zij overtuigden zowel de Duitse voetbalbond als de Duitse regering ervan dat voetbal alle mensen verbindt. Door attractief, aanvallend voetbal en door activiteiten waar alle mensen in Duitsland plezier aan beleven. Activiteiten waardoor mensen elkaar leren begrijpen, georganiseerd door voetbalinstituten, voetbalstichtingen, voetbalclubs en voetbalsupporters, alle aangestuurd door de Deutscher Fussball Bund.

Klinsmann en Löw gaven de aanzet in 2004. Klinsmann vond dat Duitsers zich moesten openen, de héle wereld moesten leren kennen. Löw zocht naar een speelstijl waar mensen plezier aan beleefden. Aanvallender, opener, frisser, vrijer, artistieker, sportiever, minder grof, met minder overtredingen, met jonge spelers die plezier aan voetbal beleefden. Hij analyseerde Braziliaanse, Spaanse, Franse, Engelse, Italiaanse, Zwitserse en natuurlijk ook Nederlandse speelstijlen en keek wat er bij Duitsers paste. Zo ontstond Das schöne Spiel, het voetbal dat overal in Duitsland gespeelde diende te worden. Het werd statutair vastgelegd. Alle Duitse clubs en opleidingen moesten Das schöne Spiel hoog in het vaandel hebben staan. En dat is nu het geval, al sputtert Bayern München onder leiding van manager Uli Hoeness tegen. Die club heeft geld en koopt bij voorkeur spelers van andere (Duitse) clubs. Daarom is het goed dat Borussia Dortmund al twee keer achterelkaar landskampioen is geworden, de club met de meeste supporters, het leukste voetbal en de meest enthousiaste trainer, Jürgen Klopp. Veel Duitsers waren niet eens teleurgesteld dat Bayern de finale van de Champions League verloor. Bayern is een van de meest gehate clubs van Duitsland.

Ook is statutair vastgelegd dat elke Bundesligaclub een sterk sociaal element in zijn visie op voetbalbeleving moet naleven. De Deutscher Fussball Bund DFB (http://team.dfb.de/de/unsere-welt-/trainieren-wie-wir/taktik/technik/spielphilosophie/page/1016.html?1340786719&32&32), met zes miljoen leden de grootste sportbond ter wereld, werkt nauw samen met de Bondsregering en probeert in alle geledingen van de samenleving te infiltreren. Campagnes tegen racisme, geweld, discriminatie, homofobie en druggebruik worden gevoerd, met voetbal als bindmiddel. Toernooien in straatvoetbal, gehandicaptenvoetbal, werklozenvoetbal, muziek- en filmfestivals, en lezingen over integratie  zijn schering en inslag. Voetbal leeft overal als kunst van samenspel en verbroedering.

De DFB-Kulturstiftung organiseert wekelijks een festival of evenement, waarin de relatie voetbal-kunst-maatschappij centraal staat. Opvallend fenomeen is het nationale schrijverselftal, die Autorenmannschaft. Voetballende schrijvers en dichters, geen schrijvende voetballers dus, spelen eens per jaar voor een goed doel tegen een ander gelegenheidselftal, bestaande uit bijvoorbeeld politici. Dankzij de Kulturstiftung gaf bondscoach Löw een lezing op de Frankfurter Buchmesse van 2011 over integratie. Aanwezig waren Turkse en Afrikaanse Bundesliga-voetballers.

En dan is er de Deutsche Akademie für Fussball-Kultur (http://fussball-kultur.org/), dat kantoor houdt in Neurenberg. Wekelijks organiseert zij lezingen en thema-avonden over voetbal in relatie tot kunst, politiek en maatschappij. Er zijn avonden georganiseerd over homofobie, het Duitse voetbal in de Tweede Wereldoorlog en over de zin en onzin van een EK in Polen en Oekraïne. Begin mei werd door wetenschappers, voetballers, politici en nabestaanden aandacht besteed aan relatie tussen Duitsland en Israel. Op een avond in het Dokumentationszentrum in Neurenberg, het voormalige Reichsparteitagsgelände, bleek dat voetbal, voetballers en trainers deze landen begin jaren zestig weer tot elkaar had gebracht.  Tranen vloeiden bij mensen die de oorlog hadden meegemaakt toen de Israëlische voetballer van FC Nürnberg Almog Cohen zei dat hij zo goed was opgevangen bij een Neurenbergs gastgezin. En ook toen de  bejaarde voorzitter van de Israëlische cultuurvereniging tenslotte opstond en zei: ,,Als de mensen die dit gebouw neerzetten wisten dat hier nu een Israëlische voetbalinternational discussieert, zouden zij zich als ventilatoren in hun graf omdraaien.’’

Betrokkenheid, het bewustzijn van datgene wat voetbal teweegbrengt en kan betekenen voor de samenleving. Voetbal is meer dan voetbal in Duitsland. Ollivier Tietz van de DFB-Kulturstiftung vertelde over het Fanprojekt van Borussia Dortmund. ,,Uit eigener beweging is een supportersclub naar een monument gegaan dat is opgericht ter nagedachtenis aan Joodse slachtoffers in de Tweede Wereldoorlog’’, zei hij na de vertoning van een documentaire over het bezoek van Duitse jeugdinternationals en het nationale vrouwenelftal aan Jeruzalem. Trots toonde Birgitt Gloeckl van de Akademie mij de jaarverslagen, waarin de jaarlijkse prijzen staan vermeld. Voetbalboek van het jaar 2011:  Der FC Bayern und seine Juden van Dietrich Schulze-Marmeling. Het boek van ‘Louis van Gaal, biografie en visie’, eindigde als elfde. En dan zijn er prijzen voor het beste Fanprojekt, de meest originele uitspraak van een trainer of speler, het mooiste spandoek en de Kulturpreis, de Walther Bensemann-Preis, bestemd voor een persoon die veel betekend heeft voor het voetbal in de wereld. Dit keer was het Bobby Charlton, oud-speler van Manchester United. Vorige winnaars waren onder meer Franz Beckenbauer, Alfredo Di Stefano en Cesar-Luis Menotti.

Cultuurprijzen zijn er meer in Duitsland, uitgeloofd door de Sepp Herberger Stiftung, de Uwe Seeler Stiftung en andere stichtingen. En wat te denken van de Robert Enke Stiftung. Deze stichting probeert profvoetballers te helpen die lijden aan depressies omdat ze de druk van het voetballersleven niet aankunnen, met als prioriteit het leed dat doelman Enke twee jaar geleden overkwam (zelfmoord) te voorkomen. Ollivier Tietz van de DFB-Kukturstiftung is er nauw bij betrokken. Hij zei: ,,We krijgen veel vragen van voetballers die zich niet meer kunnen handhaven in de mannencultuur en de prestatiemaatschappij die in het voetbal heerst. Het is schrikbarend hoeveel overspannen voetballers en trainers we nu kunnen helpen. Enke is het symbool van de vereenzaming aan de top. Niemand durft het te zeggen. Niemand wil zwak zijn, voetbal is een harde maatschappij. We kennen homoseksuele voetballers, we kennen nu mentaalzwakke mannen die geweldig kunnen voetballen maar zich niet begrepen voelen.’’

Aan het einde van een bewogen avond in Neurenberg vielen harde mannen elkaar in de armen. Hans Meyer, oud-coach van FC Twente en lid van de  Akademie für Fusball Kultur,  zei. ,,Ik ben van de DDR. Ik ken de onderdrukking, ik ken het oude Duitse voetbal – wat mijn voetbal is. Maar wat zich in Duitsland ontwikkelt is van een hoog intelligent niveau. Ik mag nu overal van voetbal houden, ik mag meedenken. Ik lees over voetbal wat ik nog nooit heb gelezen omdat ook intellectuele schrijvers begaan zijn met dat rare fenomeen voetbal. Ik zie Turken opbloeien omdat Mesut Özil in het Duitse elftal en bij Real Madrid een fenomeen is. Özil is een sierlijke voetballer. Wij hadden ze ook vroeger, maar ze werden niet gezien, omdat het niet paste in het Duitse voetbal. Klinsmann en Löw moeten een Kulturpreis voor het leven krijgen. Zoals Sepp Herberger, de wereldkampioen van 1954.’’

Maar Herberger, wiens uitspraak vóór de WK-finale van 1954 tegen Hongarije ‘Wir sind elf Freunde’ mythologische vormen heeft aangenomen, was toch meer van het adagium ‘Nur ein Sieg zählt’. Zoals dat jaren door de Duitse voetbalgemeenschap werd nageleefd – en met succes gezien de vele titels. De Duitse voetbalbond lanceerde na samenspraak met de Bundesliga en de Bondsregering een nieuw motto. En dat is gelukt, gezien de successen op de WK’s van 2006 en met name 2010, én de groeiende amusementswaarde van de Bundesliga. Das schöne Spiel is nu het basisgevoel. Herbergers motto is vervangen door Wir singen auch bei Niederlagen, denn es kommen wieder bessere Tagen