Tag Archives: Lucia Rijker

Waarom gaan topsport en boeddhisme niet samen?

2 nov

Of sport en boeddhisme samengaan? Het is een vraag die kan leiden tot veel discussies. Wat is tegenwoordig belangrijker, sport of het naleven van boeddhistische voorschriften? Helaas, maar dat zegt mijn gevoel, lijkt het erop dat sport nog altijd – of steeds meer – aan de winnende hand is. Dat vind ik een pijnlijke ontwikkeling, zeker gezien de toename van de interesse voor topsport – en alle uitwassen die daartoe behoren, zoals verruwing, corruptie, vandalisme en fraude.

Minder schuldig, maar even minder boeddhistisch zou men trots, liegen, begeerte, vernedering en streling van het ego kunnen noemen. Of kwaad (negatief) spreken over anderen, wat steeds meer in zwang raakt – zeker in de op kijk- en luistercijfers beluste audiovisuele media. Veel mag zeker niet, vooral wanneer wij proberen te leven volgens de voorschriften van welke stroming van boeddhisme dan ook. Maar dat laten wij liever over aan Justitie en tuchtcommissies.

Los van genoemde gedragingen is mindfulness in de begeleiding van topsporters aan een opmars begonnen. Het is een moderne versie van meditatie, zoals dat vanuit het boeddhisme wordt beoefend. Het betekent niet meer en niet minder dan rust in je hoofd brengen, concentreren en focussen. Vrijwel alle topsportcoaches en topsporttalenten bedienen zich ervan, met als resultaat vaak triomfen en medailles. Al ligt de nadruk bij mindfulness op het proces en niet op instant-succes c.q.-resultaat. Wie niet beter, sneller of hoger kan probeert zich daar bij neer te leggen – dat zou gedurende het trainingsproces gebleken moeten zijn.

Weinig topsporters zullen toegeven dat zij (eigenlijk) op een boeddhistische manier sport bedrijven: ‘Zo zweverig ben ik niet.’ Dan zouden ze tevens moeten bekennen dat hun levenshouding in strijd is met wat boeddhisme (het ‘edele achtvoudige pad’) van hun vraagt. Geen begeerte, geen verlangen naar eeuwige roem, glorie en erkenning: niet trainen om kampioen te worden of een medaille te halen. Wanneer je dat nalaat heb je geen succes – en succes daar draait het toch om?

De mens in het algemeen is overigens bij voortduring bezig zijn verlangens te bevredigen. Het besef van dit verlangen doet steeds als een gevoel van gemis aan. En dat betekent lijden, véél lijden. Bijna niemand wil lijden. Zo ongeveer drukt Jan de Leeuw het uit. De Leeuw was docent aan de opleiding SPECO en Johan Cruyff Academy van Fontys van de Economische Hogeschool Tilburg, en doceerde onder meer sportbusiness en ethiek.

Hij schreef over mindfulness in 2016 toen dit zijn intrede deed vooral door middel van de Academie voor Mindfulness in Sport. Men zoekt, weet De Leeuw, naar middelen om dat lijden te vermijden. Dus zoekt men naar amusement (entertainment, verduidelijkte een boeddhistische leraar mij eens tijdens een stilteretraite), zoals genot van voedsel, alcohol, drugs, seks, muziek, sport, televisie – afleiding dus. Of naar pijnstillers.

Pas op, sport wordt per definitie niet afgewezen. Zo waarschuwt Paul van der Velde, hoogleraar Aziatische religies zoals hindoeïsme en boeddhisme aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Maar dan sport en niet prestatiesport. Hij weet uit verschillende overleveringsgeschriften dat ook de Boeddha (wat men ook over hem fantaseren wil) zich fysiek probeerde te harden. Sportieve oefeningen (zowaar in wedstrijdvorm) leidden bij hem door worstelen, boogschieten en paardrijden of cricket tot rugpijnen en ander fysiek ongemak. Maar topsport (een manier om een ander te overwinnen, dus beter en sterker te zijn) is volgens Van der Velde niet bekend uit de tijd waarin de Boeddha heeft geleefd.

‘Het is maar net wat je mindset is’, zegt Van der Velde die graag kritisch kijkt naar wat boeddhisme in relatie tot sport behelst (lees zijn boek In de huid van de Boeddha). ‘Het is wat je lichaam aankan. Daar moet je het mee doen. Meer wensen lijdt tot schade, mogelijk meer dan jij of je lichaam aankan. Dat is de uitdaging. Het is jouw keus om te voelen wat er met je gebeurt wanneer je je overgeeft aan uitdagingen zoals fysieke inspanningen.’

Net als Van der Velde kijkt De Leeuw naar de voor- en nadelen van fysieke inspanning. ‘Wat is je zingeving? Waar houdt verdwazing op?’ De Leeuw verwijst naar zijn eigen jeugd. ‘Er zijn reserves geweest tegen bijvoorbeeld sport op zondag. Waar kies je voor? Zondagmiddag hadden wij als katholieken het lof, de aanbidding van onze god. Maar tegelijkertijd werd er ook gevoetbald. Dat is een lastige keus geweest.’ En dan wil hij ook kijken naar volkeren waar boeddhisme als belangrijk wordt ervaren. ‘Waarom zijn bepaalde Aziatische landen, zoals Indonesië, Thailand, Sri Lanka, India, Bhutan en andere minder in kwaliteit van topsport. Heeft dat te maken met hun boeddhistische invloed?’

Een belangrijke factor in mijn interesse voor boeddhisme was de manier waarop de meest succesvolle sportcoach van de afgelopen jaren, basketbalcoach Phil Jackson (hij won met de Chicago Bulls zes wereldtitels en met de LA Lakers vijf) te werk ging. Jackson werd The Zenmaster genoemd, mede omdat hij volgens boeddhistische weg zijn teams begeleidde. Jackson legt in een van zijn boeken ‘Sacred Hoops, Spiritual Lessons of a Hardwood Warrior’ uit hoe hij zijn team (met sterspeler Michael Jordan) leerde mediteren in een speciaal daarvoor ingerichte ruimte in het trainingscentrum. Wierookstokjes werden gebruikt om zijn sterspelers te leren begrijpen waar meditatie toe kan leiden. Zoals (zelf)beheersing, samenwerking, samen een doel te bereiken. Niet alleen door het uitzonderlijke talent van topscorer Michael Jordan, maar door samenwerking: zoiets als de lamme helpt de blinde (wat hij bijvoorbeeld doceerde door de spelers onder andere The Wizard of Oz te laten lezen).

Phil Jackson, The Zenmaster

Jackson leerde ook van de boeken en leringen van Shunryu Suzuki, zijn Zenmeester. Ik had hem tijdens onze ontmoetingen graag gevraagd wat hij (of Suzuki) vond van vernederen. Zo vaak hebben Jackson en zijn spelers van de Bulls en de Lakers tegenstanders immers ‘vernederd’. Helaas, is hij mij het antwoord schuldig gebleven. Mogelijk is hij stil blijven staan bij: hoe winnen wij? Dat is zijn goed recht, maar toch vind ik dat mijn vraag op een bevredigend antwoord wacht. Jackson (77, in retraite) laat mij vooralsnog in het ongewisse.

Het blijft daarom gissen naar wat boeddhistisch georiënteerde prestatiesporters beweegt om de beste te worden. Zijn ze er wel? Of houden ze zich liever afzijdig van die cultuur? We kennen wel de bekende bokster Lucia Rijker en de ex-voetballer Roberto Baggio, beiden boeddhist volgens de (Japanse) traditie Nychirin. Ze zijn volgers van Soka Gakkai, een traditie die ervan uitgaat het beste uit jezelf te halen, mede door meditatie en chanten. Leden van SGI beoefenen de leer van Nichiren Daishonin, een priester die in 1222 in Japan werd geboren. Hij onderwees dat het reciteren van Nam Myo-Ho Renge Kyo, de titel en essentie van de Lotussoetra, de beoefening is die mensen in staat stelt verlichting te bereiken. ‘Een van de grote doelen van het boeddhisme is dat alle levende wezens gelukkig worden en dat de mens zich bewust wordt van de onschendbaarheid en respectwaardigheid van het leven zelf’.

Zo kan het verschillende kanten op. Waarin ik zou kunnen geloven doet mij twijfelen. Wat ik zeker besef is dat boeddhisme nog ver verwijderd is van wat wij mensen willen bereiken. Paul van der Velde zegt dat ook, meen ik: ‘Er is nog een lange weg te gaan’. Wat hij precies bedoelt weet ik niet. Mogelijk gaat het om competitie. Waarom zouden we doorgaan met de strijd om de beste te zijn, in wat dan ook? Omdat dit in de mens zit?

Dit artikel is gepubliceerd in het Boeddhistisch Dagblad van 2 november 2022

Joost Steenkamer wil alleen nog als een kunstenaar golfen

29 apr

Joost


Foto: Golfers Magazine

Joost Steenkamer is net terug van een driedaagse retraite in Drenthe, met tien andere mannen én een sjamaan. Het kruid dat hij daar kreeg aangereikt en in de vorm van thee tot zich nam, gloeit nog na in zijn systeem. Gisteren voelde hij het effect nadrukkelijk: ‘Ik was heel erg in het hier en nu. Geen afleiding, gewoon dit. En niet ook dat. Het is als met meditatie. Je kunt gaan zweven, dromen en hopen. Maar je kunt ook zitten, met je ogen open en gewoon kijken naar wat er is. En dat is gewoon goed. De boog kan niet altijd gespannen zijn, ook in de wedstrijd niet.’

Het gesprek zou over golf moeten gaan. En daar gaat het ook over, maar dan dieper, analytischer, hartgrondiger, kwetsbaarder en menselijker. Elke zenuw krijgt aandacht. Het gaat niet zomaar over het spel, de techniek, de talrijke toernooioverwinningen die Steenkamer behaalde, over zijn eenmalige deelname aan het Britse Open (in 1997) of over zijn uitzonderlijke golftalent dat hij niet heeft kunnen waarmaken of succesvol heeft kunnen afronden. Over de bunkerblues, de klaagzang van iedere golfer. Als Joost Steenkamer zijn hart lucht en zijn hersens en zijn ziel de vrije loop laat, besef je niet alleen dat golf ‘best een heftig spelletje’ is, maar dat het meer kan doen met een gedreven speler dan wordt verondersteld. The rise and fall zoals die van Tiger Woods en al die andere golftalenten kent veel ervaringsdeskundigen.

JK2

De kunstwerken van Joost Steenkamer

Buiten, in zijn tuin, hangt boven een schutting aan een vanaf de buren overhangende boomtak een netje. Ongeveer tien meter daarvoor liggen balletjes op een matje klaar om geslagen te worden. Het stilleven staat symbool voor het proces dat Joost Steenkamer doormaakt. Buiten lonkt het verleden, binnen praat een zoekende man van 51 jaar over het heden, het waarom van aanwezig zijn, over de verleidingen en over zichzelf vinden. Het boekje ‘Bedankt voor het Spelen – over inspiratie, gemoedstoestand en succes’ dat hij in 2009 schreef, blijkt een opmaat voor zijn worsteling die hij hier (in zijn huis) en nu probeert te verklaren. Het is alsof golf hem de ogen (zijn hart en zijn hoofd) heeft geopend. Er is altijd meer! Maar waarom toch?

Soma (een ayurvedisch stofje in het kruid dat hij van de sjamaan kreeg aangereikt) leert je dingen, zegt Steenkamer. ‘Het haalt iets bij je weg, bij je pijnappelklier. Klieren hebben veel invloed op je waarneming en het bewustzijnsniveau. De waarneming wordt scherper. Die laat je dingen zien. Zoals de vrouwelijke kracht die in je huist, naast je mannelijke kracht. Aanvaard wat in je zit of er niet in zit. Het dient zich wel aan, je hoeft het niet na te streven. Zoals: kom op, nog eens 25 jaar golfen, tot je met pensioen gaat, wie weet ga je nog beter een bal slaan. Niet dus. De vraag is gewoon: wat wil jij? Net als met die slang met kundalini-yoga, die wil niet voortdurend zijn kop opsteken, die wil ook weleens gaan liggen. Die wil terug naar zijn oorspronkelijke energie. Omdat hij dat wil, terug liggen. Het is vooral doen wat je leuk vindt. Al is het niks.’

Nee, golfen was niet écht leuk. Het was een worsteling, een gevecht met en tegen zichzelf. Wie zijn boek leest huivert of vindt herkenning. Van de Nederlandse sportpsycholoog Jan Huijbers, de Belgische meridiaantherapeut en acupuncturist Wouter Abraham, taoïsme, tai chi, kung fu, hatha yoga tot NLP (Neuro Linguïstisch Programmeren), SW (Systemisch Werken), OGW (Oplossingsgericht Werken), nichiren daichonin-boeddhisme en sjamanen. In al die ‘oplossingsmethoden’ is hij bedreven geraakt – hij volgde onder andere een opleiding als Hatha Yoga Teacher en heeft een diploma in Sports NLP-Hypnosis Psychology. Maar hij is nog steeds niet bedreven genoeg. Wat huist toch in zijn ziel? Waar treft hij zijn ware ik, de slang in zichzelf die zijn kop opsteekt en weer gaat liggen als hij dat zelf wil?

Altijd al was hij geïnteresseerd in Indiërs, de cultuur van India. Hun vormen van zoeken. ‘Allemaal via het centreren, het openen van de holte in je wervelkolom. Daar zit voor mij je core. Je stuitje, contact met de aarde, tot voorbij je fontanel. Als baby staat je fontanel open, maar bij ons westerlingen groeit hij dicht. Met dat medicijn, het soma, kwam ik dingen tegen. Zoals, dat ik ooit was gevallen op mijn stuitje. En dat er dan iets kan gebeuren waardoor je energie niet verder kan groeien. Daar kwam ik achter in die trance, tijdens de retraite. Het was me aangeraden door Bouke de Boer, oprichter van het trainingsinstituut NLP. Hij wist dat het wel iets voor mij was. De sjamaan vertelde over de vijfde dimensie. We moeten voorbij het oordelen, gewoon zelf voelen.’

JK1

Kunstwerken van Joost Steenkamer

Op een gegeven moment gaat het lichaam iets vertellen, weet Joost Steenkamer. ‘Ik heb het Brits Open gespeeld, 15 keer het KLM Open en wat Nederlandse toernooitjes gewonnen. Allemaal leuk en aardig. Maar ik heb de lat vrij hoog gelegd. Ik heb op mijn 47ste niet gehaald wat ik wou, en ik ben nu 51. Ik heb het niet gehaald, niet op die manier. Maar ik weet: er zit nog een major-overwinning in mij, bij de seniors. Ok dus, wat ga je daarvoor doen? Mijn techniek was altijd kansloos, kut. Ik heb alleen op wilskracht gegolfd. Sommigen noemen het werkgolf. Het was niet mooi. Die bal moest en zou in zo min mogelijk slagen in de hole. Maar die batterij loopt zo wel langzaam leeg. Omdat je eigenlijk alleen maar werkt.’

Steenkamer wipt van zijn ene bil op zijn andere. Zijn handen vertellen een verhaal, zijn mond staat niet stil: onrust, rusteloosheid. Het moet eruit, hij moet en zal het overbrengen. ‘Begrijp je dat? Gelukkig, je herkent het. Fijn.’

Zo vertelt Steenkamer dat hij werd gevraagd als coach voor de Nederlandse Golf Federatie. Steenkamer deed het tien jaar. Maar ja: traditie, golf zoals het hoort, begaanbare paden. Het was niet wat hij ‘diep van binnen’ wilde. Misschien de Senior Tour, maar dat kon pas na zijn vijftigste. Hoe overbrug je die periode? Er kwam maar niks.

Joost ging mediteren. Hij kwam in contact met het nichiren daichonin-boeddhisme, waar enkele andere (ex-)topsporters ook in belandden, zoals vechtsportster Lucia Rijker en voetballer Roberto Baggio. Voortdurend chanten, zoals: namu myöhö rengekyö. Een harde manier van boeddhisme beoefenen, vindt Steenkamer. ‘Er kwam via Facebook een oude vriend op mijn pad, met wie ik in Amerika had gestudeerd. Ik leerde daardoor veel van wat sport betreft: in plaats van dat we eerst met onze voeten over de lat gaan, gaan we me ons hoofd over de lat.’

Steenkamer realiseerde zich dat hij als mens geen machine is. Het is altijd een gok. Hij herinnert zich enkele lezingen op De Haagsche, De Kennemer, De Rosendaelsche en andere golfclubs. ‘Ik stond daar te vertellen dat geen impact hetzelfde is, dat je er honderden keren acht uur per dag op kunt oefenen, dat elke teaching pro of coach je vertelt hoe het moet, maar dat ik in 25 jaar professioneel golf nooit vertrouwen heb kunnen krijgen in welke blauwdruk dan ook. Elke teaching pro zegt iets, het is bij iedereen anders. Het slaat allemaal nergens op. Niemand reageerde, het was doodstil. Dat is toch niet erg beleefd naar een gastspreker? Eén collega kwam naar me toe en zei: Dit is dus het einde van coachen. Ja, antwoordde ik, misschien.’

Hij wist het niet meer. ‘Ik kwam in een burn out terecht. Ik ben echt ziek geweest. Zwaar depressief. Ik kon helemaal niks meer. Overal een branderig gevoel. Ik zat hier op de bank naar tv-series te kijken. Dat zegt mijn dochter, ik weet er niks meer van. Ik was lam en blind, bevroren. Ik kon geen kant meer op. Ik was gewoon leeg, zwart leeg. Wel eng. Geobsedeerd door de dood, ook door een neef die zelfmoord pleegde. Ik zat in een hele lage energie. Ik zei tegen mezelf: zeg ja tegen dat verhaal in je hoofd en je lichaam, ga er dieper in. Het werd steeds enger. Ik kon niet meer slapen. Dat heeft anderhalf jaar geduurd, tot mijn 51ste. Toen kwam het bij me op: ik ga nog één keer proberen me te plaatsen voor de Senior Tour. Dat was drie maanden geleden. Ik moest toch ergens geld mee verdienen. Op de PGA Holland Tour kun je geen boterham verdienen. Er waren vijf plaatsen voor 250 gasten. Het was in Portugal, ik ging met Alan Saddington. Na zes rondjes moest ik op de laatste hole een hole-in-one halen om mijn kaart te halen. Mislukte. Eigenlijk zei het universum: nee, je zit niet in het veld, jij hebt geen bestaansrecht, jij kunt geen toernooien spelen. Dan maar terug naar de Challenge Tour? Kom op zeg. Dat heeft nooit goed gevoeld. Steeds maar met een sponsor lopen. Je geeft het geld alleen maar terug. Nee, niet doen. Dat wordt een kwelling.’

Hij en Saddington zaten in Portugal op het terras naast de achttiende hole te kijken naar al die binnenkomers. ‘Alan zei: je moet ervan houden, tachtig procent van je tijd ben je jezelf aan het martelen. Zo is het. Je moet een autist zijn, schizofreen. Het is 90 procent shit. De slagen gaan niet zoals je wilt. Ik zag laatst Phil Mickelson winnen, voor mij een goeroe. Vijf jaar niks winnen en dan ineens weer wel. Veel mensen zijn dromers: je wilt winnen. Dat is je ego. Ik dacht: wat doe ik hier nou, een beetje tegen een balletje slaan, wat is de toegevoegde waarde? Helemaal naar Portugal, je neemt je caddie mee, verblijft daar in een mooi huis. Waarom, voor wie, voor je gezin, voor de samenleving?’

Zijn ervaringen lopen door elkaar, de verwarringen over zijn nabije verleden zijn nauwelijks te overzien. Nergens was er licht. Iemand vroeg hem of hij les wilde geven. ‘Wat nou? Ik? Ik was zo nerveus bij die eerste les, man, man. Ik stond te trillen als een rietje. Ik had nul grounding, maar niemand zag het aan mij. Mensen zeiden dat ik het zo goed deed. Het deed me niks, helemaal niks. Ik was niemand. Dit was zeker ik niet.’

Steenkamer meldde zich bij uitzendbureau Randstad en kwam daar een vrouw tegen die de oud-hockeysters Sylvia Karres en Arlette van der Meulen goed kende. Zij beheren het instituut De Sportmaatschappij, waar oud-sporters kunnen leren hoe ze na hun sportieve carrière (verder) kunnen leven. Hij werd uitgenodigd voor een workshop. En daar zei een gepensioneerd headhunter, zelf een golfer die vaak van de golfer Steenkamer had gehoord: Joost, je bent een ambachtsman. ‘Ambacht? Inderdaad, ik was vaak met mijn handen bezig, ik klooide veel en graag aan mijn clubs. Dat vond ik altijd leuker dan het golfen zelf. Langzaam begon het kwartje te vallen. Tijdens mijn zoektocht had ik door Kung Fu al kennis gemaakt met de elementen water, hout, metaal, vuur en aarde. Zou dat echt in me zitten? Mijn handen moesten leven, niet mijn hoofd.’

JK3

Een kunstwerk van Joost Steenkamer

Hij ging schilderen, verfwerk eigenlijk, binnen en buiten. ‘Als je een goede schilder wilt zijn moet je ook met hout kunnen werken, je moet je ondergrond kennen: metaal, kunststof, daar kun je heel erg in verdiepen.’ Zo ontstond zijn eenmansbedrijfje ‘De Swingende Kwast’. Verdiende hij tenminste nog zijn boterham.

Nog steeds doet hij dat graag. Maar er is meer. Binnen in hem ontdekte hij zijn creativiteit, dingen die hij echt leuk vond. Kunst maken dus, zich uitdrukken, zijn gevoel uitbeelden. Hans van de Bovenkamp, een 85-jarige sculptor die in de Verenigde Staten woont, liet hem een kunstwerk van steen zien met de tekst: What you seek is seeking you. Dat was het dus. Kunst maken, helemaal vanuit jezelf werken. Kunst zocht en vond Joost Steenkamer.

Hij kan niet wachten om zijn nieuwe levensinvulling te tonen. Boven heeft hij zijn kamertje. Daar staat en hangt zijn kunst, klaar en niet klaar – er kan altijd wat bij of af. Kunst en boeddhisme, daar ligt nu zijn passie. ‘Soms heb ik een klus. Leuk om dat te doen en ik verdien er geld mee. En af en toe geef ik nog les. Ik kon coach worden. Ik ben in gesprek gegaan en kwam er achter dat daar mijn hart niet ligt. De chemistry is er niet meer. Als je iets in opdracht doet, kan het zo zijn dat het eigenlijk niet meer leuk is. Het moet vanuit je hart komen.’

Dit interview is gepubliceerd in het mei-nummer 2018 van Golfers Magazine

%d bloggers liken dit: