Tag Archives: alex ferguson

Joop Alberda over de blinde vlekken in de sportwereld

22 dec

,,Als we echt zouden leren van andere mensen, dan waren we veel verder geweest.”

Teleurstelling komt op bij Joop Alberda wanneer hij het resultaat ter sprake brengt van De Reis van de Held, een serie interviews in ‘zijn’ blad NLcoach met tal van topmensen, van vooral buiten de sportwereld, zoals choreograaf Hans van Manen, orkestleider Jaap van Zweden, econoom Herman Wijffels, politicus Jan Marijnissen, cabaretier en columnist Youp van ’t Hek, zakenman Dirk Scheringa, vakbondsbestuurder Agnes Jongerius, oud-voetballer en columnist Jan Mulder, journalist en tv-presentator Mart Smeets en architect Francine Houben. Hoe zij en waar zij hun talent ontdekten, het ontplooiden, met succes en tegenslagen omgingen en wat zij wilden achterlaten.

Het was Alberda’s nieuwsgierige geest die hem er zes, zeven jaar geleden toebracht samen met mij te onderzoeken wat coaches en sporters kunnen opsteken van mensen die met vallen en opstaan de top hebben bereikt. Alberda, wiens staat van dienst begon als coach van de Nederlandse volleybalploeg die in 1996 de gouden medaille won op de Olympische Spelen van Atlanta, wilde verder kijken. Over grenzen kijken, naar andere mensen, mensen die de cocon hebben (durven) verlaten, die buiten het bestaande denkkader traden.

Is Alberda een man die bijvoorbeeld de Nederlandse golfwereld kan helpen? Een man, wiens ervaring na het volleybalsucces langs NOC*NSF (jarenlang technisch directeur als voorganger van Maurits Hendriks), het adviseurschap van Guus Hiddink als bondscoach van voetballend Rusland en soortgelijke rollen bij wielrennen, roeien, atletiek en zwemmen leidde. Slechts één Nederlander (Joost Luiten) op bijna 400.000 golfers die op internationaal niveau mee kan komen. Dat is de waarheid. Is de 42-jarige Maarten Lafeber, die onlangs werd benoemd tot bondscoach (hoewel nog actief als speler), de juiste man om jonge Nederlandse golfers naar een hoger niveau te tillen? De tijd zal het leren.

Foto Corné van der Stelt

‘Topsporters worden zodra ze triomferen neergezet als ideale schoonzonen, vooral door de media’ (Foto Corné van der Stelt)

Verwacht van Alberda geen (open) sollicitatie of borstklopperij. Laat staan dat hij de golffederatie of Lafeber verwijten maakt. Hij gaat bij voorkeur in op de ontwikkeling van sportbeleving in het algemeen. Over de maatschappelijke context waarin sport zich beweegt, de culturele patronen die veranderen, de interesse en houding van de sporter én van de toeschouwer,  de consument. Alberda refereert aan de chaotische levensloop van wielrenner Thomas Dekker, die onlangs meende een boekje open te moeten doen over zijn opkomst en ondergang, en ogenschijnlijk gemakzuchtig anderen (de sport) in zijn val meetrok. ,,Ik was erbij in 2005 toen hij door de KNWU werd gekozen tot talent van het jaar. Dekker stond met de handen in zijn zakken toen hij de prijs kreeg uitgereikt. Ik heb hem een tip gegeven: ‘als jij groot wil worden en verder wil komen, zul jij je handen uit je zakken moeten halen, jongen.”’

Het is niet een kwestie van zijn gelijk halen omdat Thomas Dekker het aanwezige talent niet heeft kunnen waarmaken, meent Alberda, het is verandering van beleving. ,,Ook bij de consument. Het boekje van Dekker gaat als zoete broodjes over de toonbank. Waarom is het geschreven? Zucht naar sensatie? Geld? Aandacht? Wij dromen bij voorkeur over helden als waren wij het zelf. Daarbij zitten we in een spagaat: aan de ene kant is het de ideale schoonzoon die leeft voor de sport anderzijds zijn we jaloers op de escapades. Bij voorkeur kijken we ernaar als een reality soap. Want als het te dichtbij komt… De sport heeft zoveel meer te bieden aan inzichten. Waarom hebben wielrenner Joop Zoetemelk en schaatser Rintje Ritsma het zo lang volgehouden? Door een gezonde levenswijze. Schaatser KC Boutiette is 46 jaar en viel onlangs plotseling weer in de prijzen. Dat moet tot nadenken stemmen. Dat vraagt om uitleg in de media. Hoe kan een carrière langer duren? Waarom lukt het Dekker niet en anderen wel? Wat is er veranderd in de sport, in de aandacht van de media? Wat willen de sporters? Wat willen de toeschouwers?”

Snelheid, vluchtigheid, door-zappen. Het zijn de eigenschappen die zich in de loop der tijden hebben ontwikkeld. ,,Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is. Snelle vragen, snelle antwoorden op korte vragen.’’

De vergelijking met het olympisch schaatsprogramma tijdens de Winterspelen van 1988 in Calgary dringt zich op. Uitzendingen van wedstrijden van de tien kilometer werden op de Amerikaanse en Canadese televisie onderbroken door reclame en filmpjes over schaatsers thuis, voor de open haard, wandelend in de bossen. De wedstrijden duurden te lang, Amerikanen hadden er het geduld niet voor. De sport was niet interessant genoeg. Zoals zij zeggen: looking grass grow.”

Het is toch de ‘westenwind’ die onze ontwikkeling van de sportbeleving beïnvloedt, de wind die de Amerikaanse cultuur naar hier brengt. Het is niet anders. ,,Of het nu een goede of slechte ontwikkeling is”, meent Alberda, ,,we zullen er mee moeten leren leven.” Niet kijken naar zijn, maar naar worden.

Hij kijkt desgevraagd naar de mogelijke ontwikkeling van golf. Toch een sport met een geschiedenis waarin traditionele handelingen en spelregels voorzichtig worden gehandhaafd. ,,Waarom eigenlijk? Wat zou de biathlon-variant van golf zijn? Speedgolf? Na een foute slag een rondje om de vijver lopen? Waarom moet er een caddie mee die advies geeft en de clubs draagt? Bij tennis mag een coach niet eens aan de rand van de baan zitten. Waarom kun je als speler niet zelf beslissen met welke club je slaat? Of gewoon met twee of drie clubs de baan in en dan maar zien hoe je de bal in de hole krijgt. Traditie is mooi en charmant, maar je kunt ook uitdagingen zoeken. De consument gaat bepalen hoe golf er uit gaat zien, niet de golffederatie, niet de spelers, niet de bondscoach. Voorlopig is er genoeg media aandacht met veel camera’s, maar blijft dat zo?”

Wat te denken van een split screen? Op je mobiel zelf de regie voeren over wat je wilt zien zoals bij de Formule 1. Zelf de regisseur zijn van je eigen uitzending op een tijdstip dat jou past. Zonder iets van een partij te missen in een hoekje van het scherm iets anders (een andere partij, een andere sport) laten zien. Alberda heeft er weleens met de NOS over gepraat, twee of drie beelden tegelijk. ,,Houd je vast aan de oude formule, dan is dat een geweldige minachting van de consument. Tijdens rustmomenten beelden tonen wat de speler ervoor heeft gedaan, hoe lang Joost Luiten per dag op de baan staat, dat hij elke slag duizend keer herhaalt. Dat voegt iets toe. Zijn hartslag op rustige en op spannende momenten laten zien. Ja, wat er door hem heengaat, waarom hij een fout maakt. Dat geeft meer inzicht dan de verklaring van de commentator of de analist. Laat zien, mensen willen het zien en mee beleven. Eerst zien dan geloven.”

Nog even terugkomend op het verhaal van Thomas Dekker. ,,Omdat we niet weten wat topsporters doormaken houden we een droombeeld in stand. Topsporters worden zodra ze triomferen neergezet als ideale schoonzonen, vooral door de media. Mensen willen dromen, ze willen zich spiegelen aan de triomferende sporters. Heldenverhalen willen ze. Verhalen over mensen die geen seks hebben, die zich keurig gedragen, nooit uit de band springen. Maar elke dag worden we teleurgesteld, omdat de topsporters toch anders zijn dan we willen. Dat verklaart de opwinding rond mislukkingen, de verbazing. Dat het droombeeld weg is. Daar kunnen we wat aan doen. Laat zien dat Luiten een mens is, een sportman die fouten kan maken.”

Over de verwachtingen ten aanzien van Maarten Lafeber: ,,Je moet je als coach niet verbazen als je niet bereikt wat je wilt bereiken. En als je wel wat bereikt: blijf altijd nieuwsgierig naar beter en blijf kritisch. De beleving gaat steeds sneller. Wie herinnert zich nog de winnaar van vorig jaar, van gisteren? Laat staan het geheugen voor de tweede plaats. Er is al weer een andere winnaar. Mocht Lafeber het voor elkaar krijgen dat een Nederlandse golfer de Masters wint, is hij dan nog steeds die voortreffelijke coach als de jaren daarop geen Nederlanders de Masters meer winnen? Mensen vergeten snel, vooral omdat ze niet weten wat de coach en de spelers ervoor hebben gedaan. Ik ben nog steeds die coach die met de volleyballers de gouden medaille won in 1996. Fijn, om dat te horen. Maar ik heb in de twintig jaar daarna ook ervaren dat ik niet per definitie de beste coach ben die topsporters zich wensen. Mensen veranderen, de sport verandert, de beleving verandert. Voordat je het weet, wordt de coach afgebrand. De snel veranderende wereld stelt een geweldige eis aan het aanpassingsvermogen van de coach!”

Beeldvorming kan veel schade aanrichten, waar de journalistiek voor en belangrijk deel schuld aan is. In de Nederlandse voetbalwereld wordt gerefereerd aan de successen van de Hollandse School, aan het totaalvoetbal – hoe lang is dat geleden? Aan de systemen waarmee Nederlandse ploegen in het verleden speelden. Dat het ook anders kan, gewoon omdat de ontwikkeling van het voetbal daarom vraagt, stuit op grote weerstand. Dat komt ook omdat veel trainers oud-voetballers zijn. Ze houden vast aan wat ze zelf als voetballer beleefden en voelden. Buiten de cocon treden vinden ze te riskant of kunnen ze gewoon niet. Het decor van de sport, de cultuur, is veelal een belemmering voor veranderingen die in andere sporten allang gemeengoed zijn. Een beetje over de grenzen kijken en implementeren is geen innovatie maar meer integratie.”

'Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is. Snelle vragen, snelle antwoorden op korte vragen'

‘Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is’

De Fries verwijst graag naar coaches, vooral in de voetbalgemeenschap, die van mensen houden. Foppe de Haan, Rinus Michels, Louis van Gaal, Arsène Wenger, Alex Ferguson, Jogi Löw, José Mourinho, Jürgen Klopp en anderen speelden niet eens op het hoogste niveau. ,,Mogelijk dat ze daardoor begrepen dat je inzichten waarover jezelf niet de beschikking hebt, ergens anders moet zoeken. Pioniers als gymnastiekleraren kijken naar mensen, naar wat ze kunnen, wie ze zijn. Zij proberen te snappen waarom jij als talent niet succesvol kunt zijn. Zij begrijpen dat de leercurves niet lineair zijn en dat er gevoelige periodes bestaan voor bepaalde motorische en mentale vaardigheden. Dat noem ik hoog opgeleide coaches. Het merendeel van de coaches die nu in het voetbal werkzaam is, heeft ook erg van zichzelf leren houden. En het wordt nog erger als ze een klankbord krijgen in de media. Johan Cruijff was een ander fenomeen, hors categorie. Hij zag het spel, hij zag de mensen achter de voetballers, hij zag waar ze toe in staat zijn. En hij hield van mensen, dat mag toch wel duidelijk zijn geweest. Daar hoeft geen boek over geschreven te worden, zoals Jaap de Groot deed. Dat is over-verheerlijking. Door de journalistiek is Cruijff kleiner gebleven dan hij had kunnen zijn. Gewoon, omdat men niet wilde zien wat hij zag. Zijn overlijden heeft mondiaal nog meer impact gehad dan in Nederland. Zelf was ik daar ook door verrast.”

Alberda neemt Maarten Lafeber graag in bescherming. ,,Hij is met Robert-Jan Derksen en Luiten wel de enige die op het hoogste niveau heeft gespeeld. Als hij wat zegt, kijken jonge golfers op, want hij is een man met ervaring. Hij is en grote jongen geweest. Een autoriteit. Dat hij een travelling coach is, een coach die nog speelt en wil spelen, hoeft geen beletsel te zijn. En, waarom een vooroordeel over een coach die nog niet eens is begonnen? Typisch Nederlands vind ik dat. Geef hem de kans, hij zal weten waaraan hij is begonnen. Ook het concept coaching is aan verandering onderhevig. Is het permanent wakend oog, de coach, een goede route? Het allerbelangrijkste is het organiseren van je eigen kritiek.”

De ervaring van Alberda bij verschillende sportdisciplines zou golf ten goede kunnen komen. Maar verheerlijk die ervaring niet. ,,Ik heb meer tegenslagen gekend dat bekend is. Ik ken dus vooral de valkuilen en wat er voor nodig is om sporters te ondersteunen. Tegenslagen lijken een noodzakelijke hindernis op weg naar succes. Atlanta 1996 was een geweldige belevenis, onze medaille-oogst van Sydney is nog niet overtroffen. Daar ben ik trots op. Dat is de realiteit. Als ik straks dood ga, laten ze nog een keer een filmpje zien van Atlanta. Dat is wat blijft hangen.”

Bondscoach van de golfers? Nee, natuurlijk niet. ,,Moet ik tegen een golfer zeggen hoe hij moet slaan, of tegen een voetballer zeggen hoe hij een bal moet trappen? Ik ben geen autoriteit in de kleedkamer. Ik kan feed back geven. Lafeber kan uit zijn ervaringen en inzichten putten. Ik kan Lafeber of welke coach dan ook een programma geven. Ik kan hem vragen stellen: waarom doe je dit, waarom dat, heb je hier weleens aan gedacht? Over voeding, psychologie, trainingsfaciliteiten, over mensen en mijn filosofie over menselijk gedrag. Ga er niet van uit dat ik de wijsheid in pacht heb. Maarten Lafeber is een verstandige man en heeft de keuze bewust gemaakt.”

Zijn verhaal gaat over blinde vlekken, over de wereld waar ‘we’ nog nooit zijn geweest. Over veranderend gedrag, over veranderende cultuur, over de zin en onzin van traditie, over de beeldvorming veroorzaakt door de journalistiek. Hoe daarmee om te gaan? ,,Als ik een presentatie houd, begin ik met de drie hoofdpunten: goud inspireert, goud fascineert en goud camoufleert. Golf is niet anders dan andere sporten. Het decor en de geschiedenis zijn onderscheidend. Het gaat om wat er nodig is. En daar helpt nieuwsgierigheid bij. Kijk om je heen, wat is er voorhanden, uit welke richting waait de wind, hoe kijken mensen tegen sport aan, wat willen ze zien. Ik weet dat golf meedogenloos is, elke fout wordt afgestraft. Het is eerlijk en hard. Daar past directe feedback bij en vertrouwen geven. Het leven is een proces, door leren kun je ver komen.”

Kortom: ,,Als we echt zouden leren van andere mensen, dan waren we veel verder geweest.”
—————————————————————————————————————–
Joop Alberda (64) is een sportbestuurder die naam maakte als volleybalcoach. Tijdens zijn studie aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) beoefende hij als actieve sporter achtereenvolgens voetbal, turnen en volleybal. In deze laatste sport haalde hij bij de Groningse vereniging Lycurgus eredivisieniveau. Hij merkte dat hij gevoel had voor het trainings- en coaching-aspect van sport in het algemeen en volleybal in het bijzonder. Hij liet zich hierbij inspireren door de Amerikaan Doug Beal, die hij in 1985 ontmoette. Beal won met zijn volleybalteam het jaar daarvoor olympisch goud in Los Angeles. Zijn strategische aanpak sprak Joop zeer aan: Alles tot op de bodem uitstippelen, niets aan het toeval overlaten.
In 1993 werd Alberda benoemd tot coach van het Nederlands mannenvolleybalteam dat al enige jaren op weg was naar de absolute top. Samen wonnen ze in 1996 de gouden medaille bij de Olympische Spelen van Atlanta. Het Nederlandse publiek koos later dit tot sportmoment van de twintigste eeuw. Alberda zelf werd in 1994 en 1996 uitgeroepen tot beste volleybalcoach ter wereld.
In 1997 trad hij in dienst als technisch directeur bij NOC*NSF. Onder zijn leiding slaagde de Nederlandse delegatie bij de Olympische Spelen in Sydney in 2000 erin om een recordaantal van 25 medailles te winnen. In april 2004 kondigde hij aan dat hij aan het eind van dat jaar zou stoppen bij het NOC*NSF. De beslissing was mede gebaseerd op teleurstelling om het ontbreken van voldoende steun voor zijn ambitieuze plannen om een Olympic Team op te richten.
In oktober 2014 werd Joop Alberda opgenomen in de ‘Volleyball Hall of Fame’. Alberda was achtereenvolgens adviseur van Guus Hiddink toen deze bondscoach van Rusland was, en manager bij de professionele wielerploeg Cervélo, de roeibond, de atletiekunie en de zwembond.
Dit interview is gepubliceerd in GolfersMagazine nr.10 2016</em

Alex Ferguson, een harde coach met veel compassie

16 mei

Loyaliteit, daar draait het om bij Alexander Ferguson. Trouw zijn aan elkaar, aan je geliefden en je lotgenoten. Betrokkenheid, verbinding en compassie in elke vezel van je lichaam. Zo heeft de zoon van een Schotse havenarbeider het leven van zichzelf en zijn medemensen van jongs af aan willen inrichten. Na ruim 71 jaar is hij daar vrij goed in geslaagd. Zeker als coach en manager van Manchester United, de legendarische Engelse voetbalclub die hij na 27 jaar van vooral glorieuze momenten verlaat.
Ferguson zou nooit afscheid nemen van de voetbalclub waaraan hij zich, naast zijn passie voor zijn renpaarden, had vastgeklampt om zijn leven zin te geven. Zo werd verondersteld. Manchester United is een instituut, een religie, waartoe je je tot aan je dood wijdt. Dat straalde Ferguson uit. Maar zijn hart, dat sinds 2004 een pacemaker en medicatie nodig heeft om evenwicht te vinden tussen water en vuur, kan het niet langer aan. Hij is moe. Een nieuwe heup, angst voor lichamelijke en geestelijke slijtage, zijn familieleven, andere gewenste nog niet beleefde momenten… Wat kan een bevlogen mens meer doen en laten om (eindelijk) rust te vinden? De Britse samenleving ziet toe in stilte en respect.
Alex (Alec voor zijn Schotse jeugdvrienden uit Govan, nabij Glasgow) wil niet sterven als een heilige. Hij is een sterveling. Al die triomfen, titels, bekers, medailles en decoraties hebben hem twintig jaar geleden al een koninklijke onderscheiding (Sir Alex) opgeleverd. Dat streelt zijn ego. Maar meer nog zag hij dat als aanvullend eerbetoon aan wat hij samen met zijn lotgenoten in de opportunistische en zakelijke voetbalwereld heeft bereikt. Alex Ferguson is nederig, totdat hij zich in zijn integriteit voelt aangetast. Dan staat hij furieus op, en roept hij dat mensen mensen blijven met al hun beperktheden. Help elkaar, denk niet aan jezelf, geef, zo schreeuwde hij diep van binnen.
Dolend door de catacomben van het stadion van Manchester United, Old Trafford, hoorde ik eens een man zingen. De tekst was onverstaanbaar. Het was neuriën, dat steeds luider werd. Ineens was de stem dichtbij. Ze bleek van een man met rode konen. Hij zong, liep door, knikte en zei gedag. Op de vraag wat hij zong, antwoordde hij: ‘A Scottish song‘. Hij liep door, zingend, in zichzelf gekeerd. Op de vraag of hij ‘Mister Ferguson’ was, antwoordde hij vriendelijk: ‘Sure’. Hij voegde hij iets toe wat leek op ‘Vermaakt u zichzelf’? ‘Yeah sure‘, zei ik impulsief.
Het vraaggesprek later met dezelfde man, dat bij toeval was ontstaan, stelde aanvankelijk weinig voor. Bijna onverstaanbaar, want Schots, verplicht en gevoed door een onverschilligheid ten aanzien van journalisten. Dit was werk voor hem. Een vraag over zijn ruim beschreven, doorslaande emoties liet hem niettemin niet onberoerd. Ferguson spontaan. ,,Ik ben er om de club, het volk van Manchester te geven wat het nodig heeft. Om de ego’s van de spelers aan te pakken. Als zij niet doen wat het volk wil, zijn ze alleen met zichzelf bezig. Wij zijn er voor elkaar. Ik ben hopelijk een goede manager, u een goede journalist en zij goede spelers. Maar we moet elkaar helpen om het leven plezierig te maken. Ik constateer dat veel spelers en journalisten dat niet kunnen begrijpen. Maar wie alleen aan zichzelf denkt, komt zichzelf tegen.’’
Ferguson keek alsof hij de roemruchte ‘hairdryer’ wilde demonstreren, klaar om zijn neus-tegen-neus-waarheid uit te blazen. Voorbeelden van slachtoffers, spelers, bestuurders, journalisten, scheidsrechters, collega-trainers doemden op, mensen die hij luidkeels duidelijk maakte dat er maar één waarheid is: dé waarheid. De waarheid is het lijden van anderen te verlichten en niet van jezelf. Enigszins bevreesd voor een uitbarsting herinnerde ik me de uitspraak van een van zijn jeugdvrienden uit Govan: ‘Alex kan in een lege kamer nog ruzie krijgen’.
Maar hij bleef kalm. Hij noemde namen. Eric Cantona, rebel without a cause, de Franse voetballer die een toeschouwer na een grievende aanmerking nota bene op de tribune aanviel met een Kung Fu-trap. ,,Eric heb ik verdedigd. Ik had groot respect voor hem, omdat hij een man was die over het leven nadacht, Freud las, het leven van een held doorgrondde. Ik herkende zijn emoties. Zijn arrogantie heb ik leren aanvaarden. Hij was een leermeester. Eric was de grootste. Maar dat waren ook Ryan Giggs, David Beckham, Roy Keane, Peter Schmeichel. Aan mensen die anders zijn dan ik, heb ik veel te danken.’’
Voordat zijn zachte kant toonbaar werd, verviel het gesprek in oppervlakkigheden over spelopvatting en aanleidingen tot winst en verlies. Spelers die wel of niet voldeden. Hij moest zich neerleggen bij de wensen van de geldschieters, van Rupert Murdoch tot Ierse en Amerikaanse investeerders. ,,Ik wil het volk bedienen, mensen die geen geld hebben en aan voetbal plezier beleven.’’
Ik herinnerde hem aan zijn jeugd, in de haven, wat ik gelezen had in de autobiografie Alex Ferguson, Managing My Life, geschreven door een van de beste sportjournalisten van Groot-Brittannië, de Schot Hugh McIlvanney. Hoe hij als jongen in een straatarm gezin moest overleven. Hij sliep in bed naast zijn broertje. Het gezin met drie kinderen moest het ouderlijk huis delen met Ierse huurders. Hij trouwde als protestant met een katholiek meisje, voetbalde voor de protestante club Rangers hoewel zijn vader voor het katholieke Celtic was. ‘Well, you know, I found my way, it was hard’, antwoordde hij nu kortaf. ‘But I had to. It’s us and them, but after all w’ere ordinary men.’
Zijn telefoon ging. Een vreemde ringtone. Naar later bleek: Scotland the brave. Hij is Schots, vandaar. Moeilijk te verstaan, en dus moeizaam te begrijpen. Alex Ferguson behoort tot de grootste coaches ter wereld, in navolging van de legendarische Schotten Matt Busby (Manchester United), Jock Stein (Celtic) en Bill Shankly (Liverpool), mannen die voetbal vooral zien als een primitieve strijd: winnen. ,,Ik ben geen mensenkenner. Ik ga af op wat ik voel bij mensen. Vaak vergis ik me. Maar ik wil mensen en spelers laten weten wat nodig is om elkaar te helpen. Als ze niet willen luisteren, schreeuw ik, uit wanhoop.’’
Als voetballer van bijvoorbeeld de Rangers scoorde hij veel, met name dankzij zijn ellebogenwerk. Hij was meer vechter dan artiest. Na zijn voetballoopbaan begon hij een kroeg At Fergie’s, hij was een herbergier bij wie iedereen welkom was. Dronken gasten werd de deur gewezen. Met Aberdeen werd hij als coach Europees kampioen voor bekerwinnaars, dank zij zijn meedogenloze aanpak. En toen meldde zich Manchester United, de club in verval, de club van George Best en Bobby Charlton. Hij zei ja. In Manchester keek hij om zich heen, zag weliswaar passie maar vooral egocentrisme. Met zichzelf ingenomen helden en vooral de dronkaards stuurde hij weg. Alex Ferguson verbond zich aan de glorieuze volksclub van weleer die alle verbinding met het volk had verloren.
Wie toetreedt tot het Theatre of Dreams in Manchester voelt wat voetbal is. Je kunt het niet bevatten voordat je het beleeft, voelt met al je zintuigen. Al die grootheden, van Duncan Edwards, Bobby Charlton, George Best, Denis Law, Peter Schmeichel, Eric Cantona, Mark Hughes, Ryan Giggs, Jaap Stam, David Beckham, Roy Keane, Ruud van Nistelrooy, Cristiano Ronaldo, Edwin van der Sar, Wayne Rooney tot Robin van Persie. Ze hebben allemaal kunnen schitteren op Old Trafford. Maar vooral door de visie van coaches als Matt Busby en de laatste 27 jaar Alex Ferguson.
Gebrek aan loyaliteit heeft veel spelers, trainers en bestuurders de kop gekost. Daar was Ferguson verantwoordelijk voor. Hard en rechtlijnig. In zijn biografie stelde de Schotse oud-speler van United en Aberdeen, Gordon Strachan, dat hij Sir Alex nooit had vertrouwd. Ferguon was menselijker dan hij zich voordeed. Hij is begaan met mensen die het niet kunnen bolwerken, met arme kinderen, met wezen, met gehandicapten, met verstotenen, met mensen als Nelson Mandela, de man die hij na een omhelzing in Zuid-Afrika bewierookt.
Verbitterd vertelde Strachan in zijn boek dat Ferguson zijn vrouw en zijn kinderen verwaarloosde. Toen Ferguson dat las zou hij in tranen zijn uitgebarsten, zei Strachan, wiens vrouw oppas was voor Fergusons kinderen. Zo zijn er meer verhalen. Vandaag scheldt Sir Alex je uit, morgen belt hij je en vraagt om vergiffenis voor zijn gedrag. Zijn biograaf Hugh McIlvanney vertelde: ,,Hij belde me eens op en vroeg: Waarom doen jullie mij dit aan? Jullie journalisten verwijten mij fouten. Maar zo ben ik, sorry. Ik kan niet anders, ik wil dat we elkaar respecteren, met elkaars fouten.’’
Ook Alex Ferguson is een man die zijn emoties niet onder controle heeft. Mogelijk vindt hij daar nu een weg in. Loyaliteit aan zichzelf en zijn vrouw Cathy, zijn jeugdvriendin. Mogelijk met een leven zonder prestatiedrift en competitiedrang, zonder het streven Manchester United in leven te houden als een voetbalclub die het volk afleiding biedt. Of hij lijdzaam toekijkt, zal de tijd leren. Maar hartgrondige loyaliteit laat zich niet gauw verdringen.

Dit portret verscheen in een verkorte versie in NRC Handelsblad

%d bloggers liken dit: