Tag Archives: Jan Mulder

Herman Wijffels en waarom het gaat zoals het gaat

22 mrt

Een interview uit 2009 in NLcoach

Toppers in de samenleving hebben net als ieder mens een reis afgelegd naar wat en wie ze zijn geworden. Welke passie hebben zij? Hebben zij een koers uitgezet? Door wie hebben zij zich laten leiden? Waren er keerpunten, bijvoorbeeld door tegenslag? Na eerdere séances met Mart Smeets, Jaap van Zweden, Dirk Scheringa, Agnes Jongerius, Jan Marijnissen, Hans van Manen, Youp van ´t Hek en Jan Mulder dit keer een econoom, visionair en beschouwer van het proces van het leven. Confronterend als een coach, maar vooral dienstbaar, zoals het een leider van de nieuwe orde betaamt. Joop Alberda en Guus van Holland ontmoeten Herman Wijffels, een man die de dialoog met alles wat de aarde te bieden heeft ziet als het symbool van een volgende fase in de samenleving.


De omgeving kan niet beter passen. Rondom de sessie heerst de natuur. Hier kunnen de zintuigen worden geopend, hier kan het proces van ‘ontwikkeling’- zoals Herman Wijffels het uitdrukt – gestalte krijgen. Hier gaat het over de potentie om je met anderen te verbinden. Over de zoektocht naar jezelf. Voor wie ben je er eigenlijk? Waarvoor zit je er? ,,Ik heb altijd geopereerd vanuit de optiek: Ik ben er voor de mensen’’, zegt Wijffels. ,,In alle functies die ik heb vervuld, stond dienstbaarheid voorop. Dienstbaarheid is in de kern hoe je werkelijk succesvol kunt zijn. Je moet je kunnen verplaatsen in de ander. Daarom is dialoog zo belangrijk. Leiding geven vraagt in de komende tijd grote kwaliteiten op dat gebied. De kwaliteit van de relatie met anderen en het andere, is in functie van de kwaliteit van de relatie met jezelf.’’

Zijn visie op het functioneren van mensen heeft zich zo ontwikkeld. Vanaf zijn jeugd op een boerderij in IJzendijke in Zeeuws-Vlaanderen tot nu, 67 jaar oud, gepensioneerd maar nog lang niet uitgeleefd en uitgeleerd econoom, visionair en beschouwer van het leven. Samen met zijn vrouw, van oorsprong neerlandica en nu Jungiaan, geeft hij leiderschapscursussen. De binnenwereld die zijn vrouw bestudeert, wordt daarin verbonden met de buitenwereld die hij heeft vertegenwoordigd. Al wat het leven op deze planeet betreft zou daarin verklaring moeten krijgen.

Het is – in zijn geval – niet alleen een kwestie van talent om naar mensen te luisteren en ze te helpen met richting geven. Zijn manier van doen is ‘gewoon’ gevoed door de feitelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen in zijn leven. Hij kwam voor situaties te staan waarin op de mogelijke aanwezigheid van leiderschap een beroep werd gedaan. Hij ontwikkelde zich tot een mens die in staat is richting te geven en strategie te ontwikkelen. Dat hij nota bene mensen weet te mobiliseren in het bedoelde perspectief en dat hij daarvoor de middelen weet aan te reiken. ,,Het is zeker geen Aha-Erlebnis, het is gegroeid.’’

De kalmte waarmee hij zijn verhaal doet overweldigt niet, ze geeft vooral vertrouwen. Ook een eigenschap die een leider niet misstaat. Hij vertelt geduldig over de waarde die het vroeg overlijden van zijn beide ouders voor hem heeft gehad. Herman was rond de twintig en in de eerste fase van zijn studie. Zijn ouders hadden een gezin met acht kinderen. Hij was de oudste, zijn jongste zusje was tien. ,,Daar zaten we dan met z’n allen, wezen dus, met een bedrijf dat op zichzelf een economische basis bood. We werden plotseling voor een volwassen verantwoordelijkheid geplaatst. Ik heb als oudste rollen moeten vervullen om te bepalen hoe we verder moesten. Eén bepaalt de richting en verdeelt de rollen. Door die ervaring op jonge leeftijd, ik studeerde economie in Tilburg, werd ik door mijn superieuren beschouwd als een jongen die al snel een verantwoordelijke positie kan innemen. Dat heeft geleid tot een baan bij de Europese Commissie in Brussel. Daarvandaan werd ik gevraagd voor een functie op het ministerie van Landbouw op mijn 27ste. Twee jaar later was ik er directeur. Ik heb het nooit geleerd, het is gewoon ontstaan.”

Joop Alberda trekt de vergelijking tussen hem en Barack Obama, de Amerikaanse president in wie zij beiden een leider zien die de dialoog zoekt. Een man van verzoenend leiderschap. Wijffels voelt zich verwant met Obama. ,,Ondanks de gigantische tegenkrachten die hem parten spelen, ben ik hoopvol, omdat hij mijn visie deelt. Hij begrijpt heel goed, ziet en voelt wat de volgende fase is van de ontwikkeling van de mens en de maatschappij. Essentieel is dat in deze tijd de eenheid en samenhang van álle leven het uitgangspunt moet zijn van de vormgeving van de volgende fase.’’

Het leven is, volgens de visie van Wijffels en zijn geestverwant Obama, een ontwikkelingsopdracht. ,,Het gaat over ont-wikkelen. Dat is de aard van de evolutie. Ik kijk naar het leven als een zich ont-wikkelend fenomeen, waarin we dus iedere keer weer als mensen geroepen zijn om de volgende fase vorm te geven. De meest recente fase is de industrialiteit. Die is begonnen met de verlichting waar de mensen via de rationaliteit min of meer buiten het mythische van de natuur werd geplaatst. Men ging de natuur onderzoeken. En vervolgens bleek dat de natuur mogelijkheden bood tot verdere maatschappelijke en welvaartsontwikkeling. Dat is gebeurd door de bronnen van deze planeet te exploiteren. Dat is een succesvolle operatie geweest. Alleen zitten we nu in een positie dat deze exploitatie van de bronnen van deze aarde en door de krachtige technologieën die we gebruiken, de basisvoorwaarden van het leven zelf aan het aantasten is. We gaan over grenzen heen.”

Evolutionair gezien is nu de volgende opdracht aan de orde, meent Wijffels. ,,Het voortgaande ont-wikkelingsproces houdt nu in dat we wegen moeten vinden, methoden moeten ontwikkelen om in harmonie met de ecosystemen van deze wereld – in harmonie met elkaar, mensen onderling – vorm moeten geven aan de volgende fase van de maatschappelijke ontwikkeling. In dat geheel speelt ook de ontwikkeling van de mensen zelf. We hebben als uitloper van die hele industriële fase honderd jaar van emancipatie achter de rug, het ontstaan van een vrij stevig ik-bewustzijn. Alleen is dat in de laatste fase geperverteerd, waardoor we in een sterk ego gerichte maatschappij zijn terecht gekomen. De opdracht voor de volgende ronde is dat we nu het ‘ik’ verbinden met het algemeen belang. Dus dat we vanuit ons eigen ‘zijn’ verantwoordelijkheid nemen voor het geheel, in de beslissingen die we nemen. In naar de supermarkt gaan, in de auto nemen. De ontwikkeling van je persoon moet je verbinden met het geheel.’’

De komende fase gaat het om samenhang, de onderlinge afhankelijkheid van alles en iedereen. En niet van het menselijk leven, maar van alle leven. ,,Het is een voortgaand proces. Het leven als zodanig is een potentie. De essentie van echt leven is het realiseren van die potentie. Dat je wat in de kern aanwezig is ont-wikkelt, dat je daar de wikkels afhaalt. Dat houdt nooit op, dat is het leven dat voort zal gaan. Ik ben nu een gepensioneerd man, maar ik ben nog volop bezig ook via persoonlijke trajecten te ont-wikkelen. Het is een voortgaand proces. De fase rond mijn twintigste: verantwoordelijkheid te dragen. Toen ik voorzitter werd van Rabobank. Toen realiseerde ik me heel diep dat ik eindverantwoordelijk was voor de kwaliteit van de balans en de activiteiten van die organisatie.”

Aan gewone ondernemers, gewone mensen moest hij dienstbaar zijn. ,,Ik wilde een sterke oriëntatie op wat werkelijk waarde toevoegt aan het leven van de mensen. De mestproblematiek mocht ik niet alleen de boeren aanrekenen. Wat ik daar heel diep aan overgehouden heb is het bewustzijn dat als je het water vervuilt je het hele leven vervuilt. De mens bestaat voor zeventig procent uit water. Dat heeft me heel sterk op het ecologische pad gebracht. Veel bestudeerd, dat heeft mijn bewustzijnspad geopend, dat tot op de dag van vandaag in belangrijke mate mijn energie en activiteiten bepaalt.’’

In de loop van de evolutie zijn er steeds complexere structuren en steeds complexere vormen van leven ontstaan, waarvan de mens de mens de meest complexe vorm is. Zo heeft Wijffels ervaren. ,,Door de platheid van onze cultuur zijn we het perspectief uit het oog verloren. Er zijn heel veel mensen die denken dat we met de verzorgingsstaat en met de huidige industriële manier in onze behoefte voorzien, een soort eindfase hebben bereikt in de ontwikkeling. Ik geloof daar geen zak van. Mijn beeld is dat het een voortgaand proces is. En dat we in dat evolutionaire perspectief iedere keer weer door bewustzijnsontwikkeling verder komen. En hoe ontstaat dat? Waar komt dat vandaan? Bestaat er ook iets buiten onszelf. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat we van buiten worden beïnvloed. Ineens zijn er overal nieuwe dingen. Zoals met de kwantumfysica, een volgende fase in de fysica waarbij alles aan alles gerelateerd is.’’

Dat is misschien het mysterie, denkt Wijffels hardop, terwijl buiten de bomen met de windrichting meebuigen. ,,Waarom het zo gaat zoals het gaat. Het is mogelijk niet te sturen, niet door mensen. Een mens is een co-creërende factor in de evolutie. Wat mensen als Obama en ikzelf ook een beetje, doen is gewoon heel goed kijken en begrijpen wat er in de volgende fase moet gebeuren. Tot nog toe hebben we geleefd volgens lineaire processen. Je graaft iets op, je bewerkt het en vervolgens dump je wat je niet kunt gebruiken in de natuur. Daarmee maken we de natuur kapot. Wat we in de volgende fase van ons niveau van bewustzijn moeten doen is plaatsnemen in de natuurlijke cycli. Dat we onze hele economie omvormen tot kringloopeconomie. Dat we aftappen uit die permanent beschikbare bronnen en we die spullen die we maken zo in elkaar steken dat we die gebruiken voor de volgende ronde.’’

Met minder materie kunnen functioneren. ,,Voor iedereen die goed kijkt moet het evident zijn dat het kan, beter kan worden. In de Nederlandse samenleving heerst angst. Veel mensen zijn bang dat ze in de huidige globaliserende economie grip kwijt raken op hun werk en hun leven. In die genoemde kringloop zijn er enorme mogelijkheden voor het creëren van lokaal verankerde banen. Elk gebouw, elke locatie, elke nederzetting wekt zijn eigen energie op. Dat betekent enorm veel installatiewerk, onderhoud en herinrichting. Lokale bezigheden die sociale verbinding in de hand werkt.”


Tussen alle nuances en verklaringen past het fenomeen geduld. ,,Niet forceren. Je moet mensen de tijd gunnen er zelf in te groeien. Zeker in de sport moet je condities creëren waarin flow kan ontstaan. Een van de tekortkomingen van de politiek is dat daar de nadruk is gekomen op de competitie. De competitie in de zin van dat het belangrijker is om de ander te diskwalificeren dan om van je eigen opvattingen te overtuigen. Daarom ga ik niet in de politiek. Het gaat niet om de mening maar omdat het ander die een andere mening heeft. Het gaat niet om een discussie te winnen, maar om naar een ander te luisteren. Onze samenleving is heel erg gestempeld door het sociaal darwinisme, de survival of the fittest. Rivaliteit en competitie zijn een onderdeel van het leven, maar als je samen verder wilt komen, moet er een balans zijn. Net als in sport, iedereen moet een kans hebben. Samenwerken in competitie. Je mag elkaar niet uitsluiten, je bent er voor elkaar.”

Het kan ook anders, weet Wijffels. ,,Mijn ouderlijk huis stond op een paar kilometer van de Belgische grens. Ik heb in oorlogstijd ervaren dat Belgen ook konden overleven en misschien wel beter. Er is altijd een andere weg. In termen van tegenslag ben ik niet zoveel tegengekomen, behalve dat we na een week ons eerste kind verloren. Maar verder is het all in the game. Het hoort erbij. Als het niet naar wens loopt, dan probeer je het op een andere manier. Ik probeer het te zien als een proces.”

Hij heeft gezocht naar middelen om innerlijke barrières op te ruimen. ,,Het ontwikkelingsproces ervaar ik ook op persoonlijk niveau. Je wordt in je jeugd door je opvoeding maar ook maatschappelijk geconditioneerd. Als je geboren bent ben je een open creatie, maar door je opvoeding wordt daar een cocon omheen gewikkeld. Een van die dingen in het leven is op z´n minst die cocon poreus te maken. Dingen toelaten. Een van die conditioneringen is rationaliteit. Een van die ervaringen waarvan ik heb geleerd, is open te zijn voor je intuïtie. Wat gebeurt er met je gevoel? Ik heb een paar keer een vastenkuur gedaan. Puur omdat ik merkte dat een soort stolsel in mijn fysiek zat die me zwaarder maakte dan ik wilde zijn. Toen ik in 1999 wegging bij Rabobank, merkte ik dat ik wel weg was uit die bank, maar die bank nog niet uit mij. Toen heb ik weer een vastenkuur gedaan, een week niets eten, omdat uit mijn systeem te krijgen.’’


Wijffels deed ook een paar wilderness-trails. Een week de wildernis in onder begeleiding. Een week eten mee in een rugzak, met een man of zes. En dat echt helemaal ervaren wat de natuurlijke staat is. Met onvermijdelijk opening van de zintuigen tot gevolg. Leren en weten wie je nu bent en waar je nu staat. Beslissingen door intuïtieve impulsen. Een dialoog creëren tussen rationaliteit en intuïtie. Zeg niet dat hij het al weet, Herman Wijffels wikt, nog elke dag.

Zo komen we bij zijn reisgenoot, zijn vrouw. Zijn belangrijkste reisgenoot, zo blijkt. Ze vonden elkaar toen hij 26 was en zij 19. Toeval, nee. Het moest zo zijn. Ze vormden elkaar, omdat ze gaandeweg steeds meer op elkaar ingespeeld raakten, kortweg een dialoog voerden, elkaar aanvulden en elkaar wilden aanvoelen. Ruim twintig jaar geleden voelden ze dat ze samen moesten mediteren. Elke ochtend voor het ontbijt minimaal een kwartier. De ideeën laten inwerken en bezien vanuit alle mogelijke standpunten. Wat doe ik? Wat vind ik? Waar ben ik mee bezig? Gewoon je even openstellen.

Herman Wijffels werd medio jaren tachtig mede door het overlijden van een zeer dierbare collega boeddhist medio en leerde dankzij een zenmeester mediteren. Vooral om het vele verdriet dat hij in zijn hele leven meemaakte te verwerken en zijn geest tot rust te brengen. Wat voor een groot deel lukte.

Mede vandaaruit groeit zijn opdracht voor het volgende leven. Het is niet echt het volgende leven, het is een voortzetting. Denken aan vooruitgang. ,,Dat mediteren vertaalt zich uiteindelijk in een manier van zijn en doen. Werken aan jezelf is essentieel om in de wereld van straks te kunnen functioneren. Wat is de diepste kern van duurzaamheid? De kwaliteit van relaties. De potentie om je met anderen te verbinden. Te verbinden met alles wat op deze planeet beweegt en groeit. We zijn afhankelijk van elkaar. Wij mensen, de bomen, de vogels, de dieren, de aarde, de kosmos. We kunnen niet zonder elkaar. Uitersten moeten elkaar begrijpen. Het gaat om de dialoog, het gesprek tussen alles en iedereen op deze aarde.’’

Joop Alberda over de blinde vlekken in de sportwereld

22 dec

,,Als we echt zouden leren van andere mensen, dan waren we veel verder geweest.”

Teleurstelling komt op bij Joop Alberda wanneer hij het resultaat ter sprake brengt van De Reis van de Held, een serie interviews in ‘zijn’ blad NLcoach met tal van topmensen, van vooral buiten de sportwereld, zoals choreograaf Hans van Manen, orkestleider Jaap van Zweden, econoom Herman Wijffels, politicus Jan Marijnissen, cabaretier en columnist Youp van ’t Hek, zakenman Dirk Scheringa, vakbondsbestuurder Agnes Jongerius, oud-voetballer en columnist Jan Mulder, journalist en tv-presentator Mart Smeets en architect Francine Houben. Hoe zij en waar zij hun talent ontdekten, het ontplooiden, met succes en tegenslagen omgingen en wat zij wilden achterlaten.

Het was Alberda’s nieuwsgierige geest die hem er zes, zeven jaar geleden toebracht samen met mij te onderzoeken wat coaches en sporters kunnen opsteken van mensen die met vallen en opstaan de top hebben bereikt. Alberda, wiens staat van dienst begon als coach van de Nederlandse volleybalploeg die in 1996 de gouden medaille won op de Olympische Spelen van Atlanta, wilde verder kijken. Over grenzen kijken, naar andere mensen, mensen die de cocon hebben (durven) verlaten, die buiten het bestaande denkkader traden.

Is Alberda een man die bijvoorbeeld de Nederlandse golfwereld kan helpen? Een man, wiens ervaring na het volleybalsucces langs NOC*NSF (jarenlang technisch directeur als voorganger van Maurits Hendriks), het adviseurschap van Guus Hiddink als bondscoach van voetballend Rusland en soortgelijke rollen bij wielrennen, roeien, atletiek en zwemmen leidde. Slechts één Nederlander (Joost Luiten) op bijna 400.000 golfers die op internationaal niveau mee kan komen. Dat is de waarheid. Is de 42-jarige Maarten Lafeber, die onlangs werd benoemd tot bondscoach (hoewel nog actief als speler), de juiste man om jonge Nederlandse golfers naar een hoger niveau te tillen? De tijd zal het leren.

Foto Corné van der Stelt

‘Topsporters worden zodra ze triomferen neergezet als ideale schoonzonen, vooral door de media’ (Foto Corné van der Stelt)

Verwacht van Alberda geen (open) sollicitatie of borstklopperij. Laat staan dat hij de golffederatie of Lafeber verwijten maakt. Hij gaat bij voorkeur in op de ontwikkeling van sportbeleving in het algemeen. Over de maatschappelijke context waarin sport zich beweegt, de culturele patronen die veranderen, de interesse en houding van de sporter én van de toeschouwer,  de consument. Alberda refereert aan de chaotische levensloop van wielrenner Thomas Dekker, die onlangs meende een boekje open te moeten doen over zijn opkomst en ondergang, en ogenschijnlijk gemakzuchtig anderen (de sport) in zijn val meetrok. ,,Ik was erbij in 2005 toen hij door de KNWU werd gekozen tot talent van het jaar. Dekker stond met de handen in zijn zakken toen hij de prijs kreeg uitgereikt. Ik heb hem een tip gegeven: ‘als jij groot wil worden en verder wil komen, zul jij je handen uit je zakken moeten halen, jongen.”’

Het is niet een kwestie van zijn gelijk halen omdat Thomas Dekker het aanwezige talent niet heeft kunnen waarmaken, meent Alberda, het is verandering van beleving. ,,Ook bij de consument. Het boekje van Dekker gaat als zoete broodjes over de toonbank. Waarom is het geschreven? Zucht naar sensatie? Geld? Aandacht? Wij dromen bij voorkeur over helden als waren wij het zelf. Daarbij zitten we in een spagaat: aan de ene kant is het de ideale schoonzoon die leeft voor de sport anderzijds zijn we jaloers op de escapades. Bij voorkeur kijken we ernaar als een reality soap. Want als het te dichtbij komt… De sport heeft zoveel meer te bieden aan inzichten. Waarom hebben wielrenner Joop Zoetemelk en schaatser Rintje Ritsma het zo lang volgehouden? Door een gezonde levenswijze. Schaatser KC Boutiette is 46 jaar en viel onlangs plotseling weer in de prijzen. Dat moet tot nadenken stemmen. Dat vraagt om uitleg in de media. Hoe kan een carrière langer duren? Waarom lukt het Dekker niet en anderen wel? Wat is er veranderd in de sport, in de aandacht van de media? Wat willen de sporters? Wat willen de toeschouwers?”

Snelheid, vluchtigheid, door-zappen. Het zijn de eigenschappen die zich in de loop der tijden hebben ontwikkeld. ,,Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is. Snelle vragen, snelle antwoorden op korte vragen.’’

De vergelijking met het olympisch schaatsprogramma tijdens de Winterspelen van 1988 in Calgary dringt zich op. Uitzendingen van wedstrijden van de tien kilometer werden op de Amerikaanse en Canadese televisie onderbroken door reclame en filmpjes over schaatsers thuis, voor de open haard, wandelend in de bossen. De wedstrijden duurden te lang, Amerikanen hadden er het geduld niet voor. De sport was niet interessant genoeg. Zoals zij zeggen: looking grass grow.”

Het is toch de ‘westenwind’ die onze ontwikkeling van de sportbeleving beïnvloedt, de wind die de Amerikaanse cultuur naar hier brengt. Het is niet anders. ,,Of het nu een goede of slechte ontwikkeling is”, meent Alberda, ,,we zullen er mee moeten leren leven.” Niet kijken naar zijn, maar naar worden.

Hij kijkt desgevraagd naar de mogelijke ontwikkeling van golf. Toch een sport met een geschiedenis waarin traditionele handelingen en spelregels voorzichtig worden gehandhaafd. ,,Waarom eigenlijk? Wat zou de biathlon-variant van golf zijn? Speedgolf? Na een foute slag een rondje om de vijver lopen? Waarom moet er een caddie mee die advies geeft en de clubs draagt? Bij tennis mag een coach niet eens aan de rand van de baan zitten. Waarom kun je als speler niet zelf beslissen met welke club je slaat? Of gewoon met twee of drie clubs de baan in en dan maar zien hoe je de bal in de hole krijgt. Traditie is mooi en charmant, maar je kunt ook uitdagingen zoeken. De consument gaat bepalen hoe golf er uit gaat zien, niet de golffederatie, niet de spelers, niet de bondscoach. Voorlopig is er genoeg media aandacht met veel camera’s, maar blijft dat zo?”

Wat te denken van een split screen? Op je mobiel zelf de regie voeren over wat je wilt zien zoals bij de Formule 1. Zelf de regisseur zijn van je eigen uitzending op een tijdstip dat jou past. Zonder iets van een partij te missen in een hoekje van het scherm iets anders (een andere partij, een andere sport) laten zien. Alberda heeft er weleens met de NOS over gepraat, twee of drie beelden tegelijk. ,,Houd je vast aan de oude formule, dan is dat een geweldige minachting van de consument. Tijdens rustmomenten beelden tonen wat de speler ervoor heeft gedaan, hoe lang Joost Luiten per dag op de baan staat, dat hij elke slag duizend keer herhaalt. Dat voegt iets toe. Zijn hartslag op rustige en op spannende momenten laten zien. Ja, wat er door hem heengaat, waarom hij een fout maakt. Dat geeft meer inzicht dan de verklaring van de commentator of de analist. Laat zien, mensen willen het zien en mee beleven. Eerst zien dan geloven.”

Nog even terugkomend op het verhaal van Thomas Dekker. ,,Omdat we niet weten wat topsporters doormaken houden we een droombeeld in stand. Topsporters worden zodra ze triomferen neergezet als ideale schoonzonen, vooral door de media. Mensen willen dromen, ze willen zich spiegelen aan de triomferende sporters. Heldenverhalen willen ze. Verhalen over mensen die geen seks hebben, die zich keurig gedragen, nooit uit de band springen. Maar elke dag worden we teleurgesteld, omdat de topsporters toch anders zijn dan we willen. Dat verklaart de opwinding rond mislukkingen, de verbazing. Dat het droombeeld weg is. Daar kunnen we wat aan doen. Laat zien dat Luiten een mens is, een sportman die fouten kan maken.”

Over de verwachtingen ten aanzien van Maarten Lafeber: ,,Je moet je als coach niet verbazen als je niet bereikt wat je wilt bereiken. En als je wel wat bereikt: blijf altijd nieuwsgierig naar beter en blijf kritisch. De beleving gaat steeds sneller. Wie herinnert zich nog de winnaar van vorig jaar, van gisteren? Laat staan het geheugen voor de tweede plaats. Er is al weer een andere winnaar. Mocht Lafeber het voor elkaar krijgen dat een Nederlandse golfer de Masters wint, is hij dan nog steeds die voortreffelijke coach als de jaren daarop geen Nederlanders de Masters meer winnen? Mensen vergeten snel, vooral omdat ze niet weten wat de coach en de spelers ervoor hebben gedaan. Ik ben nog steeds die coach die met de volleyballers de gouden medaille won in 1996. Fijn, om dat te horen. Maar ik heb in de twintig jaar daarna ook ervaren dat ik niet per definitie de beste coach ben die topsporters zich wensen. Mensen veranderen, de sport verandert, de beleving verandert. Voordat je het weet, wordt de coach afgebrand. De snel veranderende wereld stelt een geweldige eis aan het aanpassingsvermogen van de coach!”

Beeldvorming kan veel schade aanrichten, waar de journalistiek voor en belangrijk deel schuld aan is. In de Nederlandse voetbalwereld wordt gerefereerd aan de successen van de Hollandse School, aan het totaalvoetbal – hoe lang is dat geleden? Aan de systemen waarmee Nederlandse ploegen in het verleden speelden. Dat het ook anders kan, gewoon omdat de ontwikkeling van het voetbal daarom vraagt, stuit op grote weerstand. Dat komt ook omdat veel trainers oud-voetballers zijn. Ze houden vast aan wat ze zelf als voetballer beleefden en voelden. Buiten de cocon treden vinden ze te riskant of kunnen ze gewoon niet. Het decor van de sport, de cultuur, is veelal een belemmering voor veranderingen die in andere sporten allang gemeengoed zijn. Een beetje over de grenzen kijken en implementeren is geen innovatie maar meer integratie.”

'Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is. Snelle vragen, snelle antwoorden op korte vragen'

‘Wanneer de zucht naar onmiddellijke opwinding niet wordt bevredigd, zappen we snel door, in de hoop dat het elders wel naar ons zin is’

De Fries verwijst graag naar coaches, vooral in de voetbalgemeenschap, die van mensen houden. Foppe de Haan, Rinus Michels, Louis van Gaal, Arsène Wenger, Alex Ferguson, Jogi Löw, José Mourinho, Jürgen Klopp en anderen speelden niet eens op het hoogste niveau. ,,Mogelijk dat ze daardoor begrepen dat je inzichten waarover jezelf niet de beschikking hebt, ergens anders moet zoeken. Pioniers als gymnastiekleraren kijken naar mensen, naar wat ze kunnen, wie ze zijn. Zij proberen te snappen waarom jij als talent niet succesvol kunt zijn. Zij begrijpen dat de leercurves niet lineair zijn en dat er gevoelige periodes bestaan voor bepaalde motorische en mentale vaardigheden. Dat noem ik hoog opgeleide coaches. Het merendeel van de coaches die nu in het voetbal werkzaam is, heeft ook erg van zichzelf leren houden. En het wordt nog erger als ze een klankbord krijgen in de media. Johan Cruijff was een ander fenomeen, hors categorie. Hij zag het spel, hij zag de mensen achter de voetballers, hij zag waar ze toe in staat zijn. En hij hield van mensen, dat mag toch wel duidelijk zijn geweest. Daar hoeft geen boek over geschreven te worden, zoals Jaap de Groot deed. Dat is over-verheerlijking. Door de journalistiek is Cruijff kleiner gebleven dan hij had kunnen zijn. Gewoon, omdat men niet wilde zien wat hij zag. Zijn overlijden heeft mondiaal nog meer impact gehad dan in Nederland. Zelf was ik daar ook door verrast.”

Alberda neemt Maarten Lafeber graag in bescherming. ,,Hij is met Robert-Jan Derksen en Luiten wel de enige die op het hoogste niveau heeft gespeeld. Als hij wat zegt, kijken jonge golfers op, want hij is een man met ervaring. Hij is en grote jongen geweest. Een autoriteit. Dat hij een travelling coach is, een coach die nog speelt en wil spelen, hoeft geen beletsel te zijn. En, waarom een vooroordeel over een coach die nog niet eens is begonnen? Typisch Nederlands vind ik dat. Geef hem de kans, hij zal weten waaraan hij is begonnen. Ook het concept coaching is aan verandering onderhevig. Is het permanent wakend oog, de coach, een goede route? Het allerbelangrijkste is het organiseren van je eigen kritiek.”

De ervaring van Alberda bij verschillende sportdisciplines zou golf ten goede kunnen komen. Maar verheerlijk die ervaring niet. ,,Ik heb meer tegenslagen gekend dat bekend is. Ik ken dus vooral de valkuilen en wat er voor nodig is om sporters te ondersteunen. Tegenslagen lijken een noodzakelijke hindernis op weg naar succes. Atlanta 1996 was een geweldige belevenis, onze medaille-oogst van Sydney is nog niet overtroffen. Daar ben ik trots op. Dat is de realiteit. Als ik straks dood ga, laten ze nog een keer een filmpje zien van Atlanta. Dat is wat blijft hangen.”

Bondscoach van de golfers? Nee, natuurlijk niet. ,,Moet ik tegen een golfer zeggen hoe hij moet slaan, of tegen een voetballer zeggen hoe hij een bal moet trappen? Ik ben geen autoriteit in de kleedkamer. Ik kan feed back geven. Lafeber kan uit zijn ervaringen en inzichten putten. Ik kan Lafeber of welke coach dan ook een programma geven. Ik kan hem vragen stellen: waarom doe je dit, waarom dat, heb je hier weleens aan gedacht? Over voeding, psychologie, trainingsfaciliteiten, over mensen en mijn filosofie over menselijk gedrag. Ga er niet van uit dat ik de wijsheid in pacht heb. Maarten Lafeber is een verstandige man en heeft de keuze bewust gemaakt.”

Zijn verhaal gaat over blinde vlekken, over de wereld waar ‘we’ nog nooit zijn geweest. Over veranderend gedrag, over veranderende cultuur, over de zin en onzin van traditie, over de beeldvorming veroorzaakt door de journalistiek. Hoe daarmee om te gaan? ,,Als ik een presentatie houd, begin ik met de drie hoofdpunten: goud inspireert, goud fascineert en goud camoufleert. Golf is niet anders dan andere sporten. Het decor en de geschiedenis zijn onderscheidend. Het gaat om wat er nodig is. En daar helpt nieuwsgierigheid bij. Kijk om je heen, wat is er voorhanden, uit welke richting waait de wind, hoe kijken mensen tegen sport aan, wat willen ze zien. Ik weet dat golf meedogenloos is, elke fout wordt afgestraft. Het is eerlijk en hard. Daar past directe feedback bij en vertrouwen geven. Het leven is een proces, door leren kun je ver komen.”

Kortom: ,,Als we echt zouden leren van andere mensen, dan waren we veel verder geweest.”
—————————————————————————————————————–
Joop Alberda (64) is een sportbestuurder die naam maakte als volleybalcoach. Tijdens zijn studie aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) beoefende hij als actieve sporter achtereenvolgens voetbal, turnen en volleybal. In deze laatste sport haalde hij bij de Groningse vereniging Lycurgus eredivisieniveau. Hij merkte dat hij gevoel had voor het trainings- en coaching-aspect van sport in het algemeen en volleybal in het bijzonder. Hij liet zich hierbij inspireren door de Amerikaan Doug Beal, die hij in 1985 ontmoette. Beal won met zijn volleybalteam het jaar daarvoor olympisch goud in Los Angeles. Zijn strategische aanpak sprak Joop zeer aan: Alles tot op de bodem uitstippelen, niets aan het toeval overlaten.
In 1993 werd Alberda benoemd tot coach van het Nederlands mannenvolleybalteam dat al enige jaren op weg was naar de absolute top. Samen wonnen ze in 1996 de gouden medaille bij de Olympische Spelen van Atlanta. Het Nederlandse publiek koos later dit tot sportmoment van de twintigste eeuw. Alberda zelf werd in 1994 en 1996 uitgeroepen tot beste volleybalcoach ter wereld.
In 1997 trad hij in dienst als technisch directeur bij NOC*NSF. Onder zijn leiding slaagde de Nederlandse delegatie bij de Olympische Spelen in Sydney in 2000 erin om een recordaantal van 25 medailles te winnen. In april 2004 kondigde hij aan dat hij aan het eind van dat jaar zou stoppen bij het NOC*NSF. De beslissing was mede gebaseerd op teleurstelling om het ontbreken van voldoende steun voor zijn ambitieuze plannen om een Olympic Team op te richten.
In oktober 2014 werd Joop Alberda opgenomen in de ‘Volleyball Hall of Fame’. Alberda was achtereenvolgens adviseur van Guus Hiddink toen deze bondscoach van Rusland was, en manager bij de professionele wielerploeg Cervélo, de roeibond, de atletiekunie en de zwembond.
Dit interview is gepubliceerd in GolfersMagazine nr.10 2016</em

Klaas Nuninga golft: ‘Leg je neer bij wat je niet kunt’

13 sep

Klaas Nuninga, is dat niet die voetballer die eind jaren zestig de opkomst van Ajax en Johan Cruijff van nabij meemaakte? Die ‘midvoor’ tussen Johan Cruijff, Piet Keizer, Sjaak Swart en Henk Groot, die met Groningse nuchterheid en grote regelmaat de bal in het doel schoot? Sinds twintig jaar golft hij, nu 75 jaar, en getuige zijn handicap (8, was 5) nog altijd met voldoening.

Foto: Anneke Hymmen Foto: Anneke Hymmen

Met balletjes spelen heeft Nuninga altijd graag gedaan. Vooral omdat hij meende er een goed gevoel bij te hebben. Tafeltennis, voetbal, zaalvoetbal (tot zijn 53ste), tennis en de laatste twintig jaar golf. Aanleg, talent, karakter, waarschijnlijk is het ook genetisch bepaald. ,,Wat je hebt meegekregen van je ouders en voorouders is zeer bepalend. Daarnaast wordt het daarboven, in je hoofd, beslist. Je kunt trainen en oefenen wat je wilt, als je niet over aanleg kan beschikken, heb je een natuurlijke achterstand. Alles daarboven moet bovendien helder zijn, zeker in golf’’, zegt Nuninga als deskundige met topsportervaring.

Golf, meent hij, vraagt veel van je mentale instelling. ,,Omgaan met veel fouten maken. Wie maakt de meeste fouten? Relativering is belangrijk. Een foutieve slag? O, niet erg, vergeten, nu de volgende slag. Elke slag is als een penalty in het voetbal. Je eerste en tegelijk je laatste slag. Je karakter is daarbij van grote, misschien wel beslissende invloed.’’

Wie Nuninga observeert, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hij een beheerste, geduldige sportman is, een golfer die zijn hoofd heeft leeg kunnen maken voordat hij een slag maakt. Alsof hij boeddhistische wijsheden aanprijst. ,,Doe waar je goed in bent. Als je alleen maar gefocust bent op nog meer, nog beter, nog verder, veronachtzaam je waar je goed in bent. Forceren heeft weinig zin, is bovendien riskant. Daarnaast is het mooie aan sport dat je van slechte situaties kunt leren, dat je negatieve momenten kunt rechtzetten.’’

Hij wil niet overkomen als prediker. ,,Wat ik zeg over mezelf, is niet bedoeld als leidraad voor anderen. Het is mijn ervaring, mijn inzicht. Ik ben geen grootheid. Ik ben als liefhebber van sport mijn eigen weg gegaan. Stap voor stap, vertrouwend op mijn gevoel. Ik voetbalde bij WVV in Winschoten, werd prof bij GVAV, werd verkocht aan Ajax, speelde in het Nederlands elftal, zonder ooit in vertegenwoordigende jeugdelftallen te spelen. Ik voetbalde naast getalenteerde voetballers en had het geluk dat ik voldeed, omdat ik deed waar ik me goed bij voelde. Door mijn persoonlijkheid was ik geschikt om topsport te bedrijven. Ik ben leergierig. Ik observeer en ik vraag veel. Dat is me goed van pas gekomen. Ik had zeker een ijzeren wil, omdat het in de genen zit. Mijn karakter heeft me ver gebracht, zeker in de sport.’’

Nuninga relativeert zijn golfvaardigheid. ,,Ik ben esthetisch niet de beste golfer. Ik doe het op mijn manier. Waarom wil je beter en mooier zijn dan je bent? Ik kan recht slaan. En ik heb balgevoel. Dat is wat ik kan. Dat is wat anderen kunnen leren: doe waar je goed in bent. En relativeer. Leg je neer bij wat je niet kunt. Fouten maken doen we allemaal. Probeer ze te vermijden, maar laat je niet gek maken. Fouten maken is menselijk. Golf is een spelletje van fouten maken. De laatste jaren spiegelen amateurgolfers zich aan professionele golfers die spierkracht ontwikkelen. Ze willen ook spieren, ze willen ook ver slaan. Ze willen hun gebrek aan techniek compenseren. Compenseren door harder te werken, heeft weinig zin. Kracht is een valkuil. Ga uit van je vaardigheid en je karakter: dit kan ik, dit kan ik niet. Kun je het niet? Helaas, dat ben jij. Accepteer jezelf en oefen jezelf in verbetering, zonder obsessief te worden. Het moet wel ontspannend blijven.’’

Foto: Anneke Hymmen Foto: Anneke Hymmen

Drie keer in de week meldt Nuninga zich op de golfbaan Almeerderhout om te spelen met oude maatjes van zijn leeftijd en ouder. Hij speelt nog altijd in een team. Daarin komt zijn karakter tot zijn recht, meent de Groninger. ,,Niet altijd voor je eigen prestatie gaan. Als je dat kunt, help je de anderen. Dat voel je zodra je de ander complimenteert of op z’n minst steunt. Veel golfspelers zijn individualisten. Op ego spelen, altijd voor zichzelf. Waarom trots zijn op je eigen prestatie als je team verliest? Je moet je ondergeschikt maken aan het team. Ik hoor nog steeds die stem van Rinus Michels in mijn hoofd schallen. Dat heeft letterlijk diepe indruk op mij gemaakt: ‘Denk-aan-het-collectief!’. Klaas Nuninga imiteert de stem en intonatie van de legendarisch trainer van Ajax, van wie hij veel zegt te hebben geleerd.

Eens, eind jaren vijftig, was ik als puber in stadion Galgenwaard in Utrecht getuige van de wedstrijd DOS-GVAV. Bij de thuisclub speelde mijn idool Tonny van der Linden, bij de Groningers Klaas Nuninga. Een week later moest een van de twee aanvallers in het Nederlands elftal spelen. Beiden werden uitverkoren. In de competitiewedstrijd scoorde zowel Van der Linden als Nuninga, met fraaie doelpunten uit even zo fraaie vrije trappen. Het werd 2-2. Nuninga: ,,Tonny was een prachtige voetballer, zo beheerst, zo technisch. Die doelpunten van hem en van mij doen denken aan de swing van een golfer. Technisch perfect, met gevoel, zeker die trappen van Van der Linden, een heerlijke voetballer.’’

Het onderwerp ego voelt ongemakkelijk in het gesprek met Klaas Nuninga. Mensen die voor zichzelf gaan wil hij wel begrijpen, maar zodra het belang van het team zich aandient vraagt hij toch meer medeleven en acceptatie van elkaars kwaliteiten. Zo heeft hij het als voetballer (met rijzende sterren bij Ajax) meegemaakt en als bestuurslid (bij hetzelfde Ajax tot 2005). ,,Ik ben altijd voor het belang van het team, van de club en voor samenwerking geweest. Nu ik wat ouder ben, besef ik dat steeds meer. Je kunt niet zonder elkaar. Je gaat samen voor de overwinning. Leef je in de ander in en help hem waar hij in de problemen zit. Dat merk ik aan golfen in een team. Samen golfen, samen doen, samen verliezen, samen winnen. Samen zijn.’’

Zachtaardig, mild en vriendelijk. Zo voelt het gesprek aan met een sportman in hart en nieren, een man die op latere leeftijd golf leerde kennen (dankzij zijn meelevende vrouw) en in de visie op zijn karakter bevestigd werd. ,,Ik leef door anderen. Mensen leren elkaar beter kennen door golf. Zo heb ik dat ervaren. En dat koester ik.’’
——————————————————————————————————
Klaas Nuninga (Winschoten, 1940) is een voormalige Nederlandse voetballer. Hij speelde onder meer voor GVAV en Ajax. Nuninga begon als jeugdspeler bij WVV uit Winschoten, de amateurclub waar ook Jan Mulder en Arie Haan hun carrière begonnen. Via Be Quick kwam hij in 1961 bij GVAV, dat in die tijd met spelers als Tonny van Leeuwen en Martin Koeman over een sterk elftal beschikte. In zijn periode bij GVAV debuteerde Nuninga in het Nederlands elftal, hij zou in totaal 19 interlands spelen. Het talent van Nuninga werd snel onderkend. In 1964 vertrok hij daarom naar Ajax. Hij maakte de aanloop naar de grote bloeiperiode van Ajax mee. Hij speelde in het elftal met Bennie Muller, Wim Suurbier, Barry Hulshoff, Gert Bals, Velibor Vasovic, Theo van Duivenbode, Henk Groot, Sjaak Swart, Johan Cruijff en Piet Keizer. In 1969 speelde hij als invaller in de finale van de Europa Cup 1. Na die verloren finale werd hij door Rinus Michels aan de kant geschoven. Na zijn loopbaan als voetballer begon Nuninga een carrière in het bedrijfsleven. Hij werd bestuurslid van Ajax en na de beursgang commissaris van Ajax. In 2005 trad hij terug.

Dit interview is gepubliceerd in GolfersMagazine 2016-7. Eerder in deze serie Mijn nieuwe sport zijn verschenen: roeister Femke Dekker, tennisster Kristie Boogert, hockeyster José Poelmans, waterpoloër Marc van Belkum, voetbalcoach Barry Hughes, atlete Olga Commandeur, voetballer Kenneth Perez, autocoureur Gijs van Lennep, honkballer Robert Eenhoorn, wielrenner Erik Breukink, scheidsrechter Mario van der Ende, schaatsster Carien Kleibeuker

Alleen bij voetbal komen zoveel oerdriften boven

12 jul

portugal
Hoor het voetbalvolk morren. Het moppert en kankert in koor met het merendeel van de professionele commentatoren. Niets was goed aan de wedstrijden om het Europese kampioenschap, zo viel overal te beluisteren te lezen. Er werd te weinig aangevallen en te weinig gescoord. Spelers die niet aan de hooggespannen verwachtingen voldeden werden neergezet als mislukkelingen, volgevreten vedetten, luie geldwolven. Spelers die te hard speelden of te grove overtredingen maakten werden tot misdadigers gedegradeerd. Of zelfs eencelligen genoemd – pijnlijker kun je een medemens niet diskwalificeren.

Ik ben meer geschrokken van de toon en de taal die de laatste weken vanuit alle hoeken van de voetbalsamenleving is gebruikt om het ongenoegen aangaande het amusementskarakter kenbaar te maken, dan van het vertoonde spel der titelkandidaten. Maar mogelijk ben ik vergeten dat voetbal altijd al sinds het ontstaan het slechtste in de mens heeft wakker geschud. In geen enkele sport komen oerdriften zo snel boven als bij voetbal. Zelfs in keiharde mannensporten als ijshockey, rugby en Australian Rules football is het minder. Misschien vergeet ik boksen, maar die sport wordt niet zo massaal beleefd als voetbal en draagt nauwelijks bij tot agressie op social media of tot geweld op straat.

Los van mijn eigen fascinatie voor sport, strijd en spanning in het algemeen en sinds mijn jeugd voetbal in het bijzonder (ik ben dankzij mijn open, nieuwsgierige en vrijwel onpartijdige instelling tijdens het EK aan mijn trekken gekomen), moet de negatieve response de voetballeiders toch tot nadenken stemmen. Willen zij het voetbalvolk aan zich blijven binden, dan zal er een signaal moeten uitgaan naar bestuurders, coaches en spelers. Zoals er nu gevoetbald wordt in titeltoernooien, wekt weerzin op bij de mensen die van voetbal houden, mensen die voetbal nodig hebben om hun leven zin te geven. Hoe dus tegemoet komen aan de wensen van het volk?

Het merendeel van het voetbalvolk wil niet zien dat beroepsvoetballers, zoals op het EK, er alles aan doen om te triomferen. Zij hebben zich onder leiding van gekwalificeerde coaches, fysiotherapeuten, psychologen, wetenschappers en misschien wel wiskundigen met ziel en zaligheid voorbereid op het titeltoernooi. Niet alleen de fysieke belasting, maar mogelijk vooral de psychische belasting weegt het zwaarst. Een speler die niet laat zien waartoe hij in staat is, is verdoemd. Zo beseft hij. Een speler die in het heetst van de strijd zijn zinnen verliest, wordt aan de hoogste boom gehangen of eenvoudigweg tot een ‘eencellige’ gediskwalificeerd. Velen vergeten dat er een zware druk op de schouders van potentiële kampioenen ligt. IJslanders, Ieren, Noord-Ieren, Welshmen hebben niets te verliezen. Die doen lekker waar ze zin in hebben, het volk staat toch wel achter wat ze doen – meezingen (wel of niet stomdronken) kun je ook zien als een vorm van onverschilligheid. Maar helden en kampioenen daarentegen hebben iets te verliezen. Iets? Hun waardigheid, hun trots voor wat ze hebben gedaan om in deze arena te mogen staan.

Dat het merendeel van het voetbalvolk niet begrijpt dat hun helden ook mensen zijn, mensen die niet alleen dankzij hun talent maar vooral door zware inspanning en training goed zijn geworden in hun vak, is de schuld van vele sportjournalisten. Zij moeten duidelijk maken in hun verhalen en betogen dat een held niet zomaar een held is. Dat die held van vandaag een mens is, en dus morgen kan bezwijken onder de druk van kampioen moeten zijn – altijd en eeuwig. Veel sportjournalisten (we kennen de populistische media) schreeuwen het hardst als een nieuwe held is geboren. Maar het zou zo informatief zijn te melden dat deze held een mens is, met al zijn karaktertrekken en nukken, en morgen mogelijk faalt – gewoon iets doet wat elk mens overkomt: fouten maken.

Ik heb veel geleerd van het afgelopen Europees kampioenschap voetbal. Ten eerste waren er de leerzame technisch-tactische analyses op de Belgische televisie van onder anderen Frankie Vanderelst, Wesley Sonck, Imke Courtois, Jan Ceulemans, Geert de Vlieger en Youri Mulder met als advocaat van de duivel Jan Mulder. Wat een tegenstelling met wat op de Nederlandse televisie met betrekking tot het EK voetbal werd gezegd, ondanks de aanwezigheid van Co Adriaanse. Ten tweede waren er de kortzichtige reacties en commentaren op het spelniveau die mij echt diep in mijn sporthart en liefde voor gedreven voetbaltalenten troffen. Negativisme vierde hoogtij. De nuance was zoek. Het was zwart-wit. Zoals ik ook buiten de sportsamenleving bespeur. Wie niet wint is een verliezer. Wegwezen dus!

Met toenemende belangstelling en bewondering volgde ik in Trouw de columns van Henk Hoijtink over het EK. Vanzelfsprekend moest ik lezen wat Willem Vissers in de Volkskrant schreef, wat Sjoerd Mossou in het AD beleefde en wat de NRC-jongelingen Fabian van der Poll en Bart Hinke door hun nieuwsgierigheid aan kennis hadden verzameld en opgeschreven. Hoijtink hield bijvoorbeeld de Belgische frustratie realistisch in het oog en bespeurde een ongenuanceerde aanval (gebaseerd op te grote betrokkenheid) op het beleid van bondscoach Marc Wilmots. Nuchterheid en realisme kunnen verhelderend werken.

Hoijtink wist het spel van de Portugezen, vooral van Ronaldo en Pepe (ja, de uitblinkende verdediger die is bestempeld als eencellig, alsof hij een beperkt dier is) goed te doorgronden. Een titeltoernooi levert niet per definitie de beste winnaar op. De kampioen speelt niet per definitie het beste voetbal. De kampioen heeft het titeltoernooi gewonnen. Niet meer en niet minder. Ik noem zelf in die context het WK van 1974. Toch? Voetbal is geen spel meer, hoezeer coaches en spelers dat om een of andere reden steeds maar melden. Als ik om me heen luister en lees, weet ik beter. Voetbal is een meer dan een spel, een overlevingsstrijd tussen stammen (een gepacificeerde stammenstrijd), die mensen raakt, heel diep.

We weten toch allemaal wat de legendarisch manager van Liverpool Bill Shankly zei: ‘Some people believe football is a matter of life and death, I am very disappointed with that attitude. I can assure you it is much, much more important than that.’

Wielrennen, atletiek, ijshockey, autoracen, motorracen, zwemmen, rugby, hardlopen, hockey, zeilen, golfen, roeien, turnen, volleybal, basketbal, boksen. Noem meer sporten die tot de verbeelding spreken, zeker als nationalisme in het spel is. Maar voetbal, dat wordt toch anders, vooral dieper beleefd. Je laat je er door meeslepen of je wend je er van af omdat zo intens en vurig is. Het is niet alleen de honger naar doelpunten, naar aanvallend spel, naar schitterende individualisten, naar alles wat verrast en bewonderd kan worden, het is wat elke jongen wil – worden als Lionel Messi en Cristiano Ronaldo.

Sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder is een vorm van theater, uitgevoerd door excellente artiesten die zich hebben voorbereid op de mooiste voorstelling die zij zich ooit (in hun jongste jeugd) hebben gewenst. Daarom genoot ik van het theater van Ronaldo. Hij zong voor de finale het volkslied met gesloten ogen, een tiental minuten later huilde hij van de pijn, waarschijnlijk vooral van de angst dat hij het einde van de finale, zijn verlangde triomf niet zou kunnen beleven. Een jongensdroom werd hardvochtig (mogelijk beraamd) verstoord door een brute actie van een Franse voetballer

Ronaldo is voor mij de belichaming van wat jongens willen bereiken: de top, de absolute top. Alles heeft hij sinds zijn getormenteerde jeugd om de beste te worden ervoor gedaan. Dat hij zich gedraagt, zoals hij zich gedraagt, is voor mij geen bezwaar. Hij doet wat hij wil doen, op zijn manier, tegen alle winden en meningen in. Hij huilde na de finale omdat hij en zijn vrienden toch wonnen. Is het daar niet om te doen in de sport en in het leven? Winnen.

Vloeken en schelden, zoals de afgelopen weken in overvloed is gedaan, is eenvoudigweg primaire afweer. Het is gewoon boos zijn omdat je niet krijgt wat je hebben wilt. Een heel toernooi meeleven met Ronaldo (hem observeren en proberen te begrijpen), doet je inzien waarom je wilt hebben wat je hart begeert. Voetbal maakt meer los dan je wilt zien. Ronaldo is het symbool van de begeerte die iedereen in zich draagt. Daarom was de titel van Portugal zo hartveroverend. Niet meer en niet minder.

Deze column is gepubliceerd op de website http://www.sportenstrategie.nl

%d bloggers liken dit: