Tag Archives: Pepe

Zijn onbeschrijflijke balgevoel ontwikkelde hij blootsvoets

30 dec

Pelé (zijn echte naam was Edson Arantes do Nascimento) is deze donderdag op 82-jarige leeftijd na een lang ziekbed overleden. Hij was één van de beste voetballers ter wereld, deed niet wat de trainer hem opdroeg, speelde en zag wel wat ervan kwam. Brazilië verliest zijn grootste volksheld. Pelé, naast Diego Maradona, Johan Cruijff en Lionel Messi een van de beste voetballers aller tijden, werd 82 jaar.

De bicyclekick (bicicleta) leerde Pelé als jongetje van zijn vader (Foto AP)

Mijn vader trok me mee naar de buren, die in 1958 al over een televisie beschikten, en wees naar de zwart-witbeelden van het wereldkampioenschap. Ik zag een zwarte, technisch volmaakte, arrogante voetballer die de ene na de andere subtiele pass verzond. „Didi!”, riep mijn vader. Ik zag een rechtsbuiten met kromme benen die verdedigers aan alle kanten passeerde. „Garrincha! Dit is pas voetbal”, riep mijn vader.

Toen zag ik hém: een tengere, dartele, beheerste aanvaller. „Dat is hem nou. Moet je eens opletten”, riep mijn vader. Ik zag de jongen frivole heupbewegingen maken, de bal beroeren alsof hij hem streelde, passes geven – zo zuiver. Hij viel, werd aangevallen, maar stond weer op en zette voort waaraan hij was begonnen. En ik zag hem uit een voorzet van linksbuiten Zagallo scoren met een kopbal die ik nooit zal vergeten. ‘Hij koos het luchtruim’, schreef August Willemsen in De Goddelijke Kanarie. ‘And Pelé rose to it with majestic elevation and power’, schreef Brian Glanville in The Story of the World Cup. Brazilie won de finale in 1958 van thuisland Zweden met 5-2.

Mijn vader had een vooruitziende blik. Hij had gezien dat Brazilianen (Didi en Garrincha) wondervoetballers waren en dat Pelé de mooiste voetballer aller tijden zou worden. Wat Pelé na de wereldtitel die hij op zeventienjarige leeftijd met Brazilië won, heeft laten zien is alleen op het WK van 1970 in Mexico overtroffen – door hemzelf als leider van het team dat het mooiste voetbal aller tijden speelde en daarmee Brazilië aan de derde wereldtitel hielp. Vooral dankzij de goddelijke Pelé, de virtuoze Rivellino, de meesterlijke Gerson, Jairzinho en Carlos Alberto en al die spelers met hun mooie (bij)namen.

Meermalen zei O Rei, ook wel The King of Football genoemd, dat de naam Pelé hem niet zinde. Hij wilde liever aangesproken worden met Edson, een verbastering van Edison maar zijn vader spelde de naam (hij werd vernoemd naar Thomas Edison) bij de burgerlijke stand verkeerd. Zelfs de geboortedatum 23 oktober 1940 is aan grote twijfel onderhevig, aanvankelijk werd 21 oktober vermeld. Hij werd geboren in het stadje Três Corações (Minas Gerais). Zijn ouders verhuisden naar de grote stad, Baurú, en noemden hun zoontje al gauw Dico. Die koosnaam hield hij lang. Totdat vriendjes hem pesterig Bilé gingen noemen, naar de ‘achterlijke’ doelman die met zijn vader Dondiño voetbalde. De jongen uit het arme gezin van Céleste en João Ramos do Nascimento sprak de bijnaam zelf uit als Pelé. En zo werd het Dico en later Pelé. Hij liet het maar zo. De scheldnaam Pelé werd zijn handelsmerk.

Pelé leerde op blote voeten voetballen van zijn vader, die al snel geblesseerd zijn loopbaan als (semi)prof moest beëindigen. Geld voor voetbalschoenen had het gezin niet. De armoede was groot in de wijk van Baurú. Pelé heeft nooit nagelaten daaraan te refereren als hij weer eens werd bejubeld. Bijvoorbeeld toen hij op 19 november 1969 in het met zeker 100.000 toeschouwers volgepakte Maracaña-stadion van Rio de Janeiro in de wedstrijd tussen Vasco da Gama en zijn club Santos FC uit een strafschop zijn duizendste doelpunt maakte. Terwijl alle toeschouwers, zelfs de supporters van tegenstander Vasco, in extase raakten, zei Pelé voor de Braziliaanse televisie: „Vergeet alsjeblieft de arme kinderen niet.”

Hij kon zeer emotioneel worden, huilde vaak op de schouders van ploeggenoten en supporters na gewonnen finales en titels. Dan herinnerde hij zich de wereld waar hij vandaan kwam. Dat hij wél geluk had gehad. Niet alleen omdat hij over een uitzonderlijk talent beschikte, maar omdat God, zijn ouders en zijn vrienden hem hadden geholpen. Velen menen hem te moeten verwijten dat hij in zijn laatste decennia te commercieel gehandeld heeft, zoals contracten met creditcardbedrijf Mastercard, de wereldvoetbalbond FIFA en met het erectiemiddel Viagra. Hij heeft zich zelden verdedigd; wat moest hij anders? De verleidingen die aan de naam Pelé verbonden zijn, hebben hem en anderen geholpen. Zo meende hij.

Pelé in 1960 in een interland tegen Zweden. (Foto AFP)

Pelé (Dico) werd ontdekt door Waldemar de Brito, een meervoudig Braziliaanse international, die ook trainer was van zijn eerste club Baurú Atlético Clube. Deze introduceerde hem bij Santos FC, een prominente club aan de Braziliaanse kust, en zorgde ervoor dat Pelé daar als vijftienjarige een contract tekende. Santos (in smetteloos wit tenue) had in de jaren vijftig het beste elftal ter wereld, won alleen al door Pelé wereldbekers en werd in alle werelddelen (ook in Nederland) uitgenodigd om de Braziliaanse kunsten te vertonen.

En overal scoorde Pelé. Overal werd hij aanbeden, zoals in Afrikaanse landen waar burgeroorlogen werden stilgelegd om hem te aanschouwen. Overal vertelde hij over zijn afkomst, als zwarte jongen, als afstammeling van slaven, als jongetje dat in armoede opgroeide.

Of Pelé vertelde over zijn leerschool als voetballer. De jongen die op blote voeten op kale aarde het balgevoel ontwikkelde, hoe hij de bicicleta (de acrobatische omhaal) leerde van zijn vader en daarmee zo vaak had gescoord – meer dan welke voetballer ook. De beelden daarvan bezorgen rillingen over je hele lijf. De lichaamsbeheersing, het overzicht, de speelsheid en de wijze waarop met zijn derde oog zijn medespelers kon bedienen. Pelé kon alles met een bal, hij was zelfs reservedoelman bij Santos, het schitterende team van toen met Pepe, Zito en Coutinho.

Terug naar het WK van 1958, waarin hij voor het eerst wereldbekendheid verwierf. Pelé was pas zeventien, maar trainer Feola had hem nodig. En Brazilië, dat zeker wat betreft voetbal in een crisis verkeerde. Er gaat in dat land van verloren zielen niets boven voetbal. Na de nationale ramp van 1950, veroorzaakt door de nederlaag op het WK in eigen land in de finale tegen Uruguay, probeerde het Braziliaanse elftal op het WK van 1954 revanche te halen met vechtvoetbal in zijn ruwste vorm. Dus stonden bondscoach Feola en de Braziliaanse voetballeiders voor het WK van 1958 voor de keus hard voetbal te continueren (met zwarte spelers, aldus de nogal racistische pers) dan wel op het aloude Braziliaanse voetbalspel terug te grijpen.

Of weer (Europees) degelijk en hard voetbal, of ginga (gerelateerd aan het verwante samba), de vreugde en expressie van Brazilianen, de oerbewoners die ginga uitstraalden, dans-methodes beoefenden geïnspireerd door gevechtsvormen als capoeira. Speels en dansend voetballen, zo min mogelijk overtredingen, doen wat je hart je ingeeft. Pelé was daar het symbool van geworden. Zo speelde hij vaak met Santos; niet doen wat de trainer aan de kant uit tactische overwegingen opdraagt, maar voetballen en maar zien wat ervan komt. Doe wat je hart en je talent je vertelt.

Pelé met Johan Cruijff. (Foto Koen Suyk/ANP)

Feola besloot op het WK van 1958 weer ‘Braziliaans’ te gaan voetballen, met Didi, Garrincha, Djalma Santos, Vava en de anderen. Maar Pelé was nog jong (17) en vooral: hij was geblesseerd aan zijn knie. Uiteindelijk haalde Feola zijn gelijk. Pelé kon af en toe spelen (zes doelpunten in vier wedstrijden) en besliste met twee doelpunten (net als Vava) de finale tegen Zweden. Na afloop viel Pelé flauw op het veld. Zijn zintuigen waren overbelast geraakt, hij had het niet kunnen bevatten en ging van de wereld totdat hij bijkwam en in tranen uitbarstte

Op het WK van 1962 moest hij de leidende en inspirerende rol vanwege een liesblessure overgeven aan Garrincha. Maar Brazilië werd weer wereldkampioen. Op het WK van 1966 werd hem het spelen onmogelijk gemaakt vooral door de harde, meedogenloze Europese ploegen. Op het WK van 1970 was hij terug in volle glorie. Zelden zullen voetballiefhebbers meer hebben genoten van wat deze Brazilianen voortoverden, met een magistrale Pelé in de hoofdrol.

Hij vertrok op 35-jarige leeftijd, nadat hij eigenlijk gestopt was met voetbal, in 1975 naar de Verenigde Staten en ging voor New York Cosmos spelen, alleen al om het voetbal daar te populariseren. Hij hield van voetbal en wilde dat uitdragen, anderen wilden dat hij zijn voetbal uitdroeg. Als ambassadeur van Unicef en Unesco. Als ambassadeur van het WK voetbal van 2014 in Brazilië. Als (buitengewoon) minister van sport. In elke rol die dankzij voetbal tot populariteit leidde.

In het jaar 2000 werd hij door de FIFA, samen met Maradona, geëerd als beste voetballer van de twintigste eeuw. Door het Internationaal Olympisch Comité werd hij in 1999 gekozen tot sporter van de eeuw, vóór Muhammad Ali, Carl Lewis, Michael Jordan en Jesse Owens. Ook voor de internationale sportpers was Pelé nummer één. Pelé werd driemaal wereldkampioen, won met Santos wereldbekers en maakte (volgens data van Santos FC en de FIFA) 1.283 doelpunten in 1.366 wedstrijden – voor het Braziliaanse elftal bleef hij in 114 interlands op 95 goals steken.

Zijn privéleven was grillig. Pelé was driemaal getrouwd, scheidde even zo vaak en verwekte op z’n minst vijf kinderen. Pelé verwees altijd graag terug naar wie hij eens was, toen hij nog Dico werd genoemd. De jongen die met plezier hele dagen op blote voeten naast zijn ouderlijk huis speelde, terwijl zijn moeder met liefde toekeek en zijn vader hem vertelde hoe hij vreugde kon beleven aan voetbal.

Brazilië is snel in rouw wanneer een volksheld sterft, maar met Pelé verliest het zijn belangrijkste houvast. Alleen de vele beelden van zijn vele wonderbaarlijke kunsten, zijn vele doelpunten en zijn vele bicicletas resten. Een geheiligd man blijft in vele harten voortleven.

Deze necrologie is gepubliceerd op donderdag 29 december op de website van NRC (www.nrc.nl) en op vrijdag in de krant van NRC.

Alleen bij voetbal komen zoveel oerdriften boven

12 jul

portugal
Hoor het voetbalvolk morren. Het moppert en kankert in koor met het merendeel van de professionele commentatoren. Niets was goed aan de wedstrijden om het Europese kampioenschap, zo viel overal te beluisteren te lezen. Er werd te weinig aangevallen en te weinig gescoord. Spelers die niet aan de hooggespannen verwachtingen voldeden werden neergezet als mislukkelingen, volgevreten vedetten, luie geldwolven. Spelers die te hard speelden of te grove overtredingen maakten werden tot misdadigers gedegradeerd. Of zelfs eencelligen genoemd – pijnlijker kun je een medemens niet diskwalificeren.

Ik ben meer geschrokken van de toon en de taal die de laatste weken vanuit alle hoeken van de voetbalsamenleving is gebruikt om het ongenoegen aangaande het amusementskarakter kenbaar te maken, dan van het vertoonde spel der titelkandidaten. Maar mogelijk ben ik vergeten dat voetbal altijd al sinds het ontstaan het slechtste in de mens heeft wakker geschud. In geen enkele sport komen oerdriften zo snel boven als bij voetbal. Zelfs in keiharde mannensporten als ijshockey, rugby en Australian Rules football is het minder. Misschien vergeet ik boksen, maar die sport wordt niet zo massaal beleefd als voetbal en draagt nauwelijks bij tot agressie op social media of tot geweld op straat.

Los van mijn eigen fascinatie voor sport, strijd en spanning in het algemeen en sinds mijn jeugd voetbal in het bijzonder (ik ben dankzij mijn open, nieuwsgierige en vrijwel onpartijdige instelling tijdens het EK aan mijn trekken gekomen), moet de negatieve response de voetballeiders toch tot nadenken stemmen. Willen zij het voetbalvolk aan zich blijven binden, dan zal er een signaal moeten uitgaan naar bestuurders, coaches en spelers. Zoals er nu gevoetbald wordt in titeltoernooien, wekt weerzin op bij de mensen die van voetbal houden, mensen die voetbal nodig hebben om hun leven zin te geven. Hoe dus tegemoet komen aan de wensen van het volk?

Het merendeel van het voetbalvolk wil niet zien dat beroepsvoetballers, zoals op het EK, er alles aan doen om te triomferen. Zij hebben zich onder leiding van gekwalificeerde coaches, fysiotherapeuten, psychologen, wetenschappers en misschien wel wiskundigen met ziel en zaligheid voorbereid op het titeltoernooi. Niet alleen de fysieke belasting, maar mogelijk vooral de psychische belasting weegt het zwaarst. Een speler die niet laat zien waartoe hij in staat is, is verdoemd. Zo beseft hij. Een speler die in het heetst van de strijd zijn zinnen verliest, wordt aan de hoogste boom gehangen of eenvoudigweg tot een ‘eencellige’ gediskwalificeerd. Velen vergeten dat er een zware druk op de schouders van potentiële kampioenen ligt. IJslanders, Ieren, Noord-Ieren, Welshmen hebben niets te verliezen. Die doen lekker waar ze zin in hebben, het volk staat toch wel achter wat ze doen – meezingen (wel of niet stomdronken) kun je ook zien als een vorm van onverschilligheid. Maar helden en kampioenen daarentegen hebben iets te verliezen. Iets? Hun waardigheid, hun trots voor wat ze hebben gedaan om in deze arena te mogen staan.

Dat het merendeel van het voetbalvolk niet begrijpt dat hun helden ook mensen zijn, mensen die niet alleen dankzij hun talent maar vooral door zware inspanning en training goed zijn geworden in hun vak, is de schuld van vele sportjournalisten. Zij moeten duidelijk maken in hun verhalen en betogen dat een held niet zomaar een held is. Dat die held van vandaag een mens is, en dus morgen kan bezwijken onder de druk van kampioen moeten zijn – altijd en eeuwig. Veel sportjournalisten (we kennen de populistische media) schreeuwen het hardst als een nieuwe held is geboren. Maar het zou zo informatief zijn te melden dat deze held een mens is, met al zijn karaktertrekken en nukken, en morgen mogelijk faalt – gewoon iets doet wat elk mens overkomt: fouten maken.

Ik heb veel geleerd van het afgelopen Europees kampioenschap voetbal. Ten eerste waren er de leerzame technisch-tactische analyses op de Belgische televisie van onder anderen Frankie Vanderelst, Wesley Sonck, Imke Courtois, Jan Ceulemans, Geert de Vlieger en Youri Mulder met als advocaat van de duivel Jan Mulder. Wat een tegenstelling met wat op de Nederlandse televisie met betrekking tot het EK voetbal werd gezegd, ondanks de aanwezigheid van Co Adriaanse. Ten tweede waren er de kortzichtige reacties en commentaren op het spelniveau die mij echt diep in mijn sporthart en liefde voor gedreven voetbaltalenten troffen. Negativisme vierde hoogtij. De nuance was zoek. Het was zwart-wit. Zoals ik ook buiten de sportsamenleving bespeur. Wie niet wint is een verliezer. Wegwezen dus!

Met toenemende belangstelling en bewondering volgde ik in Trouw de columns van Henk Hoijtink over het EK. Vanzelfsprekend moest ik lezen wat Willem Vissers in de Volkskrant schreef, wat Sjoerd Mossou in het AD beleefde en wat de NRC-jongelingen Fabian van der Poll en Bart Hinke door hun nieuwsgierigheid aan kennis hadden verzameld en opgeschreven. Hoijtink hield bijvoorbeeld de Belgische frustratie realistisch in het oog en bespeurde een ongenuanceerde aanval (gebaseerd op te grote betrokkenheid) op het beleid van bondscoach Marc Wilmots. Nuchterheid en realisme kunnen verhelderend werken.

Hoijtink wist het spel van de Portugezen, vooral van Ronaldo en Pepe (ja, de uitblinkende verdediger die is bestempeld als eencellig, alsof hij een beperkt dier is) goed te doorgronden. Een titeltoernooi levert niet per definitie de beste winnaar op. De kampioen speelt niet per definitie het beste voetbal. De kampioen heeft het titeltoernooi gewonnen. Niet meer en niet minder. Ik noem zelf in die context het WK van 1974. Toch? Voetbal is geen spel meer, hoezeer coaches en spelers dat om een of andere reden steeds maar melden. Als ik om me heen luister en lees, weet ik beter. Voetbal is een meer dan een spel, een overlevingsstrijd tussen stammen (een gepacificeerde stammenstrijd), die mensen raakt, heel diep.

We weten toch allemaal wat de legendarisch manager van Liverpool Bill Shankly zei: ‘Some people believe football is a matter of life and death, I am very disappointed with that attitude. I can assure you it is much, much more important than that.’

Wielrennen, atletiek, ijshockey, autoracen, motorracen, zwemmen, rugby, hardlopen, hockey, zeilen, golfen, roeien, turnen, volleybal, basketbal, boksen. Noem meer sporten die tot de verbeelding spreken, zeker als nationalisme in het spel is. Maar voetbal, dat wordt toch anders, vooral dieper beleefd. Je laat je er door meeslepen of je wend je er van af omdat zo intens en vurig is. Het is niet alleen de honger naar doelpunten, naar aanvallend spel, naar schitterende individualisten, naar alles wat verrast en bewonderd kan worden, het is wat elke jongen wil – worden als Lionel Messi en Cristiano Ronaldo.

Sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder is een vorm van theater, uitgevoerd door excellente artiesten die zich hebben voorbereid op de mooiste voorstelling die zij zich ooit (in hun jongste jeugd) hebben gewenst. Daarom genoot ik van het theater van Ronaldo. Hij zong voor de finale het volkslied met gesloten ogen, een tiental minuten later huilde hij van de pijn, waarschijnlijk vooral van de angst dat hij het einde van de finale, zijn verlangde triomf niet zou kunnen beleven. Een jongensdroom werd hardvochtig (mogelijk beraamd) verstoord door een brute actie van een Franse voetballer

Ronaldo is voor mij de belichaming van wat jongens willen bereiken: de top, de absolute top. Alles heeft hij sinds zijn getormenteerde jeugd om de beste te worden ervoor gedaan. Dat hij zich gedraagt, zoals hij zich gedraagt, is voor mij geen bezwaar. Hij doet wat hij wil doen, op zijn manier, tegen alle winden en meningen in. Hij huilde na de finale omdat hij en zijn vrienden toch wonnen. Is het daar niet om te doen in de sport en in het leven? Winnen.

Vloeken en schelden, zoals de afgelopen weken in overvloed is gedaan, is eenvoudigweg primaire afweer. Het is gewoon boos zijn omdat je niet krijgt wat je hebben wilt. Een heel toernooi meeleven met Ronaldo (hem observeren en proberen te begrijpen), doet je inzien waarom je wilt hebben wat je hart begeert. Voetbal maakt meer los dan je wilt zien. Ronaldo is het symbool van de begeerte die iedereen in zich draagt. Daarom was de titel van Portugal zo hartveroverend. Niet meer en niet minder.

Deze column is gepubliceerd op de website http://www.sportenstrategie.nl

%d bloggers liken dit: