Tag Archives: Italië

Aanvoerder van laatste samba

30 okt

Toen er nog sambavoetbal werd gespeeld, frivool, speels, kunstzinnig en met plezier, toen was Carlos Alberto de Braziliaanse aanvoerder en maker van het mooiste doelpunt in de historie van het wereldkampioenschap voetbal. Vorige week dinsdag overleed hij aan een hartaanval, 72 jaar oud. Hij zal altijd worden herinnerd door zijn doelpunt drie minuten voor het einde van de finale tegen Italië. Het was daar in Mexico-Stad, op 21 juni 1970, de bekroning van ongekend voetbal in het algemeen en een ongekende Braziliaanse aanval in het bijzonder.

Nooit meer zou sambavoetbal van die schoonheid worden gespeeld – misschien nog een beetje tijdens het wereldkampioenschap van 1982, dankzij Socrates, Falcão en Zico. Niet zozeer omdat de 25-jarige rechtsback Carlos Alberto na een aanval via negen verschillende spelers met een even harde als perfecte wreeftrap de Italiaanse doelman Enrico Albertosi kansloos liet en de eindstand op 4-1 voor Brazilië bracht, maar vooral dankzij de artistieke gaven van Clodoaldo, Rivelino, Gerson, Tostão, Jairzinho en Pelé. Zij streelden de zintuigen door hun manier van bewegen en door hun balvaardigheid en samenspel.

Voetbalromantici beleefden in die Europese avonden en nachten hun steeds schaarser wordende momenten van gelukzaligheid. Voor het eerst werd op televisie een WK voetbal in kleur uitgezonden. Het geel-blauw van de ‘goddelijke kanaries’ werkte betoverend, vooral als Pelé, Rivelino, Gerson en Clodoaldo hun talenten toonden. De beelden van het laatste en historische doelpunt staan bij romantici dan ook in het geheugen gegrift.

carlos-alberto

Bij de dood van Carlos Alberto komen herinneringen aan die finale tot leven. De opzet van de aanval, de reuzenslalom van Clodoaldo, de pass van Rivelino, de actie van Jairzinho en dan het achteloze passje op perfecte snelheid van de bij vlagen geniale Pelé op de vanuit zijn rug aanstormende verdediger, én dan die lage kanonskogel van de rechtervoet van Carlos Alberto. Kort daarop kreeg hij als aanvoerder de Coupe Jules Rimet overhandigd om hem spontaan te kussen. Het Aztekenstadion, gevuld met ruim 100.000 toeschouwers, explodeerde bijna door het triomfantelijk gehuil van de Zuid-Amerikaanse supporters.

Over het Braziliaanse elftal van 1970 is alleen maar lovend gesproken en geschreven. Zo schreef een dichter uit die tijd: ‘Zulk mooi voetbal moest verboden worden.’ De Engelse voetbalfreak Nick Hornby schreef in een van zijn boeken dat Brazilië het in zekere zin voorgoed verpest had voor de voetballiefhebber, omdat nooit meer een elftal zo mooi voetbal zou kunnen spelen.

Dat voetbal, ondersteund door coach Mario Zagallo (zelf als speler met Pelé in 1958 al wereldkampioen), zou in mijn beleving nooit meer gespeeld worden. Ook tot verdriet van Carlos Alberto, de sierlijke, atletische, snelle en altijd offensieve verdediger. Hij memoreerde vaak aan het spel in Mexico, aan dat doelpunt omdat het de vervolmaking was van een aanval waarbij bijna de hele ploeg betrokken was. „Niemand sprak meer over die briljante eerste goal van Pelé of de tweede van Gerson en de derde van Jairzinho, het is altijd over mijn goal gegaan. Ik had geluk dat ik het laatste aanspeelpunt was en de afronding mocht verzorgen. Ik zag het aankomen, omdat ik Pelé kende, als medespeler van Santos en als vriend. Hij kende mij, hij wist dat ik kwam. Bovendien hadden we vaak op deze aanvallen getraind.”

Carlos Alberto, geboren in Vila da Penha, Rio de Janeiro, zette na die finale zijn carrière voort bij Santos, Fluminense, Flamengo, New York Cosmos en California Surf, en nog even in het nationale elftal (53 interlands). Vanaf 1983 trainde hij verschillende clubs, overal ter wereld, en hij was tot zondag voetbalanalist voor de Braziliaanse televisiezender SporTV. Hij was kritisch, omdat hij teleurgesteld was in de ontwikkeling van het Braziliaanse voetbal. Hij zag geen spelplezier meer, zag te weinig spontane acties, zag de invloed van Europees voetbal met te veel tactiek en defensief spel. Voorafgaand aan het WK van 2010 in Zuid-Afrika zei hij tegen een verslaggever van The Guardian: ‘Ik wil er niet bij zijn, ik kijk thuis wel. Ik wil niet bij dit Braziliaanse elftal betrokken zijn, daar schaam ik me voor.’

Carlos Alberto had graag gezien dat het voetbal van Brazilië uit 1970 werd overgenomen door zijn eigen teams. Zijn vriend Franz Beckenbauer, met wie hij net als met Pelé bij New York Cosmos speelde, zei hem eens (aldus het interview in The Guardian): ‘Weet je wat ons probleem is? Wij willen als coach dat spelers hetzelfde doen wat wij deden. Je moet het beste uit spelers halen, zij moeten zichzelf ontwikkelen. Dat kun jij met je uitstraling als geen ander. Jij bent hun voorbeeld, niet meer en niet minder. Dat opende mijn ogen.’

Voor Pelé was Carlos Alberto de beste verdediger ter wereld. Zijn doelpunt in de finale van 1970 wordt gezien als een van de meest historische sportmomenten van de vorige eeuw. Johan Cruijff stelde hem op in zijn beste elftal, als rechterverdediger, naast Franz Beckenbauer.

In Brazilië werd ter ere van O Capitão do Tri (de Aanvoerder van de Derde wereldtitel) drie dagen van nationale rouw afgekondigd. Carlos Alberto werd woensdag begraven.

Deze necrologie is gepubliceerd in NRC Handelsblad

Passie pensioneert nooit

21 okt

Interview met mij op de website Passie pensioneert nooit

Wat is mijn grootste passie?

Ik schrijf graag over wat mijn hart me vertelt. Ik golf omdat ik plezier beleef aan speelse uitdagingen. Ik doe aan hardlopen (van tien kilometer tot halve marathons) en racefietsen om mijn lichaam te testen. En ik mediteer veel, vrijwel dagelijks twintig minuten, omdat ik me daar comfortabel bij voel en het mij verrijkt.

Wat is mijn idee van ultiem geluk?
Het ultieme geluk heb ik nooit ervaren. Wel momenten van euforie als ik liefde en vriendelijkheid ervoer óf (in triviale zin) als ik had ‘gescoord’. Maar het blijven momenten waarnaar ik zo min mogelijk probeer te streven: het is zoals het is, soms dient zich geluk aan, vaak niet. Let it be.

Wat is mijn grootste angst?
Niet meer (h)erkend te worden als mens, vergeten en overgeslagen te worden, en dat ik anderen niet meer (her)ken. En als ik niets meer kan delen met anderen.

Waar houd ik het meest van in mijn werk?
Ik ben 68 jaar en sinds vijf jaar gepensioneerd, dus heb ik geen werk meer. Ik schrijf vooral omdat ik het graag doe en omdat ik er waardering voor krijg. Toch overkomt mij soms het gevoel dat ik weer werk, als ik iets doe (schrijf) wat een ander van mij verlangt: ‘Want je kunt het zo goed!’ Een valkuil.

Wat is mijn minst aantrekkelijke eigenschap?
Ongeduld, plotselinge (niet meteen verklaarbare) woede, te veel aandacht vragen en te veel (willen) praten, vertellen en schrijven. Vroeger was dat over anderen oordelen, liefst veroordelen. Moraliseren ook. Dat probeer ik af te leren, sinds ik mij bezighoud met boeddhisme en mediteer: wees vriendelijk voor jezelf als ook voor alle andere levende wezens; moge alle levende wezens gelukkig zijn en vrij zijn van lijden – net als ik.

Wat is mijn grootste valkuil?
Spontaan en gretig te veel ‘werk’ aannemen, anderen plezieren en mijn mogelijkheden overschatten. En dan écht depressief te worden, omdat ik ‘het allemaal’ niet aan kan.

Wanneer zou ik liegen?
Als ik bang ben anderen te kwetsen.

Welk rolmodel heeft de grootste invloed op mij gehad? 
Jim Morrison vroeger, en Neil Young. Later Leonard Cohen, vooral zijn door boeddhisme (hij vertoefde enige tijd in een klooster) geïnspireerde teksten. En zeker mijn boeddhistische leraar Sakyong Mipham en (via zijn boeken en geschriften) zijn overleden vader Chögyam Trungpa, beiden van de (Tibetaans) boeddhistische traditie Shambhala – een sociale zienswijze en beleving met boeddhistische uitgangspunten.

Waar houd ik het minst van in mijn werk?
Doen wat een ander (de baas, opdrachtgever) van me verlangt/eist.

Waar en wanneer was ik het meest gelukkig met mijn werk?
Bij grote internationale sportevenementen, zoals de Tour de France en wanneer ik met grote sportmensen sprak zoals basketballer Michael Jordan, basketbalcoach Phil Jackson, de wielrenners Bernard Hinault, Greg LeMond, Francesco Moser en Jan Raas, skiër Alberto Tomba, kunstrijdster Katarina Witt en de voetballers Sir Stanley Matthews, Gianni Rivera, Eusebio en Alfredo Di Stéfano. Schrijven over wat ik erbij voelde, als dat mocht. Naarmate mijn leeftijd vorderde voelde ik mij gelukkiger worden zodra ik eigenzinnig durfde te schrijven over mijn passie en mijn compassie met anderen. Langzaam maar zeker vond ik de stijl die mij past. Toen kreeg ik ook steeds meer waardering, zonder dat het mijn bedoeling was. Het kwam (en komt) steeds meer uit mijn hart, mijn eigen gevoel.

Wat zegt de uitspraak ‘Passie Pensioneert Nooit’ mij?
Dat je altijd naar je hart (je gevoel dus) moet blijven luisteren, wat anderen ook zeggen en hoe anderen er ook over oordelen. Passie is het mooiste wat er is. Als je  je lichaam voelt tintelen, van je voeten tot je kruin, dan leeft er iets, dan leef ik. Het wordt een probleem zodra je hart zwijgt of wordt geblokkeerd.

Wat zou ik aan mezelf willen veranderen?
Meer genieten van het moment, meer geduld, minder aandacht vragen, minder in een slachtofferrol kruipen, me minder door anderen (hun gedrag, houding en oordeel) laten leiden. Dit ben ik, ik voel wat ik voel, wat jij voelt is jouw gevoel. Leven en laten leven. Zo zou ik het liefst willen leven. Maar vooral wil ik vriendelijk zijn voor mezelf: kwetsbaar, ongeduldig, slachtoffer, boos, verdrietig, depressief – het mag allemaal.

Welk beroep zou ik hebben in een volgend leven?
Monnik (voor zover dat een beroep is) of onderzoeker.

Wat is mijn grootste professionele prestatie?
Zestien keer de Tour de France verslaan als verslaggever met (in vergelijking met nu) zeer beperkte communicatiemogelijkheden en veel logistieke problemen. Ik heb zeker meer prestaties geleverd. Wereldkampioenschappen voetbal, wielrennen, judo, ijshockey, skiën. Een stuk of tien Champions League-finales. Vier Olympische Winterspelen. Twee keer The Masters in Augusta, twee keer de Ryder Cup. Interviews met Michael Jordan in Chicago en andere internationale fenomenen als Franz Beckenbauer, Vinnie Jones, Stanley Matthews, Roberto Baggio, Vladislav Tretjak, Alberto Tomba, Sepp Blatter, Jacques Rogge, Prins De Mérode, Prins Albert; reportages in mijn favoriete land Italië. In de Verenigde Staten over de Amerikaanse sportcultuur. In bijna alle landen van de wereld en vooral reportages in Liverpool met nabestaanden van stadionrampen en hun hulpverleners.

vakantie-lucertola-2013-019

Lucertola in Le Marche

Wat is de plek waar ik de beste ideeën krijg, in mijn stad?
Thuis, op de bank, boeken lezend én als ik mediteer thuis op mijn kussen of in het boeddhistisch centrum. Dan wel in mijn huisje op de Veluwe, of daarbuiten, alleen met mezelf in de natuur. Ik houd niet van de stad. Ik ben een plattelandsjongen. Ik bivakkeer het liefst in de reuk van de natuur, met geluiden van dieren, van koeien tot kippen en vogels met rondom rustige, vriendelijke mensen die je nog groeten. Daar durf ik mijn hart het meest te openen. Ver van de drukte, van opdringerige, gejaagde en gestreste mensen, ver van schreeuwerds en mensen met een grote mond, ver van cynisme, ver van de massa, zoals ik die jarenlang in volle, mijn gemoedsrust bedreigende stadions heb geduld. Jarenlang was ik gefascineerd door het immense geluid in bomvolle stadions, ik raakte er door bedwelmd en schreef verdoofd door het lawaai dat mensen maakten rondom voetbalwedstrijden, totdat ik besefte dat ik diep van binnen gewoon bang was in en rond zo’n kolkend stadion. Ik hoop nooit meer een vol stadion te betreden en mij in grote massa’s te begeven. Mijn stad bestaat niet, alleen mijn dorp en mijn buitenhuisje in de natuur. Daar krijg ik de beste ideeën, daar ben ik op mijn gemak.

Wat is mijn favoriete plek om te eten en te drinken, in mijn stad?
Heb ik niet, liefst drink en eet ik thuis. Een favoriet restaurant heb ik niet, alleen in restaurants in Italië met Italianen en mijn gezin.

Wie is mijn grootste fan/sponsor/partner in crime?
Mijn vrouw Maddy, die mij aanzet iets te doen wat ik nog niet heb aangedurfd (bijvoorbeeld over iets en iemand schrijven) en die mij ook aan de grond houdt als ik eufoor dreig te worden. Daarnaast vind ik het heel waardevol als mijn pleegzoon Robin mij complimenteert: ‘Goed gedaan, pa.’ Dan ervaar ik een groot moment van geluk. Heerlijk om me even in te wentelen.

Met wie zou ik in de toekomst graag willen werken?
Met mijn boeddhistische leraar Sakyong Mipham, als inspiratiebron.

Naar welk project, in de nabije toekomst, kijk ik uit?
Een boek schrijven over mijn zoektocht naar de zin van leven, mijn manier van beleven en overleven én welke talrijke inspiratiebronnen ik daarvoor heb geraadpleegd en nog steeds raadpleeg. Van lsd en andere hallucinerende en opwekkende middelen via sportbeoefening, -beleving, -studie en -beschrijving, alle vormen van psychotherapie en spirituele ervaringen tot boeddhistische cursussen en trainingen. Met de slotzin: ik ben dan toch uiteindelijk onwetend. Omdat niet-weten waarschijnlijk toch de essentie van mijn bestaan is.

Welk rolmodel zou ik graag willen ontmoeten en spreken?
Basketbalcoach en in mijn beleving meest erudiete en dus beste sportcoach aller tijden, Phil Jackson, zen-boeddhist, overlever en geduldige leermeester van sportmensen met een super-ego zoals Michael Jordan, Shaquille O’Neal, Dennis Rodman en Kobe Bryant.

Ga ik pensioneren van dit werk en leven waar ik van houd? 
Who knows where the time goes.

De Giro belooft meer dan de wielersport kan waarmaken

10 mei

Is het leven in Italië ook zo mooi, zo zonnig en zo roze gekleurd? Je zou het je kunnen afvragen na wat zich sinds einde vorige week tot begin deze week in Gelderland heeft afgespeeld. Dit is dus de Ronde van Italië, de Giro d’Italia, de wielerronde die drie weken lang gehuld in een roze habijt door het mooiste land van Europa trekt. Dit is dus de karavaan met wielrenners, geëscorteerd door nauw betrokken volgers met vrolijke gezichten en uitbundig zwaaiende armen, die de komende weken door het beloofde wielerland trekt.

Daarom zitten de duizenden mensen die de afgelopen dagen in Gelderland naar de Giro hebben gekeken en naar de renners en hun volgers hebben geschreeuwd en gezwaaid, de komende weken natuurlijk elke dag voor hun televisie om maar niets van het vervolg te missen.

Nee. Ik vermoed dat de belangstelling met de dag drastisch afneemt en dat de Ronde van Italië uiteindelijk slechts door de echte wielerliefhebbers zal worden gevolgd. De Giro door het altijd prachtige en ditmaal wel erg zonnige Gelderse landschap was eigenlijk niet meer dan een toeristische attractie, met een vleugje sport: voorbijflitsende wielrenners. Aangezwengeld door de Italiaanse organisatie die zich al sinds 1909 beijvert om toerisme en sport (en commercie) aan elkaar te koppelen. In de afgelopen dagen volop gesteund door de Nederlandse media, voor wie geen poëtisch woord te veel was.

Foto: Cyclingweekly/Graham Watson

Foto: Cyclingweekly/Graham Watson

In oktober 2004 schreef ik in wielertijdschrift De Muur een lofzang op de Ronde van Italië:

‘Italië is het wielerparadijs, zeggen wielrenners. Waarom? Omdat ze er worden geëerd, verzorgd, gestreeld, vertroeteld en verwend als kroonprinsen. Ze voelen zich er een kampioen. Glimmende fietsen met geoliede mechanismen van vorstelijke makelij; oogstrelend de kleding en het schoeisel, alsof de modeontwerpers van Milaan zich hoogstpersoonlijk de wielersport hebben toegeëigend. Sport is uitstraling, sport is ijdelheid, sport is bedoeld om ego’s te strelen. Sport in Italië is narcisme. Het moet mooi zijn – daar gaat het om: ik ben een kampioen.’

‘Tussen Aosta en Agrigento is het goed toeven voor een sportman. Uitbundigheid mondt uit in creativiteitszin. Italianen willen hun kinderlijkheid niet verliezen. Ze willen zingen, dansen, huilen, eten, drinken, spelen en als het mag de liefde bedrijven tot de dood erop volgt en zich – als God het behaagt – nieuw leven zal aandienen. Luister naar hun volkslied, Il Canto degli Italiani, de muziek van Michele Novaro en de tekst van Goffredo, geschreven rond 1850: Fratelli d’Italia, broeders van Italië. Je wilt meezingen als je het hoort, je klimt naar de toppen van euforie. Je zou Italiaan willen zijn. De relativerenden, de nuchteren, de verstandigen onder ons weten dat er meer is dan La Dolce Vita, het zoete leven. Zij geven zich behoedzaam en godvrezend over aan de calvinistische klanken van het Wilhelmus en houden vast aan het idee dat het in Italië per definitie een godgeklaagde bende is.’

Mijn lyriek, die nog pagina’s lang aanhield, is geïnspireerd door de ervaringen die ik als wielerverslaggever opdeed in de jaren tachtig, de Tirreno-Adriatico, Milaan-Sanremo, de Ronde van Lombardije en viermaal de Giro. Het was vaak aangenaam toeven in Italië, nog los van het zalige eten en de zalige wijnen. Daarom wilde ik de taal machtig worden en ging ik op cursus Italiaans. Ik wilde Italië, de Italianen en de Italiaanse cultuur begrijpen. Ik wilde Italiaan zijn met de Italianen. Ik wilde met Francesco Moser spreken, met Giuseppe Saronni, met mijn ervaren Italiaanse collega’s Rino Negri, Dante Ronchi, die nog hadden verkeerd met Fausto Coppi en Gino Bartali (naast wie ik in het perscentrum van Siena nog mijn Giro-verslag schreef), met Gianfranco Josti en Angelo Zomegnan (later directeur van de Giro). En met Vincenzo Torriani, wijlen de directeur van de Giro.

Bartali en Guus

Naast Gino Bartali in het Palazzo Pubblico van Siena, in de Giro van 1986

De Giro, ja, zoals de karavaan wielrenners door de meest pittoreske stadjes, over historische pleinen en langs onvermoede, indrukwekkende landschappen trok. Op plaatsen finishte waar geen auto toegang had kunnen vinden. Zelfs de erbarmelijke weersomstandigheden, in de sneeuw rond de Passo di Gavia (met Erik Breukink en Johan van der Velde), de zware onweersbuien boven de Apennijnen en de brandende hitte in Sicilië, werden verwelkomd als geschenken die je niet mocht (kon) afslaan. Italiaanse collega’s, gekleed in fraai gestileerde kostuums, werden dottore genoemd. Zo mooi was het paradijs, dagen van genot regen zich aaneen. En altijd stond aan het einde van de dag op het erepodium een man in een roze trui, stralend en zwaaiend, gezoend door de mooiste bloemenmeisjes van de streek.

Foto: LaPresse/Franck Faugere

Foto: LaPresse/Franck Faugere

Zo zag het er de afgelopen dagen ook uit in Gelderland, in Apeldoorn, in Nijmegen, in Arnhem, op de Veluwe, in de Betuwe, in de Achterhoek, in mijn geboortedorp Bennekom – eindelijk maakten mijn vrienden van weleer kennis met wat ik jaren eerder in geuren en kleuren had proberen duidelijk te maken: wielrennen in Italië is een hemels evenement met engelen op een fiets.

Duizenden mensen waren er toegesneld in de hoop een glimp van de roze koers op te vangen. Van strijd waartoe sport toch is bedoeld, kregen ze niets mee. Alleen tijdens de proloog, een korte tijdrit in Apeldoorn, vielen zweetdruppels op de rennerslijven te bespeuren. Nota bene op die van de grote favoriet, de Nederlander Tom Dumoulin, die ook nog won en zich in de eerste roze trui mocht hijsen. Wie was er ook alweer tweede? En tijdens de twee massasprints in Nijmegen en Arnhem, gewonnen door een Duitser. Wie? Ja, Marcel Kittel. Een krachtige Duitser die in de roze leiderstrui Nederland verliet, op weg naar het verre Italië. Naar Catanzaro…. Waar ligt dat ook al weer? Nou, in het diepe zuiden van Italië.

Wielrennen is wachten. Wie de koers van nabij wil volgen, moet wachten. Wachten op dat ene moment, een handvol seconden, en dan zijn de renners alweer voorbij. Soms kun je een weggegooide lege bidon (of vroeger een petje) buit maken. Als het meezit kun je de voorbijrazende renners op de foto zetten. En als het heel erg meezit, kun je na afloop een selfie maken met naast je een of andere renner. Wanneer je van competitie houdt, van wielrennen, blijf je thuis aan de buis. Dan zie je alles!

Of de start van de Giro in Gelderland (en eerder in Amsterdam en Groningen, de Tour in Utrecht en de Ronde van Spanje in Assen) de populariteit van de wielersport zal verhogen, is de vraag. Als groot volksfeest en toeristische attractie zullen genoemde steden vast wel navolging krijgen. Maar of er meer Nederlanders (de jeugd in het bijzonder) op een racefiets zullen klimmen? De Posbank, nabij Dieren, waar de Gelderse Girorenner Maarten Tjallingii zich op ‘zijn berg’ de beste klimmer wilde en mocht tonen, zal vast wel heel even iets meer dan een bedevaartsoord worden van race-recreanten en profwielrenners in spe. Maar een bedevaartsoord is de Posbank al jaren, vanwege het naar Nederlandse maatstaven hoge stijgingspercentage.

De wielersport mag dan wel op zonnige en feestelijke dagen rond de Giro, de Tour en de Vuelta duizenden toeschouwers (een half miljoen) trekken. Financieel profijt heeft de wielersport er nauwelijks van. Van recettes, zoals met voetbal, is geen sprake. Iedereen kan langs de weg gaan staan en kijken. De sport en zeker de renners zijn afhankelijk van sponsoren en tv-rechten. Wat verdient een wielrenner? Wat kost een speciale racefiets? Wat kosten de trainingsstages? U weet toch waarom er zoveel reclameteksten op wielershirts staan? U weet toch waarom onbeduidende wielrenners op onbelangrijke momenten aanvallen? Gewoon, om in beeld te komen. Want op het kantoor van de sponsor telt een administrateur het aantal minuten dat zijn renners zich laten zien. Aandacht is reclame.

En zo is het Giro-peloton weer naar Italië getrokken. Het wielerparadijs waar het zo goed toeven is voor wielrenners en hun volgers. Waar de bevolking meer nood heeft aan volksfeesten met helden op een racefietsen dan hier. Maar ook in Italië is geen geld genoeg om beroepswielrenners goed te betalen. Ondanks de overal bloeiende en groeiende industrie van racefietsen en aanverwante dure materialen en kleding. De potentiële sponsors willen waar voor hun geld; reclame op televisie, zoveel mogelijk reportages over wielrennen. Anders geen financiële bijdrage. Voor niks gaat in Italië alleen de zon op.

De Giro belooft meer zon, vreugde en schoonheid dan de wielersport kan waarmaken. Straks als de echte bergen voor de wielen komen en de echte tijdritten moeten worden gereden, begint de echte wielersport. De afgelopen periode in Gelderland was slechts een feest in de aanloop naar de echte sport. Benieuwd wie er dan nog is geïnteresseerd in de Giro d’Italia.

Deze column is verkort gepubliceerd op http://www.sportenstrategie.nl

Bij de verjaardag van Roberto Baggio, een boeddhist

27 feb

Vanuit hun verschillende invalshoeken voeren Raf Willems en Guus van Holland een wekelijkse briefwisseling met elkaar in deze rubriek Social Football Lab 2020 Histories, op http://www.socialfootballab2020.com

Brief 3:

Waarde Guus,

Ik ken en waardeer je gepassioneerde interesse voor het boeddhisme. Daarom schrijf ik je nu graag over mijn favoriete Italiaanse voetballer – dat verrast je, want je weet dat ik niet van het calcio hou – Roberto Baggio (1967). Hij vierde op 18 februari zijn 48ste verjaardag. Men noemt hem ‘Il Divin Codino’, de goddelijke paardenstaart.

robertobaggio
Baggio opende vorig jaar in Milaan de grootste boeddhistische tempel van Europa. Hij bekeerde zich in 1988 tot de spirituele stroming van het Soka Gakkai Buddhism. Na intensieve gesprekken met een boeddhistische vriend startte hij reeds op zijn 21ste zijn zoektocht naar de staat van geluk ‘via vrede, vrijheid en mededogen’. Wist je dat hij op die wijze probeerde de prestatiestress uit het hoofd te counteren en de bevelen van dwangmatige coaches uit het lichaam?

De speler Roberto werd geëerd om zijn vrije geest en smaakte het applaus van de tegenstander én de publieke opinie bij zijn gedurfde, aparte en tegendraadse keuzes op het veld: 317 doelpunten in 697 matchen tussen 1983 en 2004. Ik haal graag enkele onnavolgbare bewegingen voor de geest. In 1987 besloot hij tot een inspirerende wandeling over het veld van San Siro. Hij scoorde namens La viola – Fiorentina – tegen de rossoneri van Ruud Gullit en Franco Baresi. Na een seconde van verstomming uitte het publiek van… AC Milan zijn dankbaarheid voor zoveel schoonheid. Met zijn superbe slaloms voelde hij zich thuis tussen de renaissancekunst van Florence, Guus.

Maar toen het bestuur van Fiorentina hem in 1990 voor onaanvaardbaar veel geld veilde aan Juventus stond de stad wel in rep en roer: volksopstand met gewonden en arrestanten. Een jaar later weigerde hij zelfs een penalty te trappen tegen ‘zijn paarsen’. De vervanger miste, de Fiorentinafans zongen Baggio de hele match toe tot zijn coach hem uit doffe ellende wisselde. Tegen alle conventies in verliet hij als Juvespeler het veld met een purperen sjaal om de hals. De tifosi van de bianconeri kropten hun wrok op tot hij zich met intelligente goals ook in hun harten speelden tijdens de gewonnen UEFA Cupfinale tegen Borussia Dortmund in 1993.

De bekroning volgde met de uitverkiezing tot Europese Gouden Schoen. Het beste moest nog komen. Zijn intellectuele toets vermengde zich met de wetenschappelijke systematiek van de vernieuwende bondscoach Arrigo Sacchi. Hij bedacht voor hem de vrije, zwervende rol en de Amerikaanse Wereldbekerzomer van 1994 werd die van Roberto Baggio. Aanvankelijk nog controlerend en calculerend, vervolgens dominerend met vijf beslissende doelpunten. In de finale legde hij het Braziliaanse spel aan banden met subtiele variaties in positiespel en balcirculatie. Dat hield hij 120 minuten vol in de verzengende hitte van de Rose Bowl in Los Angeles.

BAGGIO
Bij de laatste trap liet zijn mentale meesterschap over de bal hem in de steek. Il Divin Codino schoot de strafschop hoog over en zocht nadien de eenzaamheid op. Soms is het beeld van de mislukking in de sport mooier dan dat van het succes, Guus.

De passage paste in het scenario van zijn leven. De bewegingen van Baggio stroomden over van energieke harmonie. De ‘goddelijke paardenstaart’ wendde zich tot de ‘kale dalai lama’. Met meditatie, met mildheid bij het menselijke falen, dat was de kern van het door hem omarmde boeddhisme. Niet om de eigen dwalingen goed te praten, Guus, maar om ze een plaats te geven in het panorama van een levensloop. Na zijn loopbaan in 2004 opteerde hij voor sociaal engagement. Hij aanvaardde het ambassadeurschap van de ‘Food Camp; Agriculture Organisation’ van de Verenigde Naties en zette zich in voor allerlei campagnes. Hij ijverde vooral vol genegenheid voor de vrijlating van Aung San Suu Kyi.

baggio prijs
De mensenrechtenactiviste uit Birma/Myanmar won in 1991 de Nobelprijs voor de Vrede maar zuchtte sinds 1989, na de zege van haar partij in de verkiezingen, onder het huisarrest en andere domme dwangmaatregelen van de militaire machthebbers. Voor zijn inzet voor haar werd hij in 2010 in Hiroshima uitgeroepen tot ‘Man of Peace’. Hij omhelsde haar uiteindelijk op 28 oktober 2013 toen hij haar het ereburgerschap van Rome mocht overhandigen. Wist je Guus, dat hij toen volgende woorden sprak: ,,Dear Aung, your strong determination made me think of my Master Daisaku Ikeda: ‘the decisions of human beings determine not only their fate, but also that of the rest of the world.’ Your example and your courage, your non-violent struggle for freedom, dear Aung, have changed the destiny of your people and have also improved our lives.

Roberto Baggio reageerde vol ontroering op deze ontmoeting. Ik denk dat Il Divin Codino stiekem de vrije vrouw Aung San Suu Kyi ten dans wilde vragen, Guus. Ik gun hem deze dans. De ‘goddelijke paardenstaart’ gaf het wereldvoetbal uiteindelijk een menselijker gelaat. Benieuwd naar je reactie.

Met vriendelijke groet,

Raf

Brief 1: https://guusvanholland.com/2015/02/06/op-6-februari-denk-ik-aan-de-busby-babes/

Brief 2: https://guusvanholland.com/2015/02/20/leonardo-een-kind-en-prooi-van-voetbalhandelaars/

%d bloggers liken dit: