Tag Archives: Angelo Zomegnan

De Giro belooft meer dan de wielersport kan waarmaken

10 mei

Is het leven in Italië ook zo mooi, zo zonnig en zo roze gekleurd? Je zou het je kunnen afvragen na wat zich sinds einde vorige week tot begin deze week in Gelderland heeft afgespeeld. Dit is dus de Ronde van Italië, de Giro d’Italia, de wielerronde die drie weken lang gehuld in een roze habijt door het mooiste land van Europa trekt. Dit is dus de karavaan met wielrenners, geëscorteerd door nauw betrokken volgers met vrolijke gezichten en uitbundig zwaaiende armen, die de komende weken door het beloofde wielerland trekt.

Daarom zitten de duizenden mensen die de afgelopen dagen in Gelderland naar de Giro hebben gekeken en naar de renners en hun volgers hebben geschreeuwd en gezwaaid, de komende weken natuurlijk elke dag voor hun televisie om maar niets van het vervolg te missen.

Nee. Ik vermoed dat de belangstelling met de dag drastisch afneemt en dat de Ronde van Italië uiteindelijk slechts door de echte wielerliefhebbers zal worden gevolgd. De Giro door het altijd prachtige en ditmaal wel erg zonnige Gelderse landschap was eigenlijk niet meer dan een toeristische attractie, met een vleugje sport: voorbijflitsende wielrenners. Aangezwengeld door de Italiaanse organisatie die zich al sinds 1909 beijvert om toerisme en sport (en commercie) aan elkaar te koppelen. In de afgelopen dagen volop gesteund door de Nederlandse media, voor wie geen poëtisch woord te veel was.

Foto: Cyclingweekly/Graham Watson

Foto: Cyclingweekly/Graham Watson

In oktober 2004 schreef ik in wielertijdschrift De Muur een lofzang op de Ronde van Italië:

‘Italië is het wielerparadijs, zeggen wielrenners. Waarom? Omdat ze er worden geëerd, verzorgd, gestreeld, vertroeteld en verwend als kroonprinsen. Ze voelen zich er een kampioen. Glimmende fietsen met geoliede mechanismen van vorstelijke makelij; oogstrelend de kleding en het schoeisel, alsof de modeontwerpers van Milaan zich hoogstpersoonlijk de wielersport hebben toegeëigend. Sport is uitstraling, sport is ijdelheid, sport is bedoeld om ego’s te strelen. Sport in Italië is narcisme. Het moet mooi zijn – daar gaat het om: ik ben een kampioen.’

‘Tussen Aosta en Agrigento is het goed toeven voor een sportman. Uitbundigheid mondt uit in creativiteitszin. Italianen willen hun kinderlijkheid niet verliezen. Ze willen zingen, dansen, huilen, eten, drinken, spelen en als het mag de liefde bedrijven tot de dood erop volgt en zich – als God het behaagt – nieuw leven zal aandienen. Luister naar hun volkslied, Il Canto degli Italiani, de muziek van Michele Novaro en de tekst van Goffredo, geschreven rond 1850: Fratelli d’Italia, broeders van Italië. Je wilt meezingen als je het hoort, je klimt naar de toppen van euforie. Je zou Italiaan willen zijn. De relativerenden, de nuchteren, de verstandigen onder ons weten dat er meer is dan La Dolce Vita, het zoete leven. Zij geven zich behoedzaam en godvrezend over aan de calvinistische klanken van het Wilhelmus en houden vast aan het idee dat het in Italië per definitie een godgeklaagde bende is.’

Mijn lyriek, die nog pagina’s lang aanhield, is geïnspireerd door de ervaringen die ik als wielerverslaggever opdeed in de jaren tachtig, de Tirreno-Adriatico, Milaan-Sanremo, de Ronde van Lombardije en viermaal de Giro. Het was vaak aangenaam toeven in Italië, nog los van het zalige eten en de zalige wijnen. Daarom wilde ik de taal machtig worden en ging ik op cursus Italiaans. Ik wilde Italië, de Italianen en de Italiaanse cultuur begrijpen. Ik wilde Italiaan zijn met de Italianen. Ik wilde met Francesco Moser spreken, met Giuseppe Saronni, met mijn ervaren Italiaanse collega’s Rino Negri, Dante Ronchi, die nog hadden verkeerd met Fausto Coppi en Gino Bartali (naast wie ik in het perscentrum van Siena nog mijn Giro-verslag schreef), met Gianfranco Josti en Angelo Zomegnan (later directeur van de Giro). En met Vincenzo Torriani, wijlen de directeur van de Giro.

Bartali en Guus

Naast Gino Bartali in het Palazzo Pubblico van Siena, in de Giro van 1986

De Giro, ja, zoals de karavaan wielrenners door de meest pittoreske stadjes, over historische pleinen en langs onvermoede, indrukwekkende landschappen trok. Op plaatsen finishte waar geen auto toegang had kunnen vinden. Zelfs de erbarmelijke weersomstandigheden, in de sneeuw rond de Passo di Gavia (met Erik Breukink en Johan van der Velde), de zware onweersbuien boven de Apennijnen en de brandende hitte in Sicilië, werden verwelkomd als geschenken die je niet mocht (kon) afslaan. Italiaanse collega’s, gekleed in fraai gestileerde kostuums, werden dottore genoemd. Zo mooi was het paradijs, dagen van genot regen zich aaneen. En altijd stond aan het einde van de dag op het erepodium een man in een roze trui, stralend en zwaaiend, gezoend door de mooiste bloemenmeisjes van de streek.

Foto: LaPresse/Franck Faugere

Foto: LaPresse/Franck Faugere

Zo zag het er de afgelopen dagen ook uit in Gelderland, in Apeldoorn, in Nijmegen, in Arnhem, op de Veluwe, in de Betuwe, in de Achterhoek, in mijn geboortedorp Bennekom – eindelijk maakten mijn vrienden van weleer kennis met wat ik jaren eerder in geuren en kleuren had proberen duidelijk te maken: wielrennen in Italië is een hemels evenement met engelen op een fiets.

Duizenden mensen waren er toegesneld in de hoop een glimp van de roze koers op te vangen. Van strijd waartoe sport toch is bedoeld, kregen ze niets mee. Alleen tijdens de proloog, een korte tijdrit in Apeldoorn, vielen zweetdruppels op de rennerslijven te bespeuren. Nota bene op die van de grote favoriet, de Nederlander Tom Dumoulin, die ook nog won en zich in de eerste roze trui mocht hijsen. Wie was er ook alweer tweede? En tijdens de twee massasprints in Nijmegen en Arnhem, gewonnen door een Duitser. Wie? Ja, Marcel Kittel. Een krachtige Duitser die in de roze leiderstrui Nederland verliet, op weg naar het verre Italië. Naar Catanzaro…. Waar ligt dat ook al weer? Nou, in het diepe zuiden van Italië.

Wielrennen is wachten. Wie de koers van nabij wil volgen, moet wachten. Wachten op dat ene moment, een handvol seconden, en dan zijn de renners alweer voorbij. Soms kun je een weggegooide lege bidon (of vroeger een petje) buit maken. Als het meezit kun je de voorbijrazende renners op de foto zetten. En als het heel erg meezit, kun je na afloop een selfie maken met naast je een of andere renner. Wanneer je van competitie houdt, van wielrennen, blijf je thuis aan de buis. Dan zie je alles!

Of de start van de Giro in Gelderland (en eerder in Amsterdam en Groningen, de Tour in Utrecht en de Ronde van Spanje in Assen) de populariteit van de wielersport zal verhogen, is de vraag. Als groot volksfeest en toeristische attractie zullen genoemde steden vast wel navolging krijgen. Maar of er meer Nederlanders (de jeugd in het bijzonder) op een racefiets zullen klimmen? De Posbank, nabij Dieren, waar de Gelderse Girorenner Maarten Tjallingii zich op ‘zijn berg’ de beste klimmer wilde en mocht tonen, zal vast wel heel even iets meer dan een bedevaartsoord worden van race-recreanten en profwielrenners in spe. Maar een bedevaartsoord is de Posbank al jaren, vanwege het naar Nederlandse maatstaven hoge stijgingspercentage.

De wielersport mag dan wel op zonnige en feestelijke dagen rond de Giro, de Tour en de Vuelta duizenden toeschouwers (een half miljoen) trekken. Financieel profijt heeft de wielersport er nauwelijks van. Van recettes, zoals met voetbal, is geen sprake. Iedereen kan langs de weg gaan staan en kijken. De sport en zeker de renners zijn afhankelijk van sponsoren en tv-rechten. Wat verdient een wielrenner? Wat kost een speciale racefiets? Wat kosten de trainingsstages? U weet toch waarom er zoveel reclameteksten op wielershirts staan? U weet toch waarom onbeduidende wielrenners op onbelangrijke momenten aanvallen? Gewoon, om in beeld te komen. Want op het kantoor van de sponsor telt een administrateur het aantal minuten dat zijn renners zich laten zien. Aandacht is reclame.

En zo is het Giro-peloton weer naar Italië getrokken. Het wielerparadijs waar het zo goed toeven is voor wielrenners en hun volgers. Waar de bevolking meer nood heeft aan volksfeesten met helden op een racefietsen dan hier. Maar ook in Italië is geen geld genoeg om beroepswielrenners goed te betalen. Ondanks de overal bloeiende en groeiende industrie van racefietsen en aanverwante dure materialen en kleding. De potentiële sponsors willen waar voor hun geld; reclame op televisie, zoveel mogelijk reportages over wielrennen. Anders geen financiële bijdrage. Voor niks gaat in Italië alleen de zon op.

De Giro belooft meer zon, vreugde en schoonheid dan de wielersport kan waarmaken. Straks als de echte bergen voor de wielen komen en de echte tijdritten moeten worden gereden, begint de echte wielersport. De afgelopen periode in Gelderland was slechts een feest in de aanloop naar de echte sport. Benieuwd wie er dan nog is geïnteresseerd in de Giro d’Italia.

Deze column is verkort gepubliceerd op http://www.sportenstrategie.nl

%d bloggers liken dit: