Tag Archives: Chicago Bulls

Waarom gaan topsport en boeddhisme niet samen?

2 nov

Of sport en boeddhisme samengaan? Het is een vraag die kan leiden tot veel discussies. Wat is tegenwoordig belangrijker, sport of het naleven van boeddhistische voorschriften? Helaas, maar dat zegt mijn gevoel, lijkt het erop dat sport nog altijd – of steeds meer – aan de winnende hand is. Dat vind ik een pijnlijke ontwikkeling, zeker gezien de toename van de interesse voor topsport – en alle uitwassen die daartoe behoren, zoals verruwing, corruptie, vandalisme en fraude.

Minder schuldig, maar even minder boeddhistisch zou men trots, liegen, begeerte, vernedering en streling van het ego kunnen noemen. Of kwaad (negatief) spreken over anderen, wat steeds meer in zwang raakt – zeker in de op kijk- en luistercijfers beluste audiovisuele media. Veel mag zeker niet, vooral wanneer wij proberen te leven volgens de voorschriften van welke stroming van boeddhisme dan ook. Maar dat laten wij liever over aan Justitie en tuchtcommissies.

Los van genoemde gedragingen is mindfulness in de begeleiding van topsporters aan een opmars begonnen. Het is een moderne versie van meditatie, zoals dat vanuit het boeddhisme wordt beoefend. Het betekent niet meer en niet minder dan rust in je hoofd brengen, concentreren en focussen. Vrijwel alle topsportcoaches en topsporttalenten bedienen zich ervan, met als resultaat vaak triomfen en medailles. Al ligt de nadruk bij mindfulness op het proces en niet op instant-succes c.q.-resultaat. Wie niet beter, sneller of hoger kan probeert zich daar bij neer te leggen – dat zou gedurende het trainingsproces gebleken moeten zijn.

Weinig topsporters zullen toegeven dat zij (eigenlijk) op een boeddhistische manier sport bedrijven: ‘Zo zweverig ben ik niet.’ Dan zouden ze tevens moeten bekennen dat hun levenshouding in strijd is met wat boeddhisme (het ‘edele achtvoudige pad’) van hun vraagt. Geen begeerte, geen verlangen naar eeuwige roem, glorie en erkenning: niet trainen om kampioen te worden of een medaille te halen. Wanneer je dat nalaat heb je geen succes – en succes daar draait het toch om?

De mens in het algemeen is overigens bij voortduring bezig zijn verlangens te bevredigen. Het besef van dit verlangen doet steeds als een gevoel van gemis aan. En dat betekent lijden, véél lijden. Bijna niemand wil lijden. Zo ongeveer drukt Jan de Leeuw het uit. De Leeuw was docent aan de opleiding SPECO en Johan Cruyff Academy van Fontys van de Economische Hogeschool Tilburg, en doceerde onder meer sportbusiness en ethiek.

Hij schreef over mindfulness in 2016 toen dit zijn intrede deed vooral door middel van de Academie voor Mindfulness in Sport. Men zoekt, weet De Leeuw, naar middelen om dat lijden te vermijden. Dus zoekt men naar amusement (entertainment, verduidelijkte een boeddhistische leraar mij eens tijdens een stilteretraite), zoals genot van voedsel, alcohol, drugs, seks, muziek, sport, televisie – afleiding dus. Of naar pijnstillers.

Pas op, sport wordt per definitie niet afgewezen. Zo waarschuwt Paul van der Velde, hoogleraar Aziatische religies zoals hindoeïsme en boeddhisme aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Maar dan sport en niet prestatiesport. Hij weet uit verschillende overleveringsgeschriften dat ook de Boeddha (wat men ook over hem fantaseren wil) zich fysiek probeerde te harden. Sportieve oefeningen (zowaar in wedstrijdvorm) leidden bij hem door worstelen, boogschieten en paardrijden of cricket tot rugpijnen en ander fysiek ongemak. Maar topsport (een manier om een ander te overwinnen, dus beter en sterker te zijn) is volgens Van der Velde niet bekend uit de tijd waarin de Boeddha heeft geleefd.

‘Het is maar net wat je mindset is’, zegt Van der Velde die graag kritisch kijkt naar wat boeddhisme in relatie tot sport behelst (lees zijn boek In de huid van de Boeddha). ‘Het is wat je lichaam aankan. Daar moet je het mee doen. Meer wensen lijdt tot schade, mogelijk meer dan jij of je lichaam aankan. Dat is de uitdaging. Het is jouw keus om te voelen wat er met je gebeurt wanneer je je overgeeft aan uitdagingen zoals fysieke inspanningen.’

Net als Van der Velde kijkt De Leeuw naar de voor- en nadelen van fysieke inspanning. ‘Wat is je zingeving? Waar houdt verdwazing op?’ De Leeuw verwijst naar zijn eigen jeugd. ‘Er zijn reserves geweest tegen bijvoorbeeld sport op zondag. Waar kies je voor? Zondagmiddag hadden wij als katholieken het lof, de aanbidding van onze god. Maar tegelijkertijd werd er ook gevoetbald. Dat is een lastige keus geweest.’ En dan wil hij ook kijken naar volkeren waar boeddhisme als belangrijk wordt ervaren. ‘Waarom zijn bepaalde Aziatische landen, zoals Indonesië, Thailand, Sri Lanka, India, Bhutan en andere minder in kwaliteit van topsport. Heeft dat te maken met hun boeddhistische invloed?’

Een belangrijke factor in mijn interesse voor boeddhisme was de manier waarop de meest succesvolle sportcoach van de afgelopen jaren, basketbalcoach Phil Jackson (hij won met de Chicago Bulls zes wereldtitels en met de LA Lakers vijf) te werk ging. Jackson werd The Zenmaster genoemd, mede omdat hij volgens boeddhistische weg zijn teams begeleidde. Jackson legt in een van zijn boeken ‘Sacred Hoops, Spiritual Lessons of a Hardwood Warrior’ uit hoe hij zijn team (met sterspeler Michael Jordan) leerde mediteren in een speciaal daarvoor ingerichte ruimte in het trainingscentrum. Wierookstokjes werden gebruikt om zijn sterspelers te leren begrijpen waar meditatie toe kan leiden. Zoals (zelf)beheersing, samenwerking, samen een doel te bereiken. Niet alleen door het uitzonderlijke talent van topscorer Michael Jordan, maar door samenwerking: zoiets als de lamme helpt de blinde (wat hij bijvoorbeeld doceerde door de spelers onder andere The Wizard of Oz te laten lezen).

Phil Jackson, The Zenmaster

Jackson leerde ook van de boeken en leringen van Shunryu Suzuki, zijn Zenmeester. Ik had hem tijdens onze ontmoetingen graag gevraagd wat hij (of Suzuki) vond van vernederen. Zo vaak hebben Jackson en zijn spelers van de Bulls en de Lakers tegenstanders immers ‘vernederd’. Helaas, is hij mij het antwoord schuldig gebleven. Mogelijk is hij stil blijven staan bij: hoe winnen wij? Dat is zijn goed recht, maar toch vind ik dat mijn vraag op een bevredigend antwoord wacht. Jackson (77, in retraite) laat mij vooralsnog in het ongewisse.

Het blijft daarom gissen naar wat boeddhistisch georiënteerde prestatiesporters beweegt om de beste te worden. Zijn ze er wel? Of houden ze zich liever afzijdig van die cultuur? We kennen wel de bekende bokster Lucia Rijker en de ex-voetballer Roberto Baggio, beiden boeddhist volgens de (Japanse) traditie Nychirin. Ze zijn volgers van Soka Gakkai, een traditie die ervan uitgaat het beste uit jezelf te halen, mede door meditatie en chanten. Leden van SGI beoefenen de leer van Nichiren Daishonin, een priester die in 1222 in Japan werd geboren. Hij onderwees dat het reciteren van Nam Myo-Ho Renge Kyo, de titel en essentie van de Lotussoetra, de beoefening is die mensen in staat stelt verlichting te bereiken. ‘Een van de grote doelen van het boeddhisme is dat alle levende wezens gelukkig worden en dat de mens zich bewust wordt van de onschendbaarheid en respectwaardigheid van het leven zelf’.

Zo kan het verschillende kanten op. Waarin ik zou kunnen geloven doet mij twijfelen. Wat ik zeker besef is dat boeddhisme nog ver verwijderd is van wat wij mensen willen bereiken. Paul van der Velde zegt dat ook, meen ik: ‘Er is nog een lange weg te gaan’. Wat hij precies bedoelt weet ik niet. Mogelijk gaat het om competitie. Waarom zouden we doorgaan met de strijd om de beste te zijn, in wat dan ook? Omdat dit in de mens zit?

Dit artikel is gepubliceerd in het Boeddhistisch Dagblad van 2 november 2022

De Giro d’Italia is toch vooral sterven in schoonheid

1 jun

Daags na het roze gekleurde weekeinde in Gelderland, drie weken geleden, schreef ik dat ‘de belangstelling in Nederland voor de Giro d’Italia met de dag drastisch zal afnemen en uiteindelijk slechts door pure wielerliefhebbers zal worden gevolgd’. Het is dus anders gelopen. Niet zozeer omdat het koersverloop tot de verbeelding bleef spreken, maar vooral omdat Nederlandse renners aan het front bleven strijden, tot het einde in Turijn toe.

Foto: musement.com Foto: musement.com

Fascinatie van start tot finish – en zeker niet alleen bij wielerliefhebbers. De Italiaanse organisatoren kunnen vergenoegd in hun handen wrijven. De emoties laaiden hoog op, zoals dat bij de beleving van topsport verwacht wordt. Media, zoals de Nederlandse televisieomroep NOS (NPO) om welke reden ook het wielercircus niet dagelijks op de voet volgden, werden door een groot deel van het volk een gebrek aan betrokkenheid verweten. Andere media maakten gretig ruimte vrij voor reportages, interviews en achtergronden en zetten ander nieuws op minder prominente plaatsen. Zo was het ooit (ruim een eeuw geleden) bedoeld door de handelsgeesten van krantenbedrijven. In het geval van de Ronde van Italië door La Gazzetta dello Sport als antwoord op een autorace die eerder door Corriere della Sera was gelanceerd.

Het is aanhaken op de vraag waarom sport zoveel aantrekkingskracht uitoefent. Vandaag is het voetbal, morgen wielrennen, overmorgen autoracen en tennis, straks turnen, hockey of volleybal, dan weer zwemmen of hardlopen. Zeker wanneer betrokkenheid intieme vormen gaat aannemen, alsof de jongen van de buren of het meisje uit het dorp meedoet. Of wanneer vereenzelviging (met helden) zich aandient. Helden worden in een handomdraai gemaakt – en naar believen even snel afgedankt.

In Lof van de sport schrijft de Duitse socioloog/filosoof Hans Ulrich Gumbrecht: ‘En toch weten we niet (en misschien hoeven we dat helemaal niet te weten) waarom sport kijken zo onweerstaanbaar is en tot onze verbeelding spreekt. Het is letterlijk een fascinatie, dat wil zeggen, iets wat onze blik gevangen houdt, iets wat ons eindeloos blijft boeien zonder dat we weten waarom. Het is deze fascinatie die een transfigurerende werking heeft, want we voelen ons onweerstaanbaar aangetrokken tot verschijnselen waarvoor we normaal gesproken geen waardering kunnen opbrengen, zoals wanstaltig corpulente lijven of wollen mutsen met kleppen.’

Het zijn rationele overpeinzingen die mij in de loop van de afgelopen veertig jaar als sportjournalist bezig hebben gehouden – en nog. Zoals Dino Buzzati in De Ronde van Italië, het boek met kronieken uit de Giro van 1949 in de Corriere della Sera, dat ik in 1986 tijdens mijn eerste Giro als verslaggever als inspirerend geschenk van mijn nieuwe geliefde in mijn koffer vond. Collega Jean Nelissen, die toch alles al over de wielersport  wist en gelezen had, griste het nieuwsgierig van mijn schrijftafel. Om even later luidkeels met de hem typerende dictie voor te lezen (Buzzati schrijft over Gino Bartali): ‘Plotseling, dat weet je, zal de geheimzinnige genius je in de steek laten. Midden in een wedstrijd, onverwacht, zul je je merkwaardig alleen voelen: als een koning in de strijd die zich omkeert om bevelen te geven en bemerkt dat zijn leger er niet meer is, dat het als bij toverslag verdwenen is in het niets. Dat verschrikkelijke moment zal aanbreken. Maar wanneer? Dat weet je niet. Het zou vandaag kunnen zijn.’

Het is jammer dat in de huidige, veelal hitsige commentaren – gebaseerd op te veel betrokkenheid – deze literaire zinsnede niet is teruggehaald of eenvoudigweg niet is herkend (laat staan ooit gelezen) na de val van Steven Kruijswijk in voorlaatste bergetappe van de afgelopen Giro. Historisch besef kan in verhitte momenten een waardevolle bijdrage leveren, zeker in de wielersport die onmiskenbaar in mystieke sferen wordt bedreven. Overvloedige betrokkenheid, zoals de afgelopen weken, kan een verblindende uitwerking hebben en voedt vooral de onderbuik van de naar roem en glorie hunkerende lezers, kijkers en andere volgers. Populisme mag dan bij veel media van commercieel belang zijn, de realiteit is meer waard.

Begin jaren negentig was ik op de perstribune van het toenmalige Chicago Stadium getuige van de indrukwekkende voorstellingen van de Chicago Bulls met de magistrale coach Phil Jackson (uniek door zijn op zen-boeddhisme gebaseerde filosofie) en hun uitblinker Michael Jordan (mijns inziens met Muhammad Ali de beste sportman aller tijden). Toen ik bij een van de weergaloze acties van Jordan een keer opveerde en een juichkreet niet wilde onderdrukken, werd door mijn buurman een hand op mijn schouders gelegd. Hij wees op een bordje bij de ingang van de perstribune met de tekst: ‘No cheering in the pressbox‘. Ik schrok. Zou ik niet beter kunnen afdalen naar de tribune met het ‘gewone’ publiek? De man stelde mij gerust. Hij stelde zich voor: Sam Smith, Chicago Tribune en al jaren Bulls-watcher. Hij was de man wiens boek ik die week gulzig had gelezen: The Jordan Rules. Een meesterlijk, genuanceerd en daarom meeslepend boek over het gedrag van Jordan op de speelvloer en vooral in het trainingscentrum.

No cheering in the pressbox. Het is een regel uit andere tijden, besef ik. Over de Giro lezend, ernaar kijkend en luisterend, werd mij vooral duidelijk dat de verslaggevers, commentatoren en columnisten zich vereenzelvigden met hun favorieten. Was dat geregisseerd, dan wel door de bazen met hun handelsgeest opgedrongen? In het vuur van de strijd laat elke verslaggever zich weleens gaan – hij is immers sportliefhebber. Dat besefte ik terdege. Daarom besloot ik meermalen buitenlandse media te raadplegen om ook de andere (realistische) kant van de medaille te zien.

Drama genoeg in de afgelopen Giro, zoals van een wielerwedstrijd wordt verwacht. Met alle ingrediënten die daarbij horen. De dramatische omwenteling van Nibali’s fysieke en psychische gesteldheid, diens killersinstinct (vandaar diens bijnaam ‘De Haai van de Straat van Messina’, jaren geleden al bedacht door voorzitter Eddy Lanzo van Nibali’s wielerclub in Messina) en de strategie van zijn ploeg. De dramatische omwenteling bij Steven Kruijswijk: de val op het moment dat de strijd ontbrandde. Topsport wordt op details beslist is een aloude wijsheid. Dat bleek eens te meer. En dan was er de dramatische aftocht van de eerste roze truidrager Tom Dumoulin, van wie in de media nooit meer iets is vernomen: de koning is dood, leve de koning.

En tenslotte de dramatische valpartijen, de spannende beklimmingen en ijzingwekkende afdalingen. En als apotheose de innemende lach van de Colombiaan Esteban Chaves, die op de voorlaatste dag zijn leiderspositie moest afstaan en ‘slechts’ derde werd. Zijn commentaar na afloop was mogelijk het mooiste moment van de Giro: over zijn vreugde, zijn toekomst, zijn liefde voor de wielersport en zijn waardering en bewondering voor de winnaar.

Esteban Chaves Esteban Chaves

Chaves gulle lach deed veel ellende
vergeten. Zoals de sport hoort te zijn. Afleiding van alles wat ons dwars zit en pijnigt.

De Giro is toch vooral sterven in schoonheid.

Deze column in gepubliceerd op de website http://www.Sportenstrategie.nl

Over smaak valt te twisten over grootmeesterschap niet

15 feb

Louis van Gaal, Sportcoach van 2014

louis
Aloysius Paulus Maria van Gaal (bekend als Louis) moet hebben geweten dat hij afgelopen december tot Sportcoach van het jaar 2014 zou worden gekozen. Hij moet ergens in zijn brein vol alarmbellen en andere zintuiglijke indicatoren hebben gevoeld dat de vakjury niet om hem heen kon. Over smaak valt nog te twisten, over grootmeesterschap niet.

Het zal toch niet zo zijn dat een forum van als vakbekwaam gekwalificeerde mensen hem na het meeslepende wereldkampioenschap voetbal in Brazilië de hoogste Nederlandse sportonderscheiding passeren?

Je voelt het Louis van Gaal denken, ’s nachts even draaiend in zijn bed na weer een beladen wedstrijd, om dan met een hervonden – op zelfvertrouwen gebaseerde – rustige hartslag in slaap te vallen. Ik ben toch de beste? Ja, ik ben de beste. Van allemaal. Zo zou hij ingeslapen kunnen zijn.

Want aan iedereen die met voetbal is begaan, heeft hij immers getoond dat hij en zijn team van specialisten een groep jonge, min of meer internationaal beperkte voetballers naar het hoogste niveau kunnen brengen. Zelfs de wereldtitel behoorde tot de mogelijkheden. Want ook de Duitsers (de uiteindelijke wereldkampioenen, met hun al jarenlang ver doorgevoerde tactische en technische voorbereiding onder leiding van bondscoach Joachim Löw) had Van Gaal en de zijnen kunnen verslaan.

Wanneer het hoge doel wordt bereikt, is borstklopperij begrijpelijk en menselijk. Trots mag, trots is geen vies woord, trots is geen slechte eigenschap, trots is een bevestiging van het zelfvertrouwen. Wie met zijn hand op zijn hart timmert, is verguld van zichzelf. Wie dat niet doet (niet durft), is bang. Bang om zichzelf te zijn. Het ego mag best eens een schouderklopje krijgen na een succesvol verlopen uitdaging.

Aan de top ben je gauw eenzaam. Zo beseft Van Gaal. Enerzijds word je aanbeden, anderzijds dreig je als ‘topper’ al gauw naar beneden gehaald te worden, om welke reden ook. Het getuigt daarom van een immense kracht door te gaan op het gekozen pad. Niet eigenzinnig maar vastbesloten.

Op dat pad zoek je voortdurend naar verbetering, naar iets nieuws. Naar mensen die kunnen helpen, inspireren, vooral luisteren naar degenen die je op het andere been zetten. Je vijanden zijn ook je leermeesters. Anderen het vertrouwen geven, mensen die meer weten, hun eigen expertise hebben. Naar andere facetten van het leven en van coachen kijken (ook buiten de sport en buiten voetbal), en ze meenemen ter aanvulling op jouw perceptie. Louis van Gaal heeft zich er in de loop van zijn loopbaan als coach een meester in getoond.

Van Gaal heeft geleerd dat je niet alleen hoeft te staan. Alleen is maar alleen, en maakt je kwetsbaar. Delen geeft je het gevoel sterker te zijn. Anderen zijn er om je te helpen. Die visie deelt hij ook met voetballers met wie hij samenwerkt.

phil meditatie
Zo deed Phil Jackson, vaak de beste sportcoach van de laatste twintig jaar genoemd. Niet alleen omdat hij elfmaal kampioen werd van de NBA (zesmaal met de Chicago Bulls, vijfmaal met de LA Lakers). Jackson putte uit zijn zenboeddhistische leringen (van Shunryu Suzuki) en het boek ‘Zen and the Art of Motorcycle Maintenance’ (van Robert Pirsig) en overtuigde basketballers met een groot ego als Michael Jordan, Kobe Bryant en Shaquille O’Neal ervan hoe zij naast hun eigen talenten konden profiteren van de kwaliteiten van hun teamgenoten. Samen spelen als de lamme met de blinde. Elkaar nodig hebben, steunen, aanvullen, waarderen. Een team is beter dan één superster, we horen het Van Gaal vaak zeggen.

Van Gaal laat niet alles over zijn werkwijze los. Dat is jammer voor ons nieuwsgierige buitenstaanders. Maar begrijpelijk in zijn wereld van competitie en naijver. De concurrentie zit ook niet stil. Veel van wat hij aan kennis heeft verworven, kan worden aangewend door concurrerende coaches, mensen die hetzelfde (de top) willen bereiken. Maar niet alle coaches is het gegeven zo gedisciplineerd en nieuwsgierig te werken. Juist Van Gaals talent is doorslaggevend voor herhaald succes. Fingerspitzengefühl. Zijn charisma is onomstreden. Om Louis van Gaal kun je niet heen.

Round of 16 - Netherlands vs Mexico
Van Gaal laat niets aan het toeval over. Wat anders kan van een coach worden verwacht? Maar Van Gaal gaat vaak verder. Hij wil alles in zijn greep hebben. Het gras moet op maat zijn én vochtig genoeg om de balcirculatie vloeibaar te laten verlopen. Daarom moet ook de bal de gewenste hardheid hebben. Ballenjongens moeten alert en snel zijn. Hij vraagt de betrokken media eensgezind achter de ploeg te staan. Spelers dienen dankzij uitputtende trainingsherhalingen geconditioneerd gedrag te tonen. De looplijnen en bewegingen, uitgekristalliseerd door computeranalisten, moeten strikt gevolgd worden. Overbodige, onverwachte emoties dienen vermeden te worden.

Mede daarom wordt het management van Louis van Gaal ten voorbeeld gesteld aan de zakenwereld. De consultants Jeroen Visscher en Jurgen Frumau schreven er een boek over: ‘Hoe smeed je wereldkampioenen’. De oud-economiejournalist van NRC Handelsblad en oud-hoofdredacteur van opinietijdschrift The Optimist, Max Christern, bracht onlangs het boek ‘De Keeperswissel; de 7 Managementlessen van Louis van Gaal’ uit. Daarin zet hij uiteen wat managers in het bedrijfsleven kunnen leren van de methode-Van Gaal. En dat is veel.

Maar de zakenwereld is niet de sportwereld. Emoties horen bij sport. Zonder emoties is er geen sport, zonder sport geen emoties: geen hoop, verdriet en euforie. Mensenwerk dus. Dat is juist de charme van sport. Passie is een niet te versmaden factor.

Vooral emoties kunnen een obstakel vormen voor een coach die perfectionisme nastreeft. Daarom worden al gauw een psycholoog of op zijn minst sportpsychologische inzichten ingeschakeld. Daarmee kunnen achtergronden en mogelijke angsten en trauma’s van een speler worden geanalyseerd en mogelijk omgebogen tot een krachtiger houding. Van Gaal ziet het als een prioriteit veel (als leraar en vooral vaderlijk) met spelers te praten, over hun drijfveer, afkomst, verleden, familie en leefsituatie. Hij wil ze begrijpen, hun mentale kracht doorgronden en daar met elkaar naar handelen.

Hij wil de mens centraal stellen. Zoals hij zegt: ‘Heel de mens doorzien’. Wat kan de speler, wat kan hij niet, onder welke omstandigheden voelt hij zich goed, wanneer niet.

Bij Bayern München dienden spelers ’s morgens voor de training een checklist in te vullen met thema’s als slaapgedrag, eet- en drinkgewoonten, actuele gedachten en zielenroerselen, familiesituaties en zo verder. Dat werd gecombineerd met fysieke testen, waaraan (ook) de psychische gesteldheid kan worden afgelezen. De resultaten werden besproken met het team van specialisten. Zo kunnen hoofdcoach en begeleidende specialisten bepalen hoe spelers in hun vel steken en trainingen indien nodig aanpassen. Zo weet de speler dat hij aandacht krijgt en dat rekening wordt gehouden met wat hij wil en niet wil, kan of niet kan. Ieder zijn kracht en zijn kwetsbaarheden.

Het is alsof Van Gaal liefst robots (geprogrammeerd in de controlekamers) het veld in wil sturen. Gesteund door de technologie die tegelijk de emotie uit de sport verdrijft. Geprogrammeerd naar zijn wensen, voldoening gevend aan het altijd sluimerende verlangen de beste coach ter wereld te zijn. Een chip in het hoofd van de spelers, waar alle acties en (mogelijk) reacties staan opgeslagen. Het is een toekomstbeeld, met de ogenschijnlijk steeds groter wordende ambities in de sport.

Van Gaal wekt de indruk nog steeds graag met ménsen samen te werken. Spelen dus. Als geboren liefhebber van spel in het algemeen en voetbal in het bijzonder. Samen spelen om het hoogste te bereiken.

Phil Jackson liet zijn spelers naar de Wizard of Oz kijken, sprookjes lezen, in een ingewijde ruimte mediteren en altruïsme overdenken. Waarom zou Van Gaal dat niet doen? Vooralsnog richt hij zich op zijn eigen, voortdurende vernieuwende wijze. Hij staat open voor wat zich aandient in de psychologische, sociologische en medische wetenschap en voor visies van anderen die hun waarde hebben onderstreept.

Wat in de media over hem, zijn gedrag en zienswijze wordt beweerd, laat hem vermoedelijk niet koud. Hij beseft na ruim twintig jaar (eigenzinnig) coaching in Nederland, Spanje, Duitsland en Engeland dat hij op de huid wordt gezeten. Soms draagt hij een harnas. Maar dat voelt niet goed. Hij wil toch een mens zijn, met een open hart en een open geest. Laat ze maar komen, laat ze maar vragen, insinueren en tweedracht zaaien.

Die keeperswissel, ja. Tim Krul in plaats van Jasper Cillessen bij de strafschoppen. Tijdens het de kwartfinale van het WK, nota bene. Zomaar ineens? Vast niet. Het had anders kunnen lopen. Maar op dat moment zag Van Gaal met zijn team wat er nodig was. Hij had een nieuw wapen gevonden. Wie weet, was dit de weg naar glorie. En ja, het was de weg. Durf opent deuren.

Wie is in staat zichzelf een algemeen aanvaarde houding geven voor het front van microfoons en camera’s? De een verdwijnt in zichzelf, de ander groeit en gloeit van zelfverheerlijking. Zoals Louis van Gaal.

Zoals hij daar stond met de prijs als beste Sportcoach van 2014, met een mengeling van trots en verlegenheid. Dat was bewonderenswaardig en vertederend tegelijk. Iedereen had gezien wat Oranje presteerde in Brazilië, velen leefden mee. Maar niemand had voorspeld wat de coach met zijn team had voorbereid in de achterkamertjes van Oranje. Zo snoerde hij criticasters de mond en onderstreepte hij vooral zijn meesterschap.

Louis van Gaal is een bijzondere coach. Dat streelt hem. En dat mag.

Dit portret van mijn hand is gepubliceerd in het februarinummer van Nlcoach

De magie van Michael Jordan zal blijven bestaan

19 feb

His Airness Michael Jeffrey Jordan is afgelopen zondag (17 februari) 50 jaar geworden. Ouder weliswaar, maar niet minder indrukwekkend is de man die vooralsnog de beste basketballer aller tijden wordt genoemd. En om zijn grootheid te benadrukken zien velen in hem zelfs de beste aller sportmensen in de geschiedenis. Wie hem nu ziet – op foto’s, films en televisie – wordt (nog steeds) geraakt door zijn uitstraling. Een grote, sterke, zelfverzekerde, evenwichtige man. Het begrip rolmodel dringt zich op, niet alleen voor basketballers maar ook voor sporters in het algemeen.

Wie hem van nabij in actie heeft gezien, hem heeft gesproken en zijn grote, stevige, magische rechterhand heeft mogen drukken, komt niet meer los van de betovering die zich tijdens die momenten manifesteerde. Hem over de speelvloer zien dansen, draaien, rennen en springen. Hem met dat 1 meter 98 lange lijf de lucht in zien gaan. Om hem daarboven (langer dan gewone mensen) te zien hangen alvorens hij de bal in de basket legt of smijt. Dat was overweldigend en staat voor altijd in het geheugen gegrift. Geen sportman die zoveel het emotionele brein prikkelde als Jordan.

Het was begin jaren negentig, in het oude Chicago Stadium, waar de Chicago Bulls hun thuiswedstrijden speelden. Na afloop stond hij in de kleedkamer de journalisten een voor een te woord. Correct, beleefd, in verstandige, begrijpelijke taal. Hij had de regie, bepaalde de stemming, maakte indringend oogcontact, gedroeg zich als een vader tegenover zijn zoon en peuterde en passant een diamantje in zijn oorlel, waarop de cijfers 2 en 3 te zien waren. Nummer 23 droeg deze atleet met goddelijke status op zijn shirt en zelfs in zijn oor. Nummer 23 is in de sportwereld nog altijd een magisch nummer.

Een paar meter van hem in de kleedkamer verwijderd stond zijn coach Phil Jackson. De Zenmaster. Een man, wiens eruditie waarschijnlijk alle sportcoaches te boven gaat. Jackson liet zich in de jaren zeventig als jonge man (met hippie-ideeën) inspireren door het boek ‘Zen en de Kunst van het Motoronderhoud’ van filosoof Robert Pirsig. Jackson is een oud-basketballer en oud-kampioen, die inzichten en ervaringen verwierf door bewust gebruik van lsd en marihuana, zich verdiepte in psychologische, filosofische, theologische en politicologische geschriften, zich onderwierp aan Indiaanse rituelen, de zenboeddhistische leer van Shunryu Suzuki volgde en zijn spelers leerde mediteren, en spirituele boeken en sprookjes liet lezen om tot (zelf)inzicht te komen. Jackson (later succesvol als coach van de LA Lakers) leerde Jordan zijn grote ego bedwingen.

Jordan zou dat seizoen voor de tweede maal met de Chicago Bulls kampioen van de NBA worden. Hij werd met de Bulls zes keer kampioen. Tussendoor maakte hij een uitstapje naar het honkbal, mede als gevolg van de dood van zijn vader die bij een roofoverval werd vermoord. Twee jaar later keerde Jordan terug. Hij opende de persconferentie kort en krachtig: I’m back. Er zouden nog vele titels, punten, dribbels en onvergetelijke acties volgen. Totdat hij (40 jaar) in 2003 als speler van de Washington Wizards zijn actieve loopbaan definitief beëindigde. Hij begon een nieuwe carrière, als zakenman en als eigenaar van de Charlotte Bobcats, het slechtste team van de NBA nota bene.

Jarenlang vereenzelvigden jongens zich met Michael Jordan. Wie geen schoenen droeg van het merk Nike Air Jordan telde niet mee. Het vermogen van Jordan wordt geschat op 500 miljoen dollar, zo’n 375 miljoen euro. Twee jaar geleden trouwde hij voor de tweede keer. Michael Jordan blijft nadrukkelijk aanwezig. Als het niet in de media is, waar hij desgevraagd graag zijn pittige meningen geeft, dan wel op de golfbaan (Jordan heeft handicap 6). Hij was vriend van Tiger Woods, die hij van advies diende toen ‘s’werelds beste golfer’ zijn neergang als mens en sporter doormaakte. Met een dikke sigaar in zijn mond moedigde Jordan vorig jaar het Amerikaanse Ryder Cup Team tegen Europa aan. Hij behoorde zelfs tot het begeleidingsteam. Jordan geldt als een mentalcoach bij uitstek. Luke Donald, nummer twee van de worldgolfranking, laat zich graag bijstaan door zijn vriend Jordan met zijn ervaringen en psychologische kennis.

Zoals de voetbalwereld zich voortdurend buigt over de vraag wie de beste voetballer aller tijden is, zo is de basketbalwereld druk doende de uitblinkers van nu te vergelijken met Michael Jordan. Juist nu, omdat LeBron James, de 28-jarige speler van de Miami Heat, met zijn spectaculaire spel en scoringsdrift Jordan van zijn troon lijkt te gaan stoten. Jordan won zes titels, James één. En dan is er nog de 34-jarige Kobe Bryant, speler van de LA Lakers die wat betreft puntentotalen, titels (vijf) en acties Jordan naar de kroon stijgt. Maar het draait niet alleen om titels en statistieken, het gaat ook om snelheid en kracht, links en rechtshandig, samenspel en hangtime.

James, zo is de verwachting, zal nog wel een paar titels winnen. Hij is nog jong en wordt steeds beter. De afgelopen weken scoorde King James in zes achtereenvolgende wedstrijden meer dan dertig punten en kwam hij tot een schotpercentage hoger dan zestig. Dat heeft niemand – ook Jordan – hem voorgedaan. Niettemin heeft Jordan een totaalgemiddelde van 30,1 en James nog slechts 27,6. Jordan zelf slaat in de discussie Bryant hoger aan dan James. Maar het antwoord van de reus van de Heat was duidelijk: ,,Het gaat niet om het aantal titels. Bovendien ben ik daar niet mee bezig. Ik speel voor mezelf en niet voor anderen. MJ is MJ, I’m LJ.’’

Ook Phil Jackson laat zich meevoeren in de discussie. De 67-jarige coach is weliswaar met pensioen, maar blijft betrokken. Hij is nog altijd onder de indruk van zijn vroegere pupil Jordan, maar sluit niet uit dat James het te langen leste gaat winnen van His Airness. Hij roemt beide spelers om hun enorme arsenaal aan vaardigheden, ziet in Jordan toch de betere atleet en in James de speler met de meeste kracht. Jordan kon op alle posities uit de voeten, James wat minder. Verder is James een betere teamspeler. Jordan bleef, ondanks het onderwijs van Phil Jackson, toch te veel last hebben van zijn ego. Zo beweert Jackson. En wat James nu doet, lang hangend in de lucht en dan scoren, dat deed Jordan volgens velen als eerste.

Jordan is bovendien toch vooral een gentleman gebleven. Al heeft ook hij zijn donkere kanten gehad, vooral door zijn vriendschap met de aan gokken en seks verslaafde Tiger Woods. Michael Jordan zal zeker nog lang worden herinnerd als de beste basketballer aller tijden. Zijn spectaculaire, vaak ongeloofwaardige acties deden sportliefhebbers rillen van emotie. En ze doen dat nog steeds.

Dit artikel werd op maandag 18 februari 2013 gepubliceerd in NRC Handelsblad

%d bloggers liken dit: