Tag Archives: Guus van Holland

Jaap Visser is soms terug in de kolommen van de Volkskrant

22 mrt

Bijna 25 jaar geleden verscheen het laatste sportstuk van zijn hand in de Volkskrant. Sinds kort staat zijn naam, Jaap Visser (63), weer in de krant. In de rubriek Het Eeuwige Leven. Daarin beschrijft Visser de levensloop van een kort tevoren overleden bekende Nederlander. Niet van een sporter, zoals we van hem als sportjournalist gewend waren. Volgens afspraak slechts mensen uit een andere wereld. Bekende overleden sporters worden nu door een sportredacteur ‘afgelegd’.

Schrijven, over wie en wat dan ook, dat is waar Jaap Visser het meest van houdt. Lange stukken of boeken waar hij zijn ziel en zaligheid inlegt; dat heeft hij altijd graag gedaan. Acht jaar was hij sinds april 1989 lid van de sportredactie van de Volkskrant. Daar toonde hij al zijn onmiskenbare kwaliteiten. Hij kwam van de sportredactie van het Leidsch Dagblad en werd op voorspraak van Volkskrant-redacteur Hans van Wissen aangetrokken als specialist atletiek (net als Van Wissen).

Het was in een tijd dat de sportredactie mocht worden uitgebreid, ingeluid door ondergetekende die naar NRC Handelsblad overstapte en op voorspraak van schaatsverslaggever Ronald ten Brink werd vervangen door Bert Wagendorp die zich bij de Leeuwarder Courant had onderscheiden als schaatskenner en goed schreef over noordelijke wielrenners. Ondergetekende ging akkoord. Kort daarop kregen andere prominente sportredacteuren de kans hun favoriete verslaggever aan te nemen. Frans Ensink koos voor John Volkers en later lieten Ensink en Ben de Graaf het oog vallen op Ted van Leeuwen destijds werkzaam bij de Gelderlander, maar werd Paul Onkenhout als tweede keus gekozen.

Visser had het heel erg naar zijn zin bij de Volkskrant, versloeg meer sportwedstrijden dan hij eigenlijk had gedacht. ‘Ik ging naar de Olympische Spelen, Tour de France en WK’s van andere sporten. Zoveel vertrouwen hadden de leiders wel in mij. Het leek dat Hans van Wissen wel gelijk had gehad door mij te vragen en niet die andere kandidaat Edwin Winkels die naar Spanje vertrok. Ik heb me echt thuis gevoeld op die redactie, waarin toch met die nieuwe redacteuren een andere wind ging waaien dan voorheen, de manier en de sfeer waarop de oude sport redactie schreef was toch anders.’

Jaap was een redacteur/verslaggever die maar niet kon stoppen met schrijven. Hij wilde meer, eigenlijk meer dan Van Wissen maar dan in één verhaal. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij naar Vrij Nederland ging voor de langere, uitgeplozen verhalen; daar zou hij zijn ei wel kwijt kunnen, zo leek het. Maar het voetbalhart stak weer de kop op en zo besloot hij met vrienden en collega’s het voetbalblad Johan te beginnen. Dat ging echter snel ter ziele.

Schrijven over zijn geliefde onderwerpen, dat wilde Jaap Visser. Hij begon met oud-sportverslaggever Matty Verkamman (prominent voetbalverslaggever van Trouw) een uitgeverij, waarin voetbalboeken centraal stonden en Jaap met Matty en anderen schrijvend de toon zetten. Veel boeken verschenen van hun hand, Jaap liet zijn voorkeur voor Ajacieden blijken. Sinds enkele jaren bestieren zij na wat problemen de uitgeverij onder de naam Kick Uitgevers.

Nu is hij dan ook terug bij de Volkskrant, los van andere ‘schnabbels’ bij bekende bladen, als ‘zijn’ Leidsch Dagblad waarin hij een lokaal maatschappelijk betrokken column schrijft.  Een relatie met oud-Volkskrantredacteur Bart Jungmann bracht hem op het spoor van Het Eeuwige Leven, waar Peter de Waard mee was begonnen én gestopt. Jaap geeft graag de credits aan zijn vrouw Judith, ook bekend met het echtpaar Jungmann (Bart en Jaap kennen elkaar van het Leidsch Dagblad). ‘Mijn vrouw opperde het idee dat necrologieën voor de Volkskrant schrijven wel wat voor mij was. Via Bart en medewerker Iwan Tol, die ik weer van Johan kende, kwam ik toen binnen bij de Volkskrant. Wat ik verdien is geen vetpot en ook de ruimte is beperkt, maar het is leuk om uit te vlooien hoe de overledenen in elkaar staken. Ik was een groot bewonderaar van Peter de Waard, hoe hij zoveel columns en reportage schreef en daarnaast ook nog de rubriek Het Eeuwige Leven maakte – en hoe!’

Het is natuurlijk jammer en vreemd, vindt Jaap, dat de rubriek vaak pas enkele weken na het overlijden van de persoon gepubliceerd wordt. ‘Dat hangt weer af van de ruimte en de advertenties, en meer van die dingen. Maar ik heb er wel een beetje vrede mee’, zegt hij midden in een chaotische afhandeling van een nieuwe serie boeken, die zijn uitgeverij op de markt brengt – dit keer over de Tweede Wereldoorlog. ‘Het is leuk om te doen, mensen uit een andere wereld dan sport beschrijven. Of het nu om Chris Koerts gaat, een lid van de rockband Earth and Fire of om Geert-Jan Laan, de onlangs overleden voormalige hoofdredacteur van Het Vrije Volk, als journalist een van de eersten die de onderzoeksjournalist in praktijk bracht. Zeer interessant, echt waar.’

Dit interview is verschenen in de Volksknar, het blad plus website van Volkskrant-pensionado’s

Ben de Graaf (86): ‘De kritische benadering zie ik niet meer’

23 nov

Van 1963 tot 1996 zat Ben de Graaf bij Sport op de Volkskrant, 26 jaar als chef. Beroemd om zijn eigen, uitgesproken mening, tegen autosport en boksen. Destijds wilde hij al de buitenspelregel bij het voetbal afschaffen. Dat wil hij nu nóg. Guus van Holland (ex-Volkskrant/ex-NRC) zocht hem op.

Ben de Graaf voor zijn tuinhuisje, waarin zijn biljarttafel staat. Daar speelt hij nog regelmatig op (als de energie het hem toestaat).
Foto Jacques de Jong

Als we bij de deur staan om afscheid te nemen, wil Ben de Graaf (86 jaar, waarvan 60 jaar getrouwd met Thea) nog even kwijt dat hij het toch wel jammer vindt dat Nieuw-Zeeland in de halve finale van het WK cricket van Pakistan heeft verloren. ‘Ik ben eigenlijk altijd een beetje voor Nieuw-Zeeland.’ Cricket. Ben (van 1963 tot 1996 op de sportredactie van de Volkskrant) kan het niet nalaten over een van zijn favoriete sporten te praten. Uren kan hij ernaar kijken op de BBC.

Uren zou hij kunnen praten over cricket. En zeker over biljarten, zijn andere favoriete sport. Hij speelt nog steeds in het biljartzaaltje achter zijn huis. Het gaat niet meer zo soepel, bekent hij. Geen energie meer, legt hij uit. ‘Biljarten is niet alleen een kwestie van techniek en concentratie, maar ook van energie.’

Zo werd hij laatst gebeld door coryfee Dick Jaspers die hem wilde uitleggen waarom hij een partij tijdens het Wereldbekertoernooi in Veghel (waar Ben op uitnodiging ook aanwezig was) had verloren. ‘Een paar simpele driehoekjes waren bij Jaspers mislukt. Dick wilde mij vertellen dat het kwam door vermoeidheid. Dat begreep ik meteen. Als je door vermoeidheid geen concentratie meer kan opbrengen en dus geen energie meer hebt, kan het mis gaan. Jaspers had wel een half uur nodig om het uit te leggen en zich tegenover mij te verontschuldigen.’

Op de schoorsteenmantel staat een kolossale beker, de Ben Bokaal. Ben grinnikt en verklaart dat het de hoofdprijs is voor het familietoernooitje dat jaarlijks wordt gespeeld in zijn biljartzaaltje. ‘Allemaal kinderen en kleinkinderen, en een oude vriend, die eraan meedoen. De laatste keer won mijn kleinzoon Jelle. Een aardig talent, zeker’, zegt Ben zoals hij dat altijd heeft gedaan. Als hij iets goed vindt, volstaat hij met het woord ‘aardig.’

Beweer nooit dat hij niets om voetbal geeft. Dat doet hij wél, hij heeft zelf op amateurniveau gevoetbald en speelde in het redactie-elftal van de Volkskrant. Als sportverslaggever wilde hij zijn taak serieus nemen. ‘Een journalist hoort zijn eigen observatie te volgen. Niet als liefhebber meegaan met wat de coach en de spelers vinden. Dan volg je niet meer je eigen weg. Ik schreef altijd op wat ik dacht en zag. Dat liet ik me niet afnemen door anderen. Ik begreep waarom coaches en spelers mij te kritisch vonden, maar daar had ik geen boodschap aan. Ik zat niet op de perstribune met een Oranjeshirt aan, ik was een objectieve observator met een eigen mening.’

In 1981 was ondergetekende naast Ben aanwezig bij de wedstrijd Frankrijk-Nederland in het Parc des Princes, Parijs. Frankrijk won met 2-0. Ben zat naast me, trok aan zijn pijp (hij rookt nog steeds pijp) en zei als hij Six, Tigana en Platini een bal technisch volmaakt met de borst zag controleren en vervolgens speels zag passen: ‘Kijk, jongen, dat is nou voetbal.’ Nederlandse media zeurden de volgende dag over de verkeerde opstelling van Krol bij een vrije trap, Ben liet in zijn verslag blijken waarvan hij had genoten en waar Nederland tekortschoot. ‘s Nachts reden we naar huis in zijn auto. Ben had klassieke muziek op zijn autoradio staan, rookte zijn pijp en vertelde waarom hij van Franse voetballers hield, en van de Frans cultuur. Hij bleek een echte liefhebber.

Ben beklimt zijn stokpaardje: ‘Geen letter in de Volkskrant over cricket, wat toch een wereldsport is. Geen letter over biljarten. Alleen maar paginagrote verhalen over voetbal. Tja, het is een wereldsport. Maar geen kritisch woord. Die Willem Vissers kan wel aardig schrijven, zeker. Maar dan gaat hij een boek schrijven over Van Gaal. Die man zal wel een goede coach zijn, maar volg hem dan kritisch. Dat zie ik niet. Dan ben je niet goed bezig als journalist.’

Ben de Graaf is weinig veranderd. Hij wil niet mee met deze tijd, waarin kijkcijfers en groei van abonnees volgens hem doorslaggevend zijn. ‘Wat ik dertig of veertig jaar geleden al schreef, zou ik zo willen herhalen. Wat de huidige voetballichting doet, is een slecht voorbeeld voor de jeugd. Gaan vallen alsof de speler bijna dood is, dat wordt steeds erger. Ik schreef over het afschaffen van de buitenspelspelregel, wat ze in het hockey wel hebben gedaan. Ze hebben nog niet eens over de gevolgen nagedacht. ‘Zoiets als twee scheidsrechters – ieder een helft, want anders is het spel niet meer te volgen – dat opperde ik dertig, veertig jaar geleden al. Moet ik het dan nog een keer opschrijven? Het helpt niet. Maar laat de jongere generatie dat dan doen. Nee, die schrijven vol begrip over een wedstrijd en hebben een heerlijke wedstrijd gezien. Verder niks.’

Kritisch als altijd volgt hij zijn eigen krant. ‘Ik lees zes kranten maar de Volkskrant is nog steeds de beste.’ Hij maakt zich niet langer druk over wat gepubliceerd wordt. Maar toch: ‘De krant zit in een glijdende schaal van kritiekloosheid. Daar moet die hoofdredacteur Pieter Klok toch ingrijpen: dit wil ik, zo moet er geschreven worden. Niet alleen over sport, maar zeker ook over politiek. Afstand bewaren, niet partijdig zijn. Dat is de kunst. ‘Over kunst gesproken. Wat een onzin. Ik geef toe dat ik geen kunstgek ben. Maar waar gaat het over? Net als met die columns. Te veel. Verhaaltjes kan iedereen schrijven. Maar schrijf iets waarover je mensen kunt laten nadenken. Dat is de functie van een columnist.’

Terug naar de Sport, waaraan hij toch 26 jaar leiding heeft gegeven. ‘Mijn sportredactie had mensen als Hans van Wissen, Frans Ensink, Frans van Schoonderwalt, Ronald ten Brink en Guus van Holland. Niet alleen waren we kritisch, maar vooral realistisch. Durf zo te zijn, dat vind ik nou zo mooi. Volg je eigen weg, ga niet meedoen met het populisme.’

Ben ging in tegen de publieke opinie, zeker wat betreft het Nederlands elftal. Hoe zat het met bedreigingen? ‘Weinig last van gehad. Behalve bij het WK 1974 in Duitsland, toen de spelers mij in het zwembad gooiden. Ik had geschreven dat Nederland tegen Brazilië erg hard speelde, maar ze wonnen wel. Dat vooral is me kwalijk genomen. Hard? Het was smerig. Maar nee, dat mocht ik niet schrijven. Ik moest meedoen met de sfeer die in Nederland heerste: we hebben van Brazilië gewonnen, daar ging het om. Ik kreeg van toenmalig hoofdredacteur Jan van der Pluijm wat betreft mijn journalistieke invulling te weinig steun tegenover het KNVB-bestuur. Die mensen wilden dat ik Oranje steunde. Waarom deed ik dat dan niet? Ik sta er nog steeds achter wat ik toen schreef, maar dat chauvinisme telde zwaarder.’ Nooit bedreigingen, weet Ben. ‘Af en toe een ingezonden brief. De hoofdredactie maakte er geen probleem van. Pluijm vond het wel goed, iemand met een eigen mening is goed voor de krant. Bovendien staat het wel deftig als je bedreigd wordt.’

‘Ik heb geen vrienden, hoogstens kennissen.’ Dat klinkt eenzaam, vooral omdat hij zegt altijd zijn eigen weg te zijn gegaan, en dat nog steeds lijkt te doen. ‘Ik houd niet van Ajax bijvoorbeeld. Ik heb altijd iets tegen Amsterdammers gehad – met hun grote mond van ik ben de beste. Ik houd van nederigheid. Doe gewoon, blijf realistisch. Als ik naar voetbal kijk, is het PSV.’

En dan de verhalen over autoracen, Formule 1 en Max Verstappen die tegenwoordig paginagroot in ‘zijn’ Volkskrant staan. Tijdens zijn aanwezigheid op de Sport van de Volkskrant las je er bijna niets over. Maar nu, Ben: ‘Gemotoriseerde sport is geen sport. Dat met die Verstappen is een hype. Puur chauvinisme. Straks als hij weg is, lees je er niks meer over.’

Boksen is ook geen sport. Elkaar lichamelijk beschadigen of de hersens inslaan, vind ik geen sport. Maar als ze daarover willen schrijven, akkoord. Ze doen maar.’

‘Sport is de bron van veel ellende’, vindt Ben. ‘Vooral voor de jeugd, daar begint het.’

En dan nog even bij het afscheid aan de deur over het WK in Qatar: ‘Voetbal gaat om geld. Dat weten we toch. Iedereen slikt het, alles wat er gebeurt. Waarom zou ik nog waarschuwen? Ik ben er klaar mee.’

Dit interview is onlangs gepubliceerd in de Volksknar (volksknar.nl); digitale krant voor gepensioneerde Volkskrantmedewerkers.

Herman Wijffels en waarom het gaat zoals het gaat

22 mrt

Een interview uit 2009 in NLcoach

Toppers in de samenleving hebben net als ieder mens een reis afgelegd naar wat en wie ze zijn geworden. Welke passie hebben zij? Hebben zij een koers uitgezet? Door wie hebben zij zich laten leiden? Waren er keerpunten, bijvoorbeeld door tegenslag? Na eerdere séances met Mart Smeets, Jaap van Zweden, Dirk Scheringa, Agnes Jongerius, Jan Marijnissen, Hans van Manen, Youp van ´t Hek en Jan Mulder dit keer een econoom, visionair en beschouwer van het proces van het leven. Confronterend als een coach, maar vooral dienstbaar, zoals het een leider van de nieuwe orde betaamt. Joop Alberda en Guus van Holland ontmoeten Herman Wijffels, een man die de dialoog met alles wat de aarde te bieden heeft ziet als het symbool van een volgende fase in de samenleving.


De omgeving kan niet beter passen. Rondom de sessie heerst de natuur. Hier kunnen de zintuigen worden geopend, hier kan het proces van ‘ontwikkeling’- zoals Herman Wijffels het uitdrukt – gestalte krijgen. Hier gaat het over de potentie om je met anderen te verbinden. Over de zoektocht naar jezelf. Voor wie ben je er eigenlijk? Waarvoor zit je er? ,,Ik heb altijd geopereerd vanuit de optiek: Ik ben er voor de mensen’’, zegt Wijffels. ,,In alle functies die ik heb vervuld, stond dienstbaarheid voorop. Dienstbaarheid is in de kern hoe je werkelijk succesvol kunt zijn. Je moet je kunnen verplaatsen in de ander. Daarom is dialoog zo belangrijk. Leiding geven vraagt in de komende tijd grote kwaliteiten op dat gebied. De kwaliteit van de relatie met anderen en het andere, is in functie van de kwaliteit van de relatie met jezelf.’’

Zijn visie op het functioneren van mensen heeft zich zo ontwikkeld. Vanaf zijn jeugd op een boerderij in IJzendijke in Zeeuws-Vlaanderen tot nu, 67 jaar oud, gepensioneerd maar nog lang niet uitgeleefd en uitgeleerd econoom, visionair en beschouwer van het leven. Samen met zijn vrouw, van oorsprong neerlandica en nu Jungiaan, geeft hij leiderschapscursussen. De binnenwereld die zijn vrouw bestudeert, wordt daarin verbonden met de buitenwereld die hij heeft vertegenwoordigd. Al wat het leven op deze planeet betreft zou daarin verklaring moeten krijgen.

Het is – in zijn geval – niet alleen een kwestie van talent om naar mensen te luisteren en ze te helpen met richting geven. Zijn manier van doen is ‘gewoon’ gevoed door de feitelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen in zijn leven. Hij kwam voor situaties te staan waarin op de mogelijke aanwezigheid van leiderschap een beroep werd gedaan. Hij ontwikkelde zich tot een mens die in staat is richting te geven en strategie te ontwikkelen. Dat hij nota bene mensen weet te mobiliseren in het bedoelde perspectief en dat hij daarvoor de middelen weet aan te reiken. ,,Het is zeker geen Aha-Erlebnis, het is gegroeid.’’

De kalmte waarmee hij zijn verhaal doet overweldigt niet, ze geeft vooral vertrouwen. Ook een eigenschap die een leider niet misstaat. Hij vertelt geduldig over de waarde die het vroeg overlijden van zijn beide ouders voor hem heeft gehad. Herman was rond de twintig en in de eerste fase van zijn studie. Zijn ouders hadden een gezin met acht kinderen. Hij was de oudste, zijn jongste zusje was tien. ,,Daar zaten we dan met z’n allen, wezen dus, met een bedrijf dat op zichzelf een economische basis bood. We werden plotseling voor een volwassen verantwoordelijkheid geplaatst. Ik heb als oudste rollen moeten vervullen om te bepalen hoe we verder moesten. Eén bepaalt de richting en verdeelt de rollen. Door die ervaring op jonge leeftijd, ik studeerde economie in Tilburg, werd ik door mijn superieuren beschouwd als een jongen die al snel een verantwoordelijke positie kan innemen. Dat heeft geleid tot een baan bij de Europese Commissie in Brussel. Daarvandaan werd ik gevraagd voor een functie op het ministerie van Landbouw op mijn 27ste. Twee jaar later was ik er directeur. Ik heb het nooit geleerd, het is gewoon ontstaan.”

Joop Alberda trekt de vergelijking tussen hem en Barack Obama, de Amerikaanse president in wie zij beiden een leider zien die de dialoog zoekt. Een man van verzoenend leiderschap. Wijffels voelt zich verwant met Obama. ,,Ondanks de gigantische tegenkrachten die hem parten spelen, ben ik hoopvol, omdat hij mijn visie deelt. Hij begrijpt heel goed, ziet en voelt wat de volgende fase is van de ontwikkeling van de mens en de maatschappij. Essentieel is dat in deze tijd de eenheid en samenhang van álle leven het uitgangspunt moet zijn van de vormgeving van de volgende fase.’’

Het leven is, volgens de visie van Wijffels en zijn geestverwant Obama, een ontwikkelingsopdracht. ,,Het gaat over ont-wikkelen. Dat is de aard van de evolutie. Ik kijk naar het leven als een zich ont-wikkelend fenomeen, waarin we dus iedere keer weer als mensen geroepen zijn om de volgende fase vorm te geven. De meest recente fase is de industrialiteit. Die is begonnen met de verlichting waar de mensen via de rationaliteit min of meer buiten het mythische van de natuur werd geplaatst. Men ging de natuur onderzoeken. En vervolgens bleek dat de natuur mogelijkheden bood tot verdere maatschappelijke en welvaartsontwikkeling. Dat is gebeurd door de bronnen van deze planeet te exploiteren. Dat is een succesvolle operatie geweest. Alleen zitten we nu in een positie dat deze exploitatie van de bronnen van deze aarde en door de krachtige technologieën die we gebruiken, de basisvoorwaarden van het leven zelf aan het aantasten is. We gaan over grenzen heen.”

Evolutionair gezien is nu de volgende opdracht aan de orde, meent Wijffels. ,,Het voortgaande ont-wikkelingsproces houdt nu in dat we wegen moeten vinden, methoden moeten ontwikkelen om in harmonie met de ecosystemen van deze wereld – in harmonie met elkaar, mensen onderling – vorm moeten geven aan de volgende fase van de maatschappelijke ontwikkeling. In dat geheel speelt ook de ontwikkeling van de mensen zelf. We hebben als uitloper van die hele industriële fase honderd jaar van emancipatie achter de rug, het ontstaan van een vrij stevig ik-bewustzijn. Alleen is dat in de laatste fase geperverteerd, waardoor we in een sterk ego gerichte maatschappij zijn terecht gekomen. De opdracht voor de volgende ronde is dat we nu het ‘ik’ verbinden met het algemeen belang. Dus dat we vanuit ons eigen ‘zijn’ verantwoordelijkheid nemen voor het geheel, in de beslissingen die we nemen. In naar de supermarkt gaan, in de auto nemen. De ontwikkeling van je persoon moet je verbinden met het geheel.’’

De komende fase gaat het om samenhang, de onderlinge afhankelijkheid van alles en iedereen. En niet van het menselijk leven, maar van alle leven. ,,Het is een voortgaand proces. Het leven als zodanig is een potentie. De essentie van echt leven is het realiseren van die potentie. Dat je wat in de kern aanwezig is ont-wikkelt, dat je daar de wikkels afhaalt. Dat houdt nooit op, dat is het leven dat voort zal gaan. Ik ben nu een gepensioneerd man, maar ik ben nog volop bezig ook via persoonlijke trajecten te ont-wikkelen. Het is een voortgaand proces. De fase rond mijn twintigste: verantwoordelijkheid te dragen. Toen ik voorzitter werd van Rabobank. Toen realiseerde ik me heel diep dat ik eindverantwoordelijk was voor de kwaliteit van de balans en de activiteiten van die organisatie.”

Aan gewone ondernemers, gewone mensen moest hij dienstbaar zijn. ,,Ik wilde een sterke oriëntatie op wat werkelijk waarde toevoegt aan het leven van de mensen. De mestproblematiek mocht ik niet alleen de boeren aanrekenen. Wat ik daar heel diep aan overgehouden heb is het bewustzijn dat als je het water vervuilt je het hele leven vervuilt. De mens bestaat voor zeventig procent uit water. Dat heeft me heel sterk op het ecologische pad gebracht. Veel bestudeerd, dat heeft mijn bewustzijnspad geopend, dat tot op de dag van vandaag in belangrijke mate mijn energie en activiteiten bepaalt.’’

In de loop van de evolutie zijn er steeds complexere structuren en steeds complexere vormen van leven ontstaan, waarvan de mens de mens de meest complexe vorm is. Zo heeft Wijffels ervaren. ,,Door de platheid van onze cultuur zijn we het perspectief uit het oog verloren. Er zijn heel veel mensen die denken dat we met de verzorgingsstaat en met de huidige industriële manier in onze behoefte voorzien, een soort eindfase hebben bereikt in de ontwikkeling. Ik geloof daar geen zak van. Mijn beeld is dat het een voortgaand proces is. En dat we in dat evolutionaire perspectief iedere keer weer door bewustzijnsontwikkeling verder komen. En hoe ontstaat dat? Waar komt dat vandaan? Bestaat er ook iets buiten onszelf. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat we van buiten worden beïnvloed. Ineens zijn er overal nieuwe dingen. Zoals met de kwantumfysica, een volgende fase in de fysica waarbij alles aan alles gerelateerd is.’’

Dat is misschien het mysterie, denkt Wijffels hardop, terwijl buiten de bomen met de windrichting meebuigen. ,,Waarom het zo gaat zoals het gaat. Het is mogelijk niet te sturen, niet door mensen. Een mens is een co-creërende factor in de evolutie. Wat mensen als Obama en ikzelf ook een beetje, doen is gewoon heel goed kijken en begrijpen wat er in de volgende fase moet gebeuren. Tot nog toe hebben we geleefd volgens lineaire processen. Je graaft iets op, je bewerkt het en vervolgens dump je wat je niet kunt gebruiken in de natuur. Daarmee maken we de natuur kapot. Wat we in de volgende fase van ons niveau van bewustzijn moeten doen is plaatsnemen in de natuurlijke cycli. Dat we onze hele economie omvormen tot kringloopeconomie. Dat we aftappen uit die permanent beschikbare bronnen en we die spullen die we maken zo in elkaar steken dat we die gebruiken voor de volgende ronde.’’

Met minder materie kunnen functioneren. ,,Voor iedereen die goed kijkt moet het evident zijn dat het kan, beter kan worden. In de Nederlandse samenleving heerst angst. Veel mensen zijn bang dat ze in de huidige globaliserende economie grip kwijt raken op hun werk en hun leven. In die genoemde kringloop zijn er enorme mogelijkheden voor het creëren van lokaal verankerde banen. Elk gebouw, elke locatie, elke nederzetting wekt zijn eigen energie op. Dat betekent enorm veel installatiewerk, onderhoud en herinrichting. Lokale bezigheden die sociale verbinding in de hand werkt.”


Tussen alle nuances en verklaringen past het fenomeen geduld. ,,Niet forceren. Je moet mensen de tijd gunnen er zelf in te groeien. Zeker in de sport moet je condities creëren waarin flow kan ontstaan. Een van de tekortkomingen van de politiek is dat daar de nadruk is gekomen op de competitie. De competitie in de zin van dat het belangrijker is om de ander te diskwalificeren dan om van je eigen opvattingen te overtuigen. Daarom ga ik niet in de politiek. Het gaat niet om de mening maar omdat het ander die een andere mening heeft. Het gaat niet om een discussie te winnen, maar om naar een ander te luisteren. Onze samenleving is heel erg gestempeld door het sociaal darwinisme, de survival of the fittest. Rivaliteit en competitie zijn een onderdeel van het leven, maar als je samen verder wilt komen, moet er een balans zijn. Net als in sport, iedereen moet een kans hebben. Samenwerken in competitie. Je mag elkaar niet uitsluiten, je bent er voor elkaar.”

Het kan ook anders, weet Wijffels. ,,Mijn ouderlijk huis stond op een paar kilometer van de Belgische grens. Ik heb in oorlogstijd ervaren dat Belgen ook konden overleven en misschien wel beter. Er is altijd een andere weg. In termen van tegenslag ben ik niet zoveel tegengekomen, behalve dat we na een week ons eerste kind verloren. Maar verder is het all in the game. Het hoort erbij. Als het niet naar wens loopt, dan probeer je het op een andere manier. Ik probeer het te zien als een proces.”

Hij heeft gezocht naar middelen om innerlijke barrières op te ruimen. ,,Het ontwikkelingsproces ervaar ik ook op persoonlijk niveau. Je wordt in je jeugd door je opvoeding maar ook maatschappelijk geconditioneerd. Als je geboren bent ben je een open creatie, maar door je opvoeding wordt daar een cocon omheen gewikkeld. Een van die dingen in het leven is op z´n minst die cocon poreus te maken. Dingen toelaten. Een van die conditioneringen is rationaliteit. Een van die ervaringen waarvan ik heb geleerd, is open te zijn voor je intuïtie. Wat gebeurt er met je gevoel? Ik heb een paar keer een vastenkuur gedaan. Puur omdat ik merkte dat een soort stolsel in mijn fysiek zat die me zwaarder maakte dan ik wilde zijn. Toen ik in 1999 wegging bij Rabobank, merkte ik dat ik wel weg was uit die bank, maar die bank nog niet uit mij. Toen heb ik weer een vastenkuur gedaan, een week niets eten, omdat uit mijn systeem te krijgen.’’


Wijffels deed ook een paar wilderness-trails. Een week de wildernis in onder begeleiding. Een week eten mee in een rugzak, met een man of zes. En dat echt helemaal ervaren wat de natuurlijke staat is. Met onvermijdelijk opening van de zintuigen tot gevolg. Leren en weten wie je nu bent en waar je nu staat. Beslissingen door intuïtieve impulsen. Een dialoog creëren tussen rationaliteit en intuïtie. Zeg niet dat hij het al weet, Herman Wijffels wikt, nog elke dag.

Zo komen we bij zijn reisgenoot, zijn vrouw. Zijn belangrijkste reisgenoot, zo blijkt. Ze vonden elkaar toen hij 26 was en zij 19. Toeval, nee. Het moest zo zijn. Ze vormden elkaar, omdat ze gaandeweg steeds meer op elkaar ingespeeld raakten, kortweg een dialoog voerden, elkaar aanvulden en elkaar wilden aanvoelen. Ruim twintig jaar geleden voelden ze dat ze samen moesten mediteren. Elke ochtend voor het ontbijt minimaal een kwartier. De ideeën laten inwerken en bezien vanuit alle mogelijke standpunten. Wat doe ik? Wat vind ik? Waar ben ik mee bezig? Gewoon je even openstellen.

Herman Wijffels werd medio jaren tachtig mede door het overlijden van een zeer dierbare collega boeddhist medio en leerde dankzij een zenmeester mediteren. Vooral om het vele verdriet dat hij in zijn hele leven meemaakte te verwerken en zijn geest tot rust te brengen. Wat voor een groot deel lukte.

Mede vandaaruit groeit zijn opdracht voor het volgende leven. Het is niet echt het volgende leven, het is een voortzetting. Denken aan vooruitgang. ,,Dat mediteren vertaalt zich uiteindelijk in een manier van zijn en doen. Werken aan jezelf is essentieel om in de wereld van straks te kunnen functioneren. Wat is de diepste kern van duurzaamheid? De kwaliteit van relaties. De potentie om je met anderen te verbinden. Te verbinden met alles wat op deze planeet beweegt en groeit. We zijn afhankelijk van elkaar. Wij mensen, de bomen, de vogels, de dieren, de aarde, de kosmos. We kunnen niet zonder elkaar. Uitersten moeten elkaar begrijpen. Het gaat om de dialoog, het gesprek tussen alles en iedereen op deze aarde.’’

%d bloggers liken dit: