Tag Archives: Vrij Nederland

Jaap Visser is soms terug in de kolommen van de Volkskrant

22 mrt

Bijna 25 jaar geleden verscheen het laatste sportstuk van zijn hand in de Volkskrant. Sinds kort staat zijn naam, Jaap Visser (63), weer in de krant. In de rubriek Het Eeuwige Leven. Daarin beschrijft Visser de levensloop van een kort tevoren overleden bekende Nederlander. Niet van een sporter, zoals we van hem als sportjournalist gewend waren. Volgens afspraak slechts mensen uit een andere wereld. Bekende overleden sporters worden nu door een sportredacteur ‘afgelegd’.

Schrijven, over wie en wat dan ook, dat is waar Jaap Visser het meest van houdt. Lange stukken of boeken waar hij zijn ziel en zaligheid inlegt; dat heeft hij altijd graag gedaan. Acht jaar was hij sinds april 1989 lid van de sportredactie van de Volkskrant. Daar toonde hij al zijn onmiskenbare kwaliteiten. Hij kwam van de sportredactie van het Leidsch Dagblad en werd op voorspraak van Volkskrant-redacteur Hans van Wissen aangetrokken als specialist atletiek (net als Van Wissen).

Het was in een tijd dat de sportredactie mocht worden uitgebreid, ingeluid door ondergetekende die naar NRC Handelsblad overstapte en op voorspraak van schaatsverslaggever Ronald ten Brink werd vervangen door Bert Wagendorp die zich bij de Leeuwarder Courant had onderscheiden als schaatskenner en goed schreef over noordelijke wielrenners. Ondergetekende ging akkoord. Kort daarop kregen andere prominente sportredacteuren de kans hun favoriete verslaggever aan te nemen. Frans Ensink koos voor John Volkers en later lieten Ensink en Ben de Graaf het oog vallen op Ted van Leeuwen destijds werkzaam bij de Gelderlander, maar werd Paul Onkenhout als tweede keus gekozen.

Visser had het heel erg naar zijn zin bij de Volkskrant, versloeg meer sportwedstrijden dan hij eigenlijk had gedacht. ‘Ik ging naar de Olympische Spelen, Tour de France en WK’s van andere sporten. Zoveel vertrouwen hadden de leiders wel in mij. Het leek dat Hans van Wissen wel gelijk had gehad door mij te vragen en niet die andere kandidaat Edwin Winkels die naar Spanje vertrok. Ik heb me echt thuis gevoeld op die redactie, waarin toch met die nieuwe redacteuren een andere wind ging waaien dan voorheen, de manier en de sfeer waarop de oude sport redactie schreef was toch anders.’

Jaap was een redacteur/verslaggever die maar niet kon stoppen met schrijven. Hij wilde meer, eigenlijk meer dan Van Wissen maar dan in één verhaal. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij naar Vrij Nederland ging voor de langere, uitgeplozen verhalen; daar zou hij zijn ei wel kwijt kunnen, zo leek het. Maar het voetbalhart stak weer de kop op en zo besloot hij met vrienden en collega’s het voetbalblad Johan te beginnen. Dat ging echter snel ter ziele.

Schrijven over zijn geliefde onderwerpen, dat wilde Jaap Visser. Hij begon met oud-sportverslaggever Matty Verkamman (prominent voetbalverslaggever van Trouw) een uitgeverij, waarin voetbalboeken centraal stonden en Jaap met Matty en anderen schrijvend de toon zetten. Veel boeken verschenen van hun hand, Jaap liet zijn voorkeur voor Ajacieden blijken. Sinds enkele jaren bestieren zij na wat problemen de uitgeverij onder de naam Kick Uitgevers.

Nu is hij dan ook terug bij de Volkskrant, los van andere ‘schnabbels’ bij bekende bladen, als ‘zijn’ Leidsch Dagblad waarin hij een lokaal maatschappelijk betrokken column schrijft.  Een relatie met oud-Volkskrantredacteur Bart Jungmann bracht hem op het spoor van Het Eeuwige Leven, waar Peter de Waard mee was begonnen én gestopt. Jaap geeft graag de credits aan zijn vrouw Judith, ook bekend met het echtpaar Jungmann (Bart en Jaap kennen elkaar van het Leidsch Dagblad). ‘Mijn vrouw opperde het idee dat necrologieën voor de Volkskrant schrijven wel wat voor mij was. Via Bart en medewerker Iwan Tol, die ik weer van Johan kende, kwam ik toen binnen bij de Volkskrant. Wat ik verdien is geen vetpot en ook de ruimte is beperkt, maar het is leuk om uit te vlooien hoe de overledenen in elkaar staken. Ik was een groot bewonderaar van Peter de Waard, hoe hij zoveel columns en reportage schreef en daarnaast ook nog de rubriek Het Eeuwige Leven maakte – en hoe!’

Het is natuurlijk jammer en vreemd, vindt Jaap, dat de rubriek vaak pas enkele weken na het overlijden van de persoon gepubliceerd wordt. ‘Dat hangt weer af van de ruimte en de advertenties, en meer van die dingen. Maar ik heb er wel een beetje vrede mee’, zegt hij midden in een chaotische afhandeling van een nieuwe serie boeken, die zijn uitgeverij op de markt brengt – dit keer over de Tweede Wereldoorlog. ‘Het is leuk om te doen, mensen uit een andere wereld dan sport beschrijven. Of het nu om Chris Koerts gaat, een lid van de rockband Earth and Fire of om Geert-Jan Laan, de onlangs overleden voormalige hoofdredacteur van Het Vrije Volk, als journalist een van de eersten die de onderzoeksjournalist in praktijk bracht. Zeer interessant, echt waar.’

Dit interview is verschenen in de Volksknar, het blad plus website van Volkskrant-pensionado’s

Piet Keizer had niks met heldendom

11 feb

Gewoon Piet Keizer (14 juni 1943). Wars van adoratie en welke vorm van idolatrie dan ook. Niks mysterieus, niks geniaal, niks poëtisch, niks fenomenaal. Piet wilde niet herinnerd worden als de legendarische linksbuiten van Ajax met de verbazingwekkende, onvoorspelbare schaarbeweging. Van lyriek en fantasie begreep hij geen snars. Hij deed gewoon de dingen die hij wilde doen. Hij zei gewoon de dingen die hij wilde zeggen. Dat anderen er iets bijzonders in zagen, moesten zij weten.

Natuurlijk had Piet vreugde beleefd aan wat hij heeft gedaan als voetballer. Natuurlijk juichte hij na een doelpunt, schepte hij genoegen in een geslaagde passeerbeweging of een succesvolle vrije trap waarmee hij de bal over het muurtje in het doel had gekruld. Dat vond hij nou zo leuk aan voetballen. Maar die ‘kouwe drukte’ er omheen, vooral van de journalisten of nog erger van een select gezelschap schrijvers dat hem zo nodig wenste te bewieroken in poëtische lofzangen. Als hij in staat was geweest zoiets te verbieden, had hij het gedaan. Sommige dingen die over hem werden gezegd, vervulden hem met walging.

Zo ervoer Rik Planting tijdens een opvallend openhartig gesprek voor het boek Lucky Ajax, de eregalerij (Thomas Rap, 1996). ‘Al heel snel had ik beslist dat die publiciteit voor mij niet hoefde. Het werd omgedraaid: ik vond voetballen heel leuk, maar ik heb nooit of te nimmer gevraagd of iemand kwam kijken (…) Een dichtbundel voor mij is het toppunt van wat ik niet kan en wil begrijpen. Ze denken: Hé, dit is hot, daar moet ik bij zijn, daar moet ik aan meedoen.’

Weg was de adoratie. Weg was de vereenzelviging met ‘Pietje Keizer’ (wiens acties ik als iedere andere jongen tevergeefs probeerde na te doen op straat of op het trainingsveld), zodra ik op latere leeftijd als journalist oog in oog met hem stond. En zeker zodra ik in 1996 Plantings boek had gelezen: ‘Publiek reageert op de actie, niet op de bedoeling. Niemand wist wat mijn bedoeling was. De ene keer lukte het, een andere keer niet. Maar mijn bedoeling was altijd oprecht. Uiteindelijk lukte er altijd minder dan ik wilde (…) De verdwazing van het publiek kan toch geen kick geven? (…) Ik begrijp niet dat er zoveel mensen zijn die zich kunnen opwinden, zo betrokken kunnen zijn.’

Het zijn van die passages in mijn leven die mij hebben doen inzien hoe betrekkelijk de kwalificatie ‘held’ in sportbeleving is. ,,Helden zijn mensen die zijn opgestaan uit de dood, die bloed hebben zien vloeien. Sportmensen zijn geen helden, dat zijn gewoon mensen die een kunstje beter uitvoeren dan een ander’’, zei Piet tegen mij aan de vooravond van een duel van Bayern München tegen Ajax, ergens medio jaren negentig. Piet (aanwezig als columnist/analist van een weekblad) zat naast zijn vriendin toevallig tegenover mij in een hotel buiten München aan de Tegernsee. Hij was zeer vriendelijk en complimenteerde me met mijn analyses in NRC Handelsblad over Ajax: ,,Jij gaat gelukkig niet mee met die euforie van je collega’s en dat geschreeuw van die Van Gaal over zijn succesformule. Dat voetbal van Ajax slaat nergens op. Ik zie geen lol, ik zie alleen computerspel. Het is allemaal zo betrekkelijk, dat voetbal. Vandaag noemen ze een speler een held, morgen bestaat hij niet meer. Vertel mij wat. Ik heb er nooit aan meegedaan. Maar, ach laat maar…’’

pietje

Piet en zijn tweede vrouw

Het werd een genoeglijke middag – vanzelfsprekend laten wederzijdse complimenten je niet onberoerd. Piets vriendin (zijn tweede vrouw) straalde en Piet straalde met haar mee. ,,Weet je wat ik zo mooi vind’’, zei Piet, ,,zij vindt jou leuk en jij doet alsof je niet weet wie ik vroeger was. Gewoon, samen zitten praten over voetbal en het leven, daar houd ik van. Voetbal is mijn leven, altijd geweest. Totdat ik merkte dat het einde was gekomen, ergens in oktober 1974. De andere spelers waren klaar met mij. [Trainer] Hans Kraay wilde iets anders, toen zei ik: ‘Krijg de klere maar, ik stop ermee’. De beste beslissing die ik heb genomen. Maar nu wat anders graag…’’

Ergens in die periode – kort na zijn abrupte afscheid – had ik in Vrij Nederland gelezen, in een interview van Frits Barend en Henk van Dorp, dat het journalistenduo was opgevallen dat Piet tijdens een wandeling door zijn tuin aan de Amstel zomaar over een bal was gestapt die iedere andere voetballer van vlees en bloed een subtiel tikje dan wel een harde trap zou hebben gegeven. Piet kwam er in het Beierse hotel op mijn verzoek op terug: ,,Geloof jij dat? Je moet niks geloven wat anderen schrijven. Misschien was het waar, misschien niet. Iedereen zijn eigen waarheid, iedereen zijn eigen perceptie. Je ziet wat je wilt zien. Sterker nog: het was wel waar.’’

Ik voelde me op mijn gemak bij Piet. Hij kon chagrijnig kijken, narrig zijn en irritant zwijgen. Als je hem maar in zijn waarde liet, gewoon Piet Keizer, niet meer en niet minder. Echt een warme man, hij straalde rust uit als je hem maar niet op zijn ‘kwaliteiten’ wees.

Op een middag in de lounge van een Brussels hotel aan de vooravond van een wedstrijd België-Nederland, zat ik tussen Piet en Johan Cruijff, omringd door hun echtgenotes, NSP-directeur Marina Witte en KNVB-voorzitter Jeu Sprengers. Johan had het hoogste woord, Piet stootte me telkens aan. Danny, Johans vrouw, nodigde Piets partner uit te gaan shoppen, mogelijk het gepraat van haar man beu. Want Johan had alles gezien, alle voetbalzenders gezien, niks was nog een geheim voor hem.

Johan filosofeerde over spelregels en andere voetbalwijsheden. Waarop Piet zei: ,,Ze moeten de cornervlaggen weghalen.’’ Johan zei ‘ja’. Waarop Piet zei: ,,En die doelpalen moeten ook weg.’’ Johan gaf Piet gelijk. Johan ging maar door. Toen sprak Piet de gedenkwaardige woorden: ,,Als ik jou goed begrijp moet je het hele voetbal afschaffen. Mij best, hoor. Maar misschien krijg jíj daar het meeste last van.’’

piet_keizer_in_actie_foto_vi_images

Piet omzeilt ADO-verdedigers

Daar zaten dan de mannen die ik bij Ajax had zien toveren, de ene door zijn frivoliteit, de andere door zijn geniale inzicht. Beiden eigenzinnig. De een leefde in een obsessie. De ander in een nieuwe gedaante, die van afstandelijke analist, een man die zijn leven in tweeën deelde en niet helemaal wist waar hij zich thuis voelde.

In veel beschouwingen wordt Piet Keizer neergezet als een man die zich had voorgenomen Johan Cruijff tot aan zijn dood te dwarsbomen. Zo heb ik het niet ervaren. Piet was gewoon niet volgzaam. Niet ten aanzien van Cruijff en zeker niet ten aanzien van zijn coach Rinus Michels, die zoals hij later verwoordde hem het plezier in voetbal afnam. Door Michels werd voetballer zijn een beroep. ‘Ik vond wat hij deed beknotting, bevoogding’, aldus Keizer tegenover Rik Planting.

Niettemin begreep Keizer naderhand dat Michels de basis had gelegd voor het latere succes van het Nederlandse voetbal, door diens invoering van discipline en zijn nadruk op het belang van het collectief. Maar leuk? Nee, die tijd was voorbij. Die alom bewonderde schaarbewegingen, die vrije trappen met een krul, die passes en kogelharde schoten, dat gaf pas echt plezier. Wat men er ook van vond.

Nuchter? Piet nam op een late avond zijn telefoon op. Ik zei hem wie ik was. ,,Aha, die afstandelijke journalist die altijd op zoek is naar de waarheid. Wat een eer. Je bent zeker dronken. Bel morgen maar terug, dan vertel ik je wat ik denk. Welterusten.’’

Het was de ultieme schaarbeweging. Onvoorspelbaar en realistisch. Droog, gewoon zoals je een tegenstander omzeilt op weg naar het doel. Piet was als de buurman, zoals hij zich altijd had gewenst. Gewoon een mens waar ik niet meer tegenop hoefde te zien – en dat was louter zijn verdienste.

Maar toch: graag nog één keer de schaar van Pietje.

Dit artikel is verschenen op 11 februari 2017 in NRC Handelsblad

%d bloggers liken dit: