Tag Archives: Eddy Planckaert

Frans: een streng, doch vaderlijk gezelligheidsdier

8 jul
Frans fiets

Tekening: Waldemar Post

Frans van Schoonderwalt was niet zomaar een aardige collega, hij was álleraardigst. En streng. Zonder een bazige, eigenwijze onderwijzer te worden. Tot in het café toe sprak hij mij toe over foutjes in mijn taalgebruik, mijn inschattingen, zijn visie op de materie, ons redactiebeleid, het gedrag van andere collega’s en zijn eigen ervaringen. Frans was als een vader, vanaf 1976 toen ik tot de sportredactie van de Volkskrant mocht behoren.

Frans was er sinds 1969, nadat hij in 1962 bij het Eindhovens Dagblad was begonnen. Een Brabander (die niet ouder werd dan 76 jaar), met een hart voor PSV (zoals zijn vader en Philips-werknemer) én een groot hart voor wielrenners. Het kon niet anders dan dat ik ook over wielrennen ging schrijven (eerst als leerschool de amateurs), hoewel voetbal vanwege mijn achtergrond als voormalig getalenteerd voetballer mijn voorkeur had. Toen Frans in 1978 bekend maakte dat hij over een jaar ging stoppen als wielerverslaggever en niet meer de Tour de France zou doen, vooral omdat hij in 1980 de Olympische Spelen in Moskou wilde verslaan (vanwege zijn kennis van de Russische taal) en omdat de Tour-drukte hem teveel werd, werd ik bijna als vanzelfsprekend zijn opvolger – zo onervaren ik nog was. Maar Frans zou me over de eerste obstakels loodsen. De Tour verslaan was immers, zo leerde hij, de zwaarste reportage die je als sportjournalist kon doen. Nou, dat heb ik geweten.

Met Frans zou ik na mijn vertrek naar NRC Handelsblad in 1988 vrienden blijven. Tot aan zijn overlijden (op 2 juli) toe. Niet omdat wij de wielersport een warm hart toe droegen, gewoon omdat wij elkaar (en veel andere wielerverslaggevers) lagen en ik graag in zijn nabijheid en van zijn hele lieve vrouw José wilde blijven verkeren. Hij stond me bij in mijn moeilijkste momenten (scheidingen, ziektes, onenigheid met collega’s en andere nare gebeurtenissen) en bleef me volgen toen ik voor NRC schreef. Hij bleef betrokken, ook bij mijn privébesognes. Daarom vonden we elkaar altijd weer. We stonden waar dan ook bier te drinken, gewoon zoals we gewend waren vanaf het eerste uur van onze vriendschap.

Frans, Peter ea

Oude Tourkameraden. Vlnr boven: Joop Holthausen, Peter Heerkens, Guus van Holland en Peter Ouwerkerk. Onder: Frans van Schoonderwalt

Vandaar dat ik graag mijn herinneringen aan Frans beschreef op de afscheidspagina die de Volkskrant in oktober 2003 voor hem samenstelde. Frans zou nooit meer uit mijn leven verdwijnen. De vriendschap en collegialiteit die we vanaf 1976 opbouwden, tijdens gezamenlijke reportages (toch nog drie á vier keer samen in de Tour – hij als verslaggever van de feiten, ik als beschouwer) bijna intiem uitbouwden, zouden nooit meer verloren gaan. Alsmede de herinnering aan die bevlogen collega’s van sportredactie: Ben de Graaf, Hans van Wissen, Theo Nolens, Frans Ensink, Henk Wehberg, Poul Annema, Ab Schreijnders, Martien Schurink, Cees Zoon, Ronald ten Brink, Joep Verdonck. Vandaar ook dat ik mijn herinnering, gepubliceerd op de afscheidspagina van Frans, (gedeeltelijk) herhaal:

‘Geboend en geschrobd, glimmend en gloeiend, de haren scherp gekamd zat Frans ’s morgens aan het redactiebureau, alsof hij niets meer wist van de vorige avond. Vol plichtsbesef zat hij dan kaarsrecht achter de schrijfmachine, het ene velletje na het andere vol te tikken, het ene klusje na het andere te klaren. Nog ver voordat de krant zou moeten zakken, had Frans de sportpagina al vol, zeker het voorwerk voor de avondredacteur verricht. Omdat dat nu eenmaal moest.

‘Geen dranklucht meer, slechts lichte sporen van vermoeidheid, nauwelijks een herinnering aan de vorige avond in café Hesp, waar ik door Frans zo vaderlijk was ingewijd in de rituelen van het langdurig en zinvol bier drinken. Niet dat hij ’s morgens niet meer wilde weten wat gebeurd was of wat hij gedaan had – laat staan wat ik gedaan of gezegd had. Frans was gewoon ’s avonds laat een kereltje en ’s morgens vroeg een kerel.

‘Eén pilsje? Zo vroeg hij tegen vijf uur, als het werk geknipt en geschoren was. Natuurlijk, Frans! Het werden er meer dan één. Zodat hij tegen achten de telefooncel (…) instapte om José te melden dat het ‘ietsje’ later werd. Het werd altijd ‘ietsje’ later. Want Frans hield van gezelligheid, van bomen over de krant en vooral over wielrennen – samen met luisterende collega’s als Piet van Seeters en Harry Lockefeer, Henk Huurdeman, Han van Gessel, Joop van Schie, Maria Hendriks, Willem Beusekamp, Jan van Capel, Cor Groeneweg, Nico Goebert, Kees Bastianen, Peter van Bueren, Victor Lebesque, Jos Klaassen, Willem Ellenbroek, Cees Zoon, Ronald ten Brink, Joep Verdonck, Gijs van den Heuvel en al die andere Hesp-klanten van de Volkskrant.

‘Hij was een strenge, maar gezellige leermeester. Een romanticus die van verhalen (vooral over wielrenners) hield. Tot in de nachtlokalen en avondlijke terrassen van Frankrijk toe, waar hij tijdens de Tour de France altijd actief en opbeurend was – óók een vader. Hij was gelukkig wanneer hij thuis op zijn verjaardagsfeest diep in de nacht Neerlands Hoop in Bange Dagen door de huiskamer liet schallen of wanneer hij Paverotti bij herhaling toe de hoge C liet galmen. Frans was een gezelligheidsdier dat kon stralen van geluk als een fruits de mer van drie plateaus hoog voor zijn neus verscheen. En doping? Ach kom, is er dan niets anders om over te praten en bij te drinken? Geen speculaties, asjeblieft, mensen beschadig je niet. Alleen de waarheid, alleen de feiten.

‘Frans kon boos reageren wanneer ‘bevriende’ renners hebben een loer hadden gedraaid. Zoals op de avond toen hij een heroïsch verslag van Michel Pollentier kon versnipperen, omdat de Belg naar later op de avond bleek de dopingcontroleurs had ‘geflikt’ (het beruchte peertje). Zijn tweede stuk getuigde van woede, zo kritisch was hij geworden. Waarop onze collega en oud-Tourverslaggever Theo Nolens aan het bureau mompelde: ‘Frans heeft zich door zijn emoties laten leiden, hij voelt zich bekocht.’

‘Een misverstand, want Frans liet zich (bijna) altijd door zijn emoties leiden, door zijn liefde voor wielrenners – ook voor andere sporters. Hij ging uit van de goedheid van de mens. En dat op een redactie die het in die periode als haar taak beschouwde juist van het slechte in de mens uit te gaan. Hoe hield Frans dat toch vol?

‘Frans hield van literatuur en meesters in de taal – vooral Vlaamse en Russische. Prachtige interviews heeft hij gemaakt. Van die ik met hem samen mocht doen waren de hoogtepunten het paginagrote gesprek in het Vlaams met Lomme Driessens, de legendarische Belgische ploegleider (‘Ge kunt van mij geen koers kopen die ik kan winnen. Maar ik kon wel een koers verkopen die ik niet kon winnen. Dat is de kunst’), dat met Walter, Willie en Eddy Planckaert en dat met bokser Rudi Koopmans (jawel, een bokser in de Volkskrant). De laatste weliswaar in Het Vervolg, met als kop ‘Heb jij weleens een rammel voor je kop gehad’; het gevolg van een kritische vraag van mij; Frans was niet zo kritisch, eerder empathisch. Frans wist mensen voor zich in te nemen. Hij straalde vertrouwen uit en hij kon het opschrijven als geen ander. Hij was een bevlogen en meesterlijk journalist.

‘Toen (in 1988) gingen onze wegen uit elkaar. Alsof ik afstand nam van mijn vader. Zo verwoordde Frans dat ook: ‘Je moet nu alleen verder.’ Frans is nog altijd dichtbij. Bij zowat elk woord dat ik tik, voel ik me bekeken door hem. Dat Frans van Schoonderwalt geen journalist is bij de Volkskrant is onvoorstelbaar. Misschien schrijf ik nog eens een boek over hem: ‘Over mensen die iets betekenen’.’

Tourverslaggevers

Reünie van Tourverslaggevers van de Volkskrant, medio jaren negentig. Vlnr boven: Guus van Holland, Jan Verdonck, Frans van Schoonderwalt en Jan de Vries. Onder vlnr: Jaap Visser, Bert Wagendorp en Bart Jungmann.

Dat eventuele boek van mij, ga ik nu verder, zal nooit zo goed worden als de boeken die Frans heeft geschreven. Een tiental, over wielrennen, doping, reizen, literatuur, opera en meer. Zo goed, zo zorgvuldig als Frans schreef, zal ik nooit kunnen schrijven. Hij was een sieraad als schrijver en vooral als mens. Ik zal hem zeker missen, meer dan welke collega die ik heb gekend. Gewoon: een fijn mens om gekend te hebben. Een strenge doch empathische leraar van het leven.

Proost, Frans!

Deze herinnering is gepubliceerd op 8 juli 2019 in de Volksknar, (digitaal) clubblad van het Genootschap van Ouwe Knarren van de Volkskrant. Verder met bijdragen van Ben de Graaf, Nell Westerlaken, Willem Kuipers en Haro Hielkema.

https://drive.google.com/file/d/1JPcDE1iEdElFj8GK4Sa1Pt_NaA9JjZPz/view?fbclid=IwAR1hgvYZK3Kjok-JgE6I55p5Hw6BF00LPxWVPOVh1fcjJmIhFr69oiGam5o

De pr-machine van Peter Sagan draait op volle toeren

8 apr

Het zijn de dagen van de dromen en de verwachtingen. Van de hoop op nog meer van hetzelfde euforische gevoel. Gaat Peter Sagan ons zondag in Parijs-Roubaix weer hetzelfde schenken als in Gent-Wevelgem en vooral als in de Ronde van Vlaanderen? Kan Fabian Cancellara zich nog een keer met hem meten? Is Tom Boonen nog goed genoeg? Is er een Nederlander – Niki Terpstra, Lars Boom of een ontluikend talent – die ons optilt uit de dagelijkse sleur?

Het is voorjaar. Wielerliefhebbers mogen weer dromen. Wielerverslaggevers mogen weer ruim hun kennis, inzicht en historisch besef etaleren. Columnisten mogen weer van hun literaire vrijheden genieten. En ze doen dat met volle overgave. Niets is hen te gek. De een vergelijkt zijn eigen verrichtingen op de fiets met die van de hedendaagse uitblinkers, de ander probeert zijn scepsis (een sluimerend virus) ten aanzien van van de prestaties door te laten sijpelen, sommigen wijzen zelfs op de ontdooiende notoire afkeer van hun vriendin van de wielersport – eerst vond ze wielrennen maar dom, nu is ze dan toch doordrongen van de existentiële waarde van een triomferende wielrenner.

Die vragen vol hoop en nervositeit. Gaat het zondag in Parijs-Roubaix regenen? Ligt de Hel van het Noorden nat? Liggen tussen de kasseien verraderlijke want door de modder onzichtbare valkuilen? Is Peter Sagan weer zo goed? Kan Fabian Cancellara (35 intussen) het nog één keer? En al die vragen in een week waarin een geprezen presentator van een televisieprogramma ‘totaal onverwacht’ suïcide pleegde en veel mensen zich radeloos en redeloos opwonden over een of ander volksreferendum dat weinigen begrepen dan wel uit onwetendheid of afkeer boycotten. Een mens heeft wat te verduren. De verwarring groeit.

Foto: Dolores Johnson/The National

Peter Sagan na zijn behaalde wereldtitel in 2015 (Foto: Dolores Johnson/The National)

Dan maar de sport, het wielrennen, de voorjaarsklassiekers. Met in de hoofdrol Peter Sagan, 26 jaar pas. Een godsgeschenk voor de wielersport, zo wordt beweerd. Want niet alleen zijn prestaties op de fiets doen ons in euforie ontsteken, ook zijn voorstellingen daarbuiten verdringen voor even de alom heersende narigheid. Een filmster, een rockster, een entertainer, een rolmodel. Een jonge sportman die eens niet met oogkleppen op triomfen jaagt, maar vooral plezier beleeft aan wat hij doet. Als een kind dat speelt, met zijn fiets of met zijn zojuist gekochte modelraceauto met afstandsbediening  – al na twee dagen reed het enthousiaste kind het speelgoed in puin.

Hij speelt met meisjes op het erepodium. Hij speelt met renners die hem amechtig uitdagen. Hij speelt met journalisten die hem een opzienbarende uitspraak willen ontlokken. Hij speelt rollen die bewonderaars van hem verwachten. Hij speelt met de pedalen van zijn fiets. En hij speelt met zijn stuur. Hij speelt met zijn haar, met zijn ogen en zijn mond. Zolang Peter Sagan maar kan spelen is hij gelukkig – en de wereld met hem.

Ik heb in de voorjaarsklassiekers mogen genieten van de strijd tussen Francesco Moser, Roger De Vlaeminck, Marc Demeyer, Jan Raas en Hennie Kuiper, van de strijd tussen Sean Kelly, Adrie van der Poel, Eric Vanderaerden en Eddy Planckaert. Tussen de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix (midweeks was er nog Gent-Wevelgem) ging ik op zoek naar hun drijfveren. Op de ‘speelvogels’ De Vlaeminck en Planckaert na waren het tot de tanden toe bewapende matadoren op de fiets. En dan nog waren De Vlaeminck en Planckaert lang niet zo speels als Sagan.

In mijn knipselalbum vind ik een interview in de Volkskrant van 7 april 1979 met Francesco Moser, met de kop ‘Moser geeft geen cadeautjes’. Het gesprek had plaats in het Holiday Inn van Gent, aan het bed waarop Moser zich zojuist na een trainingsrit had neergelegd. Onder de lakens, naast hem een kan met water in ijsblokjes. Kan zo’n ontvangst nu nog? Nee.

Op weg naar de kamer van Moser (met wie ik een dag eerder na afloop van Gent-Wevelgem, die hij won, een afspraak had gemaakt) hield ploegleider Waldemaro Bartolozzi mij staande. Na een korte pr-sessie (‘Moser houdt niet van interviews. Het moet niet te serieus worden. Misschien kan ik je wat vertellen. Francesco moet zich voorbereiden op Parijs-Roubaix. Hij moet winnen.’) passeerde Moser – bezweet teruggekeerd van een trainingsrit. Hij sloeg me vriendschappelijk op de rug en zei dat ik over een kwartier naar zijn kamer kon komen. Alleen. Zonder Bartolozzi, zonder pr-man, zonder bemoeial. Kan dat nu nog? Nee.

Francesco Moser in Parijs-Roubaix (Photo by Photosport Int Par

Francesco Moser in Parijs-Roubaix 1980 (Photosport Int Par)

Moser was geen speelvogel als De Vlaeminck en Planckaert, hij speelde niet als Sagan. ‘Checco’ gold als een vuurvreter. Daarom was ik een groot bewonderaar van hem, altijd gebleven. Hij won drie keer Parijs-Roubaix (1978, 1979, 1980). In het interview schrijf ik: ‘Een Italiaanse sportkrant wordt driftig in een hoek van de kamer gesmeten. Moser schreeuwt: Ze snappen er niks van.’ Hij was na zijn nederlaag in de Ronde van Vlaanderen zwaar bekritiseerd in de Italiaanse pers en dat vroeg om revanche. ‘Anderen profiteren van mijn zweet’, riep Moser. Verbeten dus, hij had geen enkele neiging tot spelen. Voor Moser stond wielrennen gelijk aan jagen, jagen op vernietiging. Drie dagen na het interview won de Italiaan voor de tweede maal Parijs-Roubaix.

Zie hier zijn overwinning in 1979:

Die associatie met de jacht op vernietiging roept Sagan niet op. Hij is een natuurverschijnsel. Wielrenners als Peter Sagan zijn niet op te leiden. In zijn geboorteland Slowakije (met nog geen twintig profrenners) worden zeker wielrenners opgeleid. En er zijn vast wel clubs en sponsoren die nog meer Sagans willen. Nog meer renners die net als Sagan door de cross, het mountainbiken of welke vorm van scholing dan ook tot wereldkampioenen moeten uitgroeien. Dat zal niet lukken. Evenmin zal het Nederlandse, Belgische, Italiaanse, Duitse, Britse of Franse wielerbonden lukken met hun door wetenschap gestuurde opleidingen een Peter Sagan te maken. Een wereldkampioen nog wel, maar geen Peter Sagan met zijn uitstraling. Natuurtalenten worden niet gemaakt maar geboren.

Even terug naar de pr-sessie met ploegleider Bartolozzi, eind jaren zeventig, ter vergelijking met de pr-machine rondom Sagan nu. Want reken maar dat de speelse uitspattingen van de Slowaak met veel gevoel voor promotie aan de wereld worden getoond – mogelijk zelfs volgens de heersende marketingformules voorbereid. Het is geen toeval dat op de website van Peter Sagan bijna al zijn vrolijke en uitdagende escapades worden getoond. Het Italiaanse marketingbureau DMTC (Digital Formula, Marketing Activation, Thinking Adv, Commercial Strategy) onder leiding van Marco Del Checcolo is de drijvende kracht, samen met Sagans vrouw Katarina. Achter elke foto, elk filmpje op YouTube, elke grap, elke grol en elke voorstelling zit een marketing-idee (verkoop van het merk Sagan, geld dus). En Peter Sagan speelt het spel graag mee.

Vooralsnog voelt Peter Sagan zich er wel bij. Zelfverzekerd. Ogenschijnlijk onbevangen. In hogere sferen verkerend. In een flow. Als een kind dat eindelijk naar buiten mag om in de voorjaarszon te spelen. Elke zonnestraal vangt hij op als een goddelijke zegen. Hij traint zich de longen uit zijn lijf, laat zijn spieren tot op de millimeter nauwkeurig meten en aanpassen, en wisselt spanning en ontspanning af (door te spelen en bijvoorbeeld met vrienden en ploeggenoten lekker veel bier te drinken).

Hopelijk laat hij zich niet gek maken door de verblindende aanbidding van de bewonderaars, de succesverhalen van de verslaggevers, de lyrische vondsten van de columnisten en de handige marketeers. Hij moet zichzelf blijven. Dat natuurtalent, die excentrieke jongen uit Slowakije die in zijn amechtige solo op weg naar de finish van de Ronde van Vlaanderen een lookalike van Eddy Merckx in een Molteni-shirt nog even aanmoedigt: ‘Allez Eddy.’

Merckx had zoiets niet gedaan, laat staan gekund. Zo introvert als hij was. Moser ook niet. Blik op oneindig. Te verbeten op jacht naar vernietiging. Vanzelfsprekend willen wielerliefhebbers zondag in de Hel van het Noorden van Sagan meer van hetzelfde. Zoiets als een ongewenste duik in de modder, dan opstaan, de vuile handen afvegen, een toeschouwer een hand geven en doorgaan op weg naar de overwinning. Dat zou mooi zijn.

De vraag is hoe je dat als analist, verslaggever of columnist dan weer moet duiden. Advies: leg de pen neer of klap de laptop dicht. Een gepast stilzwijgen volstaat. Geniet van dit wonder, zolang het nog kan in deze verwarde samenleving. Niet alles vraagt om uitleg.

Dit artikel is op 7 april gepubliceerd op de website http://www.sportenstrategie.nl.

Soigneur Ruud Bakker was vooral een gever

2 feb
Raleigh Ruud Bakker

Foto Cor Vos

Ruud Bakker, die vandaag op 72-jarige leeftijd aan de gevolgen van een auto-ongeluk overleed, was meer dan een soigneur, meer dan een verzorger van wielrenners, meer dan een masseur, meer dan verstrekker van aansterkende en versterkende middelen. Hij was ook een biechtvader. ,,Vooral een echte gever’’, zegt zoon Reem op de dag dat Bakker (drie dagen na het ongeval) door hersenletsel stierf.

In de tijd (jaren zeventig en tachtig) dat professionele medische en psychologische begeleiding van wielrenners nog aan de handen en het inzicht van soigneurs werden toevertrouwd, zocht Bakker naar de beste middelen om mensen te helpen in hun begeerte naar triomf en glorie. Mede dankzij hem, de al even bevlogen mecanicien Jan le Grand en de perfectionistische ploegleider en organisator Peter Post vierde de wielerploeg Raleigh en later – in mindere mate – Panasonic ongekende triomfen in de wielersport. Jan Raas, Gerben Karstens, Johan van der Velde, Joop Zoetemelk, Hennie Kuiper, Henk Lubberding, Peter Winnen, Cees Priem, Teun van Vliet, Theo de Rooy, José De Cauwer, Leo van Vliet, Eddy Planckaert, Eric Vanderaerden, Gerrie Knetemann, Roy Schuiten, Bert Oosterbosch (de laatste drie zijn overleden) en vele anderen kunnen getuigen.

Zoon Reem verwijst – als eerbetoon aan zijn zojuist overleden vader – naar het fatale ongeluk. ,,Na de botsing is mijn vader uit zijn auto gestapt en naar de automobilist die hem aanreed gelopen om te vragen hoe het met hem ging. Het ging hem niet om zijn eigen leven. Drie dagen later was hij zelf dood. Dat is mijn vader: altijd betrokken bij anderen. Zorgen voor anderen. Kijken en luisteren naar anderen. Ieder moment van de dag. Het was niet zijn beroep, het was compassie met wat mensen doormaken, waarom ze lijden. Mijn vader had al besloten zijn lichaam na zijn dood ter beschikking te stellen van de wetenschap. Doordat het sterfproces te langzaam ging, kan dat niet doorgaan.’’

Ruud Bakker

Eind november 2015, Tilburg: Ruud Bakker (rechts) vertelt anekdotes aan Johan van der Velde en Joop Zoetemelk over de Tour de France van 1980, die Joop won, tijdens de presentatie van het boek De Speer van Rijsbergen door John van Ierland -over het turbulente leven van Van der Velde. (Foto Petra Huysmans Fotografie)

Ruud Bakker wilde mensen begrijpen. Toen ik hem kort geleden weer zag, steunend op een wandelstok (het gevolg van zware operaties aan een lekkende aorta), informeerde hij naar mij: ‘Maar hoe is het nou met jou?’ Het was eind november ter gelegenheid van de presentatie van een boek over Johan van der Velde, die hij in de jaren tachtig als soigneur begeleidde. Met Johan ging het mis. Doping, euforievergrotende middelen en verkeerde inschatting van menselijke mogelijkheden deden Van der Velde in de gevangenis belanden. Johan was zichzelf kwijt geraakt. Wie was hij eigenlijk nog?

Bakker zocht Johan op in de gevangenis, hield hem op de been toen hij weer vrij kwam en was tijdens de presentatie van het boek ‘De Speer van Rijsbergen’ (geschreven door John van Ierland)  aanwezig om Johan te belonen voor zijn doorzettingsvermogen. Johan was tot tranen geroerd.

Zoon Reem kent meer voorbeelden van het altruïsme van zijn vader. ,,Hij nam het op voor gevallen sporthelden, tot aan zijn dood. Hij was er 24 uur mee bezig. Het was zijn thrill: is er nog iemand die ik hulp kan bieden? Mensen die niet meer wisten hoe verder te leven, na hun sportcarrière, en mensen die zich miskend voelden. Toen wielrenner Bert Pronk overleed, ving hij diens kinderen op. Toen Didi Thurau, de Duitse vedette bij Raleigh, door allerlei toestanden in problemen raakte, nam mijn vader Thurau in huis. Didi was een halve broer van me. Toen Thurau na zijn loopbaan financieel vastliep in zijn makelaardij, ging mijn vader naar Duitsland om hem te helpen.’’

Ruud Bakker nam het op voor judoka Wim Ruska, tweevoudig goudenmedaillewinnaar op de Olympische Spelen van 1972 en tweevoudig wereldkampioen, in 1967 en 1971. Vorig jaar overleed Ruska. Bakker ging op bezoek bij diens weduwe Liza. Vergeefs deed hij pogingen om Ruska alsnog te eren met de Carrièreprijs, de Fanny Blankers-Koenprijs. ,,Het lukte mijn vader niet om Ruska alsnog te laten eren. Ruska had een strafblad en een criminele achtergrond, dat vond NOC*NSF ongepast.  Mijn vader had gevoel voor miskenning en onrecht.”

En zo waren er meer ontheemde helden. Zoals Yuri van Gelder, die zijn toevlucht zocht in euforievergrotende middelen zoals cocaïne, verslaafd aan aandacht was, niet meer wist wie hij was geworden en hoe zijn leven zin te geven. Bakker luisterde naar hem, zoals Ruud voor iedereen een luisterend oor: ‘Hoe gaat het nu met je?’

Ruud Bakker zocht en zocht. Altijd vond hij nieuwe middelen. Zo introduceerde hij vloeibare suikers, een elektrostimulator en ultrasoongeluid. En eendenvet als bescherming van de benen tegen kou en regen. Ruud Bakker vond vast veel meer en diende meer toe dan hij ooit heeft willen vertellen. In de tijd dat hij zoekende was via allerlei wetenschappelijke studies naar de beste en sterkste middelen (én voeding, samen met dr. Wim Saris van de Universiteit van Maastricht) om zijn ‘mannen’ naar uitzonderlijke hoogten te helpen, vond hij ook haptonomie. Bakker merkte dat wielrenners tijdens hun massage een uitlaatklep nodig hadden. Zodra zij werden aangeraakt, gingen zij praten. Haptonomie leerde hem dat aanraking mensen verleidt tot ontboezeming. Mede daarom begon hij na zijn loopbaan als soigneur een praktijk massage en haptonomie.

Ruud Bakker was een grote man. Je kon niet om hem heen. Hij was zeer luid en zeer duidelijk. Na een zware nacht met alcohol stopte hij mij een stevig medicijn toe. De toevoeging was verhelderend, niet bestraffend: ‘Je weet hopelijk waarom ik je deze pil geef.’ Om dan een paar uur later onverwacht te vragen: ‘Hoe gaat het met je?’.

Ruud Bakker, Hagenaar van geboorte, was dertig jaar lang soigneur. Peter Post ontdekte hem en vroeg Bakker met hem een ploeg op te bouwen, dat werd in 1974 Raleigh. Hij was nog even een half jaar (op aandringen van Thurau) in dienst van IJsboerke  in België, maar keerde vol heimwee terug bij Raleigh en bleef Post trouw bij Panasonic. Jan Raas, die in Bakker zijn enige vertrouwensman zag, vroeg hem mee te gaan naar een nieuwe ploeg, Kwantum Hallen. Bakker weigerde, hij bleef bij Post. Aan hem had hij veel te danken. Bakker had nadat Raas zich in zijn Zeeuwse dorp had afgezonderd van de wielersport als een der weinigen nog intens contact met de Zeeuw.

Ruud Bakker was alom aanwezig, groot en luidruchtig als hij was. Een hartelijke man die niet alleen het lijden in de samenleving doorzag maar vooral het lijden in de harde sportwereld. Na zijn zware hartoperaties verhuisde Ruud Bakker van zijn appartement aan de strandboulevard van Scheveningen naar Woerden, om samen met zijn vrouw Til dichter bij zijn zoon Reem en zijn familie te kunnen zijn. Reem heeft in Woerden een chiropractiepraktijk. Zijn andere zoon Thierry is osteopaat.

Ruud Bakker was vooral betrokken bij gevallen helden, zoals Reem verwoordt op de sterfdag van zijn vader. ,,Mijn vader voelde wat mensen bewoog. Hij gaf ze vertrouwen. Je bent wie je bent, zeg het maar. Hij heeft geleerd wat spieren zeggen. En hij heeft geleerd wat mensen drijft, zonder veroordeling. En dat is heel knap in deze tijd.’’

Deze necrologie is op 3 februari 2015 in kortere vorm gepubliceerd in NRC.Next en NRC Handelsblad

Ruud zwaait

Een bijschrift invoeren

 

%d bloggers liken dit: