Tag Archives: Zlatan Ibrahimovic

Het leed van een Griekse god

22 feb

Het waren de hoogtijdagen van Vitesse én van Nikos Machlas (1973), de Griekse spits van de Arnhemse club die het ene na het doelpunt maakte. Met zijn hoofd, met zijn linker- en rechtervoet, met intikkers, met boogballen, de ene keer glijdend naar de bal, de andere keer met een hard en strak schot. Alsof doelpunten maken hem geen moeite kostte, alsof hij ervoor geboren was. In Arnhem en omstreken spreken velen nog steeds met ontzag over de trotse Kretenzer die tussen 1996 en 1999 met zijn lange rij van doelpunten Vitesse naar de top van het Nederlandse voetbal loodste.

Zo had de ambitieuze voorzitter Karel Aalbers het zich ook gewenst, toen hij Machlas kreeg aangeboden door de Nederlandse trainer Gène Gerards van OFI Kreta. Juwelierszoon Aalbers had zich voorgenomen de aloude club (uit 1892) die hij als jongetje uit Velp door zijn vader leerde adoreren, eindelijk uit provinciale sferen te trekken en met Ajax, Feyenoord en PSV te concurreren. Daar paste niet alleen een nieuw groot en modern stadion bij, in plaats van het sfeervolle maar verouderde Monnikenhuize aan de Rosendaalseweg, maar ook spelers en trainers met statuur – ook buitenlanders.

Aalbers had er veel over kunnen vertellen, maar sinds zijn (door financiële verwikkelingen gedwongen) vertrek wil hij niet meer praten over voetbal en Vitesse in het algemeen en over zijn ‘pleegzoon’ van destijds in het bijzonder. ,,Het is al zeventien jaar geleden dat ik afscheid nam als bestuurder van Vitesse, ik kan en wil er niets meer over zeggen. Enerzijds door zakelijke belangen, anderzijds omdat het me nogal altijd pijn doet. Ik hoop dat u dat respecteert’’, zo legt hij het verzoek om herinneringen op te halen aan Machlas naast zich neer.

nikos-machlas

Het is een dilemma dat meer aanhangers van Vitesse beheerst. Wie Vitesse aanhangt heeft gemengde gevoelens. ,,Altijd als je denkt dat de club eindelijk succesvol zal zijn gaat er wat mis. Dat maakt de club zo sympathiek of in het slechtste geval een cultclub’’, beweert NRC-columnist en Vitesse-supporter sinds 1980 Marcel van Roosmalen. Mopperen en juichen gaan hand in hand, ook nu in het Gelredome, de erfenis van Aalbers waar de club sinds 1998 zijn wedstrijden speelt. Zo moest Nikos Machlas leren begrijpen toen hij, gezegend met de bijnaam De Trots van Kreta, in zijn nog doelpuntloze beginperiode vanaf de tribunes op Monnikenhuize werd bejegend met de snerende kreet ‘Lachgas’.

Jorgos Sagkotzis schraapt zijn keel extra als hij wil vertellen over de eerste maanden van Machlas bij Vitesse. Jorgos, Noord-Griek uit Thessaloniki en eigenaar van het Griekse restaurant Delphi in Arnhem, weet nog hoe hij Machlas moest uitleggen wat de supporters over hem riepen. ,,’Lachgas, Lachgas? Roepen ze dat? Wat is dat?’ Nikos sprak alleen nog Grieks. Ik moest zeggen dat ze hem uitlachten. Nikos was er heel verdrietig om. Want hij was een hele gevoelige jongen. Hij begreep niets van de Nederlandse mentaliteit, en van de taal. En hij deed toch zijn best? Karel Aalbers beschermde hem, zeker, als zijn mooiste juweel. Maar alleen met taal kun je iemand helpen. Nikos was hier alleen. Hij had mij en niemand anders. Ik moest hem gerust stellen: ‘het komt goed jongen, Nederlanders zijn anders dan Grieken, jij hebt gescoord in Griekenland, dat ga je hier ook doen.’ Ik kende hem, ik had hem zien spelen bij OFI, en met een team van Europese All Stars tegen AC Milan. Man, man, hij was zo goed. Veertig interlands toen al. Het zou hier ook goed gaan. Dat vertelde ik hem en dan omhelsden we elkaar, als echte Grieken. Hij was vaak in tranen, echt waar. Vaak begrijp ik niet waarom men zo nodig buitenlanders, mensen uit een andere cultuur, hierheen moet halen. En vervolgens worden ze niet goed opgevangen, vooral omdat ze niet worden begrepen.’’

Jorgos vertelt dat hij in de zomer van 1996 werd benaderd door een Vitesse-bestuurder om Machlas op te vangen. ,,Vitesse had een trainingskamp in Zierikzee. OFI Kreta, de club van Nikos, was in Hamburg op stage. Ik moest naar Zierikzee om Nikos op te vangen. De eerste oefenwedstrijd was in Zeeuws-Vlaanderen, tegen Hoek. Nikos kreeg een schop tegen zijn enkel. Dat zag er slecht uit. Ik bracht hem naar Arnhem waar hij nog geen onderkomen had en leverde hem af in het ziekenhuis. Die jongen was in paniek. Hij huilde. Niemand begreep hem. Niemand ving hem op. Het viel mee, maar op de eerste trainingen werd hij natuurlijk getest. Raymond Atteveld, Theo Bos en anderen probeerden hem uit met grove tackles. Niemand greep in. Nikos was bang. En hij was toch de grote ster, moest die dan aangepakt worden? Dat was hij niet gewend in Griekenland, daar was hij de ster. En dan woonde hij ook nog eerst in een hotel en later in Duiven, met zijn vrouw, een dorp waar niemand hem verstond.’’

Gelukkig kon Machlas terecht bij Jorgos, waar hij vaak in het restaurant kwam. Uiteindelijk werd Delphi een plek waar alle Vitesse-spelers en trainers bij elkaar kwamen, aten en dronken. En nog, zegt Jorgos, en hij wijst naar de tafels waar ze allemaal hebben gezeten en vertelt over de telefoontjes die de spelers van toen nog steeds plegen. Jorgos vertelt over de manier waarop hoofdtrainer Leo Beenhakker met Machlas omging. ,,Die zat daar maar hoofdschuddend te kijken wat Nikos allemaal niet goed deed. Hij vond het maar niks. Een miskoop, zei hij hardop tegen de pers. En hij deed ook niks om hem beter te maken. Frans Thijssen was assistent en die zag alles, die wist meteen hoe het moest. Maar Beenhakker, nee.’’

Thijssen, de ongekroonde kap- en draaikoning van het Nederlandse voetbal die furore maakte bij onder meer NEC, FC Twente, Ipswich Town, Nottingham Forest, Vitesse en het Nederlands elftal (14 keer), zag inderdaad wat Machlas kon en ontbeerde. ,,Zelfvertrouwen. Als je weet dat zo’n speler scorend vermogen heeft, dan moeten de trainer en de medespelers daarop inspelen. Beenhakker was meer het type dat spelers eigen verantwoordelijkheid gaf: als je het wilt maken, dan moet je dat laten zien. Ik herkende veel in Machlas. Ik ging van Nederland naar Engeland. Dat was verschrikkelijk, in een andere cultuur. Ik zocht ook Nederlanders op en ik zou ook een Nederlands restaurant hebben opgezocht. Je wilt gewoon mensen vinden die je begrijpen. Nikos was gewoon een hele aardige, fijne jongen, die er niets van begreep. Ik ging met hem praten, dat is ook de taak van een assistent-trainer. De hoofdtrainer stelt op en denkt na over systemen. Ik zag wat Nikos nodig had, mensen om hem heen die hij vertrouwde. En dan word je ook nog binnengehaald als vedette, de man die het meest verdient en vanwie het meest wordt verwacht. Nou, dat is heel lastig.’’

Het werd dus een lastig begin voor Nikos Machlas, slechts acht doelpunten in het eerste seizoen. Aalbers werd ongeduldig, Beenhakker had andere dingen aan zijn hoofd, de supporters begrepen niet veel van die rare Griek met zijn kapsones. De pers kwam op hem af met kritische vragen die hij niet begreep en al helemaal door de taalbarrière niet kon beantwoorden, de familie (overgekomen uit Griekenland, zoals zijn oom, een bisschop) zag hem schutteren. Beenhakker had hogere ambities en vertrok naar Feyenoord. Zijn opvolger Henk ten Cate zag wél wat in Machlas, paste de speelstijl aan en kreeg de Griek aan het scoren, vooral dankzij de aanwezigheid van de Servische spits Dejan Curovic, de Servische schaduwspits Marko Perovic en de aanvallende linksback Marc van Hintum. Machlas, Curovic en Perovic namen dat seizoen 75 procent van de 85 doelpunten voor hun rekening. Machlas scoorde 34 maal en werd Europees topscorer. Vitesse eindigde dat seizoen als derde.

Jorgos Sagkotzis: ,,Een heilige drie-eenheid. Op Kreta werden vijfduizend Vitesse-shirtjes verkocht met de naam Machlas, rugnummer 9 en het logo van de Gouden Schoen. Aalbers sloot een contract een Griekse winkelketen met 380 filialen over de verkoop van Machlas-attributen. Vitesse en Machlas werden rijk. In het volgende seizoen moest het weer gebeuren. Er werd misschien beter en veel mooier gevoetbald onder de nieuwe trainer Herbert Neumann, maar die zag het niet zitten in Perovic. Machlas scoorde toch weer 18 keer. De weg lag open naar een grote carrière in het buitenland.’’

ÓÏÕÐÅÑËÉÃÊÁ / ÐÁÍÉÙÍÉÏÓ-ÏÖÇ / SUPERLEAGUE / PANIONIOS-OFIMachlas droomde van de Champions League, waar Vitesse niet aan toe was gekomen. Aalbers vroeg 40 miljoen gulden voor de Griek, maar geen club wilde dat bedrag betalen. Machlas had altijd gedroomd van een club met internationale allure: AC Milan met name, het werd tenslotte Ajax de club die hij als jongetje had zien schitteren. ,,Hij wilde een loopbaan als Marco van Basten’’, weet Jorgos, ,,zijn grote voorbeeld’’. Machlas koos voor Ajax, tot grote teleurstelling van Aalbers, vooral omdat Ajax ‘slechts’ 19 miljoen over had voor de Griek.

Yannis Anastasiou, nu trainer van Roda JC, kent Machlas al vanaf 1992. Ze maakten samen deel uit van de Griekse selectie onder 20 jaar en zijn sindsdien bevriend. Toen Machlas naar Vitesse ging werd Anastasiou zijn opvolger als spits bij OFI Kreta. ,,Ik kwam in 1999 bij Anderlecht in Brussel. Nikos speelde bij Vitesse. We zochten elkaar op, in Arnhem of in Brussel. Onze vrouwen werden vriendinnen. Nikos’ vrouw is peettante van onze dochter. Hij was niet gelukkig in Arnhem. Hij ging naar Ajax, ik naar Roda, we bleven contact houden. Maar Nikos had altijd heimwee naar Kreta, zeker in Amsterdam. Hij werd steeds ongelukkiger. Kretenzers kunnen alleen op hun eiland leven, nergens anders. Nikos is bovendien een zeer gevoelige man, hij wil voortdurend warmte om zich heen, hij lacht pas als hij begrepen wordt. Dat werd hij bij Ajax nooit, ik heb ook bij Ajax gevoetbald, het is geen warme club, het is een club die alleen aan successen denkt. Nikos dacht dat hij een ster was, maar bij Ajax dachten ze daar anders over. Daar was concurrentie, op alle fronten.’’

David Endt was destijds elftalbegeleider bij Ajax. Hij zegt al vanaf het begin dat Machlas en Ajax niet op hetzelfde spoor zaten. ,,Danny Blind was trainer. Hij rekende zich rijk met de komst van een scorende spits. Maar hij en Ajax vergaten dat Machlas bij Vitesse kon schitteren dankzij Curovic en in mindere mate Perovic. De spelstijl lag Machlas niet. Aan de andere kant werkte Machlas niet echt mee, hij voelde zich de vedette mede omdat hij de duurste speler was. Hij op Nederlandse les? Hoe kom je erbij? Hij leefde in zijn eigen wereld. Alles moest voor hem geregeld worden. En als de trainer of de andere spelers hem niet begrepen was dat hun schuld. Hij was altijd overtuigd van zijn gelijk. Toen Co Adriaanse trainer werd verbeterde er veel. Machlas had concurrentie van Mido en Zlatan, maar Machlas was heel lang eerste keus, hij kreeg het vertrouwen. Hij scoorde ook wel: 18 keer, 14 keer, 14 keer. Maar hij was moeilijk te coachen, het moest allemaal om hem draaien: de Koning van Kreta.’’

Endt mocht hem graag: ,,Zo’n charmante jongen. Hij had een lach die je kon doen smelten. Hij kon klagen als een klein kind, dan had ik medelijden met hem. Gauw verongelijkt. Ik maakte de indeling van de parkeerplaatsen. Ik had hem op nummer 35 gezet. Hij was woedend. Waarom niet op 12, dicht bij de poort, dan hoefde hij niet zo ver te lopen? De belangrijkste speler op 35, hoe verzin je zoiets? Hij kon de strijd met Zlatan en Mido uiteindelijk niet aan, hij verloor elke slag. Hij had ook geen superconditie. Er miste iets. Hij was niet gemotiveerd. Op de training klaagde hij over de harde aanpak van andere spelers, Nikos wilde een beschermde status.’’

Machlas werd na drieëneenhalf seizoen op aandringen van de nieuwe trainer Ronald Koeman uitgeleend aan Sevilla. Een vernedering, zo voelt Endt het nog steeds. Hij kwam er niet aan spelen toe. ,,Toen zijn rijbewijs werd afgepakt wegens te hard rijden, eiste hij dat zijn werkgever, nog steeds Ajax, dat ongedaan maakte. Zo hoort dat, vond hij, in Griekenland doen ze dat met sterren. Ik zei nog: ‘neem een chauffeur’, maar hij was diep beledigd. Ik had met hem te doen, maar kennelijk is hij toch te veel door de Griekse mentaliteit verpest. Hij was een Griekse god en die diende aanbeden te worden.’

Bij alle mensen die Nikos Machlas kennen komt het terug: hij was een charmante man die heel goed kon voetballen, maar zich niet begrepen voelde. Yannis Anastasiou, zijn vriend, heeft nog weleens contact met Machlas die na Sevilla terugkeerde naar Griekenland, via Iraklis Saloniki, OFI Kreta, het Cypriotische Apoel Nicosia en uiteindelijk voorzitter/eigenaar werd van zijn jeugdclub OFI Kreta. Ook die functie bekleedt hij niet meer. Anastasiou: ,,Hij is bezig met een jeugdacademie, daar stort hij zijn ziel en zaligheid in. Nikos houdt afstand van de wereld van vroeger. Hij is gescheiden, heeft een nieuwe vriendin en boven alles heeft hij zorgen om zijn oudste zoon van 17 jaar, die vorig jaar mei een zware hartoperatie in Duitsland heeft moeten ondergaan. Ik ben met mijn vrouw nog naar Hannover geweest om hem te steunen.’’

Anastasiou wil benadrukken hoe groot het hart van Nikos Machlas is. ,,We zijn een keer naar Parijs geweest voor een wedstrijd van Paris St. Germain, konden we de oud-Ajacieden Zlatan en Maxwell nog eens ontmoeten. Na afloop vroeg Nikos aan Zlatan een shirt om aan de dokter die Nikos’ zoon heeft geopereerd te geven. Zo trots en dankbaar heb ik Nikos nooit gezien. Ik stuur hem berichtjes, soms krijg ik antwoord, soms niet. Ik ken hem, hij is een jongen van Kreta, gevoelig, die zich alleen thuis voelt op zijn eiland, in Heraklion.’’

Telefoontjes naar Nikos Machlas worden niet beantwoord. Yannis Anastasiou: ,,Ik breng hem wel de groeten over uit Nederland, dat zal hem goed doen.’’

Jorgos Sagkotzis: ,,Vandaag of morgen staat hij zomaar voor mijn neus. Dan omhelzen en zoenen we elkaar. Ik zal hem nooit vergeten, niemand hier in Arnhem. Hij heeft ons de mooiste momenten van Vitesse bezorgd. Kent u Grieken? We mopperen en klagen veel, net als Arnhemmers, maar diep van binnen zijn we fijne mensen die het alleen naar hun zin hebben als ze worden begrepen.’’

Dit verhaal is gepubliceerd in de VI Special: Buitenlandse sterren in Nederland. Met verder verhalen, portretten en interviews met en over Romário, Milko Djurovski, Ove Kindvall, Mihai Nesu, Helmuth Rahn, Jesper Olsen en anderen

EK: Laat nieuwsgierigheid het winnen van de begeerte

25 jun

Het zijn de hoogtijdagen van voetbal. Dagen die geen einde kennen, dagen die overlopen van voetbal en emoties. Discussies, kroegpraat, even diepgaande als oeverloze analyses, afkeer, kritiek, bewondering, heldenverering en voetbalhumor wisselen elkaar af. Geen detail blijft onbesproken. Voetbal is grenzeloos in zijn beleving. Het raakt veel mensen diep in het hart en de onderbuik, waar gewichtiger zaken en gevoelens als kwaadaardige gezwellen worden afgeweerd.

Genieten is het sleutelwoord. Er moet genoten worden. Oeverloos begeren om elke vorm van pijn en narigheid te voorkomen. Het voetbal mag niet saai zijn, het moet onafgebroken opwinden. De spelers moeten schitteren – liefst boven zichzelf uitstijgen. De coaches – hoe goed ook opgeleid en succesvol in het verleden – zijn verplicht alleen de beste spelers op te stellen en de perfecte strategie aan te wenden. De arbitrage dient foutloos te zijn. De spelregels moeten tot ieders tevredenheid aangepast worden. Alles om tegemoet te komen aan de grenzeloze begeerte: winnen en oogstrelend voetbal spelen. Toeschouwers, liefhebbers, commentatoren en analisten vinden dat ze daar recht op hebben.

Geen speler, coach of scheidsrechter kan waarmaken wat de supporter of de analist wil. Het is onbegonnen werk. Wie miljoenen verdient, is verplicht continu te schitteren en aan de lopende band briljante doelpunten te maken. Spelers die zich de voorbije jaren hebben onderscheiden dankzij hun talent maar vooral dankzij harde trainingsarbeid en daarvoor zijn beloond met trofeeën, dienen dat op een titeltoernooi waar te maken. Alsof dat in een contract met het volk staat opgesteld. Voetballers zijn ook mensen van vlees en bloed, kennen zowaar ook gevoelens, hebben hun eigen psychische of fysieke achtergrond en hebben zoals iedereen slechte dagen (domweg omdat het lichaam soms niet wil wat de geest wil). Aan die wetenschap heeft de liefhebber geen boodschap – zelfs de meeste analisten gaan daar aan voorbij.

Worden er dan robotten verlangd, mannetjes aan een touwtje, die door een druk op een knop de gewenste beweging en het gevraagde doelpunt maken? Zoals in een computerspel. Mogen spelers, coaches en scheidsrechters dan geen fouten maken? Moeten de spelregels zo gemaakt worden dat er nooit meer discussie mogelijk is? Nee, toch….

Vanuit de optiek van de supporter kan ik me dit nog voorstellen. Die wil nu eenmaal als een klein kind wat zijn hartje begeert, wat hij nooit heeft gekregen, wat hij in zijn jeugd heeft gemist. Maar van gespecialiseerde analisten verwacht ik meer dan samenspannen met de publieke opinie. Meer observatie en verwondering graag. Dat verheldert meer dan wijsneuzengedrag. Of hebben deze betweters iets waar te maken? Dat ze het beter weten dan spelers, coaches, scheidsrechters en spelregelcommissies! Zoiets noemen we bij ons thuis het ‘zelfverheffingsmotief’ (je wilt jezelf beter voelen dan de ander).

Ronaldo
Kritiek mag. Al is het maar om je voorkeur kenbaar te maken. Voorkeuren verschillen nu eenmaal – dat is wetenschappelijk onderzocht. Bewondering mag, om dezelfde reden. Afkeer en ergernis ook. Mij past als doorgewinterde voormalig professionele volger en liefhebber vooral verwondering. Ik verwonder me over het talent en het gedrag van Cristiano Ronaldo, van wie ik (eerlijk is eerlijk) nooit genoeg zal krijgen en altijd briljante acties en ongekende doelpunten verwacht – en helaas te weinig krijg (over begeerte gesproken). Dat hij doet wat hij doet en hoe hij doet, behoort tot de verrassingen van mijn nieuwsgierigheid. Hij speelt het kind in mij. Dat boos wordt als het niet krijgt wat het hebben wil. Dat verongelijkt reageert. Zichzelf op de borst klopt wanneer het heeft gescoord en zijn ploeggenoten heeft geholpen. Niet uit altruïsme maar uit egoïsme, zoals een kind dat doet. Dat trots is op zichzelf als het uitblinkt. Dat voortdurend op zoek is naar papa en mama en nog steeds diep van binnen in zijn kinderlijke hart roept: ‘Kijk mij eens, ik kan al lopen.’

Dat herken ik. Alsof ik zelf nog een kind ben dat met een bal speelt en wil laten zien dat het de beste is. Daarom juich ik als Ronaldo een schitterende actie heeft gemaakt of heeft gescoord. Dat doelpunt gezien, met de hak achter zijn standbeen langs? Mag dat nog eens op televisie vertoond worden en nog eens gememoreerd in de krant! Asjeblieft, ter meerdere eer van Cristiano Ronaldo, de voetballer die altijd verrast, in alles. Stop daarom dat gezeur over dit allerminst saaie fenomeen!

zlatan-ibrahimovic-au-parc-des-princes-a-paris-le-23-mai-2015_5344607
Bij Zlatan Ibrahimovic voel ik een andere kant van mijn kind-zijn. De opstandigheid van de puber: ‘Mijn bal, afblijven!’ Om dan iedereen die de bal probeert af te pakken een duw en een klap te geven, of stoer en provocerend uit te dagen voor een gevecht. Zlatan is nu eenmaal een straatvechter, wordt goedkeurend beweerd. Omdat hij uit een armoedig en crimineel milieu komt, waar hij zich voorbeeldig heeft uitgeknokt. Zie de reclamefilmpjes van Volvo, dat graag winst haalt uit Zlatans pubergedrag. Hij kan goed voetballen. Dat is meegenomen, anders was hij allang van de velden verstoten.

Zo lopen op dit Europese titeltoernooi veel voetballers rond met wie je je als liefhebber kunt vereenzelvigen. De achtergronden van de Belgische voetballers Kevin de Bruyne en Eden Hazard, de Duitse voetballers Jerôme Boateng en Mesut Özil, de Engelsen, Ieren, Italianen, Portugezen, Spanjaarden, Fransen, Albanezen, Hongaren, Polen en Kroaten worden gelukkig opgediept. Waar ze vandaan komen, hoe en waarom ze voetballen hebben geleerd, hoe ze zich uit hun vaak grauwe bestaan hebben ontworsteld. Hoe ze begerig hun dromen hebben proberen waar te maken en zich daarom nu gedragen zoals ze zich gedragen. Met de uitbundige tattoo en de extreme haardracht als symbool van Kijk Mij Eens: Ik Besta.

Dat is de meerwaarde van een toernooi zonder Nederland, zonder Nederlands chauvinisme. Zonder eenkennigheid. Er is meer dan Oranje, meer dan de Hollandse School, meer dan carnaval en Nederland Eerst. Dit Europees Kampioenschap opent vensters met uitzicht op een andere wereld, andere mensen, ander culturen, ander gedrag. Je kiest nu partij voor een ploeg uit een ander land. Je kiest voor andere voetballers dan je favorieten uit eigen land. Je kiest voor een ploeg omdat ze zulke vrolijke supporters hebben – wel of niet stomdronken. Je kiest voor een land omdat je nooit hebt geweten dat ze daar zowaar ook kunnen voetballen – en beter dan Nederlandse voetballers. Dit toernooi wekt nieuwsgierigheid, als je er voor openstaat. Nieuwsgierigheid in plaats van begeerte.

‘Begeren in het algemeen veroorzaakt een bewustzijnsvernauwing’, schreef de afgelopen week overleden Henk Hofland in zijn essay Platter en dikker, een tijdsbeeld (2011), ‘dat wil zeggen, de kritische vermogens worden verzwakt.’ Zo is het, wat mij betreft, nieuwsgierigheid en vooral verwondering voelen vrijer.

Deze column is gepubliceerd op http://www.sportenstrategie.nl

Hoe mijn zintuigen mijn (eigen) mening vormden

2 jul

Geen sport maakt zoveel primaire reacties los als voetbal. Eén mooie actie of één mooi doelpunt van een speler kan al leiden tot een ongekende euforie. Met impulsieve kwalificaties als ‘nog nooit vertoond’ of ’de beste aller tijden’. Overwinningen, nederlagen, acties, bewegingen, combinaties, doelpunten, overtredingen, titels, eliminaties, coaching. Urenlang wordt er over gepraat, in de huiskamer, in het café, in de televisiestudio, voor de radiomicrofoon. Je hoeft er geen verstand van te hebben om mee te praten en zowaar zinnige dingen te zeggen – hoe primair ze ook zijn.

Voetbalbeleving is subjectief. Vooral een kwestie van smaak. Het is niet of nauwelijks een kwestie van verstand of kennis. Wie een andere mening cq smaak heeft dan de meerderheid heeft er al gauw geen verstand van. Wie niet meegaat met de kudde, wordt tot domoor of zelfs vijand verklaard. Wie in Nederland niet voor Oranje is of een overwinning van Oranje niet verdiend vindt of het spel niet kan waarderen, die hoort er niet bij. Die wordt in het café overgeslagen, uitgescholden of erger. Dat is de voetbalmores. Vreemd, over muziek en kunst mag je alles zeggen, zonder dat je vijandig wordt bejegend.

In die sfeer heeft de afgelopen maand het Europees kampioenschap plaatsgehad. Niet dat ik die sfeer afwijs. Het is zoals het is. Ook ik oordeel en veroordeel graag. Ik heb immers ook smaak én een mening. Ik heb mijn eigen zintuigen, mijn eigen ogen, mijn eigen gevoel, mijn eigen hart, mijn eigen voorkeur. Waarom ik zo ben, weet ik niet precies. Het is nu eenmaal zo. Soms wil ik anders zijn dan ik ben, wil ik iets anders voelen dan ik voel en iets anders zien dan ik zie. Een therapeut heeft me in mijn diepste identiteitscrisis eens gevraagd waarom ik me niet bij de kudde (de meerderheid) aansloot: lekker veilig, omringd door gelijkgestemden. Hoezo? Ik wil mezelf zijn. Hoe lastig dat ook is: mezelf zijn, met mijn eigen smaak en mening. Ik ben ik.

Ik (ik) hou dus van solisten in de sport, ook in teamsporten als voetbal. Spelers, atleten, wielrenners, basketballers, hockeyers, golfers, die anders zijn, die zich onderscheiden door hun eigen acties, hun eigen gedrag, hun eigen (uitzonderlijke) vaardigheden. Ze kunnen lastpakken zijn, onbegrepen talenten, Einzelgänger, loners en losers, sporters die in hun eentje de wereld proberen te veroveren. Ja, ik heb dus de afgelopen weken ook genoten van de in Italië om zijn huidskleur al jarenlang verguisde Mario Balotelli, al schitterde hij maar anderhalve wedstrijd met drie fraaie doelpunten. Opmerkelijk gegeven: Balotelli liep in 2006 stage bij de jeugd van Barcelona op La Masía. Hij verhuisde naar Barcelona met zijn Italiaanse pleegouders. Hij schitterde er en scoorde in een wedstrijd zelfs vijf keer. Hoewel hij indruk maakte in Barcelona, wilde de club de toen 16-jarige Italiaan niet, omdat ze liever Spaanse talenten een contract gaven. Dit las ik zaterdag in de Spaanse krant El Mundo Deportivo. Met bevestigende reacties van oud-spelers en trainers. Niet alleen daarom hoopte Balotelli in de finale tegen Spanje te scoren. Balotelli, van loser en loner tot teamplayer

Wat te denken van die andere oud-speler van Barcelona, Zlatan Ibrahimovic? Ik genoot soms ook van hem, nors, gemeen, onberekenbaar  en met een winnaarsmentaliteit. Van oorsprong een rebellerende loner, nu aanvoerder van het Zweedse team. Ik genoot van Andrea Pirlo omdat hij anderen beter kan laten voetballen, en in het heetst van de strijd met een stiftje (cucchiaio in het Italiaans, een lepel) een strafschop  maakt . Dat is durf, het avontuur zoeken. Zoals ik van Andres Iniesta kan houden, omdat hij in zijn eentje een aanval opzet, een ander daar in betrekt en zelf de aanval afrondt. En hoe de doorgaans spijkerharde Sergio Ramos liet blijken echt goed te kunnen voetballen en de beste verdediger van het toernooi werd met zowaar slechts een handvol overtredingen.

Ik heb getreurd met Mesut Özil. Ik zag in zijn ogen het verdriet van een voetballer die maar niet kon spelen én winnen zoals hij en heel Duitsland wilde. Ik raakte onder de indruk van de oude doelman Gianluigi Buffon die zoals altijd uit volle borst en diep geroerd het Italiaanse volkslied meezong. De reden? Omdat zijn grootouders in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Ook hij wilde sterven voor Italië. Zo had hij al eerder verklaard. Er was zoveel leed, verdriet en blijdschap dat ik zintuigen te kort kwam om het allemaal te verwerken. Het voetbal was niet altijd boeiend. Spanje speelde tot de finale niet zoals ik hoopte en verwachtte, vaak te plichtmatig, een beetje te veel zaalvoetbal. Hun spel in de finale maakte heel veel goed, al waren de Italianen toch duidelijk te vermoeid om weer te vlammen.

Gezien hoe de Italiaanse coach Cesare Prandelli zijn diep teleurgestelde spelers een voor een opraapte en tussendoor de Spanjaarden feliciteerde? Prandelli heeft ooit als coach van Fiorentina voorgesteld na afloop voor de tegenstander te applaudisseren. Gezien hoe Prandelli na afloop op Balotelli inpraatte en diens hoofd in zijn handen nam en zei: ,,Jij hebt de afgelopen weken laten zien dat je als mens bent gegroeid. Je doet er echt toe, ga zo door.”?  Wat een humane coach, zo zie ik er maar weinig in het hedendaagse voetbal.  Samen met mijn idool van vroeger Roberto Baggio (boeddhist) heeft hij het Italiaanse spel willen veranderen, aanvallender, avontuurlijker, plezieriger om naar te kijken, humaner ook, liefst zonder overtredingen. Baggio is technisch directeur van de Italiaanse voetbalfederatie. Baggio besteedt op de eigen website overigens enkel aandacht aan de Europese reis van Aung San Suu Kyi, de voormalige Birmese oppositieleidster en winnares van de Nobelprijs voor de Vrede. Baggio zette zich de voorbije jaren sterk in voor haar vrijlating: lees  www.robertobaggio.com

Veel is de afgelopen maand gesproken over de mentaliteit van spelers, over de teamgeest of het ontbreken ervan, en over ego’s. Nog lang nadat Oranje was uitgeschakeld en de spelers al woedend en verdwaasd op het strand lagen, werd zoals het in een praatcafé betaamt door zogenaamde deskundige analisten op televisie en radio gediscussieerd over de oorzaak van het falende Nederlands elftal. Over spelers die te veel met zichzelf bezig waren, vooral zelf wilden schitteren, maling aan coach Bert van Marwijk hadden of niet in de vereiste lichamelijke conditie verkeerden, uitgeblust dus. Urenlang lag ik op mijn bank te luisteren naar weer een ongefundeerde mening. Inderdaad, zoals ze het in de kroeg doen. Veel meningen en smaken, maar niemand die het echt weet. Alle kranten suggereerden het lek te weten, nota bene zonder bronvermelding.  Wie niet publiekelijk (met naam en toenaam) uit durft te komen voor zijn mening is ongeloofwaardig. Dus ook het medium/krant. Dus wat moet ik ermee? Roddeljournalistiek dus. Dat vind ik. Maar wat is de (echte) waarheid? Over een coach zonder gezag, over spelers die elkaar niets gunden, over privileges, over ego’s. Ja, vast wel, niets nieuws.

Vreemd dat ik niets heb gehoord of gelezen over de afwezigheid van een sportpsycholoog bij Oranje. Een man die al sinds bijvoorbeeld het WK in 2010 de groepsdynamiek had kunnen begeleiden, spelers en coaches met elkaar had laten praten en denken over Het Doel. Hoe ze dat kunnen bereiken, hoe ze met stress en tegenslag kunnen leren omgaan. Een die de coach bijstaat en een speler leert zichzelf te coachen. Dus niet pas een psycholoog in de begeleiding opnemen vlak voordat het toernooi gaat beginnen. Gewoon een man die al jaren steevast tot de technische/medische staf behoort. Een procesbegeleider. Zoals bij de Duitsers, de Engelsen, de Italianen en bij de Spanjaarden. Niet dat dan succes is verzekerd, maar veel leed tussen doorslaande ego’s zou voorkomen kunnen worden of gehanteerd.

Spelers met een ego heb je in elk team. Dus ook bij de Italianen en de Spanjaarden. Ieder mens heeft een ego, op boeddhistische monniken na die jarenlang hebben geoefend zich los van hun ego te maken door dagenlange meditaties. Het hele team van Spanje bestaat uit spelers met (een) ego. Een voetballer zonder ego haalt niet de top, dus ook niet het nationale team. Wie niet in zichzelf gelooft, het beste uit zichzelf haalt, veel met zichzelf bezig is en met zijn ego is begaan, dus ijdel is, die wordt niet kampioen, ook niet met een team. De kunst van  de coach in samenwerking met bijvoorbeeld (sport)psychologen is van al die spelers met een (te groot) ego een hecht team te maken. Natuurlijk hebben Xavi en Iniesta een ego. Net zoals Ramos, Casillas, Xabi Alonso (en de Argentijn Messi). Wie niet? We wil niet het beste voor zichzelf? Zij hebben geleerd ermee om te gaan en hun ego te delen met een ander. Wie alleen een goed linkerbeen heeft, vraagt hulp bij iemand met alleen een goed rechterbeen. Wie het niet goed kan zien, zoekt iemand die je kan helpen het wel goed te zien. Dat vraagt veel oefening, en ook oefening in nederigheid, oefening in je verplaatsen in anderen, oefening in krachten bundelen. Discipline, als een boeddhistische monnik bijna. Moeilijk, inderdaad. Om met Johan Cruijff te spreken: ,,Je ziet het pas als je het door hebt.”

Zo heb ik op mijn eigen manier kunnen genieten van het EK voetbal. Ik leefde op mijn eigen manier mee met wat ik zag en voelde bij een bepaalde actie of doelpunt. Zo zou ík het hebben gedaan, dat had ík anders gedaan, zo zou ík het nooit hebben gekund. Dat is wat mij in topsport aanspreekt: die mensen (voetballers, wielrenners, hardlopers en golfers) doen iets (een bijzondere vaardigheid) wat ik niet beheers. Daar ben ik te beperkt voor, net als al die andere miljoenen liefhebbers die in het stadion, in de huiskamer, in het café of voor een scherm op het marktplein toekijken. Ieder zijn talent, ieder zijn beperking. Dat onderkennen maakt naar topsport kijken boeiend.

%d bloggers liken dit: