‘Wees vriendelijk voor jezelf, voor je beste vriend, voor je vijand en vooral voor alle levende wezens in deze wereld.’ Daar zat ik dan op mijn kussen, op advies van de boeddhistische lerares/non liefdevolle vriendelijkheid overdenkend. Omringd door een twintigtal lotgenoten en gekweld door pijnlijke knieën, een aangespannen rug en een hoofd vol muizenissen. Moest dat nou? Die pijn, dat ongemak om vriendelijkheid in je hart te laten opkomen.
Ik probeerde mee te voelen met mijn lotgenoten. Hadden zij ook pijn, voelden zij zich ook ongemakkelijk? Niets. Het was doodstil, angstwekkend stil. Alle ogen waren gesloten, alle emoties onzichtbaar. Contact, elkaar visueel (laat staan verbaal en fysiek) aanraken, was uit den boze. Er was niemand om mijn vertwijfeling mee te delen.
Bijna vier dagen zwijgen, zittend, lopend, etend, slapend én toiletten schoonmakend. Nooit een groet of een blik van herkenning, nergens externe bevestiging van mijn bestaan. Temidden van lotgenoten alleen contact met mezelf. Met als dieptepunt tijdens een stiltewandeling in de avondschemering de ontmoeting met de lerares, mijn steun en toeverlaat in deze eenzame tijden, die niet de gewenste ontmoeting werd. Zonder op of om te kijken liep de reddende engel voorbij. Het was stil, ontmoedigend stil en eenzaam in het steeds donker wordende bos.
Voorafgaand aan elke meditatie zei mijn reddende engel ons te ontspannen. Niet je best doen, geen inspanning, niets moet. Als je op een stoel wilt zitten, in plaats van in lotushouding, doe je dat. Op een bankje, doe dat. Liggen, doe dat. Wees vriendelijk, spreek je hart toe, luister naar je hart en vraag om vriendelijkheid – voor jezelf en alle anderen.
De afsluitende séance, na bijna vier dagen, luchtte mij op. We mochten elkaar aankijken, ons gezicht tonen, onze ogen, oren en mond. We mochten aan elkaar onze stem laten horen, elkaar onze ogen laten zien. Vrouwen hadden zich opgemaakt, hun haren gekamd, toonden hun favoriete kleding. Smaak werd niet langer verborgen.
Dankbaarheid was het sleutelwoord, hoorde ik in devotie zeggen. Hoezo dankbaar? Obstinaat en oprecht gaf ik ruim baan aan mijn gekwelde ervaringen van de afgelopen dagen, mijn gekwetste ego. Ik had me alleen gevoeld. Niemand die naar me om had gekeken, zelfs mijn reddende engel niet. Hoezo vriendelijkheid? Ik voelde me in de steek gelaten, alleen.
Ik had een probleem.
Leven zonder anderen, zonder mensen om je heen. Leven zonder contact, zonder iets te kunnen delen. Dat is geen leven.
Vereenzaming groeit, zo hoor en lees ik én merk ik op. Ouderen trekken zich na hun pensioen, een scheiding of de dood van hun partner terug in hun cocon. Buren weten vaak niet dat ze buren hebben – of het zijn die lawaaiige mensen van hiernaast met hun boren, zagen, grasmaaiers en stinkende barbecues. Jongeren leven in zichzelf gekeerd, samen met hun laptop, iPhone of iPad – de koptelefoon om je af te sluiten van de (lastige) buitenwereld. De televisie is onze beste vriend, wat er ook op wordt vertoond.
Toch is er behoefte aan socialisering, zo wordt beweerd, aan contact en vriendelijker zijn voor elkaar. Dat denderde door mijn hoofd. Ik voelde spanning in mij groeien, in mijn hoofd, in mijn armen en benen, in mijn buik en borst, in en rond mijn hart. Spanning die ik niet kon verdrijven. Wat is dat toch? Nooit gevoeld. Wanhoop. Waar moest ik heen?
Misschien moest ik wel die confrontatie ondergaan? Leren alleen te zijn temidden van anderen. Leren zonder contact zwijgend zitten en zwijgend wandelen, met al die mensen om me heen. Zwijgend (er gewoon) zijn. De lerares probeerde me nog na de eerste wanhopige dag tijdens een korte privésessie gerust te stellen: ‘Je bent er echt wel, ik zie je zitten. Wees vriendelijk voor jezelf, je mag er zijn.’
Nu pas, vijf jaar na lezing van het boek ‘Leer ons stil te zitten’ van de Britse schrijver Tim Parks, drong dan echt de essentie van zijn opgeschreven ervaringen door.
Een citaat: ‘Ochtendgedachten borrelen als luchtbellen omhoog. Ik concentreer me op de adem in mijn neusgaten, op mijn lippen. Alleen door je voortdurend bewust te zijn van je lichaam kun je bruisende gedachten tot rust brengen. Ik maak me niet ongerust als het niet gaat. Het doel is stilte, maar ik verlang er niet naar….. Er is niets mystieks aan. Veel mensen die voor het eerst op Vipassanaretraîte gaan verlangen naar drama, naar een confrontatie met hun demonen, naar onderwerping aan een goeroe. We willen allemaal een nieuw hoofdstuk toevoegen aan het verhaal van ons ik, aan ons eindeloze doorzeuren over hoe we met de wereld omgaan. Daarom gaan zoveel mensen naar India, vermoed ik, om alleen met de ogen dicht op een kussen te zitten. Ze hopen dat de exotische locatie, de gewaden en de vreemde taal intensiteit toevoegen aan het verhaal.’
En: ‘…… zodra woorden en gedachten uit het hoofd verbannen zijn, verzwakt ook het ik. Er is geen verhaal meer dat het ik voedt. Wanneer de woorden verdwenen zijn, maakt het niet meer uit waar je bent. Of het morgen of avond is, of je jong of oud bent, man of vrouw, arm of rijk – dat is in de stilte, in het donker, in de kalmte, niet belangrijk. Net als geesten, engelen en goden blijkt ook het ik een idee te zijn dat we bedacht hebben, een verhaal dat we onszelf vertellen. Ik heb taal nodig om te overleven. Woorden scheppen betekenis, betekenis geeft een doel, een doel leidt tot een verhaal. Maar hier is even geen verhaal, geen retoriek, geen bedrog. Hier zijn stilte en aanvaarding; het genot van een ruimte die niet van betekenis doordrenkt hoeft te worden. Door je intens bewust te worden van het lichaam, de adem, het bloed, kun je ‘ik’ laten wegglippen.’
En dat schrijft en ervoer Tim Parks, die ik nota bene voorheen alleen kende van zijn voetbalbelevenissen in ‘Een seizoen met Hellas Verona.’
Verder met mijn verhaal: alleen kunnen zijn dus. Misschien is dat wat mensen kwelt, bang alleen te zijn, bang in de steek gelaten te worden. Misschien kun je best alleen zijn (los van ziek en gehandicapt zijn), in stilte met jezelf, maar ben je het niet gewend. Sinds je geboorte weet je nauwelijks wat het is alleen te zijn. Een heel leven mensen om je heen werkt verslavend. Bij mij wel, zo is gebleken.
En nu verder, met Inside Dialogue.
Deze column is in verkorte vorm gepubliceerd in de zomereditie van de website http://www.vriendenvanboeddhisme.nl