Tag Archives: FC Twente

Bescheiden man die als keeper nauwelijks te passeren was

9 sep
Piet Schrijvers

Soms als ik over de Stationsstraat in Ermelo fietste zag ik hem op een terras zitten. Naast zijn vrouw. De ene keer achter een kop koffie, de andere keer achter een biertje, een enkele keer ook met een dikke sigaar in zijn mond. Onmiskenbaar Piet Schrijvers. Pontificaal vooraan, zodat iedereen hem kon zien en hij alles en iedereen kon zien. Dat dacht ik.

Dan aarzelde ik: zal ik nu naar hem toegaan en hem een hand geven? Ik deed het nooit. Waarom niet? Omdat ik dat te opdringerig vind, omdat ik te verlegen ben en omdat ik als journalist nooit zo intiem (dichtbij) met een sporter heb willen en kúnnen zijn. Bovendien zou hij me nooit gekend of herkend hebben. Zo bedacht ik, als excuus.

En dan was er nog een pijnlijke herinnering aan deze robuuste doelman. Eens stapte ik stoer op hem af, omdat ik vond dat het moest als eigenwijze, nieuwsgierige journalist. Zojuist had het gerucht de ronde gedaan dat de terugspeelbal op de keeper zou worden afgeschaft. De doelman zou de bal niet langer met de handen mogen raken na een terugspeelbal van een ploegmaat. Piet zat aan de bar van het spelershome van het voormalige Ajax-stadion De Meer. Ik tikte hem op de schouder en vroeg of ik hem wat mocht vragen. Dat mocht. Ik wilde weten wat hij als doelman van de nieuwe spelregel vond. Piet keek me niet eens aan, nam een slok van zijn koffie en zei bars: ‘Dat interesseert me geen barst. We zien wel.’

Geschrokken van dit barse antwoord, bedankte ik hem snel en sloop weg. Ik begreep dat Schrijvers niet zo blij zou zijn zodra de nieuwe regel werd ingevoerd, zo goed was hij als doelman ook weer niet met zijn voeten. Er zou dan zeker een moeilijke tijd voor hem aanbreken, zo meende ik.

Piet Schrijvers stond juist bekend als een ‘een hele lieve man’. Zo begreep ik later van medespelers en van mensen die hem kenden. Dat hij snauwend een antwoord op mijn (toch relevante?) vraag gaf, zal met zijn onzekerheid te maken hebben gehad of met het feit wie die rare snoeshaan was die hem die vraag stelde. Mogelijk was het zijn eigen verlegenheid. Ruwe bolster, blanke pit. En: twee verlegen mensen die elkaar aftastten, de een snauwend, de ander trillend van de zenuwen.

Toegegeven, ik was niet zo’n bewonderaar van Piet Schrijvers als keeper. Maar hij was toch ‘een grote meneer’? Jan van Beveren, Pim Doesburg, Nico van Zoghel en anderen spraken me meer aan. Bij FC Twente was hij naar mijn inschatting (ondanks zijn kolossale gewicht) nog een fantastische doelman, maar eenmaal bij Ajax en het Nederlands elftal begon me dat schreeuwende blok beton toch tegen te staan – hoe goed hij ook was.

Piet Schrijvers

Een mooi afscheid werd hem nauwelijks gegund. Maar Piet klaagde nooit. Hij ging naar PEC Zwolle, waarmee hij degradeerde en waar hij misprijzend ‘Het Lek van PEC’ en ‘De Bolle van Zwolle’ zou worden genoemd. Piet had niet het bravoure van een echte, grote keeper. Hij ging ook niet prat op zijn carrière. In zijn biografie las ik dat hij zich bij FC Twente meer op zijn plaats had gevoeld dan bij Ajax. In Enschede was hij, zoals de meeste spelers, semiprof en werkte hij naast het voetballen bij een betoncentrale. Mensen zoals hijzelf. Alleen miste hij daar de grote prijzen, zoals dat later bij Ajax (waar de spelers een grotere mond hadden) wel het geval was.

Pas veel later, zeker nu hij dood is (hij werd 75 jaar), besefte ik dat ‘De Beer van de Meer’ (hij schijnt meer dan 100 kilo te hebben gewogen) gewoon een verlegen man was die in het doel en zeker op het voetbalveld buiten zichzelf trad. Daar was hij De Man die elke aanvaller angst inboezemde en bijna niet te passeren was.

Nog zie ik hem zitten op het terras. Een grote, logge man die daar anoniem zat te zijn. Ik had hem op z’n minst één keer moeten begroeten, hem een hand had moeten geven en dan had moeten zeggen: ‘Jij bent toch Piet Schrijvers? Wat was jij een geweldige keeper, man. Fijn, dat ik jou hier tref. Het ga je goed, Piet. Geniet van de zon, van je vrouw Cathy en van je drankje.’

Het leed van een Griekse god

22 feb

Het waren de hoogtijdagen van Vitesse én van Nikos Machlas (1973), de Griekse spits van de Arnhemse club die het ene na het doelpunt maakte. Met zijn hoofd, met zijn linker- en rechtervoet, met intikkers, met boogballen, de ene keer glijdend naar de bal, de andere keer met een hard en strak schot. Alsof doelpunten maken hem geen moeite kostte, alsof hij ervoor geboren was. In Arnhem en omstreken spreken velen nog steeds met ontzag over de trotse Kretenzer die tussen 1996 en 1999 met zijn lange rij van doelpunten Vitesse naar de top van het Nederlandse voetbal loodste.

Zo had de ambitieuze voorzitter Karel Aalbers het zich ook gewenst, toen hij Machlas kreeg aangeboden door de Nederlandse trainer Gène Gerards van OFI Kreta. Juwelierszoon Aalbers had zich voorgenomen de aloude club (uit 1892) die hij als jongetje uit Velp door zijn vader leerde adoreren, eindelijk uit provinciale sferen te trekken en met Ajax, Feyenoord en PSV te concurreren. Daar paste niet alleen een nieuw groot en modern stadion bij, in plaats van het sfeervolle maar verouderde Monnikenhuize aan de Rosendaalseweg, maar ook spelers en trainers met statuur – ook buitenlanders.

Aalbers had er veel over kunnen vertellen, maar sinds zijn (door financiële verwikkelingen gedwongen) vertrek wil hij niet meer praten over voetbal en Vitesse in het algemeen en over zijn ‘pleegzoon’ van destijds in het bijzonder. ,,Het is al zeventien jaar geleden dat ik afscheid nam als bestuurder van Vitesse, ik kan en wil er niets meer over zeggen. Enerzijds door zakelijke belangen, anderzijds omdat het me nogal altijd pijn doet. Ik hoop dat u dat respecteert’’, zo legt hij het verzoek om herinneringen op te halen aan Machlas naast zich neer.

nikos-machlas

Het is een dilemma dat meer aanhangers van Vitesse beheerst. Wie Vitesse aanhangt heeft gemengde gevoelens. ,,Altijd als je denkt dat de club eindelijk succesvol zal zijn gaat er wat mis. Dat maakt de club zo sympathiek of in het slechtste geval een cultclub’’, beweert NRC-columnist en Vitesse-supporter sinds 1980 Marcel van Roosmalen. Mopperen en juichen gaan hand in hand, ook nu in het Gelredome, de erfenis van Aalbers waar de club sinds 1998 zijn wedstrijden speelt. Zo moest Nikos Machlas leren begrijpen toen hij, gezegend met de bijnaam De Trots van Kreta, in zijn nog doelpuntloze beginperiode vanaf de tribunes op Monnikenhuize werd bejegend met de snerende kreet ‘Lachgas’.

Jorgos Sagkotzis schraapt zijn keel extra als hij wil vertellen over de eerste maanden van Machlas bij Vitesse. Jorgos, Noord-Griek uit Thessaloniki en eigenaar van het Griekse restaurant Delphi in Arnhem, weet nog hoe hij Machlas moest uitleggen wat de supporters over hem riepen. ,,’Lachgas, Lachgas? Roepen ze dat? Wat is dat?’ Nikos sprak alleen nog Grieks. Ik moest zeggen dat ze hem uitlachten. Nikos was er heel verdrietig om. Want hij was een hele gevoelige jongen. Hij begreep niets van de Nederlandse mentaliteit, en van de taal. En hij deed toch zijn best? Karel Aalbers beschermde hem, zeker, als zijn mooiste juweel. Maar alleen met taal kun je iemand helpen. Nikos was hier alleen. Hij had mij en niemand anders. Ik moest hem gerust stellen: ‘het komt goed jongen, Nederlanders zijn anders dan Grieken, jij hebt gescoord in Griekenland, dat ga je hier ook doen.’ Ik kende hem, ik had hem zien spelen bij OFI, en met een team van Europese All Stars tegen AC Milan. Man, man, hij was zo goed. Veertig interlands toen al. Het zou hier ook goed gaan. Dat vertelde ik hem en dan omhelsden we elkaar, als echte Grieken. Hij was vaak in tranen, echt waar. Vaak begrijp ik niet waarom men zo nodig buitenlanders, mensen uit een andere cultuur, hierheen moet halen. En vervolgens worden ze niet goed opgevangen, vooral omdat ze niet worden begrepen.’’

Jorgos vertelt dat hij in de zomer van 1996 werd benaderd door een Vitesse-bestuurder om Machlas op te vangen. ,,Vitesse had een trainingskamp in Zierikzee. OFI Kreta, de club van Nikos, was in Hamburg op stage. Ik moest naar Zierikzee om Nikos op te vangen. De eerste oefenwedstrijd was in Zeeuws-Vlaanderen, tegen Hoek. Nikos kreeg een schop tegen zijn enkel. Dat zag er slecht uit. Ik bracht hem naar Arnhem waar hij nog geen onderkomen had en leverde hem af in het ziekenhuis. Die jongen was in paniek. Hij huilde. Niemand begreep hem. Niemand ving hem op. Het viel mee, maar op de eerste trainingen werd hij natuurlijk getest. Raymond Atteveld, Theo Bos en anderen probeerden hem uit met grove tackles. Niemand greep in. Nikos was bang. En hij was toch de grote ster, moest die dan aangepakt worden? Dat was hij niet gewend in Griekenland, daar was hij de ster. En dan woonde hij ook nog eerst in een hotel en later in Duiven, met zijn vrouw, een dorp waar niemand hem verstond.’’

Gelukkig kon Machlas terecht bij Jorgos, waar hij vaak in het restaurant kwam. Uiteindelijk werd Delphi een plek waar alle Vitesse-spelers en trainers bij elkaar kwamen, aten en dronken. En nog, zegt Jorgos, en hij wijst naar de tafels waar ze allemaal hebben gezeten en vertelt over de telefoontjes die de spelers van toen nog steeds plegen. Jorgos vertelt over de manier waarop hoofdtrainer Leo Beenhakker met Machlas omging. ,,Die zat daar maar hoofdschuddend te kijken wat Nikos allemaal niet goed deed. Hij vond het maar niks. Een miskoop, zei hij hardop tegen de pers. En hij deed ook niks om hem beter te maken. Frans Thijssen was assistent en die zag alles, die wist meteen hoe het moest. Maar Beenhakker, nee.’’

Thijssen, de ongekroonde kap- en draaikoning van het Nederlandse voetbal die furore maakte bij onder meer NEC, FC Twente, Ipswich Town, Nottingham Forest, Vitesse en het Nederlands elftal (14 keer), zag inderdaad wat Machlas kon en ontbeerde. ,,Zelfvertrouwen. Als je weet dat zo’n speler scorend vermogen heeft, dan moeten de trainer en de medespelers daarop inspelen. Beenhakker was meer het type dat spelers eigen verantwoordelijkheid gaf: als je het wilt maken, dan moet je dat laten zien. Ik herkende veel in Machlas. Ik ging van Nederland naar Engeland. Dat was verschrikkelijk, in een andere cultuur. Ik zocht ook Nederlanders op en ik zou ook een Nederlands restaurant hebben opgezocht. Je wilt gewoon mensen vinden die je begrijpen. Nikos was gewoon een hele aardige, fijne jongen, die er niets van begreep. Ik ging met hem praten, dat is ook de taak van een assistent-trainer. De hoofdtrainer stelt op en denkt na over systemen. Ik zag wat Nikos nodig had, mensen om hem heen die hij vertrouwde. En dan word je ook nog binnengehaald als vedette, de man die het meest verdient en vanwie het meest wordt verwacht. Nou, dat is heel lastig.’’

Het werd dus een lastig begin voor Nikos Machlas, slechts acht doelpunten in het eerste seizoen. Aalbers werd ongeduldig, Beenhakker had andere dingen aan zijn hoofd, de supporters begrepen niet veel van die rare Griek met zijn kapsones. De pers kwam op hem af met kritische vragen die hij niet begreep en al helemaal door de taalbarrière niet kon beantwoorden, de familie (overgekomen uit Griekenland, zoals zijn oom, een bisschop) zag hem schutteren. Beenhakker had hogere ambities en vertrok naar Feyenoord. Zijn opvolger Henk ten Cate zag wél wat in Machlas, paste de speelstijl aan en kreeg de Griek aan het scoren, vooral dankzij de aanwezigheid van de Servische spits Dejan Curovic, de Servische schaduwspits Marko Perovic en de aanvallende linksback Marc van Hintum. Machlas, Curovic en Perovic namen dat seizoen 75 procent van de 85 doelpunten voor hun rekening. Machlas scoorde 34 maal en werd Europees topscorer. Vitesse eindigde dat seizoen als derde.

Jorgos Sagkotzis: ,,Een heilige drie-eenheid. Op Kreta werden vijfduizend Vitesse-shirtjes verkocht met de naam Machlas, rugnummer 9 en het logo van de Gouden Schoen. Aalbers sloot een contract een Griekse winkelketen met 380 filialen over de verkoop van Machlas-attributen. Vitesse en Machlas werden rijk. In het volgende seizoen moest het weer gebeuren. Er werd misschien beter en veel mooier gevoetbald onder de nieuwe trainer Herbert Neumann, maar die zag het niet zitten in Perovic. Machlas scoorde toch weer 18 keer. De weg lag open naar een grote carrière in het buitenland.’’

ÓÏÕÐÅÑËÉÃÊÁ / ÐÁÍÉÙÍÉÏÓ-ÏÖÇ / SUPERLEAGUE / PANIONIOS-OFIMachlas droomde van de Champions League, waar Vitesse niet aan toe was gekomen. Aalbers vroeg 40 miljoen gulden voor de Griek, maar geen club wilde dat bedrag betalen. Machlas had altijd gedroomd van een club met internationale allure: AC Milan met name, het werd tenslotte Ajax de club die hij als jongetje had zien schitteren. ,,Hij wilde een loopbaan als Marco van Basten’’, weet Jorgos, ,,zijn grote voorbeeld’’. Machlas koos voor Ajax, tot grote teleurstelling van Aalbers, vooral omdat Ajax ‘slechts’ 19 miljoen over had voor de Griek.

Yannis Anastasiou, nu trainer van Roda JC, kent Machlas al vanaf 1992. Ze maakten samen deel uit van de Griekse selectie onder 20 jaar en zijn sindsdien bevriend. Toen Machlas naar Vitesse ging werd Anastasiou zijn opvolger als spits bij OFI Kreta. ,,Ik kwam in 1999 bij Anderlecht in Brussel. Nikos speelde bij Vitesse. We zochten elkaar op, in Arnhem of in Brussel. Onze vrouwen werden vriendinnen. Nikos’ vrouw is peettante van onze dochter. Hij was niet gelukkig in Arnhem. Hij ging naar Ajax, ik naar Roda, we bleven contact houden. Maar Nikos had altijd heimwee naar Kreta, zeker in Amsterdam. Hij werd steeds ongelukkiger. Kretenzers kunnen alleen op hun eiland leven, nergens anders. Nikos is bovendien een zeer gevoelige man, hij wil voortdurend warmte om zich heen, hij lacht pas als hij begrepen wordt. Dat werd hij bij Ajax nooit, ik heb ook bij Ajax gevoetbald, het is geen warme club, het is een club die alleen aan successen denkt. Nikos dacht dat hij een ster was, maar bij Ajax dachten ze daar anders over. Daar was concurrentie, op alle fronten.’’

David Endt was destijds elftalbegeleider bij Ajax. Hij zegt al vanaf het begin dat Machlas en Ajax niet op hetzelfde spoor zaten. ,,Danny Blind was trainer. Hij rekende zich rijk met de komst van een scorende spits. Maar hij en Ajax vergaten dat Machlas bij Vitesse kon schitteren dankzij Curovic en in mindere mate Perovic. De spelstijl lag Machlas niet. Aan de andere kant werkte Machlas niet echt mee, hij voelde zich de vedette mede omdat hij de duurste speler was. Hij op Nederlandse les? Hoe kom je erbij? Hij leefde in zijn eigen wereld. Alles moest voor hem geregeld worden. En als de trainer of de andere spelers hem niet begrepen was dat hun schuld. Hij was altijd overtuigd van zijn gelijk. Toen Co Adriaanse trainer werd verbeterde er veel. Machlas had concurrentie van Mido en Zlatan, maar Machlas was heel lang eerste keus, hij kreeg het vertrouwen. Hij scoorde ook wel: 18 keer, 14 keer, 14 keer. Maar hij was moeilijk te coachen, het moest allemaal om hem draaien: de Koning van Kreta.’’

Endt mocht hem graag: ,,Zo’n charmante jongen. Hij had een lach die je kon doen smelten. Hij kon klagen als een klein kind, dan had ik medelijden met hem. Gauw verongelijkt. Ik maakte de indeling van de parkeerplaatsen. Ik had hem op nummer 35 gezet. Hij was woedend. Waarom niet op 12, dicht bij de poort, dan hoefde hij niet zo ver te lopen? De belangrijkste speler op 35, hoe verzin je zoiets? Hij kon de strijd met Zlatan en Mido uiteindelijk niet aan, hij verloor elke slag. Hij had ook geen superconditie. Er miste iets. Hij was niet gemotiveerd. Op de training klaagde hij over de harde aanpak van andere spelers, Nikos wilde een beschermde status.’’

Machlas werd na drieëneenhalf seizoen op aandringen van de nieuwe trainer Ronald Koeman uitgeleend aan Sevilla. Een vernedering, zo voelt Endt het nog steeds. Hij kwam er niet aan spelen toe. ,,Toen zijn rijbewijs werd afgepakt wegens te hard rijden, eiste hij dat zijn werkgever, nog steeds Ajax, dat ongedaan maakte. Zo hoort dat, vond hij, in Griekenland doen ze dat met sterren. Ik zei nog: ‘neem een chauffeur’, maar hij was diep beledigd. Ik had met hem te doen, maar kennelijk is hij toch te veel door de Griekse mentaliteit verpest. Hij was een Griekse god en die diende aanbeden te worden.’

Bij alle mensen die Nikos Machlas kennen komt het terug: hij was een charmante man die heel goed kon voetballen, maar zich niet begrepen voelde. Yannis Anastasiou, zijn vriend, heeft nog weleens contact met Machlas die na Sevilla terugkeerde naar Griekenland, via Iraklis Saloniki, OFI Kreta, het Cypriotische Apoel Nicosia en uiteindelijk voorzitter/eigenaar werd van zijn jeugdclub OFI Kreta. Ook die functie bekleedt hij niet meer. Anastasiou: ,,Hij is bezig met een jeugdacademie, daar stort hij zijn ziel en zaligheid in. Nikos houdt afstand van de wereld van vroeger. Hij is gescheiden, heeft een nieuwe vriendin en boven alles heeft hij zorgen om zijn oudste zoon van 17 jaar, die vorig jaar mei een zware hartoperatie in Duitsland heeft moeten ondergaan. Ik ben met mijn vrouw nog naar Hannover geweest om hem te steunen.’’

Anastasiou wil benadrukken hoe groot het hart van Nikos Machlas is. ,,We zijn een keer naar Parijs geweest voor een wedstrijd van Paris St. Germain, konden we de oud-Ajacieden Zlatan en Maxwell nog eens ontmoeten. Na afloop vroeg Nikos aan Zlatan een shirt om aan de dokter die Nikos’ zoon heeft geopereerd te geven. Zo trots en dankbaar heb ik Nikos nooit gezien. Ik stuur hem berichtjes, soms krijg ik antwoord, soms niet. Ik ken hem, hij is een jongen van Kreta, gevoelig, die zich alleen thuis voelt op zijn eiland, in Heraklion.’’

Telefoontjes naar Nikos Machlas worden niet beantwoord. Yannis Anastasiou: ,,Ik breng hem wel de groeten over uit Nederland, dat zal hem goed doen.’’

Jorgos Sagkotzis: ,,Vandaag of morgen staat hij zomaar voor mijn neus. Dan omhelzen en zoenen we elkaar. Ik zal hem nooit vergeten, niemand hier in Arnhem. Hij heeft ons de mooiste momenten van Vitesse bezorgd. Kent u Grieken? We mopperen en klagen veel, net als Arnhemmers, maar diep van binnen zijn we fijne mensen die het alleen naar hun zin hebben als ze worden begrepen.’’

Dit verhaal is gepubliceerd in de VI Special: Buitenlandse sterren in Nederland. Met verder verhalen, portretten en interviews met en over Romário, Milko Djurovski, Ove Kindvall, Mihai Nesu, Helmuth Rahn, Jesper Olsen en anderen

Zonder verlangen naar voetbal is er leegte

10 mrt

FC Twente
Mijn gedachten gaan dezer dagen uit naar de aanhangers van FC Twente. Die duizenden die hun club al jarenlang op elk moment van de dag met hart en ziel volgen. Ze kunnen niet zonder. Hun leven wordt gestuurd door het wel en wee van FC Twente. Hoe straks verder wanneer wordt besloten dat de club failliet wordt verklaard en als profclub ophoudt te bestaan? Waarmee moeten al die duizenden dan hun leven vullen? Of rest in hun bestaan slechts leegte?

Oeverloos wordt in media gediscussieerd over de schuldvraag. Wie heeft de populaire club, die ook buiten Enschede en omgeving sympathie wekte, naar de rand van de dreigend diepe afgrond geduwd? Bestuursleden, commissarissen en andere belanghebbenden worden overladen met beschuldigingen. Eerzucht, megalomanie, blinde hartstocht, grenzeloze begeerte en andere verdwazingen worden losjes uit de mouw geschud door commentatoren en analisten, wier onafhankelijk denkvermogen kennelijk ook is aangetast door het voetbalvirus. Om nog te zwijgen over de barbaarse verwensingen die op sociale media en andere fora de ronde doen.

Verontwaardiging en woede vermengen zich. Maar weinigen zeggen of schrijven dat de voetballiefhebbers, voetbalcommentatoren en andere van voetbal afhankelijke mensen dit ogenschijnlijk levensbedreigende probleem zelf mede hebben gecreëerd – of op z’n minst in stand houden. Voetbal wordt opgeblazen tot buitensporige, nauwelijks nog te bevatten proporties. Steeds meer aandacht, televisiezendtijd, publicaties, verslagen, analyses, interviews en praatprogramma’s die aan voetbal gerelateerd zijn. Eerst zelf behoeftes creëren, dan anderen (bijvoorbeeld bestuurders) verwijten maken dat ‘het’ uit de hand is gelopen.

Zelfreflectie is in de voetbalwereld aan weinigen besteed. Bestuurders proberen amechtig regels te vinden die de stormen tot bedaren kunnen brengen, maar lopen vaak in de val van egostrelingen, zeker zodra ze een bal zien. Treffend, hoewel al menigmaal eerder verkondigd, was het interview in de Volkskrant (6 februari 2016) met Klaas Vos, predikant, voetballiefhebber en sinds zijn jeugd supporter van Ajax: ‘Hevig, met Krankheit zum Tode’. ‘Soms denk ik’, zegt Vos, ‘wat hebben de mensen nog naast dat voetbal? Niks. Dat is eng. Net als het eng is als mensen de hele week alleen kerk, kerk, kerk hebben. Dat wordt ook van niemand gevraagd. Neem eens een break in de tijd, door even op te houden. Neem ruimte voor de leegte.’

Klaas Vos (Foto BNDeStem)

Klaas Vos (Foto BNDeStem)

Dominee Vos gaat verder: ‘Diehards zijn bij wijze van spreken bereid hun leven te geven. Voetbal of de oorlog rond voetbal, heeft sterk religieuze trekken, maar de relativering is weg. Dat is jammer. In alle nuchterheid probeer ik in mijn gemeenschap ook te relativeren. Ik zeg weleens: je moet minder geloven, want fanatisme is het grootste gevaar. De kerk moet ook de plek zijn om te ‘ontgeloven’.’

Voetbal in het bijzonder en sport in het algemeen staan symbool voor verlangen. In Filosofie Magazine (4 maart 2016) zegt de Fransman Bernard Stiegler, veertig jaar geleden gewapend overvaller van banken, nu dankzij obsessieve studie van Kant, Marx, Plato etc.  tijdens zijn vijfjarig verblijf in de gevangenis filosoof: ‘Zonder verlangen verdwijnt het gevoel te bestaan.’ Hij vindt dat ‘we onszelf zijn kwijtgeraakt’.‘Als de mens alleen nog maar wil wat de markt hem laat willen, leidt dat tot een uitputting van zijn verlangen.’

bernard-stiegler
Authenticiteit verdwijnt, zo bedoelt Stiegler, we willen alleen nog wat ons wordt voorgeschoteld, op televisie, op internet en door de marketingmensen en overheid aangepraat. Krijgen we dat niet, dan worden we boos, geven we elkaar liefst anderen daarvan de schuld. Zo vul ik aan. Er ontstaat leegte. Zonder verlangen is er leegte. Zonder voetbal dreigt leegte. Zonder FC Twente, Feyenoord, Ajax, PSV, Barcelona, Manchester United, Celtic, Liverpool, Borussia Dortmund, Schalke, Napoli en al die andere populaire voetbalclubs (vooral de laatste zes worden niet voor niets volksclubs genoemd) zijn massa’s mensen bang in een diep leeg ravijn te storten.

Je zult maar niets anders hebben dan voetbal. Geen werk dan wel zeer saai werk, een steeds meer teruglopende uitkering, een slecht huwelijk, geen vrouw, geen woning, geen luxe, slechte gezondheid en meer van die ellende. Voetbal biedt afleiding en opwinding, liefst met lotgenoten, zoveel mogelijk. Liefst ben je in een stadion waarvan de club altijd wint. Dan kun je het leven vieren, met zoveel mogelijk anderen, thuis, in de kroeg, de volgende dagen op je werk. En als je club niet wint, dan kun je kankeren en schelden, liefst op die voetballers en trainers die niet aan je verlangens voldoen dan wel op die bestuursleden die ‘verkeerde’ beslissingen hebben genomen. Lekker boos worden en dat afreageren – als het even kan op anderen.

ShanksBill Shankly, de legendarische succesvolle Schotse manager van Liverpool in de jaren zeventig, zei het al: ‘Some people believe football is a matter of life and death, I am very disappointed with that attitude. I can assure you it is much, much important than that.

Mijn gedachten gaan dus uit naar die duizenden aanhangers van FC Twente die mogelijk straks niet meer naar de Grolsch Veste (de sfeervolle ‘kerk’ die tot stand is gebracht nota bene dankzij de geldschieters, die gaandeweg de pedalen kwijtraakten) kunnen om hun club in de hoogste klasse van het Nederlands voetbal toe te schreeuwen. Wat dan? Naar Heracles, maar dat is toch de ‘vijand’? Televisie kijken naar de de steeds rijker wordende clubs die nog wel mogen meedoen in de strijd om de hoogste titels en het meeste geld? Hartveroverend, spannend. Maar je zit liever met je vrienden in het stadion, 30.000 man sterk – heerlijk toch! En als dat niet meer kan, ja, dan is er leegte. Heel veel leegte.

rangers-fans-image-1-406704986
Dat hoeft niet. Zo blijkt in Glasgow. Daar werd een nog grotere club, Glasgow Rangers, in juni 2012 failliet verklaard. De 140 jaar oude club (54 keer kampioen van Schotland – een wereldrecord – en éénmaal winnaar Europa Cup 2) kampte met een schuldenlast van 68 miljoen euro. Nooit meer The Firm, de locale derby tegen Celtic, de aartsrivaal, nooit meer naar Ibrox dat 51.000 zitplaatsen telt. Er werd een nieuwe club opgericht Rangers FC, maar die werd wel drie divisies teruggezet. De club werd achtereenvolgens kampioen van de Third Division en de League One, maar na twee jaar had ook de nieuwe club weer financiële problemen. De club werd gered en staat nu bovenaan in het Championship, de tweede divisie. Volgend jaar dus weer in de hoogste klasse. En: binnenkort in de halve finale van de Schotse beker tegen … Celtic!

Over clubtrouw gesproken. De eerste wedstrijd van Rangers FC in de vierde divisie trok 49.000 toeschouwers. Gemiddeld trekt de club uit Glasgow dit seizoen ook 49.000 toeschouwers, dus is Ibrox altijd bijna vol. Het aantal seizoenkaarthouders bedraagt dit seizoen 36.000. Vorige week trok Rangers in de thuiswedstrijd tegen Falkirk 46.980 toeschouwers.

Er is dus hoop voor de aanhangers van FC Twente. Inderdaad, voorlopig geen kans meer op de landstitel (zoals in 2010), voorlopig geen sterren meer om te bewonderen en geen opwindende wedstrijden tegen Ajax, PSV, Feyenoord of Heracles. Maar clubtrouw, de club volgen in goede en slechte tijden, kan lonend zijn én vooral verbroederend. De vraag is of ze met z’n allen het geduld kunnen opbrengen hun club vanuit de onderste regionen terug omhoog te stuwen. Het is veel gevraagd, in deze tijden van instant-bevrediging, maar het voorbeeld van Rangers in Glasgow kan gevolgd worden. Liever geen leegte. Dan maar verlangen naar voetbal. Zolang het bestaat.

Dit artikel is gepubliceerd op http://www.SportenStrategie.nl

Oud-voetballer Kenneth Perez golft nu: ‘Die slag, dat ben jij’

14 jun

Vrijwel dagelijks staat Kenneth Perez op de golfbaan. Hij kan het niet laten. Hij wil een golfclub in zijn handen voelen. Hij wil ballen slaan. Zo goed mogelijk, elke keer weer, zoveel mogelijk. ‘Als je de bal goed slaat, hem raakt op de sweetspot, dat gevoel, dat geluid, daar doe je het voor. Dat is de uitdaging. Ik ben gewoon verslaafd. Maar ik wil er niet vanaf. Het is geen ziekte, geen afwijking. Het is gewoon heerlijk, altijd.’

We kennen de Deen met Spaanse wortels als de elegante voetballer die bij MVV, AZ, Ajax, PSV en FC Twente speelde. Vooral de mooie bewegingen, de sierlijke tred en fraaie traptechniek. Van een fijnbesnaarde voetballer verwacht je dat hij ook goed kan golfen. Een gevoelige swing past bij hem.

Hij golft pas sinds augustus 2010. Voorheen kende hij de sport waar hij nu verslaafd aan zegt te zijn, alleen van vrijblijvende clinics met andere voetballers en voetbaltrainers en van de verhalen van Deense vrienden die hem voortdurend wezen op het verslavende genot van golf.

Een jaar of vijf geleden moest het er dan maar eens van komen. Samen met zijn vriend en oud-profvoetballer Olaf Lindenberg besloot hij op één dag zijn GVB te halen. Dat lukte. Toen was hij verkocht. Hij was zojuist nationaal kampioen geworden met FC Twente en had besloten met profvoetbal te stoppen. Golf kreeg hem in zijn greep en zou hem stevig vasthouden – misschien wel meer dan voetbal met hem had gedaan.

Golfen deed hij liever niet tijdens zijn voetballoopbaan.‘Ik had al mijn energie nodig voor het voetbal. Ik ging ook nooit op skivakantie. Te riskant voor een voetballer, vond ik.’ Hij beleeft golf als te tijdrovend om naast een andere sport of beroep te doen. Hij kan niet even gaan golfen, als ontspanning. Hij moet al zijn aandacht aan het spel geven. Focussen, elke keer weer. Slag voor slag. ‘Daarom moet ik regelmatig spelen. Het is een never ending story. Als je goed speelt, ga je door. Als je slecht speelt ook. Want dan wil je het weer beter doen. Het houdt nooit op.’

kenneth perez
Perez zit met zijn rug naar de golfbaan, Goyer (bij Hilversum), zijn thuisbaan waar hij in het eerste team speelt. Als hij iets wil uitleggen kijkt hij naar buiten en wijst, want daar gebeurt het allemaal. Hij speelt weleens samen met Arnold Bruggink, oud-profvoetballer en collega-analist bij FOX Sports. Verliezen mag dan niet. Winnen, daar gaat het dan om. ‘Vertier moet ook een beetje pijn doen. Ik begrijp niet dat mensen zeggen: ik heb zó slecht gespeeld, maar het was wel lekker weer. Kom op, zeg. Niet dat ik dagenlang ziek kan zijn van verliezen. Maar het doet wel pijn. En ik kan echt gek worden als het niet gaat. Ik heb wat stokken kapotgeslagen. Bij voetballen kon ik echt dagenlang ziek zijn van een nederlaag. Voetballen was mijn leven, mijn beroep ook. Nu is mijn gezin, mijn vrouw en kinderen, mijn leven.’

Voetbal, hoe bezeten hij ook was en hoe gedreven hij ook oefende – vooral op vrije trappen – nerveus werd hij niet zo gauw. ‘Ik wist dat ik het kon, ik wist dat ik een bepaald niveau haalde. Natuurlijk kon ik me mateloos ergeren en sloegen in een wedstrijd de stoppen weleens door. Maar als het niet liep, besefte ik dat het een slechte dag was en dat het volgende week weer beter kon gaan. Bij golfen word ik er voortdurend aan herinnerd dat ik het niet goed kan. Weer fout, weer slecht, weer mis. Zomaar, soms de swing, soms de grip, dan weer een verkeerde inschatting, dan weer een zuchtje wind, dan weer een vogel of een vlieg waardoor je even wordt afgeleid. Het is écht een mental game. Ik kan me niet voorstellen dat er een moeilijker sport is. Noem tennis: als je service niet loopt, heb je een tweede service. Bij golf gaat het om die ene slag. Als het niet goed is, wat dan? Ja, een herstelslag. Nou, probeer dat maar eens.’

Kenneth heeft weleens met Deense topspelers gegolfd. Dan viel hij van de ene verbazing in de andere. ‘Dat is zo ver van mijn niveau, terwijl ik toch al handicap 3.7 heb. Hoe die mannen na een volkomen mislukte slag met een herstelslag meteen terugkomen op de fairway of zelfs op de green. Dan geniet ik echt. Dat wil ook. Het leuke van golf vind ik ook dat je altijd wel één hole van een echte topper kunt winnen. Dan kan bij tennis niet. Bij een speler die zoveel beter tennist ben je gewoon altijd kansloos.’

Golf is nooit saai, geen moment. Vindt Kenneth Perez. ‘Daarom zie je mij zelden op een driving range. Ik oefen eigenlijk nooit. Zo verschrikkelijk saai. Spelen wil ik, zoveel mogelijk, liefst elke dag. Elke slag, elke putt, elke hole moet een uitdaging zijn. Winnen en scoren, hoe lager mijn handicap, hoe leuker het spel wordt.’

Sinds hij bijna vijf jaar geleden is gaan golfen, verbaast hij zich meer en meer over hoeveel mensen golfen. Dat had hij voorheen nooit durven denken. ‘Als je ergens op een feestje bent, is er altijd wel iemand die ook golft. Dat vind ik echt te gek. Allemaal mensen die veel en overal willen golfen.’ Mede daarom ontwierp hij met twee vrienden twee maanden geleden een speciale, gratis golf-app (Golf@ via golf-at.com), een golfnetwerk waar iedereen aan mee kan doen: golfers, golfclubs, golfprofessionals. Het ontmoetingsplatform telt al 4.000 leden. ‘Vorige zomer heb ik me er geregeld aan geërgerd: perfect golfweer, ruimte in mijn agenda, maar niemand om de golfbaan mee in te gaan. Met Golf@ spreek je veel makkelijker af voor een rondje met spelers van jouw niveau.’

Voordat Kenneth zich nog even ter voorbereiding op de kampioenswedstrijd van komende zondag op de putting green begeeft – ja, zowaar, hij gaat oefenen – wil hij een belangrijk facet aan zijn ervaringen toevoegen. ‘Golf doe je helemaal zelf, niemand kan je spel beïnvloeden. Toch noem ik het een excuus-sport. Altijd hoor je mensen zeggen dat een mislukte slag of putt niet aan hen lag. Raar hé? Je kunt, mág, een ander gewoon niet de schuld geven. Je doet het helemaal zelf. En dat ken ik bij geen enkele andere sport. Daarom is golf ook zo confronterend. Die slag, dat ben jij.’
——————————————————————————————————-
Kenneth Perez (40) is een Deense oud-beroepsvoetballer. Hij begon bij FC Kopenhagen. In 1997 werd hij door MVV Maastricht ingelijfd. Vervolgens speelde hij voor AZ, Ajax, PSV, weer voor Ajax en ten slotte voor FC Twente. In 2007 won hij met PSV de nationale beker. In 2010 werd hij met de Enschedese club kampioen van Nederland. Perez speelde 24 maal in het Deense nationale elftal. Tegenwoordig is hij voetbalanalist bij FOX Sports Eredivisie en FOX Sports international, en is hij soms te gast als analist bij Studio Voetbal. Hij golft in het eerste team van Goyer.

Dit interview is gepubliceerd is GolfersMagazine 4/2015

%d bloggers liken dit: