Tag Archives: Sam Smith

De begenadigde hand van mijn grootste held, Michael Jordan

6 nov

Deze reportage van mij dateert van ruim 30 jaar geleden.

De temperatuur steeg en mijn hartslag versnelde zijn ritme, toen mij een plaatsje werd gegeven op nog geen twintig meter van de basket. Ik werd overweldigd door lawaai, licht, sensatie en sentimenten toen de Bulls werden gepresenteerd en Michael Jordan als laatste en overtreffende trap door een volgspot de arena werd ingeleid.

Angstaanjagend was Jordan. Hij holde en smeet zijn lichaam langs en over lijven. Alles schreeuwde en tierde in hem. Elke spier, elke zenuw. Hij sprong en zweefde hoog boven mij, over mij heen naar de basket. En hij scoorde. Altijd scoorde hij. Hard en schitterend. Zo bezeten had nog niemand gespeeld.

De lange tong die uit zijn mond hing, wanneer hij dreigde, wanneer hij de aanval inzette, wanneer hij scoorde. Het beest kwam los in hem wanneer hij de bal had. Het kind kwam los in mij. De controle was weg. Emotie trilde los. Strijd tegen tranen die ik niet wilde verliezen. Misschien omdat hij mij pijnlijk diep raakte. Zo’n fantastische sportman had ik willen worden. Zo’n held.

In de kleedkamer moest ik aansluiten bij de andere journalisten. Hij stond daar in zijn mooie, grote, zwarte, blote lijf te glimmen – in een hagelwitte onderbroek. Ik bekeek hem van onder tot boven en terug. Ik wilde hem helemaal. Ik wilde alles van hem zien. In zijn linker oorlel droeg hij een briljantje met het cijfer 23, zijn nummer.

Ik schrok toen ik aan de beurt was. Ik wilde alleen maar naar hem kijken. Zo nerveus, zo verlegen en bang als ik ben. Duizend vragen, maar nu niet meer. Hij keek mij aan. Zomaar vroeg ik hem wat hij vond van het hem ongunstig gezinde boek The Jordan Rules, geschreven door Sam Smith “Heb je het gelezen?”, vroeg hij. Ik schrok, ik moet gebloosd hebben. “Nee, niet helemaal.” Dan moest ik maar eens terugkomen.

Drie dagen later stond ik er weer. Jordan was minder schitterend geweest dan de eerste keer. Het wordt nooit meer zo mooi als het geweest is. Van teleurstelling geen sprake. Michael Jordan stelt nooit teleur. Alleen als hij stopt.

Dat beest, dat oermens, die primaire acties en reacties. Daar staat je verstand bij stil. Dat is wat sport mij bijna niet meer biedt. Dat is waarnaar ik verlang. Sinds Chicago meestal tevergeefs. Naar het leven dat leeft in vrijheid.

Jordan herkende mij. Hij wist nog wat ik had gevraagd. Ik had het boek inmiddels uit. Maar gelukkig hoefde ik geen antwoord te geven. Het interesseerde hem niet.

Ik wachtte totdat iedereen zijn vraag had gesteld. Plotseling stond hij naast mij. Hij vroeg waar ik vandaan kwam, mijn bijzondere accent was hem kennelijk opgevallen. Hij was lang, groot, trots en sterk, maar gelukkig aardig.

Ik zei dat ik had genoten, dat ik nog nooit zo had genoten, dat ik ontroerd was, dat alleen Pelé, Maradona, Neil Young, Jim Morrison, Milan Kundera, Charles Bukowski en James Baldwin mij zo hadden kunnen raken.

Ik schaamde mij. Hij keek mij aan, op mij neer. Maar hij praatte terug. Hij zei iets over pijn in zijn hand en zijn rug. Hij vertelde het liever niet, zei hij. Pijn is geen excuus.

Een veiligheidsman verstoorde de roes. Jordan kon naar huis. Ik liep mee, zomaar, door het verlaten stadion, het oude Chicago Stadium, omringd door zeven veiligheidsmensen in oranje hesjes. Bij een deur bleven wij staan.

De deur zwaaide open. Een donker gat. Kou drong naar binnen. Michael Jordan draaide zich om en schonk mij zijn grote, brede, begenadigde, zwarte hand. Hij keek mij aan, zei iets en snelde naar zijn auto, een zwart sportmodel. Een BMW, kenteken MJ-23-JJ. Michael Jordan, zijn rugnummer en zijn vrouw Juanita Jordan.

Hij liet de motor ronken en spoot weg. De nacht in. Zwarte jongetjes in extase sprongen schreeuwend opzij. Het was koud. Ik bibberde.

Kippenvel

Deze reportage is gepubliceerd op 7 oktober 1993 in NRC Handelsblad

De Giro d’Italia is toch vooral sterven in schoonheid

1 jun

Daags na het roze gekleurde weekeinde in Gelderland, drie weken geleden, schreef ik dat ‘de belangstelling in Nederland voor de Giro d’Italia met de dag drastisch zal afnemen en uiteindelijk slechts door pure wielerliefhebbers zal worden gevolgd’. Het is dus anders gelopen. Niet zozeer omdat het koersverloop tot de verbeelding bleef spreken, maar vooral omdat Nederlandse renners aan het front bleven strijden, tot het einde in Turijn toe.

Foto: musement.com Foto: musement.com

Fascinatie van start tot finish – en zeker niet alleen bij wielerliefhebbers. De Italiaanse organisatoren kunnen vergenoegd in hun handen wrijven. De emoties laaiden hoog op, zoals dat bij de beleving van topsport verwacht wordt. Media, zoals de Nederlandse televisieomroep NOS (NPO) om welke reden ook het wielercircus niet dagelijks op de voet volgden, werden door een groot deel van het volk een gebrek aan betrokkenheid verweten. Andere media maakten gretig ruimte vrij voor reportages, interviews en achtergronden en zetten ander nieuws op minder prominente plaatsen. Zo was het ooit (ruim een eeuw geleden) bedoeld door de handelsgeesten van krantenbedrijven. In het geval van de Ronde van Italië door La Gazzetta dello Sport als antwoord op een autorace die eerder door Corriere della Sera was gelanceerd.

Het is aanhaken op de vraag waarom sport zoveel aantrekkingskracht uitoefent. Vandaag is het voetbal, morgen wielrennen, overmorgen autoracen en tennis, straks turnen, hockey of volleybal, dan weer zwemmen of hardlopen. Zeker wanneer betrokkenheid intieme vormen gaat aannemen, alsof de jongen van de buren of het meisje uit het dorp meedoet. Of wanneer vereenzelviging (met helden) zich aandient. Helden worden in een handomdraai gemaakt – en naar believen even snel afgedankt.

In Lof van de sport schrijft de Duitse socioloog/filosoof Hans Ulrich Gumbrecht: ‘En toch weten we niet (en misschien hoeven we dat helemaal niet te weten) waarom sport kijken zo onweerstaanbaar is en tot onze verbeelding spreekt. Het is letterlijk een fascinatie, dat wil zeggen, iets wat onze blik gevangen houdt, iets wat ons eindeloos blijft boeien zonder dat we weten waarom. Het is deze fascinatie die een transfigurerende werking heeft, want we voelen ons onweerstaanbaar aangetrokken tot verschijnselen waarvoor we normaal gesproken geen waardering kunnen opbrengen, zoals wanstaltig corpulente lijven of wollen mutsen met kleppen.’

Het zijn rationele overpeinzingen die mij in de loop van de afgelopen veertig jaar als sportjournalist bezig hebben gehouden – en nog. Zoals Dino Buzzati in De Ronde van Italië, het boek met kronieken uit de Giro van 1949 in de Corriere della Sera, dat ik in 1986 tijdens mijn eerste Giro als verslaggever als inspirerend geschenk van mijn nieuwe geliefde in mijn koffer vond. Collega Jean Nelissen, die toch alles al over de wielersport  wist en gelezen had, griste het nieuwsgierig van mijn schrijftafel. Om even later luidkeels met de hem typerende dictie voor te lezen (Buzzati schrijft over Gino Bartali): ‘Plotseling, dat weet je, zal de geheimzinnige genius je in de steek laten. Midden in een wedstrijd, onverwacht, zul je je merkwaardig alleen voelen: als een koning in de strijd die zich omkeert om bevelen te geven en bemerkt dat zijn leger er niet meer is, dat het als bij toverslag verdwenen is in het niets. Dat verschrikkelijke moment zal aanbreken. Maar wanneer? Dat weet je niet. Het zou vandaag kunnen zijn.’

Het is jammer dat in de huidige, veelal hitsige commentaren – gebaseerd op te veel betrokkenheid – deze literaire zinsnede niet is teruggehaald of eenvoudigweg niet is herkend (laat staan ooit gelezen) na de val van Steven Kruijswijk in voorlaatste bergetappe van de afgelopen Giro. Historisch besef kan in verhitte momenten een waardevolle bijdrage leveren, zeker in de wielersport die onmiskenbaar in mystieke sferen wordt bedreven. Overvloedige betrokkenheid, zoals de afgelopen weken, kan een verblindende uitwerking hebben en voedt vooral de onderbuik van de naar roem en glorie hunkerende lezers, kijkers en andere volgers. Populisme mag dan bij veel media van commercieel belang zijn, de realiteit is meer waard.

Begin jaren negentig was ik op de perstribune van het toenmalige Chicago Stadium getuige van de indrukwekkende voorstellingen van de Chicago Bulls met de magistrale coach Phil Jackson (uniek door zijn op zen-boeddhisme gebaseerde filosofie) en hun uitblinker Michael Jordan (mijns inziens met Muhammad Ali de beste sportman aller tijden). Toen ik bij een van de weergaloze acties van Jordan een keer opveerde en een juichkreet niet wilde onderdrukken, werd door mijn buurman een hand op mijn schouders gelegd. Hij wees op een bordje bij de ingang van de perstribune met de tekst: ‘No cheering in the pressbox‘. Ik schrok. Zou ik niet beter kunnen afdalen naar de tribune met het ‘gewone’ publiek? De man stelde mij gerust. Hij stelde zich voor: Sam Smith, Chicago Tribune en al jaren Bulls-watcher. Hij was de man wiens boek ik die week gulzig had gelezen: The Jordan Rules. Een meesterlijk, genuanceerd en daarom meeslepend boek over het gedrag van Jordan op de speelvloer en vooral in het trainingscentrum.

No cheering in the pressbox. Het is een regel uit andere tijden, besef ik. Over de Giro lezend, ernaar kijkend en luisterend, werd mij vooral duidelijk dat de verslaggevers, commentatoren en columnisten zich vereenzelvigden met hun favorieten. Was dat geregisseerd, dan wel door de bazen met hun handelsgeest opgedrongen? In het vuur van de strijd laat elke verslaggever zich weleens gaan – hij is immers sportliefhebber. Dat besefte ik terdege. Daarom besloot ik meermalen buitenlandse media te raadplegen om ook de andere (realistische) kant van de medaille te zien.

Drama genoeg in de afgelopen Giro, zoals van een wielerwedstrijd wordt verwacht. Met alle ingrediënten die daarbij horen. De dramatische omwenteling van Nibali’s fysieke en psychische gesteldheid, diens killersinstinct (vandaar diens bijnaam ‘De Haai van de Straat van Messina’, jaren geleden al bedacht door voorzitter Eddy Lanzo van Nibali’s wielerclub in Messina) en de strategie van zijn ploeg. De dramatische omwenteling bij Steven Kruijswijk: de val op het moment dat de strijd ontbrandde. Topsport wordt op details beslist is een aloude wijsheid. Dat bleek eens te meer. En dan was er de dramatische aftocht van de eerste roze truidrager Tom Dumoulin, van wie in de media nooit meer iets is vernomen: de koning is dood, leve de koning.

En tenslotte de dramatische valpartijen, de spannende beklimmingen en ijzingwekkende afdalingen. En als apotheose de innemende lach van de Colombiaan Esteban Chaves, die op de voorlaatste dag zijn leiderspositie moest afstaan en ‘slechts’ derde werd. Zijn commentaar na afloop was mogelijk het mooiste moment van de Giro: over zijn vreugde, zijn toekomst, zijn liefde voor de wielersport en zijn waardering en bewondering voor de winnaar.

Esteban Chaves Esteban Chaves

Chaves gulle lach deed veel ellende
vergeten. Zoals de sport hoort te zijn. Afleiding van alles wat ons dwars zit en pijnigt.

De Giro is toch vooral sterven in schoonheid.

Deze column in gepubliceerd op de website http://www.Sportenstrategie.nl