Tag Archives: Ronaldo

Altijd heb ik in het wit van Real Madrid willen voetballen

1 jun

Real Madrid. Ik durf de naam van deze club nauwelijks uit te spreken. De kans dat ik overspoeld word met kwetsingen, beledigingen en vuilspuiterij is aanzienlijk. Of ik word gewoon gewoon weggezet als dom; sterker: iemand zonder verstand van voetbal. Je moet van Barcelona houden – of van Ajax. Dat getuigt in het voetbalwereldje van gezond verstand. Nu, ik doe het toch maar. Dan maar geen verstand van voetbal. Ik schreeuw het hier uit: ik sympathiseer met Real Madrid! Ik hoop dat zaterdagavond Real voor de twaalfde keer de Europa Cup voor landskampioenen wint – sinds twee decennia de Champions League genoemd.

Over smaak en liefde kun je lang twisten. Maar mijn gevoel blijft mijn gevoel. Pas op, ik ben geen doorbloede supporter van Real Madrid die zijn leven en welzijn laat afhangen van deze Spaanse voetbalclub. Ik ben een sympathisant, die in de wedstrijden waarin Real uitkomt niet meer dan diep van binnen partij kiest voor de Madrilenen. Niet omdat het mooiste voetbal (Wat is dat eigenlijk? Wie heeft dat als voorwaarde bedacht?) door Real zou worden gespeeld. Dat doen ze namelijk lang niet altijd. Als de Koninklijke voetbalt, voetbalt het elftal (door wie ook gecoacht) binnen haar mogelijkheden om te winnen.

Het voelt nu als een verklaring, sterker als een verontschuldiging, dat ik doorgaans sympathieën koester voor Real Madrid. Alsof ik moet uitleggen waarom ik niet van vis houd en waarom ik een meisje liefheb dat niet de mooiste van de klas is. Waarom? Eenvoudigweg omdat het mijn eigen smaak is, mijn gevoel is waardoor ik me laat leiden. Mijn zintuigen wijzen sinds mijn jongste jeugd (mogelijk zelfs sinds mijn geboorte) mij de weg in het leven. Misschien niet de juiste weg en de mooiste weg. En zeker niet de weg die anderen nemen. Het is wel mijn weg, aangegeven door mijn vader. Zoals wel meer vaders hun zonen de weg wijzen. Voordat je het weet heb je hun weg gekozen.

In juni 1958 hadden wij thuis nog geen televisie. Mijn vader keek bij de buren naar voetbal. Ik keek bij een vriendje op zaterdagmiddag naar de FA Cup Final. Toen de finale van het WK tussen Zweden en Brazilië gespeeld zou worden, haalde mijn vader me over mee naar de buren te gaan. ,,Dan zie je negers voetballen en die kunnen beter voetballen dan blanken. Die verdedigers maken nooit overtredingen. In de aanval staat een jochie van 17, fantastisch, Pelé heet hij. Dan loopt er een lange arrogante neger rond, die kan écht voetballen, Didi. En als rechtsbuiten loopt een manke voetballer die nog beter is dan Stanley Matthews: Garrincha.”

Ik zag het aan en was overweldigd. Altijd bleef ik sindsdien sympathieën koesteren voor Brazilianen. Ik moest later naar Brazilië toe, dat beloofde ik mezelf. Ik moest de ziel van Braziliaanse voetballers blootleggen. Dat heb ik als voetbalverslaggever gedaan. Ik was er eind jaren negentig voor het eerst en zag een droom werkelijkheid worden.

Alfredo Di Stéfano

Een jaar na het WK in 1958 was ik lid geworden van de plaatselijke voetbalclub Bennekom. Op een woensdagmiddag kregen wij als jeugdspelers een keer voetbalfilms voorgeschoteld in het Verenigingsgebouw. Een van de films ging over Real Madrid, dat toen al drie keer de Europa Cup had gewonnen. Ik zag op de trillende zwartwitbeelden acties die ik alleen Brazilianen had zien uitvoeren. Ik zag een Real-speler een ongeëvenaard doelpunt maken. Hij stond met zijn rug naar het doel, liet de bal tussen zijn benen doorrollen en veranderde op het laatste moment met zijn hak de richting van de bal: doelpunt. En zo zag ik meer acties en doelpunten die mij in vervoering brachten.

Real Madrid 1958: vlnr Raymond Kopa, Hector Rial, Alfredo Di Stéfano, Ferenc Puskas en Francisco Gento

De man van de toen door mij als geniaal bestempelde actie heette Alfredo Di Stéfano. Rondom hem speelden Francisco Gento, Ferenc Puskas, Raymond Kopa, Hector Rial, José Santamaria en anderen, gehuld in witte broeken, witte shirts en witte kousen. Ze speelden in mijn jongensogen goddelijk. Ik wilde mijn hele leven voetballen in het smetteloos wit. Toen ik zes of zeven jaar later in het eerste elftal van mijn club mocht debuteren, speelden we vaak in het wit (helemaal wit). Onze clubkleuren waren rood-wit gestreept. Ik voelde me koninklijk, helemaal in het wit (zonder reclame), hoog tot op kniehoogte opgetrokken witte kousen over gebruinde benen, zwarte schoenen (de witte strepen had ik met zwart overgepoetst). Ik wilde Real Madrid zijn, eigenlijk wilde iedereen in dat elftal dat. Real Madrid zijn, dat gaf je een onoverwinnelijk gevoel.

Bennekom 1 in het wit van Real Madrid, ik zit links onder

Wit, wit, wit, koninklijk wit. Dat was het voetbal waar ik van droomde. Al moet gezegd dat de Brazilianen, voor zover ik die (op televisie) kon zien voetballen in mijn jeugd, mij ook hadden kunnen bekoren. Mijn vader was mijn zielsverwant. Hij sprong overeind bij een onnavolgbare dribbel van Gento, loeide bij een schot van Puskas en kraaide het uit bij een actie van Di Stéfano.

In het voorjaar van 1962 (ik was 13 jaar) werd in Amsterdam de finale van de Europa Cup tussen Real Madrid en Benfica gespeeld. Ik had in de plaatselijke krant gelezen dat Benfica op de Wageningse Berg logeerde en trainde, zes kilometer van mijn huis. Ik sprong op de fiets, beklom de Wageningse Berg en zag de sterren van Benfica schitteren tijdens de training. Van een bestuurslid kreeg ik een speldje van Benfica. Ik posteerde me achter het doel van Costa Pereira, de machtige keeper van Benfica. Eusebio, Coluna, Aguas, Augusto, Germano en Simoes produceerden kanonskogels. De ballen die naast het doel gingen haalde ik op (na een gevecht met andere bewonderaars) en plaatste die keurig met de binnenkant van de voet terug naar de Benfica-sterren. Na afloop kwam Eusebio met een grote lach op zijn gezicht naar me toe en aaide me over mijn hoofd, als dank voor mijn inspanningen. Het was duidelijk: Benfica zou de volgende dag mijn favoriete ploeg zijn.

Zo keken we naar de finale. Mijn vader was voor Real Madrid (met de toen al 36-jarige Di Stéfano), ik ditmaal voor Benfica. En ja hoor, Benfica won, met 5-3. Ondanks drie doelpunten van Puskas. Maar Eusebio forceerde met twee doelpunten in de tweede helft de beslissing. Ik was blij, mijn held had gewonnen. En daarom ben ik nog altijd een beetje sympathisant van Benfica.

Maar het wit van Real bleef fascineren. Altijd speelden er fantastische voetballers. Soms ook harde en smerige verdedigers, zoals José Antonio Camacho, bijgenaamd ‘het scheermes’. Ach, een scheermes als wapen kan ook fascinatie oproepen. Je moet het maar doen én durven. Ook dat is er sinds het ontstaan van voetbal. Het hoort er bij. Ik kan opgewonden raken van fabuleuze acties van artiesten, maar ook van vernietigende tackles. Dat is voor mij opwinding. Natuurlijk denk ik bij zulke grove acties: oei! Maar hij is wel van de club die ik graag zie winnen. De mantel der liefde verhult veel.

Alfredo Di Stéfano

Zaterdag is de finale Real Madrid-Juventus. In 1998 was ik er als verslaggever getuige van hoe Real in de Amsterdam Arena Juventus versloeg, 1-0, doelpunt Predrag Mijatovic. Daags voor de wedstrijd kon ik samen met een select gezelschap journalisten deelnemen aan een lunch met Di Stéfano en Gento in vijfsterrenrestaurant d’Vijff Vlieghen in Amsterdam. Het lukte mij aan tafel tegenover ‘de blonde pijl’ te gaan zitten, naast een Spaanse tolk. Terwijl Di Stéfano de ene sigaret na de andere opstak en het ene glas witte wijn na het andere dronk, vroeg ik hem wie hij de beste voetballer aller tijden vond. ,,José Manuel Moreno’’, zei Di Stéfano kort en chagrijnig, en nam een slok. Moreno bleek ooit de rechtsbinnen van River Plate Buenos Aires, zijn held bij de club waar Di Stéfano als beginnende voetballer speelde.

Na de lunch liep het gezelschap rond Di Stéfano en Gento over de Amsterdamse grachten naar een fanshop van Real Madrid die door de oude sterren geopend zou worden. Niemand herkende de oude meesters. Di Stéfano keek tijdens de wandeling nauwelijks om zich heen en mompelde op mijn verzoek (ik week niet van zijn zijde) wat over de verloren finale van 1962 in Amsterdam tegen Benfica. Gento zag een leeg blikje cola liggen en begon wat dribbels te demonstreren. Waarop Di Stéfano eindelijk lachte en zei: ,,Paco (de bijnaam van Gento).”

Fernando Redondo

Di Stéfano overleed in 2014. Hij werd 88 jaar. Door hem ben ik sympathisant gebleven van Real Madrid. Ik heb na hem talloze sterren zien schitteren in het Koninklijke wit. Ik was bij wedstrijden in het majestueuze Bernabeustadion toen de Nederlanders Leo Beenhakker en Guus Hiddink er trainer waren. Ik genoot van Butragueno, Michel, Hugo Sanchez, Santillana, Pirri, Amancio, Juanito, Redondo (!), Roberto Carlos, Ronaldo (de Braziliaan), Didi (de spelmaker van de Braziliaanse wereldkampioen van 1958 en 1962, én uitvinder van de folha seca, de vallende vrije trap). Ik genoot van Netzer, Suker, Prosinecki, Hagi, Kaka, Raúl, Figo, Zidane, Beckham, McManamam, Van Nistelrooy, Robben en vele anderen. Ik zag als verslaggever een aantal Europese finales met Real Madrid en altijd was ik voor Madrid. Zoals nu, hoe sterk Juventus ook is. Ik hoop op prachtige acties van het middenveld Modric, Kroos en Isco, op de kwikzilverige aanvallende verdediger Marcelo, op Benzema, vanzelfsprekend op Cristiano Ronaldo en op het souvereine, soms keiharde verdedigen van Ramos – geen betere verdediger dan Sergio Ramos.

Zinédine Zidane

Maar bovenal hoop ik dat Zinédine Zidane de winnende coach wordt. De Fransman die eens als speler van Juventus en het Franse elftal excelleerde en vervolgens bij Real Madrid deed wat een speler van de Koninklijke wordt geacht te doen: schitteren – en mij in vervoering brengen. Ik hoop dat mijn smaak de goede is. Ik kan er niets tegen doen. Het is mijn smaak en het is mijn gevoel dat mij naar het wit van Real Madrid heeft gedreven. Of het nu de rijkste club ter wereld is, of de club met de meeste schulden, dan wel de club die niet altijd het mooiste voetbal speelt – wat dat ook is. Het is Real Madrid, de club die mijn zintuigen vormde. Mocht het niet lukken, dan zal ik niet lang treuren. May the best team win.

Dit artikel is in de aanloop naar de finale van de Champions League Real Madrid-Juventus (zaterdag 3 juni) geplaatst op de website http://www.dewitteduivel.com. Zie daar ook een portret over Juventus van Bruno Giuntoli, een Nederlandse Italiaan die de Oude Dame liefheeft.

Verwondering maakt vrijer

26 jun

Noem het mijn schrijn, het nachtkastje waar ik op uitkijk als ik op mijn kussen zit. Ik adem de geur in van wierook, adem weer uit en zie voor het eerst mezelf. Daar voor me. Ben ik dat? Ja, dus. Een wereld gaat voor me open.

Ik ontwaar boeken met titels als Op Karakter, De Verstopte Mens, Geduld, Altijd Verder, The Shambhala Principle, De cultus van het lijden, Bekentenissen van een gemaskerde, De taal van de gevoelens,, Je moet je leven veranderen en Waarover praten wij als wij over liefde praten. Een Oscar-beeldje met op de voet een inscriptie: ‘de beste vader van de hele wereld’. Een beeldje van een comboy, een relatiegeschenk voor journalisten ter gelegenheid van het wereldkampioenschap wielrennen 1986 in Colorado Springs. Daarnaast door tekenaar Siegfried Woldhek geschonken portretten. Een waarop ik als een psycholoog de bokser Muhammad Ali analyseer en een van Ali alleen, een man die me indringend aankijkt.

guus-van-holland-&-mohammed-ali
Daarnaast een afscheidspagina voor mij als sportverslaggever van NRC Handelsblad, bijeengeschreven door collega’s. ‘Diasporamens, tastend naar ‘t onbestemde’, staat boven een portret dat de Belgische collega Raf Willems voor me schreef. ‘Overal en nergens thuis’, voegde hij er aan toe.

Herkenning streelt mijn ego. Moet ik dat negeren? Omdat ik het ego los zou moeten laten, om me vrijer te voelen. Zoals me dat elke keer weer als oefening wordt aangereikt in boeddhistische geschriften.

Hoewel ik al enige tijd zowat elke dag tegenover mijn schrijn mijn stroom van gedachten voorbij laat gaan en vriendelijk tegemoet probeer te treden, is nog niet eerder bovenstaand beeld bij mij binnengedrongen. Waarom niet eerder? Komt dat door wat mij tijdens Shambhala-trainingen en -cursussen werd voorgehouden? Ontspan je, zit als een rots waar rondom water aan- en afstroomt, laat het gaan – en je wordt onverwachte ervaringen gewaar en krijgt onvermoede ontmoetingen. Ik las Het pad is het doel van Chögyam Trungpa en dacht: ‘dat zou mooi zijn’. En het was mooi: verbaasd en verstomd was ik. Laat los en het komt op me af.

De sportbeleving die mij obsedeerde en mij nog veel vreugde, opwinding en vertwijfeling verschaft maar ook weer tot contemplatie (overdenking) aanzet, omdat het me als verslaafd voorkomt (die dilemma’s dus), staat op een paar meter afstand voor mijn wierook snuivende neus, geflankeerd door boeken die mij eerder duidelijk hadden kunnen maken waarom ik ben wie ik ben.

joop alberda boeddha
Joop Alberda, invloedrijk en bekroond sportcoach en sportleider, zei het zo, toen ik hem vertelde dat ik op het boeddhistische pad terecht was gekomen: ,,Zo meanderen we voort. Zoeken doen we allemaal. Het is je gegund.” Het werd me gegund – dus niet afgeraden.

Het werd mede daarom een mooi gesprek met Alberda, met wie ik voor NLcoach interviews deed over de weg die mensen op allerlei gebied hebben afgelegd voordat ze ‘helden’ werden. Met Jaap van Zweden, Hans van Manen, Jan Marijnissen, Mart Smeets, Dirk Scheringa, Youp van ’t Hek, Herman Wijffels en anderen. Alberda weet hoe mensen succesvol kunnen worden. Maar hij beseft ook dat mensen met minder talenten in problemen raken zodra zij verwachtingen niet (meer) waarmaken. Hoe en waarom mensen zichzelf tegen kunnen komen.

Ik vertelde Alberda over mijn verworven inzicht dat verliezers in de media steeds sneller als mislukkelingen worden neergezet. Zoals ik vroeger als journalist regelmatig deed: wie een fout maakte, veroordeelde ik in mijn verslagen voor de krant harteloos.

Blunders! Hoe vaak heb ik die kwalificatie niet gebruikt om van mijn afkeer van sporters die in de fout gingen te getuigen? Sporters dienden in mijn beleving als recenserende verslaggever perfect te zijn, aan mijn verwachtingen te voldoen. Wie niet perfect was of de uitvoering niet ‘naar behoren’ volbracht, deugde niet.

Door meditatie en contemplatie leer ik anders kijken en luisteren naar wat zich om mij heen afspeelt. Zonder oordeel mensen bezien, zoals sportmensen die al hun talenten aanwenden om te tonen wat ze kunnen, hoe goed ze zijn: kijk ze eens bezig zijn. Verwondering, vooral zonder oordeel kijken, is mooier dan kritisch kijken. Mooier dan wachten totdat een fout wordt gemaakt om dan de foutenmaker te diskwalificeren als mislukt of dom.

Bij boosheid dreigt afsluiting, zo merk ik. Openheid en verwondering geven vrijheid en ontspanning. Zoals ik op mijn kussen vrijheid ervaar, daardoor de attributen op het nachtkastje ontwaar en zomaar een beeld van mezelf zie.

Straks als ik naar een sportwedstrijd kijk ga ik mogelijk weer spontaan, primair reagerend, geschokt door onvermoede oerdriften, te keer tegen mensen wier spel of gedrag mij niet bevalt. Om me dan ook de volgende dag nog eens te ergeren aan de verslaggevers die het anders hebben beleefd dan ik, en vaak de verliezers afvallen – zoals ik voorheen vaak deed.

Geen emotie blijft mij vreemd. Sterker: ik raak er steeds meer bekend mee en kan ze daardoor steeds beter duiden. Maar hoe bevrijdend zou het zijn als ik ieder zijn fouten gun, ieder zijn smaak en mening schenk. Laat ze toch (Let it be). Verwonder je, aanvaard ieder mens, iedere smaak of mening. Het maakt niet alleen vrijer, het verheldert en biedt nieuwe inzichten. Zo heb ik ervaren.

Fundamentele Goedheid zit in ieder mens, zo proberen mijn Shambhala-leraren mij te overtuigen. En ik wil het graag zien en beleven. Hoe moeilijk dat ook is. Iedereen doet wat hij niet laten kan, gedreven door angst en ambitie. Angst om te verliezen, ambitie om beter (succesvoller, rijker) te zijn dan een ander. Ik zie het vooral in de sport. Maar dat is de sport, gelegitimeerd eigenlijk. Zodra ik naar andere geledingen in de samenleving kijk, zie ik dezelfde diskwalificaties. Wie niet ‘spoort’, niet voldoet aan de verwachtingen en aan het beeld van de perfecte mens beantwoordt, wordt in de hoek gedreven van mislukkelingen.

Voordat ik op mijn kussen mediterend rust vond, hoorde ik nog niet de vogels, de wind en andere natuurgeluiden. Ik hoorde een boor, motoren, krijsende kinderen. Ik werd boos van het lawaai dat mensen aanrichtten. Toen daalde vaak de vrede neer. In mij. Ik landde. Het werd stil. Iedereen mocht doen wat hij wilde. Ik voelde een glimlach. Wat een verademing. Wat een rust in mijn hoofd.

Straks zit ik weer voor mijn schrijn. Dan zie ik mogelijk weer mezelf. Maar misschien wat anders. Dat elk moment anders is, dat het ook bij andere mensen zo is. Dat iedereen zijn eigen momenten beleeft. Zichzelf probeert te zijn, houvast zoekt en dat niet in de hand heeft.

Vandaag scoren lionel Messi en Robin van Persie, morgen scoren Cristiano Ronaldo en Arjen Robben. Vandaag worden zij vereenzelvigd met God, morgen met de vuilnisman, erger: de duivel. Niets meer waard, verstoten. Mensen, met een groot talent, maar mens. Ik bewonderde Tiger Woods om zijn golfvaardigheden. Journalisten en supporters konden niet genoeg van zijn prestaties krijgen. Vrouwen drongen zich op, gokpaleizen trokken zijn aandacht. Hij was rijk, had een mooie vrouw, leuke kinderen en bereikte de ene na de andere mijlpaal. Hij was God, in ieder geval zijn naaste.

tiger-woods-mother-at-press-conference-021910-lg
Woods raakte verslaafd aan aandacht, seks, aan altijd de beste zijn. Zijn vader, een oud-Vietnamstrijder die van hem van jongs af aan alleen het allerbeste eiste, overleed. Tiger raakte van slag door de dood van zijn meester. Hij sloeg de bal niet meer zoals hij gewend was. Het leven zonder zijn vader die alleen records verlangde, werd ondraaglijk.

Hij sprong uit een vliegtuig en wachtte zo lang mogelijk met het openen van de parachute, putte in opperste verdwazing zijn geest en lichaam uit en overbelastte daarbij zijn spieren, ledematen en gewrichten, met blessures tot gevolg. Hij werd gek zonder zijn goeroe, zijn strenge vader. Hij was de identiteit kwijt die zijn vader en vervolgens zijn bewonderaars hem hadden toegekend. Zijn Thaise moeder herinnerde hem aan zijn boeddhistische opvoeding en hield hem voor zachtmoedig voor zichzelf te zijn. Dan maar niet de beste. Nog steeds is Tiger zoekende, naar zijn leven, zijn identiteit (wie is hij echt?), met en zonder records.

Ik verlang terug naar de prestaties van Tiger Woods. Naar zijn fraaie swings, naar zijn indrukwekkende, zelfverzekerde houding, naar wat ik niet kon en hij wel. Maar als Tiger niet terugkeert aan de top, zal ik met een open geest naar hem kijken en mezelf toefluisteren: ,,Kijk, hij is een mens net als jij, een mens van vlees en bloed.”

Deze column staat in verkorte vorm op de zomeruitgave van de website van De Vrienden van het Boeddhisme: http://www.vriendenvanboeddhisme.nl/ Guus van Holland is vriend van de Shambhala-sangha in Leiden.

%d bloggers liken dit: