Tag Archives: Marco van Basten

Henk, man om van te houden

1 jan

Het kerkje van de Vrije Evangelische Gemeente aan de rand van Oldebroek, waar Henk als sinds zijn jeugdjaren niet meer was geweest, zat vol op maandag 30 december. Niet alleen veel (oud-)collega’s en familieleden, maar ook heel veel Oldebroekers, waren aanwezig bij het afscheid van Henk Stouwdam, die een week eerder op 69-jarige leeftijd was overleden.

Henk was niet alleen als sportjournalist, maar zeker ook bekend in zijn dorp, waar hij in vele comités en verenigingen zitting had. Zo bleek uit de zes (of zeven?) toespraken die tijdens het afscheid werden gehouden. Zowel zijn twee dochters Myrthe en Merel als zijn vrouw Marijke, dorpsgenoten en collega’s repten over deze bijzondere man die begin deze eeuw van het Deventer Dagblad naar NRC Handelsblad verhuisde.

Hij hield ervan over sport, muziek en politiek te praten tijdens zijn vele wandelingen door Oldebroek en daarbuiten, zei bijvoorbeeld zijn jarenlange vriend Max Luyke, met wie Henk heel veel pop- en rockconcerten in den lande bezocht. De muziek waar hij van hield was ook te horen in het kerkje, zoals het door hem aanbeden God only knows van the Beach Boys die hij in levenden lijve in ‘zijn’ geliefde Paradiso in Amsterdam had zien optreden.

Het was alsof Henk er nog steeds van genoot, liggend in zijn kist naast het spreekgestoelte. Het was alsof hij nog steeds zei ‘Kump goed, mien jong’, waaraan veel sprekers refereerden, de tekst citerend die hij vaak gebruikte in zijn apps wanneer mensen hem iets over de telefoon vroegen.

Henk was een drukke, actieve man. Zo bleek uit de toespraken. Al zou je dat niet zeggen wanneer je hem zag lopen: rustig, bedaard, hobbelend, zelden opstandig. Hij deed zijn werk, omdat dat nu eenmaal moest gebeuren. Dus trok hij er op uit: van Oldebroek naar Korea, Japan, Australië, Zuid-Amerika, Canada, Frankrijk, de VS, Afrika, de Sovjet-Unie, Italië en weer terug. Intussen zijn vrouw en drie kinderen verwennend als hij weer thuiskwam en niet te vergeten de lezers voor wie hij een fijne reportage had geschreven over het evenement waar hij was geweest of een interview met een of andere belangrijke bestuurder of sporter die hij in den vreemde had opgezocht.

Ik leerde Henk kennen toen hij verslag deed van de Tour de France, die ikzelf zestien keer versloeg als verslaggever van de Volkskrant en vanaf 1988 van NRC Handelsblad. We zouden samen met Parool-verslaggever Harry ten Asbroek in 1991 naar Milaan-Sanremo gaan. Een afspraak op het trainingscomplex Milanello met Frank Rijkaard gooide roet in het eten. Hij kon alleen op zaterdag, juist als Milaan-Sanremo werd verreden. We lieten de wielerklassieker schieten, dat verslag (vanaf de televisie in ons motel nabij Milaan) zou met een eventuele Nederlandse winnaar wel goed komen.

Harry en ik namen Rijkaard onder handen, Henk nam te elfder ure (dat besloot hij pas op Milanello) Marco van Basten een interview af. De wielerklassieker bekeken we vanaf ons motel. Toen Claudio Chiappucci bleek te hebben gewonnen zei de moteleigenaar dat de winnaar uit het naburige dorpje Uboldo kwam. We zagen in een telefoongids dat zijn moeder en broer daar op Via dell’Aqua woonden en trokken er gedrieën naartoe. Daar bleek mijn Italiaans goed genoeg om met de familie te praten en zelfs met Claudio aan de telefoon in Sanremo.

De volgende dag konden we naar de Milanese derby AC Milan-Internazionale. Zo hadden we een reportage met drie onderwerpen. Henk had zo, net als wij, drie verhalen in de tas.

Henk was een trouwe metgezel. Hij klaagde over de mogelijke toekomstplannen bij het Deventer Dagblad (of Kluwer), die hem niet zinden. In 2000 schreef hij vanuit Sydney een fax waarin hij solliciteerde naar een functie op de sportredactie, waar ik intussen chef van was geworden. Ik kon hem aannemen omdat ik mij zijn eerdere klaagzangen en medewerking herinnerde. Hij was al 46 jaar, voor een deel van de hoofdredactie te oud. Maar ik hield voet bij stuk en koos voor Henk. En niet voor de (interne) kandidaat die de hoofdredactie op het oog had.

Toen ik even verdween van de sportredactie, nam Henk een pakket van mij over. Zoals het IOC en de internationale bestuurderswereld, met Anton Geesink en Hein Verbruggen als voornaamste Nederlandse vertegenwoordigers. Voor Henk, die gepokt en gemazeld was in het internationale sportwereldje allerminst een probleem. Henk deed alles, omdat hij kennis van zaken had en een goede pen.

Hij bleek een scherpe interviewer. Toen we samen later een gesprek hadden met de IOC-voorzitter Jacques Rogge in Lausanne zou hij dat weer bewijzen. Ik ging de andere kant op: sportfilosofie, sportpsychologie en sportwetenschap. Henk bleef op zijn ‘bestuurderspost’ en schreef met name over de Nederlandse olympische toestanden. Ja, waar schreef hij niet over?

Henk als stadionomroeper bij OWIOS Oldebroek

Omdat Henk mogelijk toch te vaak meende dat hij op NRC-niveau moest schrijven, vroeg ik hem wat minder deftig te schrijven. Wat hij trouw deed. ‘Het is goed, jongen’, antwoordde hij dan.

Toen ik veel eerder met pensioen (in 2011) ging en een huisje op de Veluwe kocht, kwam hij soms in Speuld op bezoek vanuit het naburige Oldebroek. Met Henk viel over van alles te praten. Hij hield me op de hoogte en vroeg om raad. In 2021 ging hijzelf met pensioen, hij was 66 jaar en 4 maanden.  We bleven in contact, luisterden naar dezelfde rockmuziek en deden beiden aan hardlopen. Samen deden we de Halve van Zwolle (21 kilometer), Henk ook nog de 7Heuvelenloop (16 kilometer). Later hield hij zich beperkt tot wandelen, samen met Max.

Totdat bijna een maand geleden ik een appje kreeg waarin hij vertelde dat na bloedonderzoek (hij was wegens pijn in zijn buik naar de huisarts gegaan) bleek dat hij uitgezaaide kanker had en dat er niets meer te redden viel. Ik ging bij hem op bezoek en werd geconfronteerd met een realistische Henk. ‘Kump goed’, was er even niet meer bij. ‘Ik moet er mee leren leven, Guus’, dat was alles. We haalden oude herinneringen op en verhalen over hoe het was gekomen, sinds Claudio Chiappucci in 1991.

Op zondagavond 22 december kwam het bericht op mijn telefoon, dat Henk was overleden. Henk was een man om van te houden, ook omdat hij een Veluwse ‘boer’ was uit Oldebroek.

Rijvers: ijverige balvirtuoos met oog voor talent

5 mrt

In zijn biografie Prof, in 2016 geschreven door zijn kleindochter Antje Veld, laat Kees Rijvers optekenen dat hij 103 jaar zou worden. Die 103 jaar is het niet geworden: afgelopen maandag overleed het mannetje uit Breda na een roemrijke carrière als profvoetballer en trainer – hij was ook bondscoach. De ‘kleine gifkikker’ die als voetballer bekend stond als een technisch begaafde en ijverige binnenspeler werd in Frankrijk bij Saint Etienne zelfs ‘de dribbelaar der Lage Landen’ genoemd.

Een paar jaar geleden keerde Rijvers met zijn vrouw Annie terug naar Breda, in Princenhage waar hij in 1926 werd geboren. Vanuit Île d’Oléron, een eiland aan de Franse westkust waar hij sinds zijn komst naar Saint Etienne in 1950 een tweede huis had. Hij speelde twee keer bij de Franse club, en ook nog even bij Stade Français in Parijs.

Op beelden van de NOS die begin deze eeuw bij hem op bezoek was, is een kale, maar oergezonde Rijvers met zijn vrouw te zien. Annie moest zich de laatste jaren in Breda in een rolstoel voortbewegen. Terwijl ‘Keesje’ op de fiets ’s morgens naar de bakker ging. Gezond, en nog immer ‘snel en gretig’ zoals hij als voetballer (linksbinnen) bekend stond.

Rijvers was in zijn actieve voetbaldagen niet alleen een fijnbesnaarde dribbelaar maar ook een harde werker. Hij was overal op het veld te vinden en volgde zijn tegenstanders tot op de eigen helft, waar hij de bal veroverde en zich kon uitleven in dribbels.

Hij stond bekend als een ijverige balvirtuoos. In 1946 maakte hij zijn debuut in het Nederlands elftal en scoorde in de uitwedstrijd tegen Luxemburg. Later zou hij met Abe Lenstra en Faas Wilkes (‘de beste dribbelaar die ik ooit heb gezien’, aldus Rijvers) het ‘gouden binnentrio’ vormen in Oranje. Rijvers zou in totaal 33 maal in het Nederlands elftal spelen, waarin hij tien keer scoorde.

Toen hij bij Saint Etienne glorieerde (hij werd verkozen tot Beste Speler van Frankrijk) kreeg Rijvers een aanbieding van de Spaanse club Valencia. Hij weigerde een contract (onder andere wegens ziekte) en beval Wilkes aan, die er graag op inging.

Rijvers heeft eens gezegd dat hij een voorliefde had voor het Braziliaanse voetbal (‘zoals Brazilianen een bal beroerden, om van te dromen’) én voor het Franse voetbal dat hij door en door kende en waarin volgens hem de jeugdopleiding centraal stond. ‘Kijk maar wie de beste Franse spelers zijn geweest: Platini, Giresse, Tigana, Six’, verklaarde hij. ‘Soms wat speels en risicovol, maar ze wilden voetballen en dat mis ik bij Nederlanders. Ik zie ze niet meer, het is allemaal tikkie terug tikkie opzij, maar geen individuele actie; dat wordt onmiddellijk bestraft door de trainer.’

Kees Rijvers actief in dienst van Saint Etienne

Doordat Rijvers in de jaren vijftig in Frankrijk als beroepsvoetballer opereerde, werd hem net als veel andere profs, door de Nederlandse voetbalbond verboden nog langer in het Nederlands elftal te spelen. Dat verbod werd opgeheven nadat in 1954 het beroepsvoetbal in Nederland werd ingevoerd. Eerder (in 1953) maakte Rijvers deel uit van het elftal Nederlandse profs dat in het buitenland speelde. Oranje speelde in Parijs in de zogenoemde Watersnoodwedstrijd (ten bate van de slachtoffers van de Watersnood in Zeeland) tegen het Frans-Nederlandse team – doelman De Munck werd uit Duitsland gehaald. Mede dankzij het initiatief van Bram Appel en Theo Timmermans en de koninklijke goedkeuring van Prins Bernhard (voorzitter van het Rampenfonds) werd het vriendschappelijke duel gespeeld.

Uitschot. Het is een woord dat Kees Rijvers te binnen schoot toen hij, in 2017, voor de camera’s van Omroep Zeeland verhaalde over die ene legendarische middag. Die van 12 maart 1953, waarop Frankrijk en in het buitenland spelende Nederlandse voetbalprofs elkaar troffen in Parijs. ‘Uitschot werden we genoemd. Althans, door sommige hoge pieten van de KNVB.’

Rijvers is de enige nog levende voetballer die binnen de lijnen stond tijdens het duel in Parijs. Een wedstrijd die zijn oorsprong kent in goedertierenheid van de Franse voetbalbond en geldt als startsein van het betaald voetbal in Nederland. ‘Met dank aan spelers die op de bondsburelen links en rechts worden afgeschilderd als rapaille, uitvaagsel en gebroed’, aldus Rijvers.

Kees Rijvers werd na een glanzende loopbaan als voetballer trainer. Dat was hij graag trainer bij zijn oude club NAC geworden, maar het werden TSC Oosterhout, Willem II en FC Twente, Beringen, en zelfs Oranje. Hij was een doorzetter, dat bleek wel toen hij bij zijn aanstelling in Enschede veel jonge spelers in bracht, zoals Theo Pahlplatz, René Notten en hij talenten liet inlijven als Epi Drost, Kick van der Vall, Dick van Dijk, Eddy Achterberg, de tweeling René en Willy van de Kerkhof en doelman Piet Schrijvers. Onder Rijvers’ leiding werd FC Twente een vaste subtopper.

Na zijn optreden in Enschede (hij woonde ‘met plezier’ in Oldenzaal, ‘omdat mijn moeder van oorsprong een Oldenzaalse was’) ging hij terug naar Brabant, PSV. Hij werd er met de club landskampioen en won de Uefa Cup.

Kees Rijvers (met een fles champagne) met het kampioensteam van PSV

Toch was het vervolg van Rijvers’ trainerscarrière niet succesvol. PSV stond vierde op de Nederlandse ranglijst en was in de tweede ronde van de UEFA-cup uitgeschakeld door de oude club van Rijvers, AS Saint Etienne, met sterspelers als Platini, Larios en Johnnie Rep, en trainer Herbin. Rijvers nam zelf ontslag in januari van dat seizoen.

Kort daarop werd Rijvers bij het Nederlands elftal de opvolger van bondscoach Zwartkruis. Rijvers verjongde de selectie van het Nederlands elftal drastisch. In 1981 nam hij toen nog jonge spelers op als Wim Kieft, Frank Rijkaard, Ruud Gullit, Gerald Vanenburg, Jan Wouters, Ronald en Erwin Koeman, Marco van Basten en Adrie van Tiggelen, de spelers die onder Rinus Michels in 1988 Europees kampioen werden. Hij schreef een brief aan Johan Cruijff, die op het WK van 1978 ontbrak wegens ‘privéproblemen’. Rijvers kreeg er nooit antwoord op. In 1981 werd Nederland ook uitgeschakeld voor het WK in Spanje na een 2-0 nederlaag in Parijs tegen de Fransen. Zijn reactie was veelzeggend, terwijl hij tegen een muur stond ten overstaan van het Nederlandse journaille: ‘Frankrijk heeft nu betere spelers.’

Op het EK van 1984 ontbrak Oranje wederom, mede omdat concurrent Spanje in de laatste wedstrijd met 12-1 van Malta won. Een bijzondere uitslag die Rijvers en vele anderen niet hadden zien aankomen. Rijvers zou zelfs een avondje hebben zitten kaarten bij de buren. Later heeft hij deze mythe doorgeprikt: ‘Mijn buren kaarten helemaal niet.’

Kort erna moest Rijvers zijn functie neerleggen. Terwijl hij toch in 1983 als coach van het Nederlands elftal onder 20 jaar op het WK in Mexico indruk had gemaakt. Mario Been was volgens de Brabander daar de grote uitblinker en werd door Rijvers een grote toekomst voorspeld. ‘Daar ben ik nog steeds teleurgesteld over’ zei hij onlangs. ‘Het zal wel aan de trainer en zijn opvattingen hebben gelegen. Dat zou in mijn tijd als voetballer niet zijn gebeurd.’

In 2004 kreeg Rijvers de oeuvreprijs voor zijn hele trainersloopbaan uit handen van Rinus Michels. Rijvers was de eerste persoon die deze prijs kreeg. Sinds het overlijden van Michels in maart 2005, reikte Rijvers deze prijs zelf uit, in 2008 bijvoorbeeld aan Wiel Coerver. In 2019 werd Rijvers benoemd tot erelid van FC Twente, in 2023 werd hij op 96-jarige leeftijd benoemd tot bondsridder van de KNVB, vanwege zijn brede verdiensten voor het Nederlandse voetbal. Hij ontving de prijzen en liet niet na zijn ontevredenheid over het Nederlandse voetbal te tonen. Kees Rijvers had laten zien hoe zijns inziens voetbal gespeeld diende te worden.

Deze necrologie is gepubliceerd in Trouw

Guardiola: als Cruijff in een chaos helder blijven denken

18 mei

Het hoeft geen betoog dat Johan Cruijff veel mensen zowel in het voetbal als daarbuiten heeft geïnspireerd. Hij overleed op 24 maart. Zijn eigengereide visie heeft velen op z’n minst aan het denken gezet. Wat zou hij bedoelen? Waarom blijkt vaak dat hij het toch bij het rechte eind heeft gehad? Hij was visionair en coach. Een rolmodel, een vader die je nauwelijks kon betrappen op onzin. Onzin bestond niet in zijn denkwijze. ,,Je ziet het pas als het je doorhebt’’, was een van zijn typerende uitspraken.

Cruijff heeft veel voetballers beter leren voetballen, anders vooral. Zo kunnen voetballen, met die technische vaardigheden, met die inzichten (zeg maar vooruitziende blik) wilde iedereen – maar is niemand gelukt. Zo kunnen coachen, wilden al die spelers die met hem hebben gevoetbald en al die spelers die door hem zijn gecoacht. Dat is bij enkelen wél gelukt. Zij hebben goed naar hem geluisterd en zich vooral door hem laten inspireren. Pep Guardiola, nu een van de beste coaches ter wereld, zou nooit zoveel succes hebben gehad met Barcelona en Bayern München als hij niet door Cruijff was betoverd. Zegt hij.

Tekening Siegfried Woldhek

Tekening: Siegfried Woldhek

En met Guardiola vele anderen. Ronald Koeman, Michael Laudrup, Morten Olsen, Peter Boeve, Gerald Vanenburg, Frank de Boer, Aron Winter, Wim Jonk, Dennis Bergkamp, Phillip Cocu, Frank Rijkaard, John van ’t Schip, Marco van Basten, Luis Henrique, Laurent Blanc en nog veel meer. Voetballers die door Cruijff werden gekneed, die van hem leerden vooruit te denken, die in zijn visie geloofden. ,,Alleen door zijn aanwezigheid, zijn charisma, nam je iets van hem aan’’, zei Guardiola. ,,Iets op anderen overbrengen kun je alleen als je laat zien dat je in je visie gelooft. Dat had Cruijff als geen ander. Dat heb ik van hem geleerd: geloven in wat je doet.’’

In de documentaire The Last Match gaan onder anderen Guardiola en Xavi Hernandez (die nog actief is als speler) in op Cruijffs invloed op Barcelona en het spel dat sinds de komst van de Nederlander als voetballer in 1973 is veranderd. Cruijff wordt getypeerd als een ‘helper’. Cruijff wilde de club, het elftal, zijn medespelers en later zijn spelers helpen beter te worden. Cruijff zei zelf: ,,Wat je niet kunt, kun je leren.’’ Guardiola: ,,Hij heeft mij en andere spelers geleerd om het spel te begrijpen. Noem hem genereus. Als je bereid bent wat je geleerd hebt over te dragen op anderen, moet je wel genereus zijn.’’

Cruijff was als coach een leermeester. Hij liet je meekijken, meevoelen, meespelen en hij liet je bewust fouten maken. Zo zeggen veel coaches die onder hem hebben gespeeld. ,,Je moet goed kijken naar wat je kan en wat je niet kan’’, zei hij tegen Guardiola. En in de documentaire zegt Cruijff: ,,Als je fouten maakt, maak je fouten. Daar kun je van leren. Van goede dingen leer je niks.’’ En altijd vooruit kijken. Altijd van je eigen kracht uitgaan.

Frank Rijkaard neemt in het boek Wie is Johan Cruijff, Insiders duiden het orakel, maar Cruijff heeft zelf het laatste woord (Mik Schots en Jan Luitzen) het debuut van Dennis Bergkamp als 17-jarige in de Europa-Cupwedstrijd tegen Malmö FF als voorbeeld: ,,Dennis moest spelen tegen een 92-voudige international. Johan zei in de bespreking: ‘Deze jongen is op en hoort hier eigenlijk niet meer te staan. Hij kan niet meer lopen, dus blijf hem opzoeken. Al lukt het één keer, twee keer, drie keer niet, gewoon blijven gaan, dan speel je hem volledig weg’. Daardoor ging Dennis blij het veld in en speelde hij een weergaloze wedstrijd. Iedereen kende Dennis meteen.’’

Rijkaard verduidelijkt: ,,Johan waarschuwde hem nergens voor. Hij gaf hem alleen de mogelijkheid om uit te gaan van zijn eigen kracht en te durven die te laten zien. Hij versimpelde het: ‘die tegenstander moet je wegspelen, klaar’. Hij zei niet eens: ‘trek het je niet aan dat je tegen een geroutineerde tegenstander komt te spelen’, want als je zegt ‘trek het je niet aan’ dan gaat een jonge speler al met knikkende knieën het veld in.’’

Rijkaard werd langzaam een bewonderaar en adept van Cruijff. Op voorspraak van Cruijff werd Rijkaard trainer van Barcelona en legde hij de basis voor wat Guardiola met de Spaanse club zou bereiken. Als speler van Ajax had hij de coach Cruijff nog de rug toegekeerd, in september 1987, en vertrok hij met slaande deuren: ‘Krijg toch de kolere met je eeuwige gezeik.’ Cruijff had hem eindeloos gevraagd de leidersrol naar zich toe trekken. Cruijff geloofde in Rijkaards kracht, Rijkaard was te bescheiden. Cruijff is altijd blijven geloven in Rijkaards kracht. Ze hebben het later uitgepraat. Niet dat ze het eens werden. Maar Rijkaard vond het bewonderenswaardig van zijn leermeester dat hij bleef geloven in wat hij (in hem) zag.

Tonnie Bruins Slot was de super-assistent van Cruijff. In de Telegraaf verhaalde hij over Marco van Basten, eerst speler, toen coach, zelfs bondscoach, nu assistent-bondscoach. ,,Marco komt bij Ajax langs even nadat hij naar AC Milan was getransfereerd. ‘Gaat lekker Johan, ik voetbal mee, laat me terugzakken, paar leuke steekballen en wat assists’. Cruijff antwoordde: ‘Welk nummer heb je? Nummer 9. Een nummer 9 in Italië moet scoren, niet meevoetballen anders beland je als buitenlander zo op de bank’. De volgende wedstrijden scoorde Van Basten aan de lopende band.’’

Bruins Slot: ,,Cruijff dacht tegendraads en tegelijkertijd liet hij spelers beslissingen nemen. Bewust terwijl zij zich nergens van bewust waren. Stanley Menzo of Hans Galjé onder de lat bij Ajax? Iedere week liet hij twee spelers partijtje kiezen zoals op straat. Achtereenvolgens Spelbos, Rijkaard en Van Basten kozen Menzo. ‘Moet ik dan Galjé opstellen?’’’

Cruijff prikkelde het eergevoel van spelers. Zoals met Van Basten. Af een toe een por geven. Niet weglopen van conflicten, sterker: conflicten creëren. Om de boel op scherp te zetten. ,,In een grote chaos helder blijven denken, dat kon Johan als geen ander’’, aldus Guardiola. ,,En je proberen te verplaatsen in anderen. Nadenken over wat zij denken en doen. Dat leerde ik van hem. Wel je eigen weg kiezen, maar de anderen serieus nemen, als voetballer en als mens. Mensen willen helpen. Dat kon hij goed, mensen leren hoe ze beter worden.’’

Typerend voor de gedrevenheid, de durf en de confrontatie aangaan met de vijand komt in The Last Match aan de orde tijdens een gesprek tussen Cruijff en Xavi. In zijn eerste wedstrijden bij Barcelona (1973) dook Cruijff met de bal aan de voet koelbloedig het strafschopgebied van de tegenstander in. Zijn Spaanse medespelers schrokken zich dood. Dat deed je niet: ‘Blijf uit de buurt van de zestien’. Daar schopten en sloegen de verdedigers je kapot. Zo ruw werd er gespeeld door Spaanse verdedigers. Cruijff: ‘Je gaat er op af.’ Niet bang zijn, afschrikken. Doe wat je goed kunt. Concentreer je op je hoofdtaak en houd je rug recht. Ofwel, speel simpel en geniet ervan.

Zo heeft Johan Cruijff het zijn spelers willen leren. Zo willen zijn spelers het als trainer/coach hun spelers leren. Helder blijven denken, ook na een nederlaag. Bruins Slot: ,,Heel Feyenoord – met Cruijff – was geknakt na de 8-2 bij Ajax, in 1983. Johan kwam de kleedkamer uit en zei met de voor hem kenmerkende vanzelfsprekendheid: ‘Ach, het zijn maar twee puntjes’. Later won Feyenoord de dubbel.’’

Dit artikel is gepubliceerd in NLcoach 2016-02