Tag Archives: Vorden

Echt vrij leven, zonder houvast

30 aug

Al bij het betreden van De Kieftskamp in Vorden, werd ik geconfronteerd met mijn ego. Onzeker als ik doorgaans ben, stond ik op de drempel naar mijn zoveelste avontuur: een driedaagse retraite met een dertigtal onbekende mensen over Wijsheid in emotie, naar aanleiding van het boek van Han de Wit. Ik keek op bij de ingang en zag een auto naderen. Een man stapte uit en riep: ‘Ha, Guus!’. Meteen was mijn onzekerheid voorbij. Ik werd herkend, nota bene door de leraar van deze retraite, de acharya (leraar) Han de Wit.

Mijn voortwoekerende egocentrisme kreeg door de begroeting van de belangrijkste man van de komende driedaagse met vreemde mensen opnieuw gestalte. Ik kon niet meer stuk, ík werd herkend. Mocht ik niet herkend zijn geweest, dan zou mijn onzekerheid mogelijk nog even voortgeduurd hebben. Wat Han de Wit ook bewogen heeft om mij luidkeels te begroeten, ik voelde mij in ieder geval bevestigd in mijn bestaan. Ik kon doorgaan.

Ik wist nog niet precies dat de komende drie dagen in het teken zouden staan van egocentrisme en wat dat teweeg brengt in mijn perceptie van het leven: levensangst. Ik kon mede dankzij de warme begroeting van de gastvrouw in alle rust mijn verblijf op de zolderverdieping opzoeken en maakte mij vertrouwd met de situatie voor de volgende ontmoetingen. Wat kon mij gebeuren?

Han de Wit

De volgende ochtend probeerde De Wit duidelijk te maken (zoals hij in zijn boek Wijsheid in emotie beschrijft) wat egocentrisme met ons doet. Hij wees ons er op herhaaldelijk te mediteren, waardoor wij al doende tot meer inzicht zouden kunnen komen over onszelf ons gedrag en onze angsten – gedreven door egocentrisme. Shamathameditatie (aandachtsmeditatie), je richten op de ademhaling, kan daarbij helpen. De adem als ankerpunt, zodra we met onze gedachten op de loop dreigen te gaan dienen we ons weer op de adem te richten. Dat begreep ik. Ik mediteerde dus zoals ik gewend was en nam (voelde) mijn anker, de adem, als mijn houvast.

Bij de volgende gelegenheid wilde De Wit dat we ons meer open stelden (niet meer de adem als ankerpunt, vooral geen ankerpunt, gewoon je zintuigen openen voor alles wat binnenkomt en dat weer laten passeren – vipassameditatie of inzichtmeditatie). Dat ging redelijk goed, maar toen we buiten waren voor een vrije stiltewandeling, voelde ik me eenzaam en alleen worden. Diep van binnen hoorde ik schreeuwen: ‘Dit kan ik niet, ik kan niet tegen vrijheid, ik heb een anker nodig! Adem of wat dan ook. Ik kan niet zonder houvast, iets of iemand waar ik op kan rekenen als ik het niet meer weet.’

Bij het persoonlijke interview met De Wit vertelde ik over mijn ervaring, mijn angst voor vrijheid en behoefte aan een anker. Han adviseerde mij om daar tijdens mijn dagelijkse meditatie op te oefenen. Hij refereerde aan mijn talent voor creativiteit en meende dat ik die angst voor het onbekende van mij af kon gooien en ‘gewoon’ te doen wat mij spontaan inviel. Dat ik volgens hem werd bevangen door de angst om afgewezen te worden, zou ik kunnen verbeteren door veel te mediteren: gewoon zitten en loslaten.

Suzanne Prysor Jones

De volgende dag leerde de Schotse (shastri) lerares Suzanne Prysor Jones ons Tonglen. Letterlijk vanuit het Tibetaans met je adem het sombere, het zwarte inhaleren om vervolgens met je adem het frisse en positieve uit te ademen. Ik deed het met overgave, maar merkte dat mijn borst zich wapende, opzette, zodra ik me probeerde over te geven aan het onbekende. Het voelde alsof ik mijn borstkas als schild gebruikte. Ik kreeg vreselijke pijn in mijn rug, werd agressief naar Suzanne, had haar willen uitschelden en vertelde dat aan mijn buurvrouw en toegewezen gesprekspartner die mijn reactie niet helemaal begreep. Was het misschien toch mijn afweer?

Ik ging verzitten, zocht een andere plaats, een bankje achterin, maar was daar evenmin in staat mijn ongemakkelijke houding te verbeteren. Dat we naar buiten mochten om in stilte vrijuit te wandelen, voelde als opluchting. Terwijl ik mijn schoenen aantrok, kwam De Wit naar me toe. Hij had mijn worsteling van afstand mogelijk geobserveerd en streelde mij over mijn rug en zei: ‘Gaat het een beetje, Guus?’ Weer voelde ik de herkenning en de troost. Ik antwoordde iets; ik weet niet meer wat, maar Han was al verdwenen.

Ik zocht naar mijn gesprekspartner, om te vertellen wat ik had doorgemaakt. Tevergeefs.

Was het dan toch mijn afweer, weerstand of welk verdedigingsmechanisme ook, die mij de pijn in mijn rug bezorgden? Waarom kon (of wilde) ik mij niet verplaatsen in de pijn die mij bezighield of de pijn die anderen hadden? Ik wilde er niet aan, ik kon me niet verplaatsen in anderen. Zou dat het zijn?

Op de laatste ochtend zei De Wit dat iedereen pijn heeft, lijdt aan wat dan ook. ‘Kijk en zie in anderen hun lijden.’ Ik kon dat me nauwelijks voorstellen. Ik heb pijn, ík lijd, ík probeer mezelf te ontdoen van dat lijden. Met dat egocentrisme waaraan ik schijnbaar lijd doe ik niet alleen anderen maar zeker ook mezelf tekort. Dat voelde ik als nooit tevoren. Onzekerder maar overtuigd van mijn beperking ging ik naar huis. Ik was niet meer mezelf, degene die ik dacht te zijn. Als ik dagen later De Wits boek lees, weet ik: meditatie kan me helpen, door elke dag (of met grote regelmaat) te gaan zitten, kom ik tot het besef dat er meer is dan ik, dan mezelf. Er is meer dan me bezighouden met mezelf.

Nu oefen ik elke morgen. Mogelijk kom ik daardoor tot een nieuw inzicht. Meer of minder ik, minder egocentrisme, meer bezig zijn met anderen, meer inzicht in mezelf. Minder weerstand, meer mezelf onthullen. Meer vrijheid.

De auteur is bestuurslid van Shambhala Leiden

Deze column is gepubliceerd op de website http://www.vriendenvanboeddhisme.nl

Verwarring is een pad naar duidelijkheid

3 nov
Retraiteoord De Kieftskamp bij Vorden

Een stilteretraite van drie dagen is – zeker voor beginnelingen – erg moeilijk.

Ik ervoer het in een prachtig landhuis nabij Vorden, waar een twintigtal mensen zich had verzameld om te (leren) mediteren en te luisteren naar lezingen van Han de Wit, boeddhistisch leraar en grondlegger van de contemplatieve psychologie. Vooral de vraag waarom we kunnen gaan mediteren was er een die degenen die nooit of zelden hadden gemediteerd, bezighield.

Ikzelf mag me een vrij geroutineerd ‘meditator’ noemen, maar dat wil niet zeggen – nog steeds niet – dat ik niet wil weten wat er met mij kan gebeuren wanneer ik ‘goed’ mediteer, dus de juiste techniek gebruik en ‘het’ allemaal over me heen kan laten gaan.

Het was een leerzame afzondering van de ‘gewone’ wereld, ook omdat er tijdens deze stilteretraite na het avondeten zowaar weer gesproken mocht worden. Dat was ik niet gewend, omdat tijdens vorige retraites in Dechen Chöling (Frankrijk) ik een week lang al die tijd werd geacht te zwijgen en me van echt alles in de buitenwereld af te wenden. Maar nu.

Zomaar ineens stond een man of een vrouw voor mij om met mij te bespreken wat De Wit had verteld. Daar stond ik dan met mijn mond vol tanden, want ik meende toch echt te moeten zwijgen en wat ik had beluisterd alleen zelf te verwerken.

Maar ik paste me aan. Ik kon moeilijk mijn lippen op elkaar blijven houden. Anders zouden anderen mijn zwijgen misschien vreemd of ongepast vinden. Voordat ik het besefte zat ik weer in de gewone wereld, luisterend en luid filosoferend over wat er door mij en ons allen heen was gegaan.

Ik bleef nog wel met een prangende vraag zitten en een verward gevoel.

Uiteindelijk stelde ik die vraag dan na een volgende lezing toch maar aan de leraar. ‘Nu denk ik eindelijk een antwoord op mijn vragen te hebben gevonden en dan zegt u dat ik in een volgend moment – bijvoorbeeld een volgende meditatiesessie – een heel ander antwoord zou kunnen ontdekken. Omdat u zegt dat alles slechts een momentopname is en alles verandert, van seconde tot seconde, van ogenblik tot ogenblik. Wat nu?’, zo probeerde ik mijn verwarring in een vraag te verpakken.

‘Tja’, zei de leraar tegenover mij. ‘Inderdaad’.

Boeddhistisch leraar Han de Wit

Ik blies mijn adem uit, pufte, dacht er even over na en kroop vervolgens weg in teleurstelling. Daar zat ik dan met mijn veronderstelde waarheden. Had ik ‘het’ eindelijk doorzien, zou ‘het’ het volgende moment zo weer anders kunnen zijn in mijn beleving.

Ik heb vaak van het begrip voortschrijdend inzicht gehoord, dat wat je vandaag denkt (zeker) te weten kan morgen veranderd zijn. Maar dit? Zo trots op mezelf was ik geweest als ik vanaf mijn kussen was opgestaan, omdat ik eindelijk de waarheid (mijn eigen pure waarheid) had gevonden door al dat mediteren.

Ik zocht en vond zo een houvast. Zoals ik dat mijn hele leven al had gedaan, zoals eigenlijk iedereen dat doet. Ik moet het zeker weten, ik moet zeker weten dat ik ergens in geloof. In God, een god, in licht, in donker, in blijdschap, in verdriet, in een voetbalclub, een wielrenner, et cetera. En nu blijkt, aldus De Wit, dat er geen houvast is. Sterker: dat je domweg valt als je je nergens aan kunt vasthouden.

The bad news is you are falling through the air, nothing to hang on to, no parachute. The good news is there is no ground.’ Zo citeerde de leraar zijn eerste leraar Chögyam Trungpa Rinpoche, grondlegger van de Tibetaans-boeddhistische traditie Shambhala.

O ja? Eng hoor! Laat je maar vallen, dus. Laat maar gaan!

Verwarring is een pad naar duidelijkheid, heb ik weleens gehoord. Dus na een paar dagen weer thuis in de ‘gewone’ samenleving met al haar verwarrende en rustverstorende prikkels, weet ik dat wat ik nu voel, zie, hoor, ruik en ervaar het volgende moment weer anders kan zijn. Soms maakt dat besef me onzeker, maar soms kan het ook een troost zijn. Niets blijft zoals het nu is. Ik verander, alles om me heen verandert. Niets is zeker.

Waar is toch mijn houvast? Waar kan ik me aan vasthouden? De vraag blijft me bezighouden. Ik blijf verlangen naar een houvast – wie of wat dat ook is.

Guus van Holland is vriend en bestuurslid van Shambhala Leiden

Deze column is gepubliceerd in de herfsteditie van de website http://www.vriendenvanboeddhisme.nl

%d bloggers liken dit: