Tag Archives: Boeddhistisch Dagblad

Voetbal en sport – de begeerte van mensen naar glorie

31 mrt

Voetbalrellen tijdens een voetbalwedstrijd in Indonesië (Foto EPA)

Waarom kijken mensen zo veel naar voetbal – of naar andere sporten? Hangend voor de televisie maken zij zich druk over wat zich op het beeldscherm afspeelt. Ze springen op bij een doelpunt of een doelrijpe kans, beginnen te schelden als er een tegendoelpunt valt. Dagenlang zijn ze bedroefd na een nederlaag, dagenlang zijn ze euforisch na een overwinning op welke tegenstander dan ook. Alleen ‘een revanche’ kan het gevoel van verdriet verminderen.

Vroeger toen ikzelf nog als voetbalverslaggever nieuwsgierig over de hele wereld reisde, reageerde ik verbaasd op de dagelijkse analyses in vooral de Italiaanse, Spaanse, Turkse, Griekse en Zuid-Amerikaanse kranten. Iedereen werd om een mening gevraagd. Want er had zich een wonder dan wel een ramp voltrokken. Waardoor was de vraag, hoe kon dat toch gebeuren? Alsof iedereen er getuige van was geweest.

Niet alleen door verzadiging maar ook omdat ik een andere vorm van levensinvulling heb gevonden in boeddhisme en meditatie heeft verwondering het overgenomen van andere, dieper liggende emoties. Niets kan mij nog boeien zodra er op televisie laat staan in een stadion door wie dan ook wordt gevoetbald. Waarom zo hysterisch wordt gedaan na een overwinning of nederlaag plaats ik als boeddhistisch student in het kader: Is er niets anders om je druk over te maken? En: Goed dat mensen nog worden afgeleid door zoiets als een voetbalresultaat.

Ben ik onverschillig geworden?

Ik vermoed niet. Ik meen door mijn verworven boeddhistische inzichten de begeerte van mensen naar glorie, naar meer en meer, vooral naar winst op wie en wat dan ook te herkennen. Met name: hoe de sporters elkaar en zichzelf tegemoet treden. Hoe nederlagen in de media worden ervaren als échte rampen. Zo las ik in zowat elke krant het verslag van de wedstrijd Frankrijk-Nederland, vorige week vrijdag, waarin na de 4-0 nederlaag tegen de Fransen gewag werd gemaakt van termen als ‘verpulverd’ en een ‘pak rammel’. Niets bleef heel van de Nederlandse spelers, die wat mij betreft hun best hadden gedaan maar tegenover de Fransen ‘gewoon’ kwaliteit tekort kwamen. Wisten wij dat al niet?

Woede en teleurstelling gaan hand in hand zodra een team een nederlaag lijdt. Chauvinisme viert hoogtij. Ook wanneer in het extreme geval de favoriete ploeg nota bene van Gibraltar wint. Gibraltar, een soort eiland waar maar één voetbalveld is (het kunnen er ook twee zijn), kan bij mijn weten slechts over de zwakste nationale elftallen beschikken die er zijn. Maar de loftuitingen zijn niet van de lucht als er gewonnen wordt. Of was de uitslag toch weer te karig? 3-0?

Voetbal kan mij niet meer boeien. De spelers ken ik niet, de namen zijn mij vrijwel onbekend, het verschil in kapitaalkracht van clubs (door invloed van investerende Aziaten, Arabieren en Amerikanen) groeit met de dag, de coach is een man die zijn best doet om van (egocentrische en duurbetaalde) spelers een team te maken, maar hoe hij dat doet is mij een raadsel. Het schijnt dat de tegenwoordige coach Ronald Koeman een fijne man is die minder van zijn ego uitgaat, in tegenstelling tot zijn voorganger Louis van Gaal die alles in het werk stelde om zijn toch al Grote Ego te strelen en en passant ‘het volk’ meende te moeten plezieren door op welke manier dan ook ‘de mensen thuis’ een geluksgevoel te geven. Zoveel weet ik nog wel, als een sportjournalist met 35 jaar ervaring en een nog lichte verslaving aan voetbalnieuws. Waar is de teleurgestelde Van Gaal eigenlijk?

Over teleurstelling en woede geschreven. Ik was een paar keer in Nigeria, onder andere bij voetbalwedstrijden ver van de ‘bewoonde’ westerse wereld, in een gebied waar de mensen niets anders hadden dan voetbal, rivaliteit en armoede. Na afloop kon ik het volgepakte stadion niet uit. Zodra ik er wel uit kon komen, zag ik vechtende mensen, bebloed, tot de tanden toe gewapend. Zij gingen elkaar te lijf, liefst vermoordden zij elkaar. Het was bevreemdend en beangstigend om daar als buitenstaander getuige van te zijn.

Zo was ik ook getuige van supporters in Nederland die supporters van de tegenstander te lijf gingen. Ik vergat liefst voor welk team ik was, dus zei ik maar wat, uit angst in elkaar geslagen te worden. En dat allemaal door een voetbalwedstrijd. Ik was sinds mijn vroegste jeugd immers voetballiefhebber.

De haat in de ogen van supporters van welk team dan ook, is groter dan wij (hopelijk vredelievende) boeddhisten kunnen vermoeden. De haat die ik voel wanneer dit soort ‘oorlogen’ staat te gebeuren, wil ik niet meer meemaken. Zelfs niet aan de beeldbuis. De spanning die supporters en toeschouwers willen voelen, zoek ik elders. Zoals op mijn kussen, waar ik met mezelf de confrontatie aanga zonder gewelddadige gevoelens op te laten roepen. Vrede, liefde voor mezelf en elkaar wil ik bereiken. Daar ga ik voor zitten.

Ik laat iedereen vrij te doen wat hij wil. Daar wil en kan ik echt niets aan veranderen. Wat mijzelf betreft zou ik mogelijk weer naar voetbal of andere (vreedzamere) sporten kunnen kijken en zien wat daar gebeurt. Mij verwonderen over de partijdigheid van de commentatoren of na afloop van de analisten. Waarom toch? Omdat de toeschouwers en supporters eindelijk verlost zijn van de dagelijkse sores of de dingen (gedachten) die belangrijker zijn? Ik vermoed dat die gevoelens de boventoon voeren: ‘Ik hou niet meer van mijn werk, mijn vrouw en kinderen zeuren, de wereld is niet meer te redden, het klimaat verpulvert onze dromen en de gekozen politici staan niet aan onze kant’. Voetbal en sport vormen samen het amusement dat wij nodig hebben om te overleven. Zou dat het zijn?

Ik zoek het elders, beter of niet. Dagelijks op mijn kussen confronteer ik mij met mijzelf. Dat was vroeger niet geval, sportjournalistiek was een vorm van amusement – dat had ik toen nog niet door of wilde ik – kortzichtig als ik was – niet weten. Gibraltar-Nederland was op televisie (elke voetbalwedstrijd is op televisie). Ik wilde de uitslag en zeker de analyses niet horen, zien of lezen. Mediteren op mijn kussen had mijn voorkeur. Omdat het geen amusement is, vermoed ik. En het verhelderend kan zijn, vergeleken met amusement als voetbal of welke sport dan ook.

Dit artikel is gepubliceerd in het Boeddhistisch Dagblad van dinsdag 28 en woensdag 29 maart 2023.

Alleen in stilte op zoek naar contact en herkenning

28 apr

Twee hele lange dagen, twee lange halve dagen en drie hele korte nachten in stilte doorbrengen met 25 andere mensen, afwisselend een uur zittend op een kussen, met gesloten ogen, en een uur lopend in een bos, met geopende zintuigen. En dat minimaal vijf keer op een dag. In stilte samen zijn, in stilte samen eten, in stilte samen luisteren naar de leraar, zuster Virañani. De Amerikaans-Hawaiiaanse werd een boeddhistische non in de theravadatraditie na een jarenlang verblijf in het Birmeese meditatiecentrum Chanmyaymyaing van Sayadaw U Indaka .

Samen in oneindige stilte, samen verzachten en vriendelijk zijn. En dan aan het einde van de dag, een halfuur voor het slapen gaan, samen chanten in pali, de oorspronkelijke taal van het boeddhisme.

Zo beleefde ik mijn eerste sangha metta, voortdurend zinnen in mijn hoofd oproepend die symbool staan voor liefdevolle vriendelijkheid. Naar jezelf, naar een kennis, naar een vriend, naar een vijand (of iemand waar je moeite mee hebt), naar ieder levend wezen op deze aarde. May I be well, happy and peaceful. May you be well, happy and peaceful (moge je gelukkig zijn, gezond en vredig zijn – of welke formulering ook). Steeds maar weer, niet als een mantra, maande Virañani. Maar recht uit het centrum van je hart. Voel het maar, je hart, hoe je hart voelt, de liefde, en straal dat gevoel uit, als een geschenk.

Ik voelde mijn hart niet, althans niet die liefde die erin huist. In gedachten liet ik de zin voorbijgaan, een paar keer, dan weer een hele tijd niet, dan weer wel, even terug naar de ‘opdracht’. Na een uur, waarin de pijn in mijn rug steeds heftiger werd en ik – wat gewend aan het ongemak – af en toe was weggevallen, hoorde ik een zacht geluid, dat van een cimbaaltje dat door de leraar heel licht werd getoucheerd. En nog twee keer. En, vroeg ze, voortdurend de zin herhaald? Of maar twee of drie keer, tussen onophoudelijk terugkerende gedachtestromen? Nou, dat laatste. Geeft niet, alles is goed. Make yourself comfortable, please. It’s okay. Everybody makes mistakes. Nobody is perfect. Relax.

Zuster Virañani

Zuster Virañani

,,Ontspan asjeblieft het is geen begrafenis”, probeerde Viranani te bemoedigen. ,,De beoefening hoeft geen serieuze bezigheid te zijn.” Niet je heel erg best doen, zoals Westerlingen gewend en geleerd zijn te doen, zei ze. Niet de pijn de baas blijven. Het gaat over verzachting. Liefdevolle vriendelijkheid, het tegengif van boosheid en afkeer. Probeer niet beter te zijn dan je bent, of beter dan een ander. Dat is strijd. Als het niet gaat, zoek een stoel om op te zitten of een bankje om op te liggen. Make yourself comfortable. Relax, relax, relax. Wees je zelf, altijd. Dat mag. En probeer de liefde die in je hart zit uit te dragen, als een geschenk. Ik deed mijn best…

Maar waarom eerst bij jezelf beginnen? ,,Wanneer het hart ontspant, komt de rest vanzelf. Anders dan in Azié”, legde Varañani uit, ,,vinden mensen in het Westen zichzelf vaak de meest lastige persoon om liefde aan te sturen. Ze zijn zelfkritisch en bang om egoïstisch te zijn.’ En juist daarom is het belangrijk om met jezelf te beginnen.”

Metta is een concentratieoefening, maar ook een cultiveren van vriendelijkheid, van goedheid. Het brengt vreugde in je hart en van daaruit wordt concentratie makkelijker. Ze ziet mettameditatie graag als achterdeur naar bevrijding vanwege het wegvallen van afkeer en de zelfloosheid, lees ik later in een interview met haar in het Boeddhistisch Dagblad.

De eerste dag was vreselijke, heftig en confronterend. Niets mogen zeggen, bleek (voor mij) een straf. De deur voor een ander openhouden, zonder iets te zeggen, zonder te knikken, zonder de ander in de ogen te kijken. Zonder, alleen maar doen en zwijgen. Zoals de regels (ethische code) waren. Mocht je iets kwijt willen, een vraag wilde stellen, dan kon dat door een briefje aan het witte bord te hangen. Mocht je een kamer met iemand delen, zwijg en blijf zwijgen. Communiceer door middel van een briefje. Geen contact met de buitenwereld, niet met thuis, niet met vrienden, partners of kinderen. Niet lezen, geen boek of tijdschrift, geen iPhone, alleen met jezelf zijn, zwijgen en de zinnen door je hoofd laten gaan. Alles in meditatie.

Geen alcohol, geen sigaretten. Geen gebruik van bedwelmende, verdovende of opwekkende middelen. Water, thee, koffie, melk. Vegetarisch eten, want het eten van vlees is je conformeren aan het doden van dieren.

Niet lonken, niet flirten, geen knipoog, geen welriekende aangename geuren zoals parfum of aftershave op, geen opvallende, uitdagende kleding. Sober, onopvallend aanwezig zijn. Alleen met jezelf zijn, in gedachten bij liefde schenken.

Zoals iedereen had ik een werkmeditatie toebedeeld gekregen. Ik moest ’s morgens de wc-blokken schoonmaken, van de dames en de heren. ,,Doe het met aandacht, doe het voor jezelf en voor anderen.” Waren er handschoenen? Ja. Gelukkig maar.

Buiten in het bos was het aangenaam. In stilte wandelen, vooral langzaam, meditatief. Andere wandelaars passeren zonder ze aan te kijken, zonder te knikken, zonder blik van herkenning te geven en te ontvangen. Tijdens een wandeling in de avondschemering doemde op mijn pad een spook op. Het droeg een pij. Het kwam dichterbij en passeerde me zonder mij op te merken, zonder groet, zwijgend. Het was zuster Virañani, met een muts op haar hoofd. Ik herkende haar. Zij mij ook? Ik hoopte wel.

Ik zag de bladeren aan de bomen, ik hoorde de vele vogels, ik ontdekte een poes op jacht naar een prooi, ik hoorde ganzen boven me vliegen, ik rook de bloemen, de bomen, het vochtige gras. Ik rook de natuur. En ik sprak in mezelf, met mijn rechterhand op mijn hart: May I be well, happy and peaceful. May you be well, happy and peaceful. Buiten het bos, dus buiten de sangha, passeerde ik twee wandelaars met een hond. Ik zei ‘goedenavond’. Ze zeiden iets terug, natuurlijk. Ik voelde me weer gezien, eindelijk.

Na de dhammatalk ’s avonds van zeven tot acht, een boeddhistische lezing door de leraar, over loving kindness (liefdevolle vriendelijkheid), weer een uur zitmeditatie. Dan ter afsluiting een gezamenlijk chant. Die ontroerde mij, want samen geluid uitbrengen en samen over liefde zingen of gewoon (verlegen) meeneuriën raakte mij. Voor mij zongen twee vrouwen mee, met gesloten ogen. Ze hadden geen tekst voor zich, ze kenden de tekst uit hun hoofd. Heel mooi.

En toen naar mijn kamer, in stilte. En om tien uur het licht uit. Duisternis en complete stilte. Proberen te slapen in vriendelijkheid. Totdat om vijf voor zes het belletje rinkelde als het teken dat we weer gaan mediteren. Te beginnen om half zeven, zonder ontbijt. Pas na een uur zitten was er ontbijt, zwijgend het eerste voedsel nemend. Zwijgend zelf je bord, bestek en kopje afwassen. Zwijgen.

Zo verging het ook de volgende dagen. Maar toch, de dagen verliepen ondanks hetzelfde schema niet hetzelfde. Elke beleving was anders. Niets was hetzelfde. De pijn was anders, de stilte was anders, de wandeling was anders, het weer was anders, de vogels waren anders. Alleen de deelnemers waren hetzelfde. Allen naar binnengekeerd, ogen gesloten, zwijgend, zonder contact te maken. Somber en strak. Bewegingsloos, zo zag ik als ik stiekem rondkeek of er nog iets gebeurde. Misschien was er nog contact te vinden. Wat niet mocht.

Ik was – om de ondraaglijke pijn in mijn rug te ontwijken – op een bankje gaan zitten. Comfortabel en ontspannen, voor zover dat mogelijk was. Plotseling kwam een vrouw naast me zitten. Ik schoof beleefd wat op. Ze fluisterde nauwelijks hoorbaar: ,,Okay, blijf maar zitten.” Oei, iemand zei iets. Ik raakte ontroerd en wilde uit dankbaarheid een hand op haar been leggen. Eindelijk een metgezel, eindelijk contact. Ik deed het niet. Ik mocht niet. De vrouw keek strak voor zich uit, sloot haar ogen en zweeg. Geen contact. Geen emotie te bekennen. Niets, versteend als een standbeeld.

En toch steeds weer die zin in je hart laten opkomen en uitdragen. Liefdevolle vriendelijkheid. Naar de vrouw naast je die je geen blik waardig keurde. Naar ieder levend wezen in deze wereld. Ook naar de man of vrouw met wie je niet kunt opschieten, die je soms haat. Omdat je hem of haar niet begrijpt. Naar een vijand. Geef liefde, geef. Wacht niet om een bedankje, geef gewoon.

Waarom ik het vol hield? Omdat het moest? Omdat het was afgesproken? Omdat ik mezelf wilde helpen? Mezelf wilde verlossen van vijandige gevoelens? Ik weet het niet. Ik deed het, in meditatie, met aandacht. Ik zat en wandelde. En ik bleef zitten en wandelen. Zwijgend, alleen in en met mezelf. Alleen. Eenzaam en toch niet alleen. Ik voelde alleen mezelf, ik keek in mezelf, ik voelde mezelf, vechtend, gespannen op zoek naar ontspanning.

Af en toe ontspande ik. Dan bleek ik even weg geweest, had ik geslapen of was ik eenvoudigweg de tijd en mijn aanwezigheid vergeten. Ik was vergeten dat ik iets moest. Ik voerde geen strijd meer. Ik wilde niet beter zijn, ook niet beter dan anderen. Ik had de spanning losgelaten. Ik was los geweest, los van energie. Ontspanning.

Virañani bemoedigde ons, gaf weer nieuwe instructies en zei alweer vooral ontspannen te zijn. ,,Doe wat je goed vindt, doe wat bij jou past, wees lief voor jezelf, wees jezelf: je mag er zijn, je bent er al. Niets hoeft, er is niets dat je nodig hebt om je beter te voelen. Dit is het, dit ben jij. Relax.”

BUN-Sangha-Metta5-xUitgeput kroop ik elke avond in bed. Totaal vermoeid. Maar de slaap kon ik niet vatten. Adrenaline? Al genoeg ontspanning en stilte gehad? Ik lag, dacht en luisterde naar de stilte. Het geluid van een bons-bons-muziekfestival drong vanuit de verte door tot in mijn sobere cel. Ik hoorde het eerst verstoord aan, hoezo stilteretraite? Maar ik merkte al gauw dat het niet meer dan geluid was.

Om vijf voor zes hoorde ik in de gang een belletje rinkelen. Tijd om op te staan, tijd voor een uur meditatie. Buiten tjilpten de vogels al. Ze streelden mijn oren. De lerares zat er al. Ze zei niets. Ze had haar ogen dicht. Niemand zei iets. Iedereen sloot zijn ogen. Het was stil, alleen maar stil.

Na de laatste ochtend van stilte en contactloze gemeenschap mochten we in een kring gaan zitten én praten. De uren van stilte waren voorbij. Ik zag mensen, ik zag hun ogen, hun emoties. De een sprak over zijn ervaringen, de ander over dankbaarheid, weer een ander vertelde over heroverde liefde, en een man zei dat hij eindelijk het gevoel had dat hij zichzelf kon zijn. Hij voelde zich eindelijk normaal. Want ieder mens is normaal. ,,Dank u dat ik normaal, mezelf, mag zijn.”

Ik keek op me heen en voelde eindelijk contact. Mensen keken naar mij. Ik keek naar die mensen, naar hun tranen, naar hun bewegingen, naar hun ogen. Ze leefden weer. Ik vertelde iets over mijn opluchting, dat ik eindelijk (weer) contact had. Ik was niet langer alleen, ik voelde me niet langer eenzaam.

Is dat het? Kan ik niet zonder mensen die contact maken? Niet zonder mensen die in verbinding staan met mij? Alleen is maar alleen. Alleen worstelend met liefdevolle vriendelijkheid voor mezelf en mijn ergste vijand. Ieder mens is toch alleen? Ieder mens is toch op zoek naar contact en herkenning? Naar bevestiging.

%d bloggers liken dit: