Tag Archives: Max Planck Instituut

Mediteren en schrijven zonder doel, dat moet mogelijk zijn

17 jul

Boeddha Speuld

Ga gewoon zitten en schrijf, hoor ik een stemmetje in mijn hoofd. Dan zie ik wel wat er komt, mogelijk iets recht uit mijn hart. Gewoon wat op dit moment in mij leeft. Zoiets als de twijfels of ik wel een bijzonder, lezenswaardig, stukje ga schrijven dan wel volslagen onzin.

Het is als de manier waarop ik zou moeten mediteren. Niet gaan zitten met verwachtingen, hopend iets te ontdekken in mijn hoofd, mijn hart of waar ook in mijn lichaam dat ik niet eerder heb ervaren. Zitten (schrijvend of mediterend) zonder een echt doel. Voetballen zonder een doelpunt te hoeven maken. Er alleen maar zijn en zien wat ervan komt.

Zoals het mij al een decennium vrijwel dagelijks tijdens mijn meditatiezitting vergaat, zo verging het mij bijna een halve eeuw als beroepsschrijver (dan wel schrijvend journalist). Een handeling met een doel, in de hoop aan (bepaalde) verwachtingen te beantwoorden of toch zeker er profijt van te trekken – zodat op z’n minst mijn ego groter wordt.

Deze overeenkomst komt in mij op, terwijl ik ben nu begonnen met schrijven. Gaan zitten alsof je begint met mediteren en schrijf. Zie maar wat er opkomt. Focus op je vingers die (onbewust of bewust) letters op het toetsenbord raken. Laat woorden zich aandienen zoals gedachten tijdens het mediteren. Laat ze komen, zonder er verder over na te denken. Ze zijn gekomen en staan nu zomaar op het beeldscherm, gestuurd door impuls.

Was het maar als schrijver (schrijvende journalist) zo’n feest geweest. Ik heb het idee dat ik heel vaak heb geschreven met een doel. Om te voldoen aan verwachtingen van de hoofdredacteur, de chef, de lezers en anderen. Of iets anders te schrijven: ik doe lekker niet wat anderen willen. Maar ook dat is dus met een doel.

Zo is het mij ongeveer net zo met mediteren vergaan. Ik bedoel dan de overeenkomst met verwachtingen en hoop op respons. Niet dat ik anderen wilde plezieren of provoceren, maar het op een kussen gaan zitten met een doel. Al die jaren was ik bezig aan mijn meditatie te sleutelen. Dan weer las ik dat het zo moest, dan weer zus. Of ik luisterde naar de adviezen van ervaren boeddhisten en meditatie-instructeurs: zit zus, zit zo, zit comfortabel, focus op je adem, laat gedachten komen en gaan, zit zonder doel en zie wat er gebeurt. Of, de mooiste die ik ooit las, van wijlen mijn leraar Chögyam Trungpa Ripoche: verveel je!

Het lukte maar niet.

Dan las of hoorde ik weer van anderen dat ze wél veranderingen bij zichzelf hadden waargenomen. Waakzamer, rustiger, geduldiger, vriendelijker of weet ik wat voor vrediger stemming. Ze zagen meer of iets wat ze nog niet eerder hadden waargenomen. Hadden zij dan (wél) een doel voor ogen gehad? Nee, ze waren gewoon gaan zitten, nauwelijks langer of vaker dan ik. Ze hadden gewoon ervaren wat er (bij toeval?) in hen op was gekomen, wat hun was toebedeeld.

test ricard

Mathieu Ricard ondergaat testen in het Max Planck Instituut in Leipzig

Ik wist het al: hersens zijn flexibel. Hersencellen verbinden zich met elkaar door training; synapsen vinden elkaar door ‘beoefening’, zoals dat in boeddhisme wordt genoemd. Kortom: je kunt veranderen door meditatie. Mathieu Ricard, een boeddhistische monnik en rechterhand van de Dalai Lama, die al meer dan veertig jaar intens mediteert, onderging testen aan het Max Planck Instituut in Leipzig onder leiding van directeur Sociale Neurowetenschappen Tania Singer. En daaruit bleek dat wel degelijk verandering is opgetreden en dat tijdens meditatie of bepaalde gedachten (zoals altruïsme) iets gebeurt in de hersens. En niet alleen bij hem. Meer monniken en mensen die al enige tijd mediteren, overkomt hetzelfde. Lees bijvoorbeeld twee recente boeken: ‘Het no-nonsense meditatieboek – over hoe bewust zijn je mentale en fysieke gezondheid kan versterken’ van neuroloog Steven Laureys (met medewerking van Mathieu Ricard) en ‘Een kleine meditatiegids’ van zenboeddhist Tom Hannes.

Misschien zijn ze gewoon gaan zitten, zonder doel. Misschien niet. Maar, wat moet ik nou? Misschien ben ik toch iets veranderd, maar merk ik er te weinig van – minder dan ik verwachtte (begeerte?). Wel denk ik meer te voelen.

Er is meer dan ik jarenlang heb gevoeld, meer dan de bovenlaag, meer dan ik ooit heb toe willen geven. Dat er meer is dan de buitenkant. Van binnen huist een mens die lang verborgen is gebleven. Kwetsbaarheid, onzekerheid en angst. De vrees om afgewezen te worden, dat mijn stukjes ondermaats of onzinnig gevonden worden. De vrees voor de realiteit. Door meditatie en spontaan geschreven stukjes leer ik de realiteit zien. Dit ben ik echt, helemaal, van onder tot boven, van buiten en van binnen. Een écht mens.

De auteur is vriend van Shambhala Leiden

Deze column is gepubliceerd op de zomereditie van de website van het Vrienden van het Boeddhisme (http://www.vriendenvanboeddhisme.nl/)

Een mogelijk nieuwe liefde: altruïsme

2 mrt

Vredelievende mensen allemaal in de zaal. Zeer waarschijnlijk. Anders waren ze niet naar De Nieuwe Liefde in Amsterdam gekomen om naar Matthieu Ricard te luisteren. Hoe hij altruïsme had leren doorgronden en waarom hij dat nu onder meer via zijn boek ‘Altruïsme: de kracht van compassie’ onder de aandacht wil brengen. Het boek telt ruim 800 pagina’s. Wie dat te veel vindt, kan naar zijn lezingen gaan en luisteren. YouTube biedt uitkomst.

Boeddhisten kennen hem zonder twijfel. Ricard is een Fransman die veertig jaar geleden naar de Himalaya trok. Hij was gepromoveerd als moleculair bioloog en zijn vader, Jean-François Revel, was hoogleraar filosofie. Vijftien jaar geleden schreven zij samen een boek (in dialoog) ‘De monnik en de filosoof’. Ricard leefde jarenlang in afzondering in de Himalaya en woont nu in een klooster in Kathmandu, Nepal. Hij leerde van monniken en lama’s en van urenlange meditaties en contemplaties. Ook is hij tolk van de Dalai Lama.

AppleMark
Naar een man met zoveel kennis ga je zeker luisteren. Vooral omdat hij meent dat de samenleving toe is aan (meer) altruïsme. Ook omdat je beseft dat het niet zo niet langer kan, met al die agressie en dat egocentrisme om ons heen. Weet Ricard het antwoord? En wat is dan altruïsme? Hoe kun je dat leren? Waarom zou je dat leren? Boeddhisten voelen het aan, maar juist anderen die niet alleen vrede willen maar ook daarnaar willen handelen, horen en lezen graag meer.

Zo gemakkelijk is het niet. Anders zou Ricard er niet anderhalf uur over uitweiden en er een boek van ruim 800 pagina’s over schrijven. ‘Leven is nuttig voor anderen,’  citeert hij Seneca, een Romeinse schrijver en stoïcijns filosoof (4 v.Chr.-65 n.Chr.),  op de eerste pagina van het indrukwekkende boek. Maar daarmee is nog lang niet alles gezegd. Inzichten van sociaal psychologen, sociologen en filosofen volgen elkaar op in Ricards ‘bijbel’.

Te beginnen bij de Franse filosoof en grondlegger van het positivisme, Auguste Comte (1798-1857), die zegt dat altruïsme ‘uitschakeling van egoïstische verlangens en egocentrisme’ is en ‘een leven leiden dat gewijd is aan het welzijn van anderen’. De Amerikaanse filosoof Thomas Nagel voegt er in 1970 in zijn boek ‘The possibility of altruïsm’ aan toe: ‘het rechtstreeks belang dat een ander heeft bij jouw daden, vanwege het simpele feit dat de belangen van die ander jouw handelen motiveren’.

Onbaatzuchtig handelen. Daar komt het toch op neer? Niet een ander helpen met de bedoeling jezelf te complimenteren of er iets voor terug te krijgen. Dan draait het toch weer om het zelf. Ik weet het: het draait altijd om het zelf. Het lijkt niet uit te roeien. En is het niet zo dat mensen egocentrisch worden geboren? En als dat niet zo is, dan wordt ons toch door onze ouders en onze omgeving geleerd vooral aan jezelf te denken. Wie mee wil in deze harde, competitieve wereld heeft als individu de plicht voor zichzelf op te komen. Belangwekkende filosofen als Friedrich Nietzsche en Max Stirner hebben dat toch ook beweerd?

Ricard bestrijdt dit. Zeker onder traditionele volkeren in de Himalaya vond hij vriendelijkheid in de vorm van altruïsme die ver afstond van het gedrag waarmee hij in Parijs werd geconfronteerd, als jongen en zoon van erudiete ouders (vader was filosoof, schrijver, journalist en directeur van weekblad L’Express, moeder was kunstenares Yahne le Temoulin). ,,Deze mensen zijn veel minder met zichzelf bezig”, vertelde Ricard in Amsterdam.

Ricard Ted
De Fransman gaf een voorbeeld van oudere kinderen, tussen zes en negen. ,,Neem hen mee naar een ziekenhuis om een ander kind te bezoeken. Vraag twee weken later of het kind opnieuw mee wil gaan en je hebt 70 procent kans dat dat zo is. Heb je het kind na het eerste bezoek een beloning gegeven – snoep of zo – dan is de kans veel kleiner dat het kind nog mee wil. Het wil dus wel mee om te troosten of te helpen, maar niet omdat het een lolly krijgt.”

Ricard beweert: ,,Tussen zijn tweede en vijfde werkt een kind spontaan mee met de anderen. Het is pas later dat het begint te beseffen dat niet alle mensen lief en behulpzaam zijn en dat het zich tegen dat soort mensen leert te beschermen. Vanaf twaalf of dertien breidt de empathie zich weer uit en begint het kind zich verwant te voelen met kinderen uit bijvoorbeeld Bangladesh. In traditionele samenlevingen, zoals in de Himalaya, voelt iedereen zich betrokken bij de anderen. Je hoeft tegen een jongen van tien niet te zeggen dat hij zich moet bekommeren om zijn zusje van drie. Dat gebeurt daar spontaan.”

Hij stal de harten van het publiek in De Nieuwe Liefde. Of zijn inzichten de samenleving bevrijden van egocentrisme valt te bezien. Maar naar mijn idee biedt altruïsme perspectief. Nu nog de vraag hoe je dat bereikt. Ricard heeft door neurologische testen (hersenscans) te ondergaan bij onder meer de Duitse Tania Singer, directeur en onderzoeker Sociale Neurowetenschappen aan het Max Planck Instituut in Leipzig, gezien dat meditatie en contemplatie veranderingen in de hersens teweegbrengen. De verkleuringen en oplichtende delen zijn duidelijk waar te nemen. Meditatie en contemplatie hebben wel degelijk effect. Maar dat was al eerder aangetoond, onder meer bij mediterende monniken.

ricard test2 

Alleen al voortdurend oefenen met altruïsme, denken aan anderen helpen en voor anderen zorgen, leidt tot verandering van het gedrag. Het is als met leren schaatsen en zwemmen: oefenen, oefenen, oefenen. Hersens zijn flexibel, zo is gebleken.

Ricard heeft me al weer aan het denken gezet. Niet alleen door zijn voordracht, maar vooral door zijn immense en permanent lezenswaardige boek. Ik probeer mijn (egocentrische) gedrag te veranderen door meditatie en contemplatie. En ik verander, langzaam, heel langzaam. Soms toch weer niet en krijg ik een ‘terugslag’. Als ik maar blijf oefenen. Ik voel dat het kan werken. Voortdurend denkend aan het slot van het boek waar Ricard opnieuw Seneca citeert: ‘Het is niet zo dat we niet durven omdat het allemaal zo moeilijk is. Het is allemaal zo moeilijk omdat we niet durven.’

Op die avond in Amsterdam maakte ik kennis met een mogelijk nieuwe liefde: altruïsme.

Deze column is in een kortere gepubliceerd op de website http://www.vriendenvanboeddhisme.nl/

NB: De Morgen, dat het boek als vijfde bestempelde van de beste boeken van februari: ‘Het heeft iets van de Bijbel, het nieuwe boek van Matthieu Ricard: vuistdik, bijna negenhonderd pagina’s, en ongetwijfeld het diepgravendste en breedste boek ooit geschreven over altruïsme.(…) Ricard bekijkt zijn onderwerp vanuit alle mogelijke hoeken en besluit dat alleen naastenliefde ons nog kan redden.’

Binnenkort een uitgebreid artikel in The Optimist

%d bloggers liken dit: