Tag Archives: Hillsborough

‘Die dag drong het tot mij door dat voetbal waanzin is’

10 mei
Neal Scirea

Liverpool-aanvoerder Phil Neal (links), de Zwitserse scheidsrechter André Daina (midden) en Juventus-aanvoerder Gaetano Scirea (rechts) vóór de aftrap van de Europa-Cupfinale van 1985.

Dit telefonische interview had ik voor NRC Handelsblad tien jaar na het Heizeldrama met de Liverpool-aanvoerder van destijds, Phil Neal. Een dag later nam ik ruim acht maanden van rust, afstand en bezinning die me kort daarvoor door mijn huisarts was voorgeschreven.

Op woensdagavond 29 mei 1985 vonden 39 voetbalsupporters bij de Europa-Cupfinale tussen Juventus en Liverpool de dood. Dronken Engelsen vertrapten de Italiaanse fans in vak Z. Phil Neal was aanvoerder van Liverpool. Hij moest zijn verslagen spelers zeggen dat ze ondanks de doden moesten voetballen. ‘Iedereen is gestraft, maar niet de man die het stadion heeft uitgekozen.’

29 mei 1995. Vandaag brengt Phil Neal een bos bloemen mee voor zijn vrouw en vanavond gaat hij met haar in hun favoriete restaurant in Liverpool eten. Zoals elk jaar op 29 mei, wanneer de Neals hun trouwdag gedenken. Zoals elk jaar zullen ze vanavond terugdenken aan die woensdagavond 29 mei in 1985. ‘Soms heb ik er maanden lang niet aan gedacht. Gewoon omdat ik geen tijd heb, omdat het leven maar doorgaat, omdat ik mijn werk heb en omdat voetbal alles doet vergeten. Maar op mijn trouwdag dringt het altijd weer tot me door. Die avond in Brussel heeft mij getekend. Die avond is tot mij doorgedrongen wat voor een waanzin voetbal veroorzaakt, dat voetbal waanzin is.’

Phil Neal was op die avond, tijdens de avond van de finale van de Europa Cup tussen Liverpool en Juventus, rechtsback en aanvoerder van de Engelse kampioen. Al jaren was hij aanvoerder van het beste Europese elftal van de jaren tachtig. Voor de vijfde maal zou hij die avond een Europa-Cup-finale spelen. Een mijlpaal waar de toen 34-jarige Neal naar uitzag omdat weinig andere voetballers hem dat in Europa zouden kunnen nazeggen. Het werd een zwarte avond: ‘Ik kan me niet herinneren dat ik in de wedstrijd een bal heb geraakt.’

Het is eigenlijk geen avond om te gedenken, vindt Neal. ‘Niet voor Liverpool. Omdat Liverpool-fans een fout hebben gemaakt. Omdat er alleen Juventus-fans zijn gestorven, en dat was de schuld van dronken Liverpool-fans. Aan zulke fouten wordt men in Liverpool niet graag herinnerd. Wij waren niet de slachtoffers, maar de Italianen. Nu u er naar vraagt, begint mijn hoofd weer te tollen. Nu word ik weer kwaad, zoals ik jarenlang kwaad geweest ben, midden in de nacht, kwaad op iedereen. Alleen maar omdat er nog iemand rondloopt die dàt stadion heeft uitgekozen om er een Europa-Cupfinale te spelen. Het is een schande, dat die man, die instantie, de UEFA of wie dan ook dat heeft kunnen doen en nooit schuld heeft bekend.’

Neal hakkelt een beetje aan de telefoon, hij zoekt naar de juiste woorden. ‘Ergens in mijn hoofd is een helse jacht gaande. Ik weet die spanning weg te drukken, maar als mij er naar gevraagd wordt begint het weer te spoken. Een rechter heeft Liverpool-fans gestraft, een officier van de Belgische politie en de secretaris van de Belgische bond. Liverpool is geschorst, alle Engelse clubs zijn verbannen. Maar wie heeft het lef gehad dat stadion te kiezen, dat atletiekstadion wat geen voetbalstadion was, wat gewoon een ruïne was? Er is één man van de UEFA, de secretaris, Bangerter, die een lichte straf heeft gehad. Maar hij kan toch nooit de verantwoordelijke man zijn geweest. Zo is de voetbalwereld. De fans krijgen altijd de schuld. Maar dat soort mannen loopt lachend het stadion uit.’

Tien weken geleden werd Neal ontslagen als manager van Coventry City. Het was een vervelende dag, het regende en zijn vrouw was ziek. Maar het nerveuze voetballeven kan hem niet meer verontrusten. Nadat hij in december 1985, een half jaar na het Heizeldrama werd afgedankt als voetballer bij Liverpool, was hij zesenhalf jaar speler-manager bij Bolton Wanderers. Het was een leuke tijd: in de derde divisie, geen spanning, tussen leuke mensen. Hij heeft een zoon, die in het tweede elftal van Liverpool speelt. ‘Ik ben trots op hem. Want hij is ontdekt en een paar jaar geleden naar Liverpool gehaald door Kenny Dalglish. En als ik Kenny zie, denk ik aan Heizel. Kenny wist als enige speler op die avond in Brussel dat hij de volgende dag de nieuwe manager van Liverpool zou worden. Van het nieuwe Liverpool. Kenny is door een hel gegaan. Kenny, die nooit iets zegt, die nooit zijn gevoel toont, Kenny die nu met Blackburn Rovers kampioen is geworden, Kenny is een diep teleurgesteld mens. Maar hij wil nooit dat het om hem gaat. It’s always the lads.’

Dalglish verlaat Heizel

Kenny Dalglish verlaat het veld van Heizel

Wie het echte voetballeven wil doorgronden, zegt Neal, moet Dalglish aan het praten krijgen. ‘In 1971 was hij als speler van Celtic getuige van de dood van 66 supporters in het Ibrox Park in Glasgow, in 1985 was hij als speler van Liverpool getuige van 39 doden in het Heizelstadion en in 1989 was hij als speler-manager van Liverpool getuige van 96 doden in het Hillsboroughstadion van Sheffield. Ik heb zelden meegemaakt dat iemand zo betrokken is bij de opvang van de Liverpool-supporters na Hillsborough als Kenny. Kenny stapte een paar jaar later plotseling op als manager. Niemand heeft geweten waarom. Hij had last van zijn hart, van hyperventilatie, van spanning, werd gezegd. Maar Kenny is wel terug in het voetbal. Ik denk dat ik weet waarom.’

Phil Neal schreef in 1986 het boek Life at the Kop, waarin hij vertelt hoe hij elf jaar lang heeft gevoetbald onder het immense lawaai van de supporters op de Kop-tribune van Anfield. Wie zijn boek heeft gelezen, wie ooit onder de poort van het Liverpool-stadion is doorgelopen, waarboven in gietijzeren letters staat geschreven You’ll Never Walk Alone, wie de marmeren gedenksteen ernaast heeft gezien ter nagedachtenis aan het Hillsboroughdrama, die begrijpt dat er maar één club is waar voetbal meer dan sport is.

Neal wil het indringende relaas van Heizel dat hij in zijn boek deed, liever niet herhalen. ‘Lees het nog maar eens. Ik wil er liever niet aan herinnerd worden. De wedstrijd was trouwens een farce. Vanaf het moment dat we wisten dat de wedstrijd door zou gaan, wisten we dat maar één ploeg kon winnen. Maar ik kan het nooit bewijzen. Toen Whelan in de eerste helft duidelijk onderuit gehaald werd in het strafschopgebied, wilde scheidsrechter Daina niets van een strafschop weten. Maar toen Gillespie vijf meter buiten het strafschopgebied Boniek neerlegde, gaf de scheidsrechter een penalty, waaruit Platini het enige doelpunt zou maken.’

Neal weet niet wie de beslissing heeft genomen de wedstrijd door te laten gaan. Dat Daina vond dat de finale beter gespeeld kon worden, omdat anders de situatie nog meer uit de hand zou lopen, vindt hij een begrijpelijke beslissing. ‘Een waanzinnige beslissing weliswaar, maar er was geen alternatief. Toen ik als aanvoerder uit de kleedkamer werd geroepen om het besluit van de UEFA over het doorgaan van de wedstrijd te horen, was ik verbijsterd. Maar ik wist dat er geen uitweg was, hoewel er al zo’n dertig doden waren gevallen. Ik kwam terug in de kleedkamer, waar alle spelers met hun hoofd in hun handen hingen. Ze wisten het, ze wisten alleen nog niet wie er dood waren, Italianen of Liverpoolfans. Ik zag Sammy Lee zitten, een echte Liverpool-jongen die jarenlang zelf op de Kop had gestaan. Hij huilde, hij schaamde zich voor wat Liverpool overkwam. Niemand wilde voetballen, niemand wilde nog het veld op. Ze zaten daar en ze zeiden niets, Sammy huilde en Kenny keek uit het raam van de kleedkamer, waar hij kon zien hoe brancards af en aan werden gedragen. Kenny zweeg, zoals iedereen.’

Juventus-aanvoerder Gaetano Scirea en Phil Neal werden gevraagd naar de omroepkamer te komen om een tekst voor te lezen. Neal: “Onderweg begreep ik dat de Juventus-spelers wilden dat de wedstrijd werd afgelast. Ik liep de tribune op en werd geraakt door allerlei voorwerpen die Italiaanse fans naar mijn hoofd gooiden. Ik werd bespuwd, er werd geschreeuwd. Ik verstond het niet, maar ik begreep het wel. Nooit heb ik me zo ellendig gevoeld. Ik had het gedaan, ik had Juventus-fans vermoord, ik was er een van Liverpool.”

Toen Neal voor de microfoon stond, keek hij op en zag aan de overkant wat er van vak Z was overgebleven. ‘Een slagveld. Het was oorlog. Een man duwde mij een papier in de hand en zei dat ik dat moest voorlezen. Ik las dat de wedstrijd zou doorgaan en dat wanneer na vijf minuten de toeschouwers nog steeds niet rustig waren geworden, de scheidsrechter de wedstrijd zou staken. Ik zei tegen de man dat ik dit nooit van mijn leven zou voorlezen, ik wilde mijn eigen woorden kiezen. Ik weet niet meer wat ik heb gezegd, maar het was een algemene oproep tot gezondheid en kalmte. Wat moest ik anders zeggen?’

Dat Platini juichte nadat hij de strafschop had benut en dat Juventus een ereronde maakte met de beker, wordt jaren na het Heizeldrama nog een schande genoemd. Neal vindt het ‘geen teken van een heldere geest’. Maar wat moest Platini anders? De beker weigeren? ‘Weglopen en tegen de UEFA zeggen: fuck you? Iedereen die in die waanzin iets moest doen, deed vreemd. Niemand kon je die dag iets verwijten. Alleen die man die het in zijn hoofd had gehaald dat stadion aan te wijzen. Die man moet worden opgespoord. UEFA-voorzitter Jacques George? Ik weet het niet.’

De 64-jarige Joe Fagan was in Brussel voor de laatste maal manager van Liverpool. De volgende dag zou hij worden opgevolgd door Dalglish. Neal ondersteunde de huilende man bij aankomst op Speke Airport in Liverpool. ‘Hij had de Europa Cup nog eenmaal naar Liverpool willen brengen. Maar het mocht niet. Teleurgesteld keerde hij terug. Teleurgesteld in voetbal, teleurgesteld in zijn Liverpool-fans. Zes weken lang heb ik met niemand buiten mijn familie gesproken. Mijn vrouw nam de telefoon op. Ik heb zes weken lang slecht geslapen. In de kranten las ik dat Grobbelaar en ik met voetbal waren gestopt. Dat kon niet: ik ben geen vluchter. Later begreep ik dat Bruce dat verhaal had verkocht. Ik was niet eens kwaad op hem. Ik wilde nog één ding: de klap verwerken en weer kampioen worden met Liverpool.’

Maar Neal kwam weinig meer aan spelen toe. De nieuwe speler-manager Kenny Dalglish ontnam hem zijn aanvoerdersband en stelde hem nauwelijks meer op. ‘Ik was 34, ik voelde dat mijn tijd was gekomen. Ik nam het Kenny niet kwalijk. Kenny moest het beste elftal opstellen. De verkilling had toegeslagen. Een mens als Kenny moest als manager zakelijk zijn. In december 1985 ben ik gestopt. Ik kreeg een afscheidswedstrijd, wat vage toezeggingen en een vrije transfer. De voorzitter durfde me niet in mijn ogen te kijken. Toen Liverpool in mei weer kampioen werd, stuurde Kenny mij de kampioensmedaille. Omdat ik veertien wedstrijden had gespeeld, ik had er recht op.’

Phil Neal (44) wordt zelden gevraagd naar zijn ervaringen. Dezer dagen wel, in praatprogramma’s van de BBC-radio bijvoorbeeld. Maar het liefst verdringt hij zijn herinneringen. ‘Ik heb een videotheek met banden van alle belangrijke wedstrijden van Liverpool. Ook de finale van 1985. Ik heb er nooit naar gekeken. Ik zal er ook nooit naar kijken. Ik zou me weer schamen, ik zou weer verdriet hebben, ik zou kwaad worden. Ik wil van voetbal genieten, ik wil er geen verdriet van hebben. Ik weet nu dat we in een wereld vol waanzin leven. Morgen stort misschien een stadion in. En overmorgen voetballen ze overal weer verder. Zo denken wij in Liverpool. Ik kom uit Northampton, maar ik ben in Liverpool blijven wonen. Niet bij de mensen die Liverpool regeren, alleen dicht bij de fans die Liverpool in hun hart dragen.’

De trauma’s van de stoere jongens uit Liverpool

15 apr

hillsborough
Op 15 april 1989 voltrok zich de ramp op Hillsborough. Onderstaande reportage uit Liverpool schreef ik op 29 april 1991 in NRC Handelsblad.

Anfield Road 1, een paar honderd meter van het stadion van Liverpool Football Club. Een sober, in vuurrood baksteen opgetrokken huis aan de rand van het Stanley Park. Vroeger woonde hier de beheerder van het park. Sinds twee jaar doet het gebouw dienst als het Hillsborough Disaster Advice Center. Nog zeker eenmaal in de week loopt een man, een vrouw, een jongen of een meisje hier voor het eerst sinds 15 april 1989 binnen omdat hij of zij niet langer de trauma’s kan verwerken van de verschrikkelijke ramp tijdens de voetbalwedstrijd tussen Liverpool en Nottingham Forest in het Hillsborough stadion van Sheffield.

Door Guus van Holland
LIVERPOOL. Er moeten nog duizenden mensen rondlopen, in Liverpool, Sheffield, Nottingham en op andere plaatsen waar men deelgenoot was van het drama waarbij 96 toeschouwers werden doodgedrukt. Chris, een van de twaalf sociaal werkers in het opvangcentrum, beseft dat zij nog maar het ‘topje van de ijsberg’ kennen. Tel maar na: vijftigduizend toeschouwers waren er in het stadion, hun familieleden, vrienden en buren, en dan al die mensen die door de rechtstreekse tv-reportage van de halve-bekerfinale werden geconfronteerd met de tragedie. ,,Een probleem is”, weet hij, ,,dat veel mannen niet durven toegeven dat zij nog altijd getraumatiseerd zijn.”

Held like a baby in the arms of a proud father,
Held so tightly, unable to move.
Short of breath, am I close to death?
I see pain in people’s faces, they reach out for me
It’s their last breath.
I give up on life, I can’t hold on anymore,
Like a drowning man I’m pullend ashore.
I wish the 15th April was fateful for me.
I’ve suffered too much pain…
To come away from Hillsborough with my life, Was no gain
.
(Stuart Littlewood, Liverpool)

Stoere jongens uit Liverpool, die huilen niet. Ze zijn er wel. Jongens als Stuart, van wie bovenstaand gedicht afkomstig is. Of Alf. Hij is een overlevende van de ramp op de Lepping’s Lane-tribune. Een echte Liverpool-fan, bijna zijn hele leven al. Hij hoorde de ribben van een man kraken tegen het hek, waarvan hij zichzelf net had weten los te maken. Hij keek naar beneden en zag dat de man dood was.

Hoe Alf het verwerkte? Hij vroeg zijn baas drie weken vrij, maar deze weigerde. Alf vertrok naar Glasgow, hing dag in dag uit in de kroeg en vond zichzelf een paar weken later bij een benzinestation aan de autoweg terug naar Liverpool, volkomen ontredderd. Hij heeft geen werk meer, durft sinds kort weer naar het stadion, en is niet meer elke dag dronken. De gesprekken en therapieën in het opvangcentrum hebben hem al veel geholpen. ,,Liverpool is mijn leven, ik wil sterven voor mijn stad en mijn club.”

Veel mannen zeggen op zaterdagmiddag tegen hun vrouwen dat ze naar het voetballen gaan. In werkelijkheid zitten ze in de kroeg. Ze durven er niet voor uit te komen dat ze niet meer kunnen, dat ze niet herinnerd willen worden aan Hillsborough.

Anderen dwalen nog door de stad, ze zullen geen doel meer vinden in het leven. Jonge supporters, Chris kent ze, hebben regelmatig last van agressieve buien. Ze vernielen dan alles in de stad. Ze zijn zo kwaad op zichzelf. Ze voelen zich schuldig. Sommigen hebben zich op het centrum gemeld of lieten zich sturen. ,,We zijn weggelopen, terwijl vrienden van ons stierven. Hadden we niet moeten blijven? Hadden we moeten helpen? We hadden samen dood moeten gaan.”

De symptomen van de getraumatiseerde betrokkenen lopen uiteen: niet kunnen of durven slapen, flashbacks, verdriet, agressie, angst, vluchten, drankmisbruik, vernielzucht, niet eten, zelfmoordpogingen. De dood van nabij hebben gezien, kan desastreuze gevolgen hebben voor lichaam en geest. Veel klachten worden niet herkend als psychosomatisch. In Hillsborough Interlink, het driemaandelijkse blad voor mensen die betrokken zijn geweest bij de ramp, schrijft een meisje dat ze een jaar na Hillsborough ernstig ziek werd. Ze had veel gedronken en gerookt, maar vertelde aan niemand waarom. Ze vermagerde sterk, moest veel overgeven. Artsen onderzochten haar, dachten aan kanker en namen haar een paar weken ter observatie op in het ziekenhuis. ,,Ik verloor mijn baan, mijn vriend, mijn lach en mijn hart.”

Haar probleem was dat ze niet in Liverpool woonde. In haar dorp kon ze niet praten over haar bezoek aan Hillsborough. In het ziekenhuis uiteindelijk wel. Ze is weer gezond, ze is in Liverpool gaan wonen en trouwt binnenkort met een Everton-fan.

Chris en zijn collega maatschappelijk werkers organiseren praatsessies voor de betrokkenen, bezoeken met hen de plaats van de ramp, gaan gezamelijk met hen naar voetbalwedstrijden en bespreken hun ervaringen. Video’s van de tv-opnamen worden als confrontatiemateriaal gebruikt. In het blad Interlink, dat in de stad wordt verspreid, kunnen overlevenden, nabestaanden en oogetuigen hun trauma’s van zich afschrijven in brieven, verhalen en gedichten. Brochures als Coping after Hillsborough worden uitgedeeld in de stadions. Er is een Hillsborough-Helpline, waarnaar dag en nacht gebeld kan worden. ,,Of het helpt? We hopen het. Als we maar beschikbaar zijn”, relativeert Chris.

Hillborough-stadium-disater-2
Twee weken geleden maakte de Europese voetbalfederatie bekend de schorsing van Liverpool op te heffen. Engelands meest besproken voetbalclub mag weer meespelen in de Europa-Cuptoernooien. Nee, er was geen feeststemming, er werd nauwelijks over gesproken in Liverpool. ,,Er heerste zoiets van: het werd tijd”, heeft Chris ervaren. ,,Maar misschien is dat helemaal niet belangrijk meer. De mensen voelen slechts narigheid. Er is zoveel gebeurd de laatste jaren. De competitie is belangrijk genoeg om het Liverpool-gevoel te kunnen ondergaan. Anderen zijn misschien wel bang. Liverpool-fans zullen worden uitgedaagd door Hollandse en Duitse hooligans.”

Peter Robinson, secretaris-generaal van Liverpool Football Club, geeft toe dat er geen feest was in Liverpool. ,,We moesten ons toch eerst nog kwalificeren. Een dag na de bekendmaking stond er een belangrijk duel op het programma. Nu, twee wedstrijden verder, zijn we zeker tweede en misschien worden we nog wel eerste als Arsenal instort. We kunnen ons nu gaan voorbereiden op de Europa Cup.” Bang voor nieuwe problemen met supporters is hij niet. ,,Voor het Heizeldrama in 1985, waarna we geschorst zijn, waren er in de 21-jarige geschiedenis van Liverpool in de Europa Cup nooit problemen. We hebben tijdens onze schorsing regelmatig vriendschappelijk gespeeld in Europa om contact te houden. Er zijn toen fans meegereisd, geen problemen gehad.”

Een paar jaar geleden waren er weliswaar vechtpartijen met Manchester United-supporters, maar dat was buiten het stadion, verweert Robinson zich. ,,Dat werd meteen breed uitgemeten in de pers. Begrijpelijk, Liverpool wordt gevolgd. We hoeven maar iets te doen of we zijn weer de boze wolf.” Dat een paar veerbootmaatschappijen weigeren Manchester-fans van Engeland naar Nederland te vervoeren voor de Europa-Cupfinale in Rotterdam, vindt hij niet verontrustend. ,,Er is tenslotte veel gebeurd op die boten de laatste jaren. We zullen moeten aantonen dat we op de goede weg zijn. En dat kan jaren duren.”

Het hooliganisme is nog niet de kop ingedrukt, beseft Robinson. Maar sinds de hekken zijn weggehaald tussen de tribunes en het veld in de Engelse stadions, maakt de zieke kans op genezing.

Naar aanleiding van het Hillsborough-drama moeten in alle stadions de staanplaatsen verdwijnen. In het stadion van Liverpool is alleen nog de befaamde Spion Kop een staantribune, die door 16.000 mensen kan worden bevolkt. Maar over twee jaar zal ook die alleen maar zitplaatsen bevatten: 10.000. Niet alle Kop-bewoners nemen deze maatregel Liverpool in dank af. ,,Het is een dolksteek in het hart van Liverpool. Maar met tradities alleen kunnen we niet leven”, zegt de man op wie de club al 26 jaar drijft.

In 1994 moet de verbouwing van het stadion zijn voltooid. Dan kunnen 38.500 toeschouwers zittend genieten van de Liverpool-wervelwind. Dan kan de club pronken met 35 prive-boxen. Want zelfs voor een volksclub is die formule onvermijdelijk. ,,We hebben het om principiele redenen altijd kunnen tegenhouden. Klasseverschil hoort niet in de voetbalclub Liverpool”, beseft Robinson. ,,Maar de verbouwing kost ons 11 miljoen gulden. Met de verhuur van prive-boxen kunnen we dat terugverdienen. Als we dat niet doen, moeten de entreeprijzen omhoog. Dan is de Liverpool-fan slechter af.”

De schorsing van vijf jaar heeft Liverpool miljoenen aan inkomsten gekost, probeert Robinson een verklaring te geven voor de principiële ommezwaai. ,,Toen wij met Liverpool onze Europese successen boekten, waren er nog geen rechtstreekse tv-reportages in Engeland van Europa-Cupwedstrijden. Als ik hoor dat Manchester United en Aston Villa, die al dit jaar mochten meedoen, een miljoen aan tv-rechten incasseerden, is het niet moeilijk te berekenen dat wij de afgelopen jaren miljoenen aan inkomsten hebben gemist. Daarvan hadden wij de verbouwing van ons stadion kunnen bekostigen. Misschien hadden we dan wel geen prive-boxen nodig gehad, ja.”

Door de terugkeer van Liverpool in de Europese bekertoernooien zal de club ook te kampen krijgen met personele problemen. Voor de Europese voetbalfederatie zullen namelijk Schotten, Welshmen en Noordieren in Engelse club als buitenlander worden beschouwd. De huidige selectie van Liverpool telt slechts zes Engelsen, naast een handvol Schotten, Ieren, Welshmen, een Zweed, een Deen, een Israelier en een Zimbabwees. Dat betekent opnieuw investeren in spelers. Sinds kort ziet Liverpool echter de noodzaak van een jeugdopleiding in.

Ex-Liverpoolspeler Steve Heighway is daarom dit jaar uit Canada naar Liverpool gehaald om de junioren voor te bereiden op de hoofdmacht. Liverpool moet een familiebedrijf blijven, zegt Robinson. ,,Wie hier eenmaal is geweest, moet blijven of terugkomen als hij weg is geweest. Continuiteit is onze succesformule.”

Daarom trof het de ‘familie’ van Robinson twee maanden geleden diep in haar hart toen manager Kenny Dalglish volkomen onverwacht zijn ontslag aankondigde. ,,Kenny hoorde na veertien jaar achtereenvolgens speler en manager te zijn geweest als geen ander bij Liverpool. De meest succesvolle speler en manager die we hebben gehad. Kenny sprak weinig. Maar met zijn betrokkenheid liet hij anderen voor zich spreken. Kenny Anfield uit zien lopen was het meest trieste moment in mijn leven. Ik heb nog regelmatig contact met hem. Zijn kinderen komen nog naar de wedstrijden kijken, Kenny niet. Maar volgend jaar verwacht ik hem weer.”

Kenny Dalglish Kenny Dalglish

Dalglish was niet tegen de druk bestand, weet Robinson. ,,De hele week was hij gelukkig, maar op de dag van de wedstrijd had hij hoofdpijn. Kenny was een gevoelsmens. Hij wilde zelf spelen en niet naast de bank staan en anderen het werk laten doen. Op de persconferentie zei hij met tranen in zijn ogen dat hij wegging.”

,,Ik geloof niet dat Kenny ooit nog manager wordt. En ik ken hem”, zegt Graeme Souness, evenals Dalglish een Schot. Hij volgde Dalglish op toen deze vertrok. ,,Mijn laatste kans op het Grote Geld.” De voormalige elegante middenvelder is harder en zakelijker dan Dalglish. Dat geeft hij toe. ,,Ik moest Liverpool helpen. Ik heb er nooit aan gedacht, want ik dacht dat Dalglish hier voor het leven zou blijven. Dat is zo bij Liverpool de formule. Ik kon niet weigeren. Ik ben geboren in Edinburgh, maar hier ligt mijn hart, mijn twee zoons zijn hier geboren, hier leeft men van voetbal. Het spijt me voor de Rangers, maar ik mag niet nee zeggen tegen mijn familie.”

,,We hadden geen andere keus dan Souness”, zegt Robinson. ,,Of we hem al op dezelfde dag van Dalglish’ ontslag hebben gebeld? Dat kan ik niet zeggen. Zei Souness dat hij drie weken heeft moeten nadenken over ons aanbod? Laten we het daar maar op houden.” Twee weken na zijn terugkeer op Anfield is Souness al De Verlosser. Onder Dalglish was Liverpool een dolende club. Maar onder Souness: twee wedstrijden, twee gewonnen, zes doelpunten voor, nul tegen en kwalificatie voor de UEFA Cup. ,,De manier waarop ik in mijn eerste wedstrijd werd begroet. Ik voelde me meteen thuis.”

Een paar honderd meter verder op Anfield Road drinkt Alf een kop koffie met Chris, zijn hulpverlener. Zijn blik dwaalt af naar het raam dat uitzicht geeft op Stanley Park. In de verte ligt Goodison Park, het stadion van Everton. Bij Liverpool gaan ze de Kop afbreken. ,,Ja, het laatste bolwerk dat je het gevoel geeft samen te zijn, een te zijn met de club. You’ll never walk alone, ja. Ik ben een keer op een doordeweekse dag een executive box binnen geweest. Ze hadden er een toilet, met papier, en aan een spijker hing The Observer. It’s them and us. Ze zijn hier nog nooit geweest in dit centrum. Alleen Kenny. Maar die is nu ook weg.”

Kijk naar deze indrukwekkende documentaire van de BBC uit mei 2013: How they buried the Truth:

%d bloggers liken dit: