Tag Archives: Glasgow

Dames werden serieus genomen meiden

1 sep
Annemiek van Vleuten op kop

Damesvoetbal, dameswielrennen, dameshockey, dameshandbal, damesvolleybal, damesatletiek, dameszwemmen en zo verder. Zo was het. Eens stelde een Volkskrantredacteur (getrouwd met een vrouwelijke topsporter) in de jaren tachtig voor niet meer de term dames te gebruiken zodra sprake was een sportonderdeel dat niet door mannen werd gebezigd. Beter was vrouw, dan wel meisjes of meiden. Dames bedrijven geen sport laat staan topsport, zo was zijn argument. Sindsdien rustte een taboe op de term dames zodra over topsport werd gesproken of geschreven.

Nog altijd duikt in bepaalde media het woord dames op. Noem het ouderwets of denigrerend. In ieder geval gaat deze kwalificatie voorbij aan de inspanningen en fysieke kwaliteiten van de sportende ‘dames’, of ze nu in rokjes of broekjes hun sport bedrijven. Een broekje staat stoer, een rokje of zoiets verraadt het geslacht. Maar daarmee is niet gezegd dat het geen topsport is wat zij laten zien.

De afgelopen weken deden vrouwenvoetbal en vrouwenwielrennen van zich spreken tijdens het WK voetbal in Australië en Nieuw-Zeeland, en de Tour Femmes en het WK wielrennen in Glasgow. Bij het eerstgenoemde leek sprake van een hype, vooral ingezet door media die – mede aangestuurd door de Nederlandse voetbalbond – meer en vooral volwassen aandacht wilden voor het sportonderdeel, mede omdat voor veel mannen in het algemeen het mannenvoetbal als voorbeeld diende hoe voetbal gespeeld diende te worden.

Waar het mannenvoetbal zijn aantrekkingskracht dreigde te verliezen door commercie, spelershandel, verruwing en onsportief gedrag, ontwikkelde het voetbal gespeeld door meisjes en vrouwen zich fysiek (voor zover mogelijk), technisch en tactisch aanzienlijk. De voetballende meisjes dan wel jonge vrouwen voelden zich langzaamaan geaccepteerd, zelfs door mannen die het gebodene aanvankelijk niet hoger inschatten dan voetballende junioren. Met dank aan Vera Pauw, eens een bevoorrecht en gedreven coach van het Nederlands vrouwenelftal, gevolgd door bijvoorbeeld Sarina Wiegman, de Amerikaan Mark Parsons en sinds kort door de doorgewinterde mannencoach Andries Jonker.

De stagnerende ontwikkeling van de Nederlandse voetballende vrouwen leek aanstaande, vergeleken bij de Zweedse, Noorse, Deense, Chinese, Australische, Duitse en Amerikaanse progressie waar voetbal voor vrouwen ‘normaal’ werd gevonden en nauwelijks werd vergeleken bij wat mannen aan de bal konden en lieten zien. Mogelijk een kwestie van emancipatie, omdat het mannenvoetbal weinig of geen voet aan de grond kreeg of omdat de successen van de vrouwen aan de bal invloedrijk waren geworden – de macht van influencers zoals op (sociale) media. Achtergrondverhalen, zoals seksuele geaardheid (lesbisch, lhbtq of wat ook) waren mogelijk van grote invloed. De verhalen over mannelijke beoefenaren dreigen uitgekauwd te worden. Wie weet?

Van afstand is geprobeerd de ontwikkeling en (toenemende) populariteit van zowel de mannen- als de vrouwensport te duiden. Als jongens vroeger op een of ander terreintje gingen voetballen, meldde zich vaak een meisje van dezelfde leeftijd. Ze kon redelijk voetballen, naar inschattingen van de jongens die haar regelmatig liefdevol en arrogant de bal schonken. Wat zij ermee deed, voelde als medeleven. ‘Ach, het kind doet maar wat’. Maar dan deed ze iets wat voor onmogelijk werd gehouden. Zij zou in het regionale dan wel Nederlandse elftal hebben gespeeld. Dat wisten de jongens niet. ‘Ach, het zal wel’. Dat was toen. Zoveel aandacht gaven de jongens niet aan dames/meisjes die voetbalden. Een meisje dat voetbalde, dat was niet serieus te nemen. Toch?

In Glasgow werd dit jaar het WK voor wielrenners en wielrensters gehouden. Remco Evenepoel won bij de mannen de tijdrit, Mathieu van der Poel de wegrit. Wat nu te doen bij de junioren en de vrouwen? Kijken, waarom niet? Is het dan tactisch en technisch nog steeds zo slecht? Kunnen ze wel fietsen. Show me!

Annemiek van Vleuten sprong al jaren in het oog. Ze won heel veel klassiekers, grote ronden en liefst drie wereldtitels. Dat deed zij zonder het idee om het vrouwenwielrennen aantrekkelijker te maken.

De WK-rit op de weg voor vrouwen was spannend, vooral omdat ‘regelmatig’ professionele (zoals de professionele mannen dat doen) tactische manoeuvres werden uitgevoerd. Van Vleuten blonk uit. Met name omdat zij zich gewetensvol aan de afspraak hield om de kopman (kopvrouw?) Demi Vollering (ploeggenoot van de latere wereldkampioen Lotte Kopecki) te helpen.

Dat Lotte Kopecki (van afkomst Tsjechisch) won, was voor de chauvinistische commentatoren van het Vlaamse Sporza normaal en zowaar een reden om euforisch te worden. In het favoriete moment dat in beeld kwam, vielen de tranen. Dat ‘vrouwmens’ genoot ervan om als achtste over de eindstreep te komen, zwaaiend en genietend omdat ze in haar laatste WK (zij is veertig jaar) over de finish kwam. Zij genoot van de aanmoedigingen. Zij toonde zich een heerlijk rolmodel. Dat bleek weer eens. Voor iedere vrouw of meisje dat op een racefiets klimt.

Terwijl Kopecki tranen van geluk en doorstane ellende  (scheiding van haar partner en coach, en het overlijden van haar broer – weer die achtergrondverhalen) plengde, refereerde de Belgische wielrenster aan het feit dat haar land als wielergrootmacht nu toch echt toe was aan de doorbraak van het vrouwenwielrennen. Voorafgaande aan haar triomfantelijke solo naar de wereldtitel had zich een strijd ontwikkeld die zich bijna moeiteloos met die van een mannenwielerwedstrijd kon meten. Vooral tactisch. Mooie sport, vooral omdat het commentaar van Sporza het strijdverloop van ‘volwassen’ analyse voorzag. Nog los van de krachtsexplosies die de vrouwen in de kopgroep ten toon spreidden, met als apotheose de winnende demarrage van Kopecki en de vergeefse inspanningen van haar rivale Demi Vollering en haar landgenote Van Vleuten, die in de slotfase met pech te kampen kreeg.

Die dag – en eerder in het slotweekeinde van de Tour Femmes – werd duidelijk dat deze vrouwen veel in hun mars hadden. Meer dan ooit, zeker omdat ik als wielerverslaggever in de jaren tachtig een paar dagen in de Tour Feminin (zo werd destijds de Tour de France voor vrouwen genoemd) tevergeefs probeerde de deelnemende wielrensters onder leiding van Leontien van Moorsel en Jeannie Longo serieus te nemen. De uitspraak van de Nederlandse ploegleider Piet Hoekstra galmde destijds door het peloton. ‘Ze hebben een te dikke kont’, riep de gevangeniscipier en oud-wielrenner uit Friesland. Voor Van Moorsel het sein om stevig af te vallen, met een mentale inzinking tot gevolg. Hoewel van Moorsel toch over meer eigenschappen beschikte, die haar onder meer vier gouden olympische medailles opleverde, zoals doorzettingsvermogen, omgaan met tegenslagen en onverzettelijkheid.

Dat drong destijds nog tot weinigen door, het waren maar vrouwen of nog dames. Wie de wielrensters een berg op zagen fietsen, zag meteen dat het allerminst iets weg had van wat de mannen op de fietst toonden. De argumenten lagen voor het grijpen: vrouwen behoorden tot het zwakke geslacht, zij waren fysiek niet in staat tot wat de mannen konden. Kortom: geen aandacht waard, zeker niet voor de media die de topsport met mannen vereenzelvigden, of het nu om wielrennen, voetbal, handbal, volleybal of atletiek ging. Wat de laatste sportbeoefening betreft was het gebruik van onder meer mannelijke hormonen door kogelstootsters, hardloopsters en zwemsters door DDR- en Sovjetatletes meer voer voor Westerse media dan wat zij presteerden onder commando van de staat.

Nog niet zo lang geleden werd zelfs de Nederlandse zwarte zwemster Enith Brigitta een prijs en een standbeeld toegekend omdat zij ‘zonder deelname van DDR-zwemsters’ wél de beste van de wereld zou zijn geweest. Zij eindigde immers steevast achter de DDR-zwemsters die de een na de ander in een later stadium bekenden door mannelijke hormonen sterker (en dus sneller) waren geworden. Mogelijk een vorm van chauvinisme en kortzichtigheid. Dat de DDR-zwemsters veel van hun inspanningen en meisjesliefhebberij (zwemmen) onder intense dwang van de staat werden gestimuleerd, werd over het hoofd gezien. Nog los van de enorme fysieke kwaliteiten en talent van de ‘zwarte’ zwemster, dochter van een Antilliaanse vader en een Nederlandse moeder. Brigitta ontving later ook nog de Black Achievement Award. Enith Brigitta was heel goed in haar sport, maar niet alleen ondanks de DDR-zwemsters – zoals de Amerikanen en Chinezen ook gauw tot ‘onze’ potentiële vijanden worden gerekend. Later kon Brigitta ook ‘gewoon’ praten met haar rivales uit de DDR, wat in hun ‘grote’ periode nog verboden werd door de DDR-autoriteiten.

Zo is er nog vaak een tweespalt. Vrouwen en hun aanhang doen hun uiterste best zich mannelijke eigenschappen toe te eigenen, mogelijk alleen om meer aandacht te krijgen in de media. Zodra de kolommen in de kranten of de beelden op het tv- of computerscherm worden gevuld door prestaties van vrouwen, schieten de aanhangers van méér aandacht voor vrouwen al gauw in de overdrive. Het Nederlands vrouwenteam (voetbal, wielrennen, handbal, volleybal, waterpolo, tennis, judo, hockey, atletiek golf et cetera) heeft toch succes gehad, is steevast het argument.

Maar mannenvoetbal blijft voorlopig aan de winnende hand, los van schaatsenrijden in de winter.

Het lijkt om competitie te gaan, zeg maar strijd: wie zijn de beste? De mannen of de vrouwen. Waarom verdienen de vrouwelijke sporters zoveel minder dan de mannelijke? Het is een vraag die bij elk evenement waaraan vrouwen meedoen, weer opduikt. Vrouwen worden niet beloond voor wat ze doen en laten zien. Zijn ze dan minder qua prestatie cq beleving? Maar is het dan nog steeds niet duidelijk? Minder kijkers, minder sponsoren, dus minder geld.

Ervaring leert dat het een anders is dan het andere. Mannen hebben een voorsprong, dat is al veel meer dan honderd jaar het geval. Mede omdat de geschiedenis leert dat vrouwen (eerder dames) er niet toe deden; ze deden maar wat – het was meer spel dan strijd. Zo leek het en was het de algemene (mannelijke) opvatting.

Sport is van oorsprong een mannelijke aangelegenheid. Wie in de geschiedenis duikt, zoals die van de oude Grieken, komt alleen de prestaties en records van mannen tegen. Vrouwen deden niet mee (omdat dat uit ethische gronden zo hoorde) of werden niet toegelaten. Jaren later waagden vrouwen zich aan prestaties en wedstrijden, zoals tennis in lange rokken of jurken. Wat werd daar in eerste instantie niet schande van gesproken in de jaren twintig van de vorige eeuw nog maar! Een bloot been! Toe maar!

De Zweedsen vrouwen hebben zich geplaatst.

Het is een strijd die vrouwen opwerpen. Gelijkgesteld worden met de mannen. Niet alleen qua aandacht maar ook betreft financiële beloning. Waarom ‘krijgen’ de deelneemsters of winnaressen niet zoveel prijzengeld als de mannen? Omdat de vrouwen niet de prestaties leveren die mannen laten zien? Dat lijkt een kortzichtige, bijna achterhaalde argumentatie. Mogelijk zijn de vrouwen niet in staat aan de ‘mannelijke’ eisen te voldoen. Vooral omdat zij fysiek (wetenschappelijk aangetoond) tot minder in staat zijn. Of omdat de media (tv en kranten) niet geïnteresseerd zijn in sporten die minder tot de verbeelding spreken, zoals gehandicaptensport (‘dat is toch geen sport voor perfecte mensen’).

Voetbal, bedreven door professionele spelers en coaches, wint het nog altijd – zo zal het voorlopig blijven. Amateurvoetbal is minder populair omdat beroepsvoetballers over meer talent beschikken en minder fouten maken. Los van wat daar ook verder gebeurt. Zoals de chaotische spelershandel waardoor je steeds minder vereenzelvigd wordt met ‘je’ club, verruwing, sportiviteit en meer, heeft vooralsnog weinig invloed op toeschouwerscijfers en kijkersgedrag. Maar zolang vrouwenvoetbal zich blijft ontwikkelen en het tactisch en technisch niveau omhooggaat zal het een concurrent worden van wat Ajax, PSV, Feyenoord en het Nederlands elftal presteren.

De blik op het vrouwenwielrennen heeft zich verruimd de laatste maanden. De ‘dames’ kunnen echt hard fietsen en worden ook begeleid door professionele (door computergestuurde) mensen. Hoewel wielrensters wel trager zijn dan de mannelijke collega’s, inderdaad, maar zodra zij zich de koerstactiek hebben eigen gemaakt, maakt dat niet veel meer uit. Voeding en technologie is de vrouwen die successen en aandacht begeren bijvoorbeeld niet onbekend. De vrouwen weten hoe het werkt, alleen missen zij de fysieke kwaliteiten van  Van der Poel, Evenepoel, Van Aert en Pogacar.

Dat zal mogelijk zo blijven. Al zegt het enthousiasme waarmee Annemiek van Vleuten in Glasgow als achtste werd begroet meer dan de uitspraken van de voetbalsters na uitschakeling op het WK in Australië en Nieuw-Zeeland. ‘We naderen de wereldtop’, liet vrouwencoach Andries Jonker zich tussentijds ontvallen. Hij had beter kunnen zeggen: ‘We krijgen aandacht. Zij, de meiden, worden serieus genomen.’ De wel of niet aanwezige media zouden het begrepen kunnen hebben.

Dit artikel is verschenen in Argus nummer 157, 30 augustus 2023

Een tsunami aan sport kan een mens te veel worden

12 aug

EK atletiekPrijzen, bekers, medailles, oorkondes en titels zijn er te kust en te keur. Geen sportonderdeel of er valt wel een onderscheiding te verdienen. Steeds meer, of het nu een Europees kampioenschap (EK) betreft, een wereldkampioenschap (WK), een olympisch kwalificatietoernooi (OKT), een wereldbeker/worldcup (WC) of weet ik wat meer. Grijpgrage en reikhalzende sporters reizen van hot naar her om er iets te halen dat hun talent voor lichamelijke vaardigheden bevestigt. Langzaam maar zeker neemt die begeerte zelfs pathologische vormen aan.

Ze worden op de voet gevolgd door de media, want overal staan camera’s, microfoons en verslaggevers klaar om vast te leggen of de gewenste prestaties wel worden gehaald – en waarom niet. Het is een nauwelijks te stillen honger naar het hoogste in het bestaan. Daar, daarboven ergens, zal en moet het geluk zich bevinden. Eenmaal in het bezit van een prijs of een titel zal de deur naar het paradijs opengaan, is het vermoeden. Al is het maar voor even, voor een paar dagen, een paar weken of een paar maanden, een paar jaar. Totdat de volgende uitdaging zich aandient, mogelijk met minder succes. Nou, dat zien we dan wel weer.

Even dacht ik dat na Wimbledon, het wereldkampioenschap voetbal en de Tour de France de golf aan sporttoernooien voor kort tot bedaren was gekomen. Een autorace of een hockey- en een golftoernooi dat waarschijnlijk alleen de échte liefhebbers tot de verbeelding spreekt, daargelaten. Het was me ontgaan dat de grootste tsunami nog moest komen. Dat krijg je als je nog leeft in het verleden, waar een zomerpauze tot aan het begin van de voetbalcompetities nog heel gewoon was. Ineens waren daar zeven Europese Kampioenschappen tegelijk, nota bene zes in één stad (Glasgow) en een andere in een andere stad (Berlijn). En tussendoor werden we ook nog vergast op (overgewaardeerde) kwalificatiewedstrijden voor belangrijke voetbaltoernooien tegen internationaal onbeduidende tegenstanders, waarin van Nederlandse clubs werd verwacht dat ze daar in zouden excelleren.

Een en ander zou te maken kunnen hebben met behoeftebevrediging. Intelligente zakenmensen (sportmarketeers) menen daarom dat wij als sportliefhebbers zo veel mogelijk naar sport willen kijken en daarover willen lezen. We zouden eens gaan zoeken naar andere interesses, zoals rust, een boek, een wandeling, de natuur of zélf sporten? Dat mag niet gebeuren…. De marketeers zien financieel gewin en groei van de aantrekkingskracht voor de betreffende sporten. En daar hebben alle sportbonden in hun begeerte naar meer beoefenaars én leden (dus meer subsidie?) wel oren naar.

EK Glasgow

De gezamenlijke Europese Kampioenschappen (European Championships), door veel media gemakshalve Super-EK genoemd, zijn ontsproten uit het brein van mensen die al eerder dit verdienmodel met ‘succes’ hebben geïntroduceerd, zoals de Champions League in het voetbal. Een toernooi waarin overigens uiteindelijk steeds meer de rijkste clubs winnen, waardoor veel voetballiefhebbers afhaken omdat hun eigen, lokale club niet meer kan wedijveren met de multinationals.

Hoezeer ik geïnteresseerd ben in welke sport dan ook, die tsunami voelt als een overtollige maaltijd waarin ik het onderscheid tussen gezond en ongezond niet meer kan zien en voelen. Het risico van te veel vet, te veel suikers, te veel gemanipuleerd voedsel dreigt. Verzadiging steekt de kop op, obesitas ligt op de loer. Ik word te dik, ziek en moet leren het overdadige voedselaanbod te weerstaan en de uitpuilende vakken bij de supermarkten te negeren. Kiezen wordt me te moeilijk. Ik heb het gevoel dat het me allemaal genadeloos en meedogenloos door de strot geduwd krijg, te zwak geworden om nog iets over of áf te slaan.

Mijn immuunsysteem is verstoord geraakt. Ik moet andere wegen en middelen vinden, wil ik niet geconfronteerd worden met een ernstige ziekte waar nog geen geneesmiddel voor gevonden is. Ik moet me afzonderen, wil ik niet aangestoken worden door dit virus. Dus, even geen televisie en radio aan en niet meteen de sportpagina’s opslaan. Weg van de media- en marketingwereld die mij ziek maakt, weg om de andere dingen in mijn leven, mijn geest en mijn lichaam te laten ontplooien. Er is vast veel meer om van te genieten, iets dat mij meer en langdurig kan verrijken

EK zwemmen

Mijn dilemma is dat ik van sport houd, zoals ik van ‘lekker’ eten en drinken (junkfood, vlees, vet, suikers en alcohol) houd. Om me tot de sport te beperken: veel wieleronderdelen fascineren mij, van de meeste atletieknummers kan ik genieten, voetbal kan mij diep raken, turnen, zwemmen en zeker en vooral golfen laten mij niet onberoerd. Niet alleen die sporten zelf, maar ook de uitblinkers (en verliezers) oefenen een grote aantrekkingskracht op mij uit. Hoe sporters omgaan met winst en verlies, boeit mij. In de sportpsychologie verdiep ik mij graag. Maar alsjeblieft, niet alles tegelijk.

Lieve marketeers, bondsbestuurders en media, kan het wat minder? Ik verlies mijn interesse – en mogelijk ik niet alleen. Niet alleen topsport, graag, lieve media. Niet alleen de prestaties (of teleurstellingen) van topsporters, die deelnemers aan die grote, massale evenementen, vastleggen en becommentariëren. Laat dat aan populistische media over – ach ja, brood en spelen. Maar er is meer in de sportwereld dan medailles en titels. Wat is er zo mooi aan sport, waarom doen mensen aan sport – waarom niet? Waarom is sport overal? Dat levert interessante inzichten en verhalen op, weet ik uit ervaring.

De internationale sportkalender raakt vol. Hij wordt voller, steeds voller. Mede daarom ontgaan mij steeds meer wedstrijden en prestaties. Het is mogelijk ook frustrerend voor de betrokken sporters zelf omdat ze door het overtollige aanbod aan sporten minder aandacht krijgen. Want daar doen de meesten het toch voor? Om aandacht te krijgen: kijk mij eens, een titel; zie mij eens goed zijn; kijk mij eens in de hemel zijn; kijk mij eens verdrietig zijn!

Het verzadigingspunt dreigt. Hoe sport ook boeit en mensen tot inzicht en verdieping kan brengen, te veel is te veel. Jaren geleden werd ik in het radioprogramma Kunststof door interviewer Frénk van der Linden gevraagd naar aanleiding van een vraaggesprek over mijn boek ‘Sportportretten op maandag’ een tegeltjeswijsheid te formuleren. Ik schreef op een tegel: ‘Te veel sport is ongezond’. En zo is het voor mij nog steeds. Ik trek me terug of probeer in ieder geval mijn nieuwsgierigheid en inspanningen te doseren. Zoals een topsporter: niet elke dag pieken.

Vanavond maar eens een boek en vroeg naar bed. Want rust in mijn hoofd schijnt echt gezond te zijn. Even geen prikkels. Als er een overwinning of een titel is behaald, lees ik het wel op de sociale media of hoor ik het via de tamtam.

Deze column is gepubliceerd op de website http://www.SportenStrategie.nl

Zonder verlangen naar voetbal is er leegte

10 mrt

FC Twente
Mijn gedachten gaan dezer dagen uit naar de aanhangers van FC Twente. Die duizenden die hun club al jarenlang op elk moment van de dag met hart en ziel volgen. Ze kunnen niet zonder. Hun leven wordt gestuurd door het wel en wee van FC Twente. Hoe straks verder wanneer wordt besloten dat de club failliet wordt verklaard en als profclub ophoudt te bestaan? Waarmee moeten al die duizenden dan hun leven vullen? Of rest in hun bestaan slechts leegte?

Oeverloos wordt in media gediscussieerd over de schuldvraag. Wie heeft de populaire club, die ook buiten Enschede en omgeving sympathie wekte, naar de rand van de dreigend diepe afgrond geduwd? Bestuursleden, commissarissen en andere belanghebbenden worden overladen met beschuldigingen. Eerzucht, megalomanie, blinde hartstocht, grenzeloze begeerte en andere verdwazingen worden losjes uit de mouw geschud door commentatoren en analisten, wier onafhankelijk denkvermogen kennelijk ook is aangetast door het voetbalvirus. Om nog te zwijgen over de barbaarse verwensingen die op sociale media en andere fora de ronde doen.

Verontwaardiging en woede vermengen zich. Maar weinigen zeggen of schrijven dat de voetballiefhebbers, voetbalcommentatoren en andere van voetbal afhankelijke mensen dit ogenschijnlijk levensbedreigende probleem zelf mede hebben gecreëerd – of op z’n minst in stand houden. Voetbal wordt opgeblazen tot buitensporige, nauwelijks nog te bevatten proporties. Steeds meer aandacht, televisiezendtijd, publicaties, verslagen, analyses, interviews en praatprogramma’s die aan voetbal gerelateerd zijn. Eerst zelf behoeftes creëren, dan anderen (bijvoorbeeld bestuurders) verwijten maken dat ‘het’ uit de hand is gelopen.

Zelfreflectie is in de voetbalwereld aan weinigen besteed. Bestuurders proberen amechtig regels te vinden die de stormen tot bedaren kunnen brengen, maar lopen vaak in de val van egostrelingen, zeker zodra ze een bal zien. Treffend, hoewel al menigmaal eerder verkondigd, was het interview in de Volkskrant (6 februari 2016) met Klaas Vos, predikant, voetballiefhebber en sinds zijn jeugd supporter van Ajax: ‘Hevig, met Krankheit zum Tode’. ‘Soms denk ik’, zegt Vos, ‘wat hebben de mensen nog naast dat voetbal? Niks. Dat is eng. Net als het eng is als mensen de hele week alleen kerk, kerk, kerk hebben. Dat wordt ook van niemand gevraagd. Neem eens een break in de tijd, door even op te houden. Neem ruimte voor de leegte.’

Klaas Vos (Foto BNDeStem)

Klaas Vos (Foto BNDeStem)

Dominee Vos gaat verder: ‘Diehards zijn bij wijze van spreken bereid hun leven te geven. Voetbal of de oorlog rond voetbal, heeft sterk religieuze trekken, maar de relativering is weg. Dat is jammer. In alle nuchterheid probeer ik in mijn gemeenschap ook te relativeren. Ik zeg weleens: je moet minder geloven, want fanatisme is het grootste gevaar. De kerk moet ook de plek zijn om te ‘ontgeloven’.’

Voetbal in het bijzonder en sport in het algemeen staan symbool voor verlangen. In Filosofie Magazine (4 maart 2016) zegt de Fransman Bernard Stiegler, veertig jaar geleden gewapend overvaller van banken, nu dankzij obsessieve studie van Kant, Marx, Plato etc.  tijdens zijn vijfjarig verblijf in de gevangenis filosoof: ‘Zonder verlangen verdwijnt het gevoel te bestaan.’ Hij vindt dat ‘we onszelf zijn kwijtgeraakt’.‘Als de mens alleen nog maar wil wat de markt hem laat willen, leidt dat tot een uitputting van zijn verlangen.’

bernard-stiegler
Authenticiteit verdwijnt, zo bedoelt Stiegler, we willen alleen nog wat ons wordt voorgeschoteld, op televisie, op internet en door de marketingmensen en overheid aangepraat. Krijgen we dat niet, dan worden we boos, geven we elkaar liefst anderen daarvan de schuld. Zo vul ik aan. Er ontstaat leegte. Zonder verlangen is er leegte. Zonder voetbal dreigt leegte. Zonder FC Twente, Feyenoord, Ajax, PSV, Barcelona, Manchester United, Celtic, Liverpool, Borussia Dortmund, Schalke, Napoli en al die andere populaire voetbalclubs (vooral de laatste zes worden niet voor niets volksclubs genoemd) zijn massa’s mensen bang in een diep leeg ravijn te storten.

Je zult maar niets anders hebben dan voetbal. Geen werk dan wel zeer saai werk, een steeds meer teruglopende uitkering, een slecht huwelijk, geen vrouw, geen woning, geen luxe, slechte gezondheid en meer van die ellende. Voetbal biedt afleiding en opwinding, liefst met lotgenoten, zoveel mogelijk. Liefst ben je in een stadion waarvan de club altijd wint. Dan kun je het leven vieren, met zoveel mogelijk anderen, thuis, in de kroeg, de volgende dagen op je werk. En als je club niet wint, dan kun je kankeren en schelden, liefst op die voetballers en trainers die niet aan je verlangens voldoen dan wel op die bestuursleden die ‘verkeerde’ beslissingen hebben genomen. Lekker boos worden en dat afreageren – als het even kan op anderen.

ShanksBill Shankly, de legendarische succesvolle Schotse manager van Liverpool in de jaren zeventig, zei het al: ‘Some people believe football is a matter of life and death, I am very disappointed with that attitude. I can assure you it is much, much important than that.

Mijn gedachten gaan dus uit naar die duizenden aanhangers van FC Twente die mogelijk straks niet meer naar de Grolsch Veste (de sfeervolle ‘kerk’ die tot stand is gebracht nota bene dankzij de geldschieters, die gaandeweg de pedalen kwijtraakten) kunnen om hun club in de hoogste klasse van het Nederlands voetbal toe te schreeuwen. Wat dan? Naar Heracles, maar dat is toch de ‘vijand’? Televisie kijken naar de de steeds rijker wordende clubs die nog wel mogen meedoen in de strijd om de hoogste titels en het meeste geld? Hartveroverend, spannend. Maar je zit liever met je vrienden in het stadion, 30.000 man sterk – heerlijk toch! En als dat niet meer kan, ja, dan is er leegte. Heel veel leegte.

rangers-fans-image-1-406704986
Dat hoeft niet. Zo blijkt in Glasgow. Daar werd een nog grotere club, Glasgow Rangers, in juni 2012 failliet verklaard. De 140 jaar oude club (54 keer kampioen van Schotland – een wereldrecord – en éénmaal winnaar Europa Cup 2) kampte met een schuldenlast van 68 miljoen euro. Nooit meer The Firm, de locale derby tegen Celtic, de aartsrivaal, nooit meer naar Ibrox dat 51.000 zitplaatsen telt. Er werd een nieuwe club opgericht Rangers FC, maar die werd wel drie divisies teruggezet. De club werd achtereenvolgens kampioen van de Third Division en de League One, maar na twee jaar had ook de nieuwe club weer financiële problemen. De club werd gered en staat nu bovenaan in het Championship, de tweede divisie. Volgend jaar dus weer in de hoogste klasse. En: binnenkort in de halve finale van de Schotse beker tegen … Celtic!

Over clubtrouw gesproken. De eerste wedstrijd van Rangers FC in de vierde divisie trok 49.000 toeschouwers. Gemiddeld trekt de club uit Glasgow dit seizoen ook 49.000 toeschouwers, dus is Ibrox altijd bijna vol. Het aantal seizoenkaarthouders bedraagt dit seizoen 36.000. Vorige week trok Rangers in de thuiswedstrijd tegen Falkirk 46.980 toeschouwers.

Er is dus hoop voor de aanhangers van FC Twente. Inderdaad, voorlopig geen kans meer op de landstitel (zoals in 2010), voorlopig geen sterren meer om te bewonderen en geen opwindende wedstrijden tegen Ajax, PSV, Feyenoord of Heracles. Maar clubtrouw, de club volgen in goede en slechte tijden, kan lonend zijn én vooral verbroederend. De vraag is of ze met z’n allen het geduld kunnen opbrengen hun club vanuit de onderste regionen terug omhoog te stuwen. Het is veel gevraagd, in deze tijden van instant-bevrediging, maar het voorbeeld van Rangers in Glasgow kan gevolgd worden. Liever geen leegte. Dan maar verlangen naar voetbal. Zolang het bestaat.

Dit artikel is gepubliceerd op http://www.SportenStrategie.nl