Tag Archives: Wilfried de Jong

Dertig kilo vol met Feyenoord

5 okt

Het is geen boek om zonder handschoenen aan te pakken. Zo gevoelig en kostbaar is ‘Feyenoord de Grootste’, het dikste, het zwaarste en het grootste sportboek van Nederland. Daarom wordt bij aankoop van het meesterwerk een paar witte handschoenen mee geleverd. Je zult maar iets beschadigen, een van de 3.275 foto’s bezmoezelen met je grijpgrage vette vingers.

img_1382
Hij is groot: 50 bij 50 centimeter. Hij is zwaar: 30 kilo. En duur: € 999. Wat moet je ermee, als je het boek nauwelijks in je eentje kunt tillen? En waar moet je hem leggen, wil je er voortdurend in kunnen kijken en lezen? Het zijn vragen die subiet uit je somber gestemde hoofd verdwijnen, zodra de eerste van 860 pagina’s zich ontvouwen. Verhalende beelden en beeldende verhalen. Zoals je ze nooit hebt gezien en gelezen over een voetbalclub, behalve van Manchester United en Celtic die eerder boekwerken van deze omvang uitgaven.

Waarom Feyenoord? Wat is dat voor een club? Wijlen Jen Vlietstra, doelman in 1941 en 1942 en later chef sport van Het Vrije Volk, legt in het boek uit: ‘Geen club in Nederland wordt door zijn supporters zo verafgood, maar als het nodig is ook zo fel bekritiseerd als Feyenoord. Het heeft geen supportersschare, zoals elke andere club, het heeft een Legioen. Het voetbalt niet op een veld, het voetbalt in De Kuip….’

Waar wortelt het in? ‘Het meest simpele antwoord op de vraag luidt: Feyenoord is de trots van een generatie grauwe, van ellende verpauperde Rotterdamse havenarbeiders. Een trots die is overgegaan van vader op zoon en van zoon op kleinzoon. ’s Zondags in Rotterdam-Zuid gaan kijken naar Feyenoord, is niet gaan kijken naar een voetbalwedstrijd. Het is oneindig veel meer. Het is een bedevaart. En wie naar De Kuip gaat, stapt niet zo maar een stadion binnen… In Rotterdam-Zuid staat De Kuip als een onvergankelijke tempel.’

Legendarische namen vullen het boekwerk. Van bestuurders, functionarissen, trainers, artsen, masseurs, spelers en supporters. Verhalen, korte en lange. Foto’s, kleine maar heel veel grote – zelfs een uitvouwbare spread van De Kuip. Van legendarische triomfen (eerste Nederlandse Europa Cup-zege in 1970) tot legendarische wedstrijden. Overleden supporters die een Feyenoord-poppetje op hun grafsteen hebben laten zetten en andere supporters die hun onverbiddelijke geloof in Feyenoord te allen tijde en op geheel eigen wijze uitdragen, waar dan ook. Niet te bevatten emoties gieren door het machtige boek, waarin iedere pagina rillingen over je lijf doen gaan – ook als neutrale voetballiefhebber.

Herinneringen aan toen. Coen Moulijn, de grootste en overleden in 2011, maakte muziek met zijn voeten en duizenden raakten er onophoudelijk door in vervoering. Frans Bouwmeester, Kees Rijvers, Henk Schouten, Willem van Hanegem, Ove Kindvall, Franz Hasil, John de Wolf, Ernst Happel, Wim Jansen, Robin van Persie, Pierre van Hooijdonk, Jozef Kiprich en heel veel anderen maakten misschien geen muziek maar vele duizenden raakten door hun aanwezigheid wel onophoudelijk in vervoering. De tribunes trilden letterlijk. De Kuip, het unieke stadion uit 1937, schudde op zijn grondvesten – en nog steeds.

Verdwazing? Columnist Wilfried de Jong schrijft: ‘Het voelt als een verslaving. Je wilt er vanaf maar aan de andere kant: het voelt zo lekker om je hele leven voor dezelfde club te zijn. Trouw aan Feyenoord, al gaat het nog zo beroerd. Er is geen keus.’

Het initiatief voor het boek kwam van de (oud)sportjournalisten Jaap Visser en Matty Verkamman (net als vele anderen beiden ook auteurs van verschillende verhalen), die bij een bezoek aan Old Trafford een kolossaal naslagwerk van Manchester United zagen liggen – mét handschoenen. De uitgevers van Kick, en met name vormgever Ruud Verkamman, ontwierpen het. Precies 1908 (oprichtingsjaar) boeken liggen in de aanbieding, mét certificaat, een gebruiksaanwijzing (zoals: bij voorkeur met meer dan één persoon tillen), een houten rekje om het zware boek open gevouwen op te  leggen én met witte handschoenen.

Er is geen ontkomen aan: dat XXL-boek moet je gelezen hebben.

http://www.feyenoorddegrootste.nl

Dit artikel is op 28 september in NRC Handelsblad gepubliceerd

Wat is dit voor waanzin

22 jun

Hoe doe je verslag van de waanzin van de Tour? Meegaan met de journalistieke mores of je afvragen waarom dit gebeurt met mensen? Dilemma’s van een Tourverslaggever.

Tour zwaar
Gefascineerd door zoveel ellende, onrecht en mensenschennis keek ik toe hoe de Zwitser Uli Sutter besmeurd met stof, modder en bloed in 1979 na een Tour-etappe over het middenterrein van de wielerbaan van Roubaix slofte. Zijn fiets achter zich aan slepend. Hij zocht. Nee, hij zocht niet. Hij was verdoofd en verdwaasd, hij doolde.

Op zijn shirt was nog net te zien tot welke ploeg hij behoorde: TI-Raleigh. Hij was de kopman, nota bene, van dit alom bewonderde team onder leiding van de beste zakenman onder de ploegleiders, Peter Post. Mijn afschuw sloeg om in woede. Dat wielrenners zichzelf dit aandoen. Dat wielrenners zich als reclamezuilen laten gebruiken door organisatoren als Jacques Goddet en Félix Lévitan. Beulen zijn het, die directeuren!

Ik wilde naar huis, weg van dit mensonterende circus. Op weg naar Brussel, waar na een eerste voor een debutant wereldschokkende Tourweek mijn vriendin op mij zou wachten, schold ik mijn collega’s de huid vol. Wat is dit voor waanzin? Willen mensen dit zien? Schrijven jullie hier over? Zonder een vorm van mededogen? Zonder kritiek op de organisatie voor wie slechts één belang telt: commercie? Hun evenement moet verkocht worden, ongekende kijkcijfers scoren, hun kranten moeten abonnees werven.

Waar zijn jullie principes, mannen, of doen we blindelings mee met dit populisme?

Was ik naïef, een romanticus die veronderstelt dat de sportwereld een symbool is van de integere wellust, van een eerlijke competitie en van het gezonde leven – vrij van zonden? Ja, ik was nog naïef. Dit hoort erbij, dit is de Tour de France, dit is de wielersport. Dit is wat de mensen willen.

Tom Simpson wordt tevergeefs gereanimeerd
Tom Simpson wordt tevergeefs gereanimeerd

Er zou mij nog veel meer wachten. Sportmensen die zich (bewust of onbewust) te gronde richten, in de hoop onschendbaar, onsterfelijk of heilig te worden. Jaren later leerde ik dat het bereiken van de top van Alpe d’Huez of nog beter de Mont Ventoux, waarop de Engelse beroepswielrenner Tom Simpson zijn leven verloor door te veel opwekkende middelen en overdreven ambitie, mensen een gevoel van superioriteit geeft. Mensen, vooral topsporters, gaan door het stof om zichzelf te bewijzen. Waarom begreep ik dat in 1979 nog niet? Hoewel ik al aanvoelde dat iets niet deugde aan de offers die Sutter en de zijnen brachten.

Eerder tijdens mijn eerste Tour de France zag ik Jacques (Jaak) Verbrugge voor de start van een Alpen-etappe. Zijn ogen stonden flauw, zijn gezicht was bleek. Hij was al dagen aan de diarree. Op de top van de eerste col besloten we hem op te wachten. Maar hij kwam maar niet. Een paar haarspeldbochten lager zagen we hem in de berm zitten, broek naar beneden, omringd door nieuwsgierige mensen. Hij klom weer op de fiets en zette zijn lijdensweg voort. Toen hij bij ons aankwam, stapte hij af, liet zich tegen onze auto vallen en begon te vloeken, te slaan en te huilen. Hij stonk als een mestkar. Van zijn fiets dropen dikke bruine druppels. Opgeven? ,,Nooit, godver.” Hij wilde de eindstreep halen, die achter twee andere cols, de Galibier en Alpe d’Huez lag.

Ten einde raad stapte hij besmeurd met zijn eigen vuil in een ambulance. Hij huilde. Ze hadden hem wat druppeltjes opium kunnen geven, een paar maar om de ergste buikloop te stoppen. Ze hadden hem een pilletje kunnen geven. Ze hadden hem een nachtje aan het infuus met een of ander wondermiddel kunnen leggen. Doping doet overleven, doping doet wonderen, doping maakt van mensen helden.

Mijn ervaren collega’s namen foto’s en noteerden wat hij zei. Ik deed niks, ik stond er bij, vertwijfeld, en vroeg me af of deze wielrenner niet meer verdiende dan platte, meedogenloze onderzoeksjournalistiek. Compassie of zo. Niet jagen op primeurs of het sensationele verhaal willen schrijven over een mens dat naar de klote gaat of nota bene doping heeft gebruikt. Gewoon: helpen – en niet scoren. Donder op met de journalistieke mores, voelde ik diep in mijn hart. Gewoon: afvragen waarom dit gebeurt met mensen.

Ik ging de volgende jaren op zoek naar het hoe en waarom van deze commerciële hellevaart. Ik raakte verward, zag hoe renners, ploegleiders en soigneurs met een wijde boog om mij heenliepen, zich furieus afwendden als ik te dichtbij kwam en te veel vragen stelde. Hoe ze heimelijk probeerden succes te behalen, door middel van omkoping, ongekende medicaties en andere malversaties. Ze hielden me voor de gek.

Ik werd overtuigd door de visie van de grondlegger van de olympische gedachte, Pierre de Coubertin, dat sportbeoefening slechts op twee manieren kon worden verstoord. Door het consumeren van ‘onnatuurlijke’ middelen om beter en sterker te worden of door te veel trainen. Een uurtje per dag was prima, maar een sportman die dag in dag uit vele uren per dag trainde, was volgens De Coubertin een bedrieger. Waar ligt dus de norm?

Ik probeerde hen te begrijpen. Ik had hen de hemel in geprezen, omdat ik hen mocht als mens, omdat ik hen vertrouwde. Ik werd uitgenodigd op hun partijtjes, werd er onthaald op loftuitingen en zei op mijn beurt dat zij ‘geweldig’ waren. Wat doe je als je je ex-vrouw die je bedrogen heeft, op een feest zoent en en passant toefluistert dat je haar faux-pas wel begrijpt? Je bent wel bedrogen!

Op de ploegpresentatie van Panasonic in Brussel had Peter Post besloten mij als kritische verslaggever mild te stemmen door mij de hoofdprijs van de tombola te gunnen. Maar er ging iets mis met het opzetje, waardoor de prijs naar een vreemde ging. Post was laaiend op mij omdat zijn Japanse sponsor de fout had ontdekt. Toen ik er (en nog meer louche zaken) over schreef, beloofde hij brandbommen in mijn voortuin. Zo ben ik (en mijn gezin) vaker geïntimideerd door ploegleiders en renners omdat mijn berichtgeving slecht was gevallen.

Ze lachen nu verontschuldigend, omdat ik het wel begrijp. Ja, vast wel. Weet je nog, leuke tijd was het, toen je me nog geloofde? Alsof dat afdoende is. Johan van der Velde maakte als een der weinigen excuses, nadat hij uit de gevangenis was ontslagen. Hij zei dat hij niet anders kon dan mij voorliegen, anders had hij zijn status verloren. De anderen slaan mij nog steeds op de schouder en zeggen dat ,,we altijd vrienden zijn gebleven”. Hoezo, altijd?

Ik begrijp hen. Het zijn mensen. Ook ik raakte verstrikt in mijn ambitie. Erbij horen voelde gemakkelijker en leidde mogelijk tot meer informatie dan op afstand volgen, kritiek leveren, speculeren en renners veroordelen om hun beroepsopvatting. Ik wist niets, had alleen een sterk vermoeden. Zodra ik op onderzoek uitging werd mij hardhandig de toegang ontzegd, omdat ik mij als een verrader gedroeg.

In 1989 zag ik in Corvara Erik Breukink aan het infuus liggen na een bergetappe in de Giro d’Italia. Op de laatste klim van de dag, de Campolongo, had hij de aansluiting met Laurent Fignon verloren door een ‘hongerklop’. Hij verloor zes minuten op de latere Franse eindwinnaar.  Na afloop van de rampzalige Dolomietenetappe werd ik ’s avonds van de kamer geschopt. Ik vroeg niet verder, hoewel ik het tafereel verdacht vond. Gewoon: suppletie, glucose, testosteron, epo, bloedtransformatie… Toch?

De betrokkenen gaven geen antwoord. Waarom ook? Ga een beetje vertellen dat je doping gebruikt of een koers hebt verkocht. Kom op zeg! Het was hun verantwoordelijkheid, hun leven, hun beroep. Inderdaad, het was/is niet mijn leven. Sport wordt zodra het amusement/commercie is grenzeloos. Wie wil scoren gaat over grenzen. Om met Johan van der Velde te spreken: ,,Als je hun niet flikt, flikken ze jou. Je moet meedoen, anders verlies je.’’

Erik Breukink in de PDM-camper nadat hij in de Tour heeft opgegeven./Erik Breukink in de PDM-camper nadat hij in de Tour heeft opgegeven. 16-07-1991
Erik Breukink in de PDM-camper nadat hij in de Tour heeft opgegeven. 16-07-1991

In mijn geheugen gegrift staan de taferelen die zich in de Tour van 1991 rond de renners van de PDM-ploeg afspeelden. Een voor een daalden ’s avonds de renners van de hoteltrap af, meer dood dan levend. Wij keken toe en zagen Erik Breukink, Sean Kelly, Jean-Paul van Poppel, Uwe Raab, Falk Boden en alle andere renners lijkbleek, rillend, breekbaar, zwijgend als zombies voorbijgaan. Mijn Duitse collega Klaus Angerman van het ZDF had eerder zijn landgenoot Falk Boden (net als Raab en Angermann ex-DDR) al gezien en mompelde dat Boden op sterven lag. Hun ploegleider Jan Gisbers en hun ploegarts Wim Sanders vertelden iets over bedorven gehaktsaus. We gingen op onderzoek uit, maar werden voorgelogen en geïntimideerd.

Was het experiment mislukt met de hele PDM-ploeg mislukt? Ploegleider Gisbers wist dat zonder medische experimenten succes niet haalbaar was. Want iedereen experimenteerde. Dit experiment mislukte, omdat er fouten met medicaties (herstelmiddel intralipid) waren gemaakt.

Gisbers verzweeg de waarheid, zoals Peter Post en al die andere ploegleiders, soigneurs en artsen. Ze verzwegen hun waarheid, hun ambitie, hun manier van bestaan. Stel eens voor dat ze niets hadden verzwegen, dat ze alles hadden verteld – hoe de koers echt was verlopen, wie wie had omgekocht, wat ze slikten of inspoten.

Vanaf mijn eerste kennismaking met de Tour de France, einde jaren zeventig, besef ik dat de professionele wielersport niet anders is dan het leven. Mensen doen alles om succesvol te zijn. Topsport is niet meer dan een afleiding van het werkelijke leven. Wie geen vrede heeft met zijn leven zoekt afleiding, meer en nog meer.

Topsport zou door perfecte mensen beoefend moeten worden, is een oprukkende mening. Alsof er ooit een perfecte mens zal bestaan. Een robot misschien?

Topsporters worden als heiligen, afgoden beschouwd. Er mag geen smet aan kleven. Ze moeten supergezond zijn. Zodra ze zich als mensen gedragen, worden ze veroordeeld. Wie een kampioen wordt of domweg de Tour wint, wordt geëerd als de perfecte mens. Wie op slinkse manier succes afdwingt, wordt verbannen naar de galg.

Ik ben sinds mijn eerste Tour de France niet langer naïef. Ik probeer te begrijpen dat mensen door het slijk willen gaan om te worden gewaardeerd. Dat doping of domweg stimulerende middelen daartoe worden aangewend, is menselijk. Topsport en vooral de Tour de France verdwazen. Zonder excessen, zoals omkoping en doping, is er geen opwinding. Sex, drugs and rock ‘n’ roll. Ik wil geen wielrennen zonder verbazing. Ik wil emoties.

Vals spelen doen we allemaal weleens als we de weg kwijt zijn.

Dit artikel stond in de NRC-bijlage van 22 juni 2013 ‘100x Tour de France: Helden en bedriegers’, met verder bijdragen van Peter Ouwerkerk, Wilfried de Jong, Peter Winnen, Hugo Camps, Steven Derix, Dolf de Groot, Peter Vermaas en Derk Walters