Tag Archives: Engeland

Het levenslange gevecht van Paul Gascoigne 

6 mrt

Vanuit hun verschillende invalshoeken voeren Raf Willems en Guus van Holland een wekelijkse briefwisseling met elkaar in deze rubriek Social Football Lab 2020 Histories, op http://www.socialfootballab2020.com

Brief 4

Vriend Raf,

Ik ben je dankbaar voor je brief over Roberto Baggio. Al toen hij nog voetballer was prikkelde hij mijn zinnen. Zijn bewegingen, zijn gezicht, zijn glimlach – gewoon Baggio. Ik spreek zijn naam uit en ik voel tederheid. Het kan geen toeval zijn hij zich wijdde aan de zorg voor mensen die het niet getroffen hebben. Dat hij het boeddhistisch pad vond, zegt veel over Roberto Baggio.

paul gazza
Ik zou willen dat Paul Gascoigne hetzelfde pad had gevonden. Een man in grote nood, door zijn mogelijk niet te genezen alcoholverslaving. Je kent hem van onder meer hetzelfde WK 1990 in Italië waarop Baggio uitblonk. Je herinnert je de tranen die Gascoigne liet nadat Engeland in de halve finale was uitgeschakeld door Duitsland. Twee minuten voor tijd, bij de stand 1-1, kreeg Gascoigne een gele kaart na een wilde tackle. Eenzelfde soort tackle die hij zelf al meermalen in deze wedstrijd van Duitsers had moeten ondergaan. Zelden heeft een Engelsman op een titeltoernooi zo goed en typisch Brits gespeeld. Door die boeking zou hij de finale missen.

Gary Lineker probeerde Gascoigne te troosten en waarschuwde coach Bobby Robson: let op hem, hij stort in. Engeland verloor na strafschoppen. Gascoigne liet zijn tranen de vrije loop. Zelden heb ik een topvoetballer zo emotioneel zien instorten. Heel Engeland sloot ‘Gazza’ in de armen. Maar Gascoigne kon het niet aan. Hij had gefaald, zijn droom was niet uitgekomen. Hij ging nog meer drinken dan hij al deed. Hij slikte pillen, snoof cocaïne en vrat zich dik, om vervolgens een vinger in de keel te steken. „Want als je dik bent, schelden supporters je uit voor fat bastard’’, wist hij uit ervaring.

Elke dag zoek ik op internet naar nieuws over Gascoigne. Een paar weken geleden zat hij in een televisieprogramma. Hij was van de drank af. Hij vertelde over de nieuwe liefde, over solliciteren en andere plannen. Hij zag er goed uit, met zijn sikje. Kort daarna werd hij ‘betrapt’ door een fotograaf (heeft die man niks anders te doen?) terwijl Paul een plastic winkelzakje droeg waarin tussen andere koopwaren een fles gin leek te zitten. The Mirror, die hem al jaren stalkt, vond het nodig de foto te plaatsen, met de titel Is Gazza back on the booze?

Paul Gascoigne was de meest getalenteerde Engelse voetballer aller tijden. Na Duncan Edwards? Tussen 1988 en 1998 schitterde hij voor Newcastle United, Tottenham Hotspur, Lazio Roma, Glasgow Rangers en 57 maal voor het Engelse elftal. In 1990 werd hij door de BBC verkozen tot Sportpersoonlijkheid van het jaar.

Ik schrik van mensen die meedogenloos (onmenselijk) reageren op de drankzucht van Gascoigne: Hij moet eens een kerel worden, gewoon sterk zijn. Het zijn uitingen van mensen die niet weten hoe zwaar het is van een (alcohol)verslaving verlost te worden, hoe zwaar het is jeugdtrauma’s te verwerken. Ze kennen hem niet. Een ster die moest leren omgaan met trauma’s, met veel roem en veel geld, én camera’s, waarmee hij een haat-liefde-verhouding ontwikkelde. Hij werd paranoïde. Je mag mensen niet in de steek laten. Hoe dwars en onberekenbaar ze ook zijn (geworden). Verslaving zoals hij het beleeft, is een ernstige ziekte, vaak met de dood tot gevolg.

Paul-Gascoigne-scores-during-Euro96
Er zijn wel mensen die hem willen helpen. De spelersvakbond, oud-voetballers zoals Gary Lineker, Alain Shearer en Vinnie Jones, coaches als Harry Redknapp. Met geld en mentaal. Vooral door hem aandacht te geven, niet los te laten. Of het helpt? De media zitten hem op zijn huid. Aan de andere kant is ‘Gazza’ ook verslaafd aan aandacht en aan wraak: hij wil laten zien wie hij echt is wat hij echt kan. Dat een leraar op school tegen hem zei: ‘Jij wordt nooit voetballer, niet in een miljoen jaar’. Waarom hij naar de Spurs ging en niet naar Manchester United. Sir Alex Ferguson wilde niet dat de club een huis voor zijn familie kocht. Daar was hij niet goed genoeg voor. Spurs deed dat wel. Fuck Ferguson.

Ja, Raf. Het leven van de geweldige voetballer Gascoigne was allerminst gemakkelijk. Vanaf zijn jongste jeugd. Juist door zijn doorzettingsvermogen heeft hij veel bereikt. Maar een keer breekt de draad. Negen jaar geleden bekende Gascoigne in The Times dat hij twee dagen lang had gehuild nadat hij het manuscript van het boek ‘Being Gazza: My Journey to Hell and Back’ (2006) had uitgelezen. Geschreven door zijn psychotherapeut John McKeown. Het is een gedetailleerd verslag (in dialoog) van de therapiesessies die zij een jaar lang hadden. Gascoigne beschreef zijn leven eerder in ‘Gazza: My Story’. Maar dat was een stoer mannenboek vol drinkescapades. Toen hij in het therapeutische verslag van McKeown de echte feiten en herinneringen las, en de oude pijn beleefde, brak zijn weerstand. Was hij zo’n groot menselijk wrak? Ja dus.

Gascoigne heeft vanaf zijn jeugd veel leed moeten doorstaan. Van het ene trauma in het andere, van de ene ziekelijke obsessie in de andere, van de ene verslaving vluchtend in de andere, van depressies naar zelfvernietiging. Zo vaak als hij de clown uithing, zo vaak was hij het onbegrepen kind. Schreeuwend van geluk, huilend van ongeluk.

being gazza

In het boek van McKeown worden we teruggevoerd naar Gazza’s jeugd in een arbeiderswijk in Gateshead. Om te beginnen met de dood van een broertje van een vriend. Paul was tien jaar, het jongetje op wie hij moest passen acht. Terwijl ze in een snoepwinkel waren, rende het jongetje naar buiten naar een ijscokar. Een auto greep het kind, dat meteen overleed. Als Gascoigne jaren later zijn ogen sloot, hoorde hij weer de moeder van het jongetje schreeuwen, terwijl hij zich over het kind boog.

Kort na de begrafenis ging Gascoigne stotteren en kreeg hij zenuwtrekken in het gezicht. Hij ging al op zijn tiende in therapie. Maar van zijn vader mocht dat niet meer: onzin. Later werden de tics gerelateerd aan het syndroom van Gilles de la Tourette. Tijdens de therapiesessies met McKeown werd duidelijk dat hij toen de eerste tekenen van dwangneurose vertoonde. Hij raakte geobsedeerd door het nummer 5, sloot elke deur en deed overal het licht uit. ,,Deed ik dat, dan zou alles goed gaan.’’

Zijn vader had een hersentumor en kreeg vaak attaques, zijn moeder had drie baantjes om vier kinderen en een zieke man te onderhouden. Paul, de oudste, hield met clownesk gedrag de stemming erin. Intussen was hij niet bij gokmachines weg te slaan. Zijn eerste verslaving. Op zijn vijftiende verloor hij bij een val van een bouwstellage zijn beste vriend die hij had gevraagd hem te helpen bij de bouw van een huis voor zijn oom.

Hij kon goed voetballen. Daarin zag hij een vluchtroute en een manier om zijn familie te steunen. Op zijn zestiende verjaardag kreeg hij een contract als leerling-voetballer bij Newcastle United. Van de meedogenloze manager Jack Charlton (niet bepaald een man met psychologisch inzicht, blijkt uit het boek van Paul en zijn toenmalige psychotherapeut) moest hij binnen twee weken afvallen. Gascoigne begon een vinger in zijn keel te steken om over te kunnen geven en af te vallen. Boulimia.

Alcoholisme volgde, toen hij de druk van roem en prestaties niet aankon en zijn huwelijk kapot ging. Hij slikte amfetaminen en slaappillen. De stemmingswisselingen, paniekaanvallen en depressies volgden. Hij ging steeds meer zuipen, sloeg zijn vrouw en huilde nachtenlang na een nederlaag. Hij sloot zichzelf op in hotelkamers om te drinken, te slikken en te snuiven. Hij kreeg er psychoses, aangewakkerd door drugs- en drankgebruik.

gazza drunk

Hij bezocht op aandringen van zijn vader en zijn vrienden door de jaren heen een handvol rehabclinics. De therapiesessies liet hij varen. Nieuwe therapieën volgden, maar tot nu toe tevergeefs. Gascoigne (47) leeft nog, al zijn de foto’s die worden gepubliceerd afschuwwekkend. Decorumverlies van een man die de voetbalwereld op zijn kop zette door zijn acties, goals en clowneske kunsten. Maar nu staat hij zelf al jaren op zijn kop.

Ja, Raf, when you’re on the losing end.

Het is te gemakkelijk hem alleen zelf de schuld van zijn vernietiging te geven. Dit kan iedere voetballer overkomen, vooral voetballers die veel geld willen verdienen, roem willen vergaren en uiteindelijk niet meer weten wie ze zijn. Hopelijk zijn er in die wereld vol begeerte nog mensen die niet alleen denken aan titels, niet aan spelers kopen of het handelswaar is. Het ís handelswaar. Clubs (hun eigenaars, bestuurders, sponsors, trainers) denken aan kampioenschappen, deelname aan Champions League, Europa League, bekers, play offs.

Als ik aan Paul Gascoigne denk, denk ik: wie is de volgende?

Wie stopt de verdwazing Raf? Roberto Baggio en zijn geestverwanten?

Ik kijk uit naar je antwoord,

Guus
Voorgaande brieven:

Brief 1: https://guusvanholland.com/2015/02/06/op-6-februari-denk-ik-aan-de-busby-babes/

Brief 2: https://guusvanholland.com/2015/02/20/leonardo-een-kind-en-prooi-van-voetbalhandelaars/

Brief 3: https://guusvanholland.com/2015/02/27/bij-de-verjaardag-van-roberto-baggio-een-boeddhist/

Sir Stanley Matthews: ‘Roem brengt me in verlegenheid’

6 dec

Ruim 21 jaar geleden was ik in Stoke-on-Trent op bezoek bij Sir Stanley Matthews, de eerste winnaar van de ‘Gouden Bal’, als Europees voetballer van het jaar. Matthews, een échte rechtsbuiten, was toen 78 jaar. In 2000 overleed Matthews, een legende in Engeland. In mijn boekenkast staat zijn autobiografie geschreven door de eminente voetbaljournalist van The Times, David Miller. Matthews schonk mij het boek. Onzin vond hij het.

Hier het interview:

stanley
STOKE-ON-TRENT, 26 APRIL 1993. Een voetballiefhebber die in Hanley belandt, dient op zoek te gaan naar het standbeeld van Sir Stanley Matthews. Je kunt ook de nu 78-jarige zelf vragen de weg te wijzen in het randstadje van Stoke-on-Trent. Dan rijdt hij je er in zijn auto naar toe met de behendigheid en vooral de snelheid waarmee hij tussen zijn veertiende en vierenvijftigste de verdedigers tot vertwijfeling bracht. Dan stopt hij bij een toegangsweg van het winkellabyrint en zegt: ,,Als je hier in loopt, zul je het over tweehonderd meter wel vinden. Vraag het anders maar. Ik wacht hier wel.”

Dan sta je even stil in gebed bij de ‘bronzen’ Stanley Matthews in zijn jongensjaren, probeert je voor te stellen hoe betoverend hij speelde en betast je ten slotte voorzichtig het beeldje. Met respect. Dan keer je terug naar het heden en zie je de man met grijze bakkebaarden onder zijn pet in discussie met een politieman. En dan zegt hij: ,,Ik mocht hier niet staan. Ik heb de agent uitgelegd dat een gast van mij even naar het standbeeld van Stanley Matthews wilde kijken. Maar hij geloofde me niet.”

statue stanley
Zelf mijdt hij het beeldje sinds het enige jaren in zijn bijzijn werd onthuld, als een grove tackle. Wanneer hij met zijn vrouw Mila gaat winkelen in de straten waar hij opgroeide, neemt hij een omweg om niet met zichzelf geconfronteerd te worden. ,,Het brengt me in verlegenheid. Ik kan er niet tegen. Mijn zoon woont in Amerika. Hij kwam bij me op bezoek en wilde het beeld zien. Ik heb tegen mijn vrouw gezegd: Laat jij het maar zien.”

David Miller van The Times schreef vier jaar geleden de educatieve Stanley Matthews The Authorized Biography. De grootste Engelse voetballer aller tijden gaf zijn medewerking. Toen Miller hem vroeg het manuscript te lezen, hield Matthews het na de eerste pagina voor gezien. ,,Ik schreef hem een brief terug dat ik alles had gechecked en dat het klopte. Het boek staat daar in de boekenkast. Ik heb er nooit ingelezen. Het zou me in verlegenheid brengen.”

Kranten waarin zijn naam wordt genoemd, heeft hij altijd laten liggen. Bijna alle trofeeën zijn door zijn vrouw bijeen gescharreld en geplaatst in een vitrine van een plaatselijk hotel. Matthews wil ze niet zien. Filmbeelden over zijn voetbalacties heeft hij nooit willen bekijken. ,,Ik geloof het niet, wat ze over mij zeggen en schrijven. Dat ik een briljante voetballer ben geweest, dat ik vier of vijf man passeerde. Dat ik de beste ben geweest. Ik zag mezelf nooit spelen. Ik wist zelf wel van een wedstrijd of ik goed of slecht speelde. ,,Briljant’ en ‘beste’ zijn woorden van anderen. Dat kan een speler nooit van zichzelf zeggen.”

Sir Stan

Zelfkennis kan hem niet worden ontzegd. ,,Ik ben een gekke vent, vind je niet. Mijn vrouw zegt ook dat ik gek ben. Ik geloof het niet, dat verleden van mij. Althans dat ik zo goed was, zo briljant. Ik zei tegen Mila dat die Hollandse journalist op bezoek wilde komen. Helemaal naar hier. Die moet gek zijn, zei ik. Die zou er beter aan doen naar een psychiater te gaan.”

Sinds vier jaar is de min of meer beste rechtsbuiten die de voetbalsport kende, terug in Engeland. Terug in Stoke-on-Trent na bijna vijfentwintig jaar als voetbalambassadeur en als voetballeraar rondgezworven te hebben in Malta, Ghana, Zambia, Nigeria, Rhodesië, Zuid-Afrika, de Verenigde Staten en Canada. Terug in Stoke waar hij zijn lange carrière als voetballer begon. Van een kennis vernam hij dat er een fraai landhuis te koop stond, waar je vanuit de tuin over de stad uitkijkt, met precies eronder Victoria Ground, het stadion van Stoke City FC. Zijn stadion.

Mocht hij zelfs nog twijfels hebben gehad over een aankoop, dan hielp zijn vrouw er hem overheen. ,,Ze is spiritiste. De vorige bewoner was Sir Oliver Lodge, een wetenschapper, die net als ik ridder is van het Britse imperium en spiritist. Dat kan geen toeval zijn, zei Mila. Toen ze hier voor het eerst binnenging, zei ze dat ze zich goed voelde. Als een plek een slechte aura heeft, zou ze het meteen voelen. Toen ze hier binnenging voelde ze meteen goede vibraties voor ons.”

In de tuinen, rondom het schilderachtige landhuis, brengen Sir Stanley en zijn Tsjechische (tweede) vrouw Mila veel uren door. Tot gras voelt de voetballer zich het meest aangetrokken. In elk van de drie tuindelen bevindt zich een gazon. Het mooiste ligt pal voor de voordeur. ..Dat noem ik Wembley, omdat het perfect is en de onderlaag het best geturfd is. En dat daar noem ik Stoke City, het is duidelijk minder goed onderhouden. En het weitje daar noem ik Port Vale, naar het veld van de grootste rivaal van Stoke. Dat is geen voetbalveld.”

Voetbal is zijn leven. Nog altijd. Op de keukentafel liggen twee kaartjes voor Engeland-Nederland. Hij bezoekt elke thuiswedstrijd van derde divisieclub Stoke City. Hij is lid met onder anderen bondscoach Graham Taylor van de commissie die de fair play-cup van de eerste divisie toewijst. Dus over voetbal en vooral over de ontwikkeling daarvan valt er naast mystiek en psychologie wel te praten.

De voetballers van het type Matthews sterven uit. Dat blijkt wel uit zijn betoog. Op de vraag of hij mee zou kunnen komen in het hedendaagse voetbal heeft hij geen direct antwoord. Lichamelijk en wat betreft balbehandeling betreft zeker. Er was geen fittere speler dan hij. ,,Ik sta elke morgen om zes uur op en doe nog steeds dezelfde stretch-oefeningen die ik als veertienjarige deed. Als voetballer van Blackpool. waarvoor ik veertien jaar speelde, trainde ik elke dag alleen op het strand. Maar nooit te veel. Ik zou mijn krachten verspillen. Dan zou de glinstering en de snelheid uit mijn spel zijn verdwenen. Dat was mijn kracht. Dat moest zo blijven.”

Op de eerste tien meter was hij het snelst. Dan gebruikte hij als rechtsbuiten zowel de linker als de rechter voet om de back te passeren. Volgens ooggetuigen was hij beter dan de Braziliaan Garrincha en te snel voor diens landgenoot en illustere verdediger Nilton Santos. Maar hoe? Kapbewegingen, schaarbewegingen? We zijn gaan staan. Matthews kijkt naar zijn voeten maar ze komen niet aan bewegen toe. ,,Gewoon dribbelen, zo snel mogelijk de bal drijven.”

Dan de taktische uitleg over het spel van de rechtsbuiten. ,,Altijd proberen buitenom te gaan. Binnendoor creëer je geen gevaar. En dan aan je final pass denken. Dat was mijn kracht. Ik zie zoveel spelers drie, vier man passeren, maar hun final pass komt nooit aan. Buitenom is het zwaarst. Spelers die binnendoor gaan zijn zwakkelingen. Ik ben tot op hoge leeftijd buitenom gegaan. Ik was 54. Ik had tot mijn 56ste kunnen doorgaan. Maar ik wist dat ik dan mijn balans zou verliezen. Een schouderduwtje en ik lag.”

Matthews was een individualist. Maar hij voorzag zijn medespelers van zulke gave voorzetten dat ze niet konden missen. Hij was niettemin zo’n individualist dat hij in het hedendaagse voetbal niet geaccepteerd zou worden. In de Matthews’ biografie zegt ex-voetballer Jimmy McIlroy: ,,Hij zou geen toestemming krijgen alleen te trainen, op zijn eigen manier aan sprintoefeningen te doen. Hij zou zich nu moeten onderwerpen aan het beleid van de coach, met de groep mee moeten trainen, zich collectief moeten opstellen.”

,,Ach”, verzucht Matthews. ,,Je ziet tegenwoordig zo weinig spelers met acties. Het moeten nu atleten zijn, werkpaarden, ze moeten kunnen samenspelen. Voetballers zijn balartiesten. Het uitgangspunt van voetballen is de tegenstander te verslaan, hem door dribbelen te passeren. Ik was in Soweto, die zwarte jongens hoefde je niet te leren dribbelen. Alleen dat je moest verdedigen als je de bal kwijt was. Maar dat is wat anders dan de tactiek die de coaches nu willen doorvoeren. Het heeft weinig meer met virtuositeit te maken. Niets mag meer mislukken. Rondspelen op zeker, tactisch. Dat is toch niet opwindend.”

stanley-matthews-football-3819
Matthews, zoon van een kapper in Hanley, groeide bij Stoke City op als apprentice, een talentvolle 14-jarige voetballeerling die zich met het poetsen van de schoenen van de profs, het verzorgen van het materiaal en het veld diende in te werken in het grote voetbal. Hij was zeventien jaar toen hij een profcontract tekende. Een coach was er in die periode voor de Tweede Wereldoorlog niet. Hij ontkent niet dat coaches nodig zijn. ,,Om de spelers op hun taken te wijzen, ja. Maar coaches zijn te belangrijk geworden. Te machtig. Ze praten over taktieken en systemen. Zelfs de supporters en de pers gaan zo praten. Maar een supporter zal zich nooit vereenzelvigen met de coach. Die ziet zich zelf alleen terug in Stanley Matthews, in een voetballer.”

Hij vraagt zich zoveel af. Waarom zo veel spelers zo vaak geblesseerd zijn. Waarom spelers die in een clubwedstrijd uit het veld zijn gestuurd, nog gekozen worden voor de nationale selectie. Schorsing betekende vroeger: nooit meer international. Zelf is hij nooit geboekt. Hij was niet het type dat andere dingen deed dan de bal strelen, ondanks de wanhopige aanvallen op zijn benen. Agressie. Dat stopte je in je spel. Maar het zal wel de schuld zijn van het industrial football. ,,Ze zijn alleen nog te motiveren met een premie.”

Vijftig was hij toen hij zijn testimonial kreeg van Stoke City, dat destijds nog in de eerste divisie speelde. Zijn internationale afscheid vierde hij met het Engelse elftal tegen de Rest van de Wereld. Stom om toen al te stoppen, bedacht hij later. Hij voetbalde nog een paar jaar op Malta en had op 54-jarige leeftijd nog bijna om de Europa Cup tegen Real Madrid gespeeld. Hij liet de eer aan de jongeren. Zijn bescheidenheid won het eindelijk van zijn voetballust.

sir stanley

Drie jaar geleden schopte hij voor het laatst tegen een bal, zegt hij verontschuldigend. Hij zou op zijn respectabele leeftijd eens de neiging krijgen te gaan dribbelen. Als je achter hem loopt, achter dat grijze hoofd met die pet waarop England staat, achter de iets ingezakte schouders, achter zijn licht krommende benen. Dan verplaats je je even in de positie van al die backs. Soms moet je je als verdediger waardeloos voelen. Dan kun je beter meteen met voetballen stoppen. Zou Stanley Matthews dat weten? Waarschijnlijk niet. Zo briljant was hij immers niet.

%d bloggers liken dit: