Muhammad Ali en de kracht van de grote mond

10 jun

Met een stortvloed aan woorden is dezer dagen Muhammad Ali herdacht. Veel, heel veel woorden. De vraag is welke sportman na zijn overlijden op meer woorden kan rekenen. Mogelijk niemand. Ali blijft hoogst waarschijnlijk te boek staan als de sportman over wie het meeste na zijn dood is gezegd en geschreven. Omdat hij legendarisch was, een fenomeen, een bijzondere, stijlvolle atleet, een dansende vechtjas, een man met uitzonderlijke eigenschappen – fysiek en psychisch. Bijna was hij heilig verklaard, zoals dat doorgaans gaat met mensen die fascineren en een aanstekelijke boodschap uitdragen.

Ali dood
Ali (van huis uit Cassius Clay) was een bokser die alles en iedereen in zijn omgeving en ver daarbuiten heeft aangeraakt. Je kon nauwelijks om hem heen. Hij was er, onvermijdelijk. Zeker niet alleen als sportman. Ali zocht je op, als een stalker. Van jongs af heeft hij de wereld willen laten zien dat hij – en niemand anders – bestond. En ergens voor stond: voor hem zelf in het bijzonder. Wie hem niet zag staan, werd wakker geschud. Ergens dook zijn naam op, ergens hoorde je over ene Muhammad Ali. ’s Nachts in een nachtmerrie kwam hij dan tevoorschijn en brulde hij in je oor: ‘I am the Greatest.’ Overmand en angstig door onvermoed geweld werd je dan wakker.

In een van de vele pogingen om het fenomeen Muhammad Ali te duiden, schreef Norman Mailer in 1971 in het Amerikaanse blad Life, onder het kopje Ego: ‘He is fascinating – attraction and repulsion must be in the same package. So, he is obsessive. The more we don’t want to think about him, the more we are obliged to. There is a reason for it. He is America’s Greatest Ego.

Velen voelen zich geroepen Muhammad Ali tot de ‘grootste sportman aller tijden’ te benoemen. Ze moeten betoverd zijn door die man die zichzelf al als jongetje op de borst sloeg om dan hard te schreeuwen: ‘I am the greatest’. Dan doen wel meer jongens in de pubertijd die hun ego willen oppompen om indruk te maken op hun omgeving en potentiële vijanden in de grote, boze wereld.

Volgens kenners van de bokssport was Sugar Ray Robinson (1921-1989) een betere bokser. Zelfs Ali gaf toe dat Robinson de beste bokser is geweest, omdat hij in meerdere gewichtsklassen wereldkampioen werd. Hij was ‘niet meer dan’ de beste zwaargewicht. Maar als mens zeker The Greatest, vond hijzelf.

Zit het ‘m dan toch in de grote mond, waar vele bewonderaars voor zwichtten? De verbale overtuigingskracht, waarvan bijvoorbeeld ook Johan Cruijff zich bediende. Tegen Cruijffs visie viel weinig in te brengen. Mocht dat wel leek te gaan lukken dan had hij zijn mondje klaar, een mondje vol spiritueel aandoende woorden die in een kerk met gedweeë toehoorders niet zouden misstaan. Tegenover Cruijffs academische betogen stonden de epigrammen van Ali. Vaak poëtisch, als om aan te tonen dat hij meer was dan een bokser. Dat hij meer in zijn mars had voor een man zonder schoolopleiding.

Het moet gezegd: veel meer sporters die de kwalificatie ‘de grootste’ verdienen, zijn er niet. Maar wat en wie is de grootste? Sporters zijn niet met elkaar te vergelijken. De voetballers Pelé en Diego Maradona, de zwemmers Johnny Weissmüller, Ian Thorpe, Michael Phelps en Pieter van den Hoogenband, de judoka’s Anton Geesink, Wim Ruska en Yasuhiro Yamashita, de wielrenners Fausto Coppi en Eddy Merckx, de atleet Jesse Owens, de ijshockeyers Wayne Gretzky en Vjatsjeslav Fetisov, de tennissers Björn Borg, John McEnroe, Jimmi Connors en Roger Federer, de sumoworstelaar Akibono, de rugbyer Jonah Lomu, de golfers Arnold Palmer, Jack Nicklaus en Tiger Woods of de basketballer Michael Jordan?

De laatste had het niet nodig zijn mond open te trekken en zeker niet te roepen dat hij ‘de beste’ was. De zwarte Jordan oversteeg als all american hero in tegenstelling tot Ali de rassenkwestie en werd wel even zes keer wereldkampioen (kampioen van de NBA) en twee keer olympisch kampioen. Jordan had ook een groot ego (zoals veel kampioenen), maar hij kreeg een lesje in bescheidenheid van zijn coach Phil Jackson (inderdaad de ‘beste coach’ aller tijden). Dat had Ali zich niet laten voorschrijven – nog los van de vraag of hij anderen dan jaknikkers om zich heen duldde.

Ali, wiens IQ bij de eerste test voor militaire dienstplicht werd bepaald op 73 (te dom, dus niet goed genoeg) en twee jaar later nota bene vijf punten hoger scoorde, moet zijn verbale uitspattingen hebben gebruikt om zichzelf moed in te praten, sterker nog: om zichzelf ervan te overtuigen dat hij de tegenstander zou vermorzelen. Gewoon door zijn geest te trainen door voortdurende herhalingen van strijdkreten.

Foto: Bigthink.com Foto: Bigthink.com

Volgens de Britse wetenschapsjournaliste Lynne McTaggart was er sprake van de ‘kracht van intentie’. Muhammad Ali was van alle topsporters de ‘intentiemeester’. Hij ontwikkelde bewust mentale vaardigheden die zijn prestaties in de ring zouden verbeteren. Vóór een wedstrijd paste Ali diverse zelfmotivatiemethoden toe: visualisatie, imaginair trainen, zelfbevestiging, waarbij hij zich liet leiden door misschien wel het krachtigste epigram van zelfwaarde dat iemand ooit had geuit: de legendarisch geworden woorden ‘I am the greatest!’ Bovendien zei Ali in het openbaar herhaaldelijk wat zijn intenties waren.

Zijn aanhoudende spervuren van rijmpjes leken heel kinderachtig of onschuldig, maar het waren uiterst specifieke intenties in vermomming. Voor een wedstrijd herhaalde Ali deze rijmpjes als een soort mantra: tegenover de pers, tegenover zijn tegenstander en zelfs nog in de ring – net zolang tot hij de inhoud als een feit had geaccepteerd.

Een jaar na de wonderlijke zege op George Foreman in Kinshasa (The rumble in the jungle) maakte Muhammad Ali opnieuw meesterlijk gebruik van intentie om Joe Frazier op de Filipijnen te verslaan, tijdens misschien wel de meest dramatische en meest indrukwekkende bokswedstrijd aller tijden. Deze keer maakte Ali een voodoo-pop. Ali gaf zijn opponent het uiterlijk van een miniatuurgorilla van rubber die hij in zijn binnenzak meedroeg en waarnaar hij van tijd tot tijd voor de televisiecamera’s uithaalde met zijn rechter vuist, met de woorden ‘It’s gonna be a thrilla and a chilla and a killa when I get the gorilla in Manila’. Tegen de tijd dat Frazier de ring in stapte, was hij in zijn geest gereduceerd tot een nauwelijks mensachtig wezen.

Naast deze verbale intenties zond Ali mentale intenties uit door in zijn hoofd elk ogenblik van het gevecht te repeteren: de vermoeidheid in zijn benen, het tappelings van zijn lichaam stromende zweet, de pijn in zijn nieren en blauwe plekken op zijn gezicht, de flitsende fototoestellen van de pers, het gejoel en gebrul van de toeschouwers en uiteraard het ogenblik waarop de arbiter zijn arm optilde om Ali’s overwinning op Frazier aan te geven. Na veertien uitputtende rondes was Frazier zo vermoeid geraakt, dat zijn coach besloot hem niet meer terug in de ring te sturen, uit angst voor zwaar, mogelijk ongeneeslijk letsel. Muhammad Ali had zijn lichaam de intentie tot winnen toegezonden – en zijn lichaam had aan zijn wil gehoorzaamd. Aldus McTaggart, die zich beroept op Amerikaanse en Canadese sport- en trainingspsychologische testen en hersenonderzoeken door middel van elektromyografie (EMG).

De verbazingwekkende woordenstroom zou volgens McTaggart (auteur van ‘Het intentie experiment. Kunnen je gedachten de wereld veranderen?’) minder spontaan zijn geweest dan is aangenomen. Ali probeerde controle te krijgen over zijn geest. Het zijn van die aandoenlijke pogingen van sporters zichzelf onoverwinnelijk te maken. Ali maakte er een kunst van. Totdat zijn hersens het niet meer aankonden, punch drunk geslagen als gevolg van te grote, onmenselijke uitdagingen. In 1984, 32 jaar voor zijn dood, maakte hij bekend dat hij aan Parkinson leed. Eigenlijk ging het om boksersdementie (dementia pugilistica), een chronische traumatische encefalopathie (CTE), een degeneratie van de hersenen.

muhammad-ali-quotes-islamic-blog-articles-on-islam-quran-ramadan-mDTZkv-quote
Velen hebben genoten van zijn gevechten, zijn voorstellingen, zijn uitspraken en zijn daden, die vooral gericht waren tegen het onrecht in de wereld. In de Verenigde Staten werd van hem een rolmodel gemaakt, zoals dat daar snel gaat. Een held. Hij was zeker een man die de wereld (onbewust) een spiegel voorhield. De vraag is of hij diep van binnen (in zijn hoofd) wel wist waar hij mee bezig was geweest. Had hij daar de laatste dertig jaar nog wel de verstandelijke vermogens voor? Was het wraak? Of totale zelfvernietiging ter meerdere eer en glorie van zijn ego?

Inderdaad, zoals Norman Mailer schreef: America’s Greatest Ego.

Dit artikel is gepubliceerd op de website http://www.sportenstrategie.nl

Eén reactie to “Muhammad Ali en de kracht van de grote mond”

Trackbacks/Pingbacks

  1. Het laboratorium van de Tour | guusvanholland - juli 20, 2017

    […] eerdere bijdrage van op mijn weblog:  ‘Muhammad Ali en de kracht van de grote mond’ https://guusvanholland.com/2016/06/10/muhammad-ali-en-de-kracht-van-de-grote-mond/ (de kracht van intentie, noemt wetenschapsjournaliste Lynn McTaggart de in Canada en de Verenigde […]

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.