Tag Archives: Down by the River

Zuchten van de ziel: Neil Young, Running Dry

25 nov

Dezer dagen vertoef ik in een min of meer grote stilte, midden in het Veluwse bos. Dichtbij waar ik geboren ben. Geen lawaaiig verkeer, geen drukke buren, geen zoemende snelwegen – alleen zoemende bijen en hommels, én tjilpende vogels. Om aan deze betrekkelijke stilte te wennen en mezelf nog meer tot rust en inzichten te brengen, ga ik halverwege de ochtend op een stoel zitten met mijn gezicht naar de zon en mediteer ik ongeveer twintig minuten.

Tussen de geluiden van de natuur hoor ik mijn ademhaling in mijn neusgaten op en neer gaan en voel ik als het ware de stilte door mijn lichaam stromen. Totdat een gong op mijn iPhone aankondigt dat ik mag stoppen. Zo mediteer je, heb ik in de loop der jaren begrepen.

Toen mij het verzoek van oud-collega wielerverslaggever Guido Bindels bereikte om mijn favoriete muziek door de jaren heen te onthullen, wist ik spontaan waaraan ik aandacht kon besteden. Ik herinnerde mij meteen een van de eerste elpees die ik kocht. Ik wist nog exact de platenwinkel, zo’n winkel met nog luistercabines, aan de Stadsbrink in Wageningen. De plaat werd op mijn verzoek achter de toonbank op een draaitafel gelegd waarna mij de juiste luistercabine werd gewezen. Daar zette ik dan de koptelefoon op en hoorde ik onverwachte geluiden: snerpende, vaak plukkende gitaren, een hoge stem, zelfs een viool – dat alles begeleid door uiterst trage rock, zeg maar een slome ritmesectie.

Ik had de plaat niet gekozen omdat hij mij was aanbevolen door een vriend of door een recensent in Oor, Muziek Express, Muziek Parade, Tuney Tunes of een of ander popmuziekblad. Het was de hoes die mij aansprak en ook wel een beetje de titel van de plaat, én de naam van de begeleidingsgroep. Een jonge man met lang sluik haar en een open hangende geruite houthakkersbloes stond met zijn linker hand tegen een boom geleund, aan zijn voeten zat een klein hondje met gespitste oren.

Ik wist bij God niet wat voor een muziek er op de plaat stond. Maar al vanaf het eerste nummer, Cinnamon Girl, was ik verkocht en wist ik dat ik ongeveer 20 gulden zou moeten neertellen aan meneer Pols van de platenwinkel. Ik beluisterde nog een paar nummers en werd steeds gekker op de muziek, de stem en de teksten, laat staan de gitaar en het trage gebonk van de ritmesectie.

Thuis draaide ik de plaat weer, en nog een keer. Weer, weer, steeds maar weer. Uiteindelijk kende ik alle teksten uit mijn hoofd en wist ik welke tonen en noten elkaar zouden opvolgen. Niemand kende die plaat, dit was mijn gouden plaat en zou het jarenlang blijven.

Maar nee hoor, er was nog een bekende die de plaat kende. In de kleedkamer van de voetbalclub hoorde ik Peter de Weijer, een voetbalmaatje wiens muzieksmaak ik wel een beetje kende, een nummer van dezelfde elpee onder de douche neuriën. Ik vroeg hem ernaar en hij antwoordde dat hij die plaat had geruild met zijn zwager die op zijn beurt wel eens de door Peter inmiddels grijs gedraaide Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band wilde horen. Was dit toeval? Allemaal in de ban van Neil Young?

Neil Young, ik had nog nooit van de man gehoord. Ik wist ook niet dat dit al zijn tweede elpee was en dat hij eerder in onder andere Buffalo Springfield had gespeeld en dat hij uit Canada kwam.

Van de ene plaat van Neil Percival Young kwam de andere. De teksten spraken mij aan, in welke stijl de nummers ook werden gezongen, welk gitaarspel hij ook liet horen. Zijn stem werd steeds hoger en nasaler – voor mijn vrouw was hij een janker.

Het was alsof Young mijn leven aanvoelde. Drugsgebruik, eenzaamheid, hoop, wanhoop, verlossing, meisjes. In tijden van liefdesverdriet kwam hij met teksten aan die op mijn emoties sloegen. Zo kon ik dankzij hem liefdesverdriet verwerken. Hij deed en voelde wat ik deed en voelde. Elke plaat en elke song weer.

Tot op de dag van vandaag draai ik (nu op CD of Spotify) al zijn platen. Laatst was ik weer (met mijn zoon Robin) op een concert van hem en speelde hij met een groepje jonge muzikanten in een andere, min of meer nieuwe stijl de oude nummers.

Ik wilde altijd alles van hem weten, zijn biografieën vrat ik, over zijn vrouwen, kinderen, scheidingen, afkomst, stichtingen en oproepen om staatslieden (met name Donald Trump) te boycotten wilde ik alles weten. Neil (hij had als kind diabetes en polio, en is sinds zijn twaalfde zoon van gescheiden ouders) is een paar jaar ouder dan ik en leeft en denkt tussen alle optredens en concerten door nog als een oude hippie – over vereenzelviging gesproken.

Laatst zag ik weer een aangrijpende documentaire over het leven van Crosby, Stills, Nash & Young, de legendarische groep waarin hij speelde, dan weer meedeed en dan er weer uitstapte – zo eigenzinnig is Neil altijd gebleven.

Op mijn meditatiestoel op het grasveldje in de zon herinnerde ik mij die aankoop van ruim 50 jaar geleden in Wageningen. Het was nu stil, op wat tjilpende vogels en ritselende bladeren na. Tegen een boom aan de rand van mijn tuintje zag in gedachten een man staan, aan zijn voeten een hondje met gespitste oortjes. Ik sprak tegen hem, de man die ik meende te zien vanuit mijn meditatieblik en zei tegen hem: ‘Everybody knows this in nowhere! Isn’t it?

De denkbeeldige man zei iets terug en ik meende hem te horen zeggen: Yeah, The losing end, Running Dry, Cinnamon Girl, Round & Round, Cowgirl in the Sand, Down by the River en vanzelfsprekend Everybody knows this is nowhere. Ik miste alleen het bonkende geluid van de mannen van zijn begeleidingsband Crazy Horse, van wie ik eens achterop mijn blauwe Volkswagen Kever (mijn eerste auto) een sticker van Ferrari (wist ik veel) had geplakt: crazy horse. Een steigerend paard, genoemd naar de Indiaanse krijgsleider van de Lakota, Tashunka Witko.

Crazy Horse, 1972

Dat de Crazy Horse zich in mijn verbeelding deze ochtend niet liet horen, was niet erg. Maar ik had toch wel hier in deze stilte van mijn bos graag en vooral de viool gehoord van Bobby Notkoff. Die kon ik er helaas niet bij bedenken. Running dry, zo mooi, zo gevoelig, zo ontroerend. Nooit heeft mij een nummer zo geraakt, alleen al door Bobby Notkoff. Met zang van Neil Young. Man, wat een weelde in het bos van Nowhere.

Dit verhaal is verschenen in de bundel Zuchten van de Ziel. Toen het coronavirus uitbrak ging oud-collega Guido Bindels met zijn meervoudig beperkte dochter Brigitte in quarantaine en begon hij Zuchten van de Ziel. Elke avond een muziekclip en een verhaal. Omdat de thuisisolatie maar voort bleef duren vroeg Bindels gastschrijvers. Meer dan 100 afleveringen maakten ze samen. Het leverde een bijzonder tijdsbeeld op, met zeer persoonlijke verhalen van bekende en onbekendere Nederlanders. In deze bundeling staan de beste, ontroerendste en herkenbaarste verhalen van bekende en onbekendere Nederlanders, die daarmee een inkijkje geven in hun gevoelslevens.

Op de bijbehorende website is de muziek zelf te horen en zijn de clips te zien: zuchtenvandeziel.nl

%d bloggers liken dit: