Twintig jaar geleden heeft hij zijn zwembroek verbrand. Het water krijg je de meervoudige waterpolo-international écht nooit meer in. ‘Als ik een zwembad binnenkom word ik al misselijk van de chloorlucht.’
Marc van Belkum trekt er in de bestuurskamer van de knusse Oegstgeester Golfclub een vies gezicht bij. Wat wil je ook als je tussen je tiende en 28ste tien tot elf keer in de week trainde, hier in het zwembad of ervoor naar Papendal heen en terug naar Oegstgeest moest? Hij is er helemaal klaar mee.
Maar hij is en blijft een fanatieke sporter. Met dezelfde overgave golft Van Belkum sinds een jaar of vijftien. Alles wat er in zit, eruit halen. Dat heeft hij met zwemmen en waterpolo gedaan, dat doet hij nu met golf. Op z’n minst twee keer in de week een rondje op zijn thuisbaan in Oegstgeest, competitie met het ANWB-team en zeker op 35 grote banen per jaar. ‘Golf is, hoe zeg je dat? Een virus, ja.’
Hij vertelt over zijn kennismaking met golf, 15 jaar geleden. Tijdens een weekje in Vaals wilde hij weleens naar een golfclinic in de buurt. ‘Ik vond het maar niks, dat golf, met die kakkers in hun ruitbroek. Maar nadat ik twee à drie ballen geslagen had, was ik verkocht. Echt hélemaal verkocht. Ik heb de clinic ook afgemaakt. Ik vond het zo lekker om iets nieuws te leren. Toen ik thuis kwam heb ik meteen een golf-setje geleend en ben ik naar een driving range gegaan. En daar ben ik eigenlijk nooit meer weggeweest. Alles wat erin zit, eruit halen. Alweer, ja. Zo ben ik.’
Na een paar maanden zelf ‘klootviolen’, besloot hij les te nemen. Binnen drie maanden had hij zijn GVB gehaald. ‘Ik merkte dat ik balgevoel had, aanleg voor golf zeker. Ik weet wat een bal doet of het nu grote waterpolobal is of een golfbal is. Maar ik sloeg veel te hard, mijn swingsnelheid was veel te hoog. Het heeft wel een paar jaar geduurd voordat ik de kracht uit mijn slagen kreeg. In het begin deed ik nog geen 2 à 3 maanden met mijn handschoen, dan was hij al versleten. Nu kan ik er twee jaar mee doen. Ik knijp steeds minder hard. En je wordt ouder, misschien ga je daarom rustiger slaan.’
Marc van Belkum geeft toe dat hij het in waterpolo van zijn inzet moest hebben. ‘Ik moest hard trainen, en blijven trainen. Dat wilde ik ook, ik wilde de top halen. En die heb ik gehaald, tot aan de Olympische Spelen in 1992 in Barcelona. Datzelfde heb ik nu met golf. Ik zit nu op handicap 7, maar dat moet wel 4 of 5 worden. Dus veel tijd en energie erin steken. Als ik niet regelmatig oefen, gaat mijn handicap omhoog. Ik merk het meteen als ik een tijdje minder speel en oefen. Ik woon hier vlak bij de baan. Dus als ik even tijd heb, ga ik wat chippen en putten. Je vergeet ook meteen alle sores, je bent alleen met jezelf en dat spel bezig.’
Zoveel lange jaren speelde hij waterpolo in Leiden, Italië en Oegstgeest. Zoveel jaren maakte hij deel uit van een team, was hij afhankelijk van anderen. Uiteindelijk was hij er klaar mee, met het afhankelijk zijn van je medespelers – en andersom. ‘Je geeft elkaar de schuld, scheldt elkaar uit als het niet loopt. Dat hoort er ook bij, weet ik. Niks mis mee, maar dit is anders. Je kijkt bij elke slag in de spiegel.’
Maar hij golft toch wel in competitieverband. Dat is toch heel anders. ‘Toen ik in een lager team waterpolo speelde, kwamen er bij een uitwedstrijd zes of zeven spelers opdagen, had je soms te weinig mensen. En bij een thuiswedsrijd zestien. En dan kon niet iedereen spelen. Daar werd ik gek van. Nu heb ik eigenlijk alleen met mezelf te maken. En je speelt toch altijd tegen je zelf. De baan is je grootste tegenstander. En die zegt niks terug, dat is ook zo erg. Een tegenstander die zwijgt en je als het ware uitlacht als je een slechte bal hebt gespeeld.’
Leuk vindt Marc het als hij met vreemden (via internet) heeft afgesproken. ‘Je geeft die mensen een hand, kijkt elkaar aan, je slaat, je kijkt in het begin even wat ze kunnen en daarna ben je alles vergeten. Na een paar holes loop je zomaar met een paar vreemden te ouwehoeren. Ik heb zolang ik golf nog niet met een flight gespeeld die niet leuk was.’
Er zijn veel golfers die nerveus zijn als ze een bal moeten slaan. Is mijn grip goed, mijn stand, mijn hoofd? Heb ik de goede stok? Marc van Belkum kan zich dat heus wel voorstellen. ‘Ik ben niet nerveus. Ik weet wat ik moet doen, hoe ik het moet doen. Ik heb alleen wedstrijdspanning. Daar heb ik jaren ervaring mee. Dat vind ik juist lekker. Doen wat je moet doen en dan zien wat er gebeurt. Vertrouwen hebben in wat je doet en waar je mee bezig bent. Soms gaat het goed, soms niet. Lekkere spanning dus.’
—————————————————————————————————-
MARC VAN BELKUM (Leiden, 27 januari 1965) is een voormalige waterpolospeler. Hij komt uit een waterpolo-familie. Zijn broer Stan en zijn nichtje Iefke speelden ook met veel succes en triomfen waterpolo. Alle drie namen deel aan de Olympische Spelen. Marc in 1992 in Barcelona. Hij begon zijn carrière bij De Zijl-LGB uit Leiden. Daarnaast kwam hij uit voor Nereus Zaandam en Vivax Oegstgeest. Hij speelde ook één jaar in Italië, bij Camogli uit Genua. Marc van Belkum speelde 254 interlands.
Dit interview is gepubliceerd in GolfersMagazine 8 in de serie ‘Mijn nieuwe sport’. Eerder verschenen in deze serie Femke Dekker (ex-roeister), Robert Eenhoorn (ex-honkballer), Kristie Boogert (ex-tennisster), Kenneth Perez (ex-voetballer), Gijs van Lennep (ex-autocoureur), Barry Hughes (ex-voetbalcoach) en Erik Breukink (ex-wielrenner)