Noem het een meditatief moment. Een moment dat ruim een halfuur duurde. En aangenaam was. Bij een kapper in Molyvos, op Lesbos, midden in de smalle, drukke winkelstraatjes, vol met slenterende toeristen. Het was stil in het winkeltje. Geen klandizie.
De eigenaar kwam me bij de deur tegemoet. Hoopvol stemde me zijn gedrag niet. Zijn gezichtsuitdrukking verraadde niets. Ik maakte met wat handgebaren duidelijk dat ik mijn haar geknipt wilde hebben. Nee, scheren hoefde niet. Ook goed, geen probleem.
Zwijgend leidde de man, die rond de zestig leek, me naar de kappersstoel. Zwijgend ging ik zitten. Vol verwachting. Zwijgend onderging ik hoe hij een wit laken over mijn schouders en lichaam drapeerde. Hij mompelde iets wat leek op de vraag: kort? En maakte een gebaar met zijn vingers. Ik knikte en lachte flauw.
Hij pakte een van de zes scharen die voor me op het kastje voor de grote spiegel lagen, en een van drie kammen. En hij begon te knippen. Onophoudelijk. Hij knipte, knipte, knipte en knipte. Knipperdeknipknip, zo ging het geluid maar door. Minutenlang. Hij pakte een andere schaar en een andere kam. Knip, knip, knip, knip. Tik, tik, tik. Geen ander geluid in het stille winkeltje. Alleen buiten was er geroezemoes van passerende mensen.
In de spiegel zag ik dat op de muur achter mij een ingelijste foto hing van Johnny Weissmuller, in zwembroek. Herkende het meteen. Tweevoudig olympisch zwemkampioen en voormalig wereldrecordhouder op de 100 meter, wist ik nog. Hij speelde onder meer in een tiental films Tarzan, in de jaren dertig en veertig, en later Jungle Jim. Een paar meter verder hing een ingelijste foto van een bevallige vrouw in badpak op een canapé. Ze leek op een filmster. Waarschijnlijk Tarzans tegenspeelster Jane.
De kapper knipte zwijgend verder. Ik onderging het onophoudelijke geknip in trance. Soms wisselde hij van schaar en kam. En zo knipperdeknipte hij voort. De klok boven de spiegel stond stil, natuurljk. Of het geknip lang heeft geduurd weet ik daarom niet. Maar het moet zeker meer dan een halfuur zijn geweest.
Ik had geen andere keus dan te kijken en te voelen hoe de man mijn haar knipte. Er was niets dan een knippende man en een man die geknipt werd. Een kale muur met twee portretten van filmsterren uit een ver verleden. Geen lopende klok, geen diploma, geen prijslijst, geen commerciele affiches. Niets dan het geluid van een knippende schaar. Zelfs zonder haar knipte de schaar. Zoals hij dat waarschijnlijk al tientallen jaren heeft gedaan.
Mijn vrouw kwam binnen, mijn zoon keek door het raam naar binnen. Ze lieten zich vanuit hun afstandelijke positie kort maar positief uit over de vorderingen die de kapper maakte. De kapper kuchte slechts. Ik durfde niet te bewegen. Bang om uit mijn trance te raken. Ik ademde in en uit, en liet het allemaal gebeuren.
De kapper pakte een scheermes, deed iets met en in mijn oren en mijn bakkebaarden, druppelde iets over de behandelde plekjes en pakte weer een schaar. Hij strooide met wat poeder en richtte zich vervolgens op mijn zware wenkbrauwen. Ik knikte. Hij knipte.
Er kwam geen einde aan.
Geen klant meldde zich. Ik zag mensen via de spiegel naar binnen kijken, maar er was niemand die zin had in een knipsessie met deze zwijgende kapper. Of niemand wilde ons storen in ons meditatief samenzijn.
De kapper vertrok geen spier van zijn gezicht. Hij knipte en knipte. Ik liet me knippen, voelde weer wat verfrissende druppels op mijn hoofd vallen en zou in slaap gevallen zijn als hij niet plotseling zijn keel had geschraapt. Het bleek het teken dat hij het laken van mijn schouders zou halen. Finished, mompelde hij. Ik antwoordde: efcharisto. Dank u.
De kapper draaide zich om, liep naar de kassa en tikte op een paar toetsen. Zwijgend. Er kwam een bonnetje uit het oude machientje, waarop ik het getal 9 ontwaarde. Ik wees er naar en vroeg: nine euro? Hij knikte. Ik geloofde mijn ogen niet. 9 euro maar? Ik draaide me om naar mijn vrouw op het bankje voor wachtende klanten en liet blijken dat ik me verbaasde.
Ik keek in mijn portemonnee en zag dat ik geen klein geld had, slechts een briefje van 20 euro. Can you change? Hij zei niets terug, pakte mijn briefje van 20 aan en liep de winkel uit.
De kassa stond nog open. Ik keek erin en zag dat hij leeg was. Geen briefjes, geen munten. Gewoon leeg. Niets.
De kapper keerde terug. Hij legde twee briefjes van vijf en een van tien neer. En zweeg. Het was doodstil in het winkeltje. Wat nu? Fooi? Hoeveel?
Ik pakte het briefje van tien en liet de twee briefjes van vijf euro liggen. Een euro fooi dus. En dat voor een heerlijke sessie van veel meer dan een halfuur, een meditatieve seance zonder woorden, alleen wat gekuch en het geluid van knippende en tikkende scharen.
Ik aaide over mijn geknipte, frisse hoofd, sprak in enkele Engelse woorden mijn waardering uit voor het werkstuk en dankte de kapper voor zijn diensten. Ik zei nog zoiets als have a good day en schuifelde met mijn vrouw naar buiten, waar mijn zoon zich afvroeg waarom het zo weinig had gekost. De kapper zei alleen jassas, goede dag. Hij vertrok geen spier op zijn gezicht.
Het was vroeg in de middag. Heet. Ik schaamde me een beetje: 1 euro fooi. Waar moest deze man van leven? Ik hoopte voor hem dat er die dag nog minimaal tien klanten zouden komen.
Kapper zijn in Griekenland, in een land in crisis. Ik had die man net zo veel moeten betalen als ik doorgaans aan kappers in Nederland kwijt ben: minimaal drie keer zoveel dus. Plus een dikke fooi.
Een goedkope, zwijgende kapper, waar vind je die nog? In Molyvos, Lesbos, Griekenland zeker.