Tag Archives: Eric Clapton

Statusverlies komt hard aan

4 mrt

Het boek ligt voor me: Statusangst van Alain de Botton, een Brits-Zwitserse filosoof. Vlak voor mijn pensioen werd het onder mijn neus gedrukt, om mij te waarschuwen tegen naderend onheil: denken dat je nog steeds kunt teren op de kwaliteiten in je werkzame leven. Dat overkomt velen, niet beseffend dat het leven een wending heeft genomen. Je bent anders, je wordt anders, er wordt anders naar je gekeken.

Laatst was het zover. Ik dacht dat ik wel even als vrijwilliger zou worden aangenomen wegens een eens verworven status als iets heel anders. Dat gebeurde niet. Daardoor stortte mijn huidige leven even voor een deel in. Wie durfde mij nota bene af te wijzen? De grootheid van weleer bestond niet meer, zo klein als ik ineens was geworden. Zo kunnen artsen, politici, ingenieurs, journalisten, artiesten, popidolen en filmsterren, die eens pretendeerden onschendbaar te zijn en populair te blijven op latere leeftijd in een afgrond vallen. Nee, de status van vroeger is min of meer voorbij. Het boek van De Botton biedt zowel historische als tegenwoordige voorbeelden en aanbevelingen. Maar dan nog. Hoe zien anderen ons, blijven ze ons zien. Want het gaat er toch om, hoe de ander jou ziet?

Bessie Smith

Mogelijk alleen je moeder (of je partner) blijft te allen tijde, onder alle omstandigheden, van je houden. Zo meent De Botton. Nobody knows you when your’re down and out. Once I lived the life of a millionaire. Spent all my money, I just did not care. Took all my friends out for a good time. Bought bootleg liquor, champagne and wine. Then I began to fall so low. Lost all my good friends, I did not have nowhere to go I get my hands on a dollar again. I’m gonna hang on to it till that eagle grins, et cetera, zong Bessie Smith, en populair geworden door Nina Simone en Steve Winwood, en vooral door Eric Clapton – waarschijnlijk uit eigen ervaring. Het is een liedje gecomponeerd in nota bene 1923, dat nog elke dag voor wie dan ook geldt.

Wie gelooft er nog, net als je moeder (of partner), dat je van vlees en bloed bent, kan veranderen maar nog steeds dezelfde bent? Dat niet de status van belang is, maar lichaam en geest. Helaas werkt het nog heel vaak zo in onze samenleving. Totdat je een van de aansporingen tegenkomt van de Boeddha en daar op je kussen over contempleert. Zeg het maar hardop of in gedachten: Het is fijn om een mens te zijn! Of: Het leven is kort en zeker vergankelijk. De dood komt zonder waarschuwing, dit lichaam zal een lijk zijn!

Het is alsof iemand je waarschuwt dat achter je een tijger klaar staat om je te bespringen, hoorde ik de Franse boeddhistische monnik Matthieu Ricard (onder meer tolk van de Dalai Lama) in een voordracht over klimaatverandering zeggen. Dan kom je snel in het geweer, ga je wat doen wat het ook voor status geeft. Wat je ook doet, alles is goed. Dan word je vrijwilliger, zonder dat het een gigantisch salaris oplevert. Geen studie is toereikend om te doen wat je vindt dat je moet doen. Je bent iemand! Maakt niet uit wat!

Weg is je status, van de man of diens vrouw. Weg is je trots. Weg is de kennis waar je al die jaren (op aandringen van je ouders of omgeving) voor gestudeerd en gewerkt hebt. Je gooit je met je eigen ziel en zaligheid op het vrijwillige werk. Niet geschikt, toch doen!

Je kunt erop mediteren of contempleren, zoals ik deed toen ik de afwijzing van mijn eens verworven status voelde. Dit ben ik, dit is mijn lichaam. Voel dat lichaam in je verworven vrijheid, voel de tintelingen in al je lichaamsdelen. Het zijn jouw tintelingen in jouw lichaam. Wat anderen menen te zien, de oude of de nieuwe mens, doet er niet meer toe.

Alain de Botton

Dat is wat ik jaren na het lezen van Statusangst van De Botton, van meditaties en contemplaties begrijp. Wanneer je oud en grijs bent, en niemand zich meer om jou bekommert, ben je wel jezelf. Daar gaat het echt om. Wat je bent en wat je voelt, dat ben jij en niemand anders.

Deze column is verschenen op de website Vrienden van het Boeddhisme (https://vriendenvanboeddhisme.nl)

Als een helikopter die mijn isoleercel binnendringt

18 aug

poor-man-1440145

Daar zit ik dan in de bus tegenover een man die me op het eerste gezicht niet aanstaat. Hij kijkt me niet aan. Sterker: hij kijkt chagrijnig én langs me heen. Hij wil me niet zien. Wanneer hij eruit moet, staat hij op mijn tenen, zegt niets en loopt onverschillig naar de uitgang. Ik vloek vanbinnen, vind zijn kale kop raar en minacht de tattoos op zijn armen en in zijn nek. ‘Asociale lul’, mompel ik stiekem terwijl hij de bus verlaat. Zo’n man haat ik dus. Zoals ik zoveel mensen die me niet vriendelijk bejegenen haat – of afwijs als medemens.

Zo heb ik dat veel gedaan. Mensen afwijzen die niet hetzelfde zijn als ik. Mensen die niet zo denken. Mensen die naar mijn smaak lelijk zijn of niet goed ruiken, niet in mijn straatje passen. Ze zijn anders, zoals iedereen anders is dan ik. Voordat ik het besefte had ik ze al aan de hoogste boom hangen, bespuwd of uit ‘mijn perfecte wereld’ geschopt.

Zoals ik nu een helikopter boven mijn Veluwse huisje hoor ‘klapwieken’ en mijn rust verstoren. Bijna iedereen is welkom en kan op mijn gastvrijheid rekenen, als hij of zij maar aan mijn wensen tegemoet komt en zeker niet met een helikopter ongewenst mijn isoleercel binnendringt.

Een ander zien en aanvaarden met al zijn gedragingen en eigenschappen. Dat zou ik willen. Omdat het me vrediger stemt. Als ze scheel kijken, tattoos hebben laten zetten, een slecht gebit hebben, een dikke kont, een dikke buik, stinken, kwaad worden, huilen of anderszins hun emoties uiten, zou ik dat moeten dulden. Leven en laten leven, zeiden mijn ouders. Dat heeft moeite gekost. Mijn idee was: laat mij leven, laat mij met rust, jij met je achterlijke gedrag. Jij bederft mijn stemming, jij maakt me bang omdat jij me herinnert aan trauma’s of mijn oude wonden openscheurt. Jij hindert me op mijn zoektocht naar mijn eigen vrede.

Zo worstel ik door en zoek ik naar een manier om anderen te accepteren zoals zij zijn. Al enige jaren reciteer ik bij meditatiesessies mee met de bodhicitta-beoefening. Daarin zeg ik met de anderen dat ik niet alleen mezelf geluk toewens én een leven zonder lijden – en zonder de bron van alle lijden – , maar ook degene van wie ik houd en ook degene die mij heeft gekwetst, zeg maar mijn ergste vijand. Bodhicitta is, zo wordt gezegd, het onzelfzuchtige streven om alle voelende wezens te bevrijden uit samsara (het lijden zoals we dat in het dagelijks leven ervaren), en niet alleen zelf een verlichte Boeddha te worden. Hierdoor wordt het streven naar verlichting boven het persoonlijk eigenbelang uitgetild.

Ik ga maar weer eens zitten en haal adem zoals dat in meditatie effectief is. Ik begreep uit een film over George Harrison (Living in the material world) dat de ex-Beatle elke ochtend bij het krieken van de dag naar het torentje op zijn kasteel klom om te mediteren en zo  een staat van altruïsme (vrijgevigheid) te bereiken. Zo kwam hij er toe zijn geliefde Pattie Boyd te ‘schenken’ aan zijn beste vriend Eric Clapton omdat hij haar niet langer als bezit mocht beschouwen.

Zoals George, of de Boeddha, wil ik zijn. Inspiratiebronnen. Ik zou willen veranderen. Dat is niet gemakkelijk. Wat ik zeker weet is dat niemand is zoals ik. En dat niemand zoals ik zal worden. Ik zou wel Sir George willen zijn of de Boeddha. Maar laat ik stoppen te streven naar het geluk dat anderen ogenschijnlijk hebben bereikt.

Ik ben niet zoals die man in de bus. Ik weet niet eens waarom hij deed zoals hij deed. Hij had zijn eigen problemen, net als ik de mijne. Laat ik hem de volgende keer met rust laten, of vriendelijk bejegenen. Misschien voelt hij zich daardoor beter. Zoals mijn schoonmoeder zei: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’

De auteur is vriend van Shambhala Leiden
Deze column is gepubliceerd in de zomereditie van de website Vrienden van het Boeddhisme: https://vriendenvanboeddhisme.nl/