Tag Archives: kwetsbaar

Waarom strijd om het gelijk?

30 okt

Waarom twijfel ik hardnekkig? Omdat dat aangeboren is? Omdat het ‘normaal’ is? Ik weet het niet. Op mijn boeddhistische cursus leerde ik dat het normaal is. Het klonk voor mij als een bevrijding. Maar waarom hoor ik daarbuiten toch nog zo veel mensen die het allemaal zeker weten? Stellig en zelfverzekerd, zo komen zij op mij over. Dat vind ik erg lastig, zeker met mijn eigen twijfels en ideeën.

Mogelijk zijn zij bang om te laten zien dat ze ergens toch een beetje twijfelen. Stel je voor dat ik laat zien dat ik twijfel, dat ik kwetsbaar ben. Laatst sprak ik een man van 91 jaar, die probeerde te analyseren dat iedereen heeft geleerd zijn gelijk te halen. Hij zei: ‘Je voert een discussie om je gelijk te halen, niet om een ervaring/inzicht uit te wisselen. Aandacht vragen en willen. Van oudsher, van jongs af aan, zou je juist moeten durven je kwetsbaar op te stellen, laten zien dat je twijfelt of domweg alleen maar luistert naar iemands idee. In de loop der jaren nemen we ‘het’ over en gaan we de strijd aan: ‘ik heb gelijk, zo is het en niet anders, wat jij of zij er ook over denken’.’ Zo zei hij.

Strijd lijkt in ons allemaal te zitten. We hebben geleerd, gesteund dan wel gemotiveerd door je ouders, leraren en anderen in je omgeving, zoals de media, om voor onszelf op te komen: ik deug, want ik weet het zeker, de anderen niet. Waarom kunnen we niet zeggen of denken dat we twijfelen, er gewoon anders over denken, een andere Ervaring hebben, dus onze ervaringen kunnen uitwisselen? Het is moeilijk om zo te zijn, om het af te leren. Dat merk ik nu ook. Gelukkig verkeerde ik op mijn cursus in een gezelschap met ongeveer tien andere mensen die allemaal hun eigen idee op hun manier over de wereld iets konden zeggen. We leerden te luisteren naar elkaar, Af en toe sijpelde er iets door wat we in der jaren hadden geleerd, al was het om duidelijk te maken hoe we vastgebakken zijn in het systeem van strijd en gelijk willen hebben.

De afgelopen weken konden we lezen en horen hoe de ‘wereld’ in elkaar zit. Politici, mensen op wie we konden stemmen, die anderen de maat namen om hun gelijk te halen. Analisten die wordt gevraagd hun mening te geven waaruit dan weer een discussie voortvloeit of ze worden aangevallen om wat zij vinden. Het is een sport geworden iemand aan te vallen die een eigen mening heeft. Media, vooral de sociale media, doen er aan mee. Omdat ‘we’ het als de meeste mensen spannend vinden.

Mensen als Trump die alles wat hij doet en zegt NIET of NOOIT openlijk in twijfel trekt. Niemand die hem lijkt te interviewen met vragen als: weet u dat zeker of twijfelt u weleens aan wat u beweert? Bent u kwetsbaar? Enzovoort. Althans, ik heb het nog niet gehoord of gelezen. Hetzelfde geldt voor de mensen op wie we konden stemmen: Niemand die twijfelt of zegt dat hij het niet zeker weet. Nee, het is allemaal je gelijk halen. Om meer kiezers te trekken. Zo vermoed ik.

Waarom durven zij of wij ons niet kwetsbaar op te stellen? Is het angst? Mogelijk wel. Bang om afgewezen te worden, bang om voor twijfelaar uitgemaakt te worden. Of gekwetst te worden. Je zult maar een twijfelaar zijn, durft te zeggen dat je het niet zeker weet, erover na wilt denken of gewoon erover nadenkt wat een ander zegt of beweert.

We zijn toch allemaal anders? Iedereen heeft een eigen smaak dan wel zijn eigen ervaring. Dat vergeten we vaak wanneer we met onze strijd bezig zijn, discussies voeren over wat we wel zouden moeten tolereren, over racisme en zo verder. Het gaat vooral om gelijk te hebben. Daaruit vloeit strijd voort. Het is maar een mening, het is gewoon mijn mening. En zeker niet van iemand anders, hoe fel hij of zij er ook gebrand zijn jouw mening af te wijzen.

De auteur is lid van Shambhala Amsterdam

Deze column wordt gepubliceerd op de website van Vrienden van Boeddhisme (https://VriendenvanBoeddhisme.nl)

Onbevreesd, moedig en kwetsbaar

9 jun

Ben ik bang voor morgen, voor straks, voor wat er gebeuren gaat? Vaak wel. Waarom toch? Omdat de toekomst onzeker is. Omdat ik graag weet wat komen gaat. Dan kan ik me er op voorbereiden, maatregelen treffen, me erop instellen. Toch?

Nu ik deze column voor de Vrienden van het Boeddhisme schrijf, begrijp ik dat het ondoenlijk is me voor te bereiden op (alle) dingen die staan te gebeuren. Wat kan ik in vredesnaam doen om mezelf zekerheid te verschaffen, behalve een schuilkelder bouwen ten einde mezelf tegen mogelijk naderend onheil te beschermen? Ik weet het toch niet. Dingen gebeuren nu eenmaal. Ik kan niet alles in de hand hebben.

Dus kan ik me beter op nu concentreren. Zoals nu op deze column. Stel dat ik voortdurend tijdens het schrijven bezig ben met wat me te wachten staat, dan kan ik beter meteen stoppen. Dan wordt het sowieso een stukje dat alle kanten opwaait en -draait.

De gedachten die nu al schrijvend opkomen, vinden hun oorsprong in de cursus ‘Onbevreesdheid in het dagelijks leven’ uit De weg van Shambhala. Ik denk terug aan een oefening tijdens een sessie. Ik moest een dialoog aangaan met een andere cursist, bijvoorbeeld de vrouw naast mij. Een uitwisseling over onbevreesdheid, angst en onzekerheid.

Zo kwam ik tegenover een vreemde vrouw te zitten, aan wie ik moest vertellen wat door me heenging terwijl ik haar aankeek. Wat ik op dat moment voelde, wat ik nu voelde. En dat was heel vreemd.

Niet zo vreemd als ik verwachtte. Ik vertelde wat ik dacht en voelde: onzekerheid dus. Maar zowaar ook onbevreesdheid. Ik voelde wat de leraar had uitgelegd, over onbevreesdheid, moed en kwetsbaarheid. De vrouw keek me aan, luisterde en gaf (volgens opdracht) geen reactie. Ze toonde afwijzing noch goedkeuring. Er waren slechts woorden die uit mijn mond kwamen – en naar mijn gevoel recht uit mijn hart. Ik liet mijn hart spreken, over mijn onzekerheden en kwetsbaarheden, zoals ik ze op dat moment ervoer. En het voelde goed.

De vrouw was nog steeds een vreemde. Maar ze zag er gaandeweg mijn woordenstroom niet meer uit als een vreemde die mij vast zou vertellen wat voor een angsthaas ik was. Zij was er, niet meer en niet minder. Haar houding en mimiek verrieden geen oordeel. En zeker geen veroordeling, zoals ik had gevreesd.

Het meest verheugende kwam nog. Toen de vrouw mij mocht vertellen wat zij dacht en voelde. Ze zei dat ze veel herkende in wat ik had verteld. Ook zij was onzeker geweest, bang voor mijn reactie. Toen ter afsluiting de gong ging, keken we elkaar vriendelijk aan. Opgelucht. Onze onzekerheid, vooral onze angst voor afwijzing, was misplaatst geweest. Er was niets nadeligs gebeurd. Goddank.

Zo wil ik me vaker voelen. Zonder angsten, niet bang om te falen. Voortdurend levend in nu. Soms in de toekomst, vanzelfsprekend, maar liever nooit in de onzekerheid dat wat mij te wachten staat nadelig uitvalt.

Ik oefen buiten de cursus. Ik probeer te zeggen (en te schrijven) wat ik heb te zeggen (en te schrijven). Gewoon dóen. Mezelf inprenten dat het goed is wat ik doe. En dat ik er wat van leren kan. Mocht het resultaat niet positief zijn, dan kan ik er over nadenken. Wat gebeurt er dan met mij? Voel ik me teleurgesteld, verdrietig of boos? Kruip ik in mijn schulp en neem ik mij voor nooit meer iets te ondernemen, bijvoorbeeld nooit meer openhartig zijn én kwetsbaar?

Door meditatie – een halfuurtje op mijn kussen zitten en het gevoel laten opkomen, overdenken en voorbij laten gaan – kan ik mezelf helpen. Ik kan dan een en ander onder ogen zien: dit is dus wat met mij gebeurt, dit gevoel is er. Ik ervaar deze stilte en afzondering als verhelderend én verruimend. Ik kom bij mezelf, sla niet op de vlucht voor wat zich mogelijk in mijn lijf gaat afspelen. Is het verdriet, dan is het verdriet? Is het verwarring of angst? Nou, vooruit dan. Dan is het angst. Dat mag toch?

Ik heb het gevoel dat ik ruimte maak voor wat zich voordoet en voor wat zich kan aandienen. Dit ben ik, dit zijn mijn gedachten, dit is mijn gevoel. Dit is niemand anders. Ik las in mijn cursusboek: ‘Als je begint met kijken naar je angst, gewoon in die angst springt, dan is het volgende dat je ervaart een gevoel van volledig in elkaar zakken. In de situatie van angst zit veel energie, maar als je begint er in te springen, dan voelt het alsof je net een ballon hebt doorgeprikt.’

Ssssss, als een ballon, die eens is opgeblazen en zich almaar heeft gevuld. Zo voelde het toen ik tegenover de vrouw zat en mij blootgaf. Ik liep langzaam leeg. Vriendelijkheid ontmoette vriendelijkheid. Ik hoor mijn moeder nog zeggen: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’ Dat blijkt dus een boeddhistische wijsheid. Ik besef dat het niet in elke situatie zo bevredigend afloopt. Maar mij doet het vrijwel altijd goed.

Ik ben vriendelijk geweest voor mezelf. Dat voelt beter dan afwijzing.

Guus van Holland is lid van de Shambhala-sangha Leiden

Deze column staat in de zomereditie van http://www.vriendenvanboeddhisme.nl