Wielrenners, de klimspecialisten met name, wielrenners die zo snel mogelijk een berg willen beklimmen verkeren in een permanente staat van opwinding en waakzaamheid. Ze kijken gealarmeerd om zich heen, bespieden hun concurrenten, hun versnelling en kijken schichtig, angstig bijna naar de idiote mensen aan de kant van de weg. Ze voelen nadrukkelijk wat zich in het hoofd afspeelt, in hun lijf, in hun benen, hun armen, hun rug. Eigenlijk zijn ze bang om te voelen. Ze schakelen liever hun gevoel uit op weg naar het Grote Doel. Ze willen zo snel mogelijk omhoog. Daarboven is het te doen. Daar ligt vast en zeker de glorie, de eeuwige roem. Daar moeten ze zijn. Als ze daar de ultieme bevrediging niet vinden, waar dan wel?
Zo kijk ik ook naar wielrenners in de Tour de France. Gefascineerd door hun zoektocht naar de pijngrens, hun gevecht met de pijn, de pijn van zichzelf en die van de rivalen. En hoe ze boven komen om in de armen van de verzorgers, de bewonderaars en de journalisten te vallen. Kijk eens wat ik kan, wat ik heb gedaan, waartoe ik in staat ben! Mag ik nu asjeblieft een beetje water en nog liever een bevrijdende omhelzing als beloning? Met de dagprijs, de bolletjestrui, liefst de gele trui als bonus. Zo is topsport bedoeld.
Er zijn verschillende manieren om het gevecht met de berg aan te gaan. De een doet dat op pure kracht, op een zwaar verzet, met lange stampende pedaalslagen. Zoals Cadel Evans, de Australiër die voortdurend lijkt te bezwijken, maar altijd nog ergens kracht vandaan weet te halen. De Rus Denis Mensjov stampt alleen maar, zwoegend en zwijgend. En ineens is hij moe en haakt hij zwijgend af. Anderen zoals de Britten Bradley Wiggins en Chris Froome of de afwezige Luxemburger Andy Schleck dansen met hun lange, slungellijven. Ze swingen. En dan is er nog de Spanjaard Alberto Contador, helaas ook afwezig, de koning van het ritme, de versnelling en het uptempo. Dan is er de slimme Italiaanse sluiper Vincenzo Nibali, nooit een (lichte of zware) trap te veel. Hij wil niet alleen naar de top, hij wil ook weer naar beneden. Voor hem is de afdaling te ultieme uitdaging. Of de Belg Jurgen van den Broeck. Die knalt door een muur als het moet. Kracht, wilskracht, geen uitzonderlijk talent, maar wel fascinerend.
Zo heeft iedereen zijn eigen perceptie van het klimmen. Zijn eigen fascinatie. Zijn eigen voorkeur. Wie er wint is niet belangrijk, als ik maar gefascineerd blijf.
Zo gefascineerd als ik was door een herhaalde documentaire op de Belgische televisie: Te Gek!? Van de Tour 2011XL. Een twintigtal mannen en vrouwen die ook op zoek zijn naar de ultieme bevrediging. Ook zij, mensen die allerminst over fietstalent beschikken, zag ik zwoegen, stampen en moeizaam dansen om de top van een Franse berg te bereiken. Of zij de top van de Galibier zouden halen wisten ze niet. Als ze maar bezig waren, met trappen en zuchten, met onophoudelijk zwaar en diep ademhalen, met overleven. Op een mistige bergweg waardoor ze niet zagen waar de top, het einde en de voltooiing lag. Overleven is hun beste vaardigheid geworden. Ze waren helemaal uit Brussel komen fietsen om in Frankrijk een onneembare berg te beklimmen. Gekkenwerk, zo beseften ze. Maar ze wisten dat als ze de top hadden gehaald, ze iets hadden bereikt wat ze niet voor mogelijk hadden gehouden. Het waren patiënten en ex-patiënten van een psychiatrisch ziekenhuis, geëscorteerd door hulpverleners en bekende Vlamingen zoals schrijfster Kristien Hemmerechts, muzikant Guy Swinnen, de zangers Helmut Lotti, Guido Belcanto en ex-profwielrenner Serge Baguet.
Het was een initiatief van Te Gek!?, een Vlaamse projectorganisatie (http://www.sad.be/tegek/) die zich inzet voor de bewustwording en acceptatie van geestelijke gezondheidsproblemen. Daaruit kwam al een televisiereeks en diverse goed in België verkopende verzamelde cd’s voort. Zanger Guido Belcanto (zie hem hier met de legendarische klimmer Marco Pantani zingen: http://www.youtube.com/watch?v=763Jey2xu3E&feature=related) vertelde in de documentaire dat hij drie jaar lang zwaar depressief was geweest en in die periode driemaal in een kliniek was opgenomen. En hoe zwaar het hem viel dat leed met anderen te delen. Sterker nog: hij kon het niet. Toen Guido Belcanto (https://www.facebook.com/GuidoBelcanto) daarentegen een keer van een knieoperatie moest herstellen, kwam hij in een warm bad van steunbetuigingen en begrip terecht. Iedereen vroeg hem naar zijn gezondheid. Maar met zijn depressie en zijn opname wist niemand raad. Ze wendden zich van af van wielerliefhebber Belcanto (http://www.youtube.com/watch?v=NZW5sT5Xh_A&feature=youtu.be). Niemand die er over durfde te spreken met hem. Om met Kristien Hemmerechts te spreken: ‘Over psychische problemen praat men niet, wie ziek is in zijn hoofd wordt aan zijn lot overgelaten.’ Daar is Te Gek al in 2004 voor opgericht, een initiatief van het psychiatrisch ziekenhuis Sint-Annendael in Diest. Om de negatieve beeldvorming te doorbreken. Zo worden er concerten, tentoonstelling, televisieprogramma’s en een Touretappe georganiseerd. Deze week gaat er weer een etappe van start in Tous fou pur le Tour. Doel: De beklimming van de Tourmalet.
Een documentaire ter relativering van alles wat ik eerder die dag had gezien tijdens de eerste bergetappe van deze Tour? Ik weet het niet. Maar wel rijst bij mij de vraag: Wie is er hier nu gek? Die zwaar getrainde mannen die als bezeten een berg op fietsen ter meerdere eer en glorie van zichzelf? Of die patiënten van het psychiatrisch ziekenhuis, met hun zware lijven en loodzware hoofden? Wat ik zeker weet: het zijn allemaal mensen, allemaal op zoek naar vrede met zichzelf. Allemaal willen ze overleven.